NL1027044C2 - Connector en connectorsamenstel omvattende leidingen met ten minste één opening. - Google Patents

Description

Connector en connectorsamenstel omvattende leidingen met ten minste één opening

De uitvinding heeft betrekking op een connector omvattende een aantal leidingen welke zich uitstrekken tussen een ontmoetingszijde en een contactzijde van de connector en een verder onderdeel dat contact maakt met ten minste één van 5 de leidingen door middel van ten minste één contactelement.

EP-A-1 107 387 openbaart een connector omvattende een isolerende behuizing, een aantal contactelementen gepositioneerd in rijen en kolommen in-de behuizing en ten minste één afschermingsplaat aangebracht tussen aangrenzende kolommen van 10 contactelementen. De afschermingsplaat is een van bevestigingsmiddelen voorzien structureel afzonderlijk onderdeel en is bevestigd aan slechts één van de contactelementen van een kolom van contacten door middel van de bevestigingsmiddelen.

Een nadeel van de stand van de techniek is dat de be-15 vestigingsmiddelen de differentiële impedantie van de connector beïnvloeden.

Het is een doelstelling van de uitvinding om een connector te verschaffen die contact kan maken met een verder onderdeel waarbij de differentiële impedantie van de connector 20 verminderd wordt beïnvloed.

Deze doelstelling wordt bewerkstelligd door het verschaffen van een connector met het kenmerk dat ten minste één van de leidingen deel uitmaakt van ten minste één opening die het contactelement van het verdere onderdeel vasthoudt. De 25 opening is bij voorkeur gevormd in de ten minste ene leiding.

De differentiële impedantie wordt bepaald door de grootte van de signaalleidingen en de afstand tot elkaar en tot de aarde-leiding. Deze hangt ook af van de diëlektrische constante van het medium. Aangezien het contactelement bij voorkeur niet 30 langer wordt verschaft tussen de leidingen van de connector maar in leiding, wordt de invloed op de differentiële impedantie van de connector gereduceerd.

1027044- 2

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het verdere onderdeel een afschermingsplaat met ten minste één contactelement voorzien van een distaai deel en een tussendeel dat zich uitstrekt tussen de afschermingsplaat en een distale 5 deel en waarbij het distale deel een vervormbare structuur heeft om te koppelen met een deel van een aardeleiding. De één of meerdere openingen in de aardeleiding van de connector vormen een eenvoudige en betrouwbare manier om de afschermingsplaat te bevestigen teneinde een connector te vor-10 men. Dé vervormbare structuur omvat bij voorkeur een eerste been en een tweede been welke zich uitstreken in een longitudinale richting van het contactelement en waarbij het eerste been en het tweede been naar buiten gebogen zijn en elkaar ontmoeten bij een einddeel zodat een opening is gevormd tussen 15 het eerste been en het tweede been. Dergelijke press-fit verbindingsmiddelen voorzien van een naaldoog vormen een betrouwbare en eenvoudige verbinding van de afschermingsplaat met de aardeleiding. Als alternatief kan de vervormbare structuur twee zich naar buiten uitstrekkende vleugels omvatten 20 welke zijn gevormd om te spreiden in de opening in de aardeleiding teneinde een betrouwbare connectie te verschaffen tussen de aardeleiding en de afschermingsplaat.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de opening verschaft aan de contactzijde van een aardeleiding. De 25 aardeleiding is bij voorkeur breder bij de contactzijde dan bij de ontmoetingszijde, aangezien een bredere aardeleiding een betere positie vormt voor de opening terwijl de afstand tussen de leidingen nabij de contactzijde typisch groter kan zijn dan bij de ontmoetingszijde voor een hogedichtheids con-30 nector.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de connector een isolerende behuizingsmodule en een afschermingsplaat met ten minste een vlak deel en één of meer afschermingsflenzen welke zich uitstrekken vanaf het vlakke 35 deel een aanliggen tegen één of meer wanden van de isolerende behuizingsmodule. Deze afschermingsflenzen omvatten de isolerende behuizingsmodule ten dele en verzekeren dientengevolge dat de differentiële impedantie van de connector slechts wordt 1027044- 3 bepaald door de signaalleidingen, de aardeleiding en de af-schermingsplaat van de connector.

De uitvinding heeft ook betrekking op een connector samenstel omvattende een aantal gestapelde connectoren, waar-5 bij ieder van de connectoren een in hoofdzaak uitgelijnde reeks leidingen omvat welke zich uitstrekken tussen een ont-moetingszijde en een contactzijde van de connector en waarbij voor iedere connector ten minste één leiding een opening omvat voor het ontvangen van ten minste één contactelement om con-10 tact te maken met ten minste één leiding van een aangrenzende connector. Het verschaffen van de opening in ten minste één leiding van ‘ieder van de reeks van gestapelde connectoren verschaft verscheidende aardings- en/of stapelvoordelen.

In een uitvoeringsvorm zijn de openingen uitgelijnd 15 en is het contactelement ingevoerd door een aantal van de uit-gelijnde openingen. Dientengevolge kan één contactelement in de vorm van bijvoorbeeld een staaf worden gebruikt om de aangrenzende leidingen van de reeks gestapelde connectoren onderling te verbinden. Teneinde een adequaat contact te ver-20 zekeren heeft het contactelement bij voorkeur een reeks vervormbare structuren in de longitudinale richting van het contactelement en hebben de openingen verschillende diameters om te koppelen met respectievelijke vervormbare structuren op het contactelement. In een perfect afgestemd samenstel hebben 25 de vervormbare structuren bij voorkeur verschillende dimensies welke in grootte afnemen langs de longitudinale richting zodanig dat de vervormbare structuur is afgestemd om te wisselwerken met een corresponderende opening in de richting van invoer. Teneinde het enkele staafvormige contactelement te 30 verschaffen in het geval van gestapelde connectoren met af-schermingsplaten hebben bij voorkeur één of meer van de afschermingsplaten één of meer openingen voor het invoeren van het contactelement.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de con-35 neetoren gestapeld en omvat ieder van de connectoren een afschermingsplaat met ten minste één contactelement met een distaai deel en een tussendeel dat zich uitstrekt tussen de afschermingsplaat en het distale deel, waarbij het distale 1027044-: 4 deel een vervormbare structuur heeft om te koppelen met een deel van een aardeleiding. De vervormbare structuur heeft bij voorkeur een eerste been en een tweede been welke zich uitstrekken in een longitudinale richting van het contactelement 5 waarbij het eerste been en het tweede been naar buiten zijn gebogen en elkaar ontmoeten bij een einddeel zodanig dat een opening wordt gevormd tussen het eerste been en het tweede been. Dientengevolge wordt een stapeling van connectoren met afschermingsplaten verschaft waarbij de afschermingsplaten 10 zijn bevestigd aan de aardeleidingen door middel press-fit verbindingen.

De contactelementen omvatten bij voorkeur een gebogen deel. Het gebogen deel van de contactelementen maakt het mogelijk dat de connectoren recht op elkaar kunnen worden 15 gestapeld.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het connectorsamenstel onderdeel van een kabelconnector voorzien van een behuizing en maakt het contactelement contact met de behuizing. Derhalve wordt een kabelconnector verkregen met 20 toegenomen afschermingsprestaties aangezien een braid van de kabel voor de kabelconnector kan worden verbonden met andere componenten van de kabelconnector, zoals een ferruledeel, naar de behuizing en dientengevolge de aardeleidingen van de gestapelde connectoren.

25 De uitvinding zal verder worden geïllustreerd aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, welke schematisch voor-keursuitvoeringsvormen volgens de uitvinding tonen. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding op geen enkele wijze wordt beperkt door deze specifieke en de voorkeur verdiende uitvoe-3 0 ringsvormen.

In de tekeningen tonen:

Fig. 1 een connectorsysteem volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 2 een connectorsamenstel volgens een uitvoe-35 ringsvorm van de uitvinding;

Fig. 3 het connectorsamenstel van Fig. 2, waarbij de houder en een aantal connectoren volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn gescheiden; 1027044- 5

Figs. 4A-4D diverse afbeeldingen van verscheidene componenten van een enkele connector van het aantal connecto-ren getoond in Fig. 3 zonder een afschermingsplaat;

Figs. 5A-5D diverse afbeeldingen van de afschermings-5 plaat voor de connector van Figs. 4A-4D;

Figs. 6A-6C diverse afbeeldingen van een geassembleerde connector volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figs. 7A-7E diverse afbeeldingen van verschillende 10 componenten van een enkele connector;

Figs. 8A-8D leidingschikkingen met verschillende types openingen volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding;

Fig. 9 een connectorsamenstel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 15 Fig. 10 een connector volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, en

Figs. 11A-11C een kabelconnector omvattende een kabel connectorsamenstel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding en detailafbeeldingen van delen van kabelconnector.

20 In Fig. 1 wordt een hogedichtheids connector systeem getoond, waarbij een kabelconnector 1 en een bordconnectorsamenstel 2 een elektrische verbinding voor draden (niet getoond) van een kabel 3 na componenten (niet getoond) op een circuitbord 4 verschaffen.

25 De kabelconnector 1 omvat een gegoten basisdeel, een gegoten behuizingsdeel en een plaatmetalen behuizingsdeel als beschreven in WO 2004/057707, welke in de onderhavige aanvrage door middel van deze referentie wordt geïncorporeerd, dat kan worden ingevoerd in het paneel 5. Het bordconnectorsamenstel 2 30 omvat een houder 6 en kan worden afgeschermd door een afscher-mingsbehuizing 7. De afschermingsbehuizing is beschreven in WO 2004/057709 en wordt in de onderhavige aanvrage door middel van referentie geïncorporeerd.

Figs. 2 en 3 tonen het connectorsamenstel 2 van Fig.

35 l volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het connectorsamenstel 2 omvat een aantal rechthoekige connectoren 10 eerder voorzien van signaalleidingen 11 en een aardeleiding 12 geschikt in een kolom welke en zich uitstrekkende tussen een 102/044- 6 ontmoetingszijde M en een contactzijde C. Aan de contactzijde zijn de leidingen gevormd als solder tails teneinde verbinding met het circuitbord 4 mogelijk te maken. De signaalleidingen 11 en aardeleiding 12 aan de ontmoetingszijde M zijn geschikt 5 om contact te maken met de kabelconnector 1. De houder 7 omvat sleuven 13 om de connectoren 10 vast te houden.

Figs. 4A-4D tonen diverse afbeeldingen van verschillende componenten van een connector 10 van het aantal connectoren getoond in Figs. 2 en 3.

10 Fig. 4A toont een aantal hogedichtsheids rechthoekige geleidende leidingen of terminals welke de signaalleidingen 11 en aardeleiding 12 vormen. De afstand di tussen de leidingen aan de ontmoetingszijde M is 1,5 mm tussen aangrenzende signaalleidingen 11 en de afstand d2 tussen de aardeleiding 12 en 15 de aangrenzende signaalleiding 11 is 1,1 mm. Bij de contactzijde C zijn de vereisten voor de afstand tussen de leidingen minder streng. Dientengevolge heeft de aardeleiding 12 een breder deel 14 nabij de contactzijde C waarin een opening 15 is verschaft.

20 Figs. 4B-4D tonen diverse afbeeldingen van het lei- dingensamenstel opgenomen in een isolerende behuizingsmodule 16, bijvoorbeeld een insert molded lead frame assembly (IMLA). In Fig. 4D zijn de koperlegering leidingen 11, 12 zichtbaar weergegeven om reden van duidelijkheid, hoewel in de praktijk 25 deze leidingen bijna altijd niet zichtbaar in de kunststof behuizingsmodule 16 zullen zijn opgenomen. De isolerende behuizingsmodule 16 houdt de leidingen 11, 12 in positie.

De isolerende behuizingsmodule 16 heeft een opening 17 die toegang biedt tot de ruimte tussen de aardeleiding 12 30 en een aangrenzende signaalleiding 11. De isolerende behuizingsmodule heeft verder een uitsparing 18 die volledige toegang biedt tot de opening 15 in de aardeleiding 12 nabij de contactzijde C. De opening 17 en de uitsparing 18 zijn bij voorkeur dusdanig gepositioneerd dat toegang tot de aardelei-35 ding 12 wordt verschaft nabij de ontmoetingszijde M

respectievelijk de contactzijde C. De isolerende behuizingsmodule 16 kan andere openingen of uitsparingen omvatten. Ten slotte omvat de isolerende behuizingsmodule 16 uitstekende de 1027044- 7 len 19 die zijn ingericht om samen te werken met de uitsparingen of sleuven 13 van de houder 7 als getoond in Fig. 3. Dientengevolge kunnen de connectoren 10 worden vastgehouden door de houder 7.

5 Figs 5A-5D tonen een af schermingsplaat in diverse posities. De afschermingsplaat 20 heeft als functie het reduceren van de invloed van externe ruisbronnen op de kwaliteit van het signaal. De afschermingsplaat 20 is van metaal en omvat een vlak deel 21 en afschermingsflenzen 22 die zich 10 uitstrekken vanaf de zijde van de afschermingsplaat 20 weg van het vlakke deel 21. De afschermingsflenzen 22 maken het mogelijk om de differentiële impedantie van de connector 10 te controleren.

De afschermingsplaat 20 heeft verder een eerste con-15 tactelement 23 en een tweede contactelement 24 die zich uitstrekken in dezelfde richting als de afschermingflenzen 22. Ieder van de contactelementen 23, 24 omvat een distaai deel 25 en een tussendeel 26 dat zich uitstrekt tussen het vlakke deel t 21 en het distale deel 25. De distale delen 25 omvatten een 20 vervormbare structuur 27. De vervormbare structuur 27 omvat vleugels 28 en een spleet 29 in de uitvoeringsvorm als getoond in Fig. 5D. De achterzijde van de hervormbare structuur 27 die aanligt tegen de isolerende behuizingsmodule 16 heeft een groter oppervlak om de krachten te verdelen over een groter 25 gebied, zodat de. behuizingsmodule 16 niet wordt beschadigd.

Anderzijds heeft de zijde van de vervormbaar structuur 27 die is gericht naar de aardeleiding 12 een kleine oppervlak om een groter contactdruk per oppervlakte eenheid te realiseren. Andere vervormbare structuren zijn mogelijk en vallen onder de 30 beschermingsomvang van de huidige uitvinding. Gevonden is dat de openingen in het vlakke deel 21 een verwaarloosbare invloed hebben op de elektromagnetische afschermingsprestaties van de connector 10.

Figs. 6A-6D tonen de connector 10 voorzien van een 35 afschermingsplaat 20 bevestigd volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De contactelementen 23, 24 zijn respectievelijk ingevoerd in de opening 17 van de isolerende behuizingsmodule 16 en de opening 15 in de aardeleiding 12 om te koppelen met 1027044- 8 een deel van de aardeleiding 12. Tijdens het invoeren van deze contactelementen spreiden de vleugels 28 van het contactele-ment 23 zich langs de bovenzijde van de aardeleiding 12 in de richting van de aardeleiding 12 ten gevolge van de interactie 5 met de isolerende behuizingsmodule 16 bij de opening 17 en vormt een press-fit verbinding. Tevens spreiden de vleugels 28 van het contactelement 24 zich geleidelijk in de opening 15 van de aardeleiding 12 om een press-fit verbinding te vormen. Dientengevolge is de afschermingsplaat 20 betrouwbaar en een-10 voudig bevestigd aan de isolerende behuizingsmodule 16 om een connector 10 te vormen, terwijl de afstand D2 tussen de draden, gedefinieerd in Fig. 4A, is gereduceerd. Omdat de aansluiting van de afschermingsplaat 20 op de aardeleiding 12 respectievelijk is verschaft bij' de ontmoetingszijde M en de 15 contactzijde C is de teruglopende stroom in de afschermingsplaat 22 in hoofdzaak parallel aan de stroom in de signaalleiding 11 hetgeen voordelig is voor de prestaties van de connector 10.

De afschermingsflenzen 22 liggen aan tegen de wanden 20 van de isolerende behuizingsmodule 16. Dientengevolge kan de differentiële impedantie van iedere connector 10 op adequate wijze worden gecontroleerd.

Voor het connectorsamenstel 2 als getoond in Figs. 2 en 3 wordt een aantal connectoren 10 als getoond in Figs. 6A-25 6C naast elkaar gepositioneerd teneinde een matrix van sig- naalleidingen 11 en aardeleidingen 12 te vormen waarbij iedere kolom van leidingen wordt gescheiden door een afschermingsplaat 20.

Figs. 7A-7E tonen verscheidene afbeeldingen van ver-30 schillende componenten van een enkele connector 10. Identieke verwijzingscijfers geven identieke of vergelijkbare delen van de connector 10 aan.

Opnieuw toont Fig. 7A een stel leidingen met signaal-leidingen 11 en een aardeleiding 12. In tegenstelling tot Fig. 35 4A omvat de aardeleiding 12 nu openingen 15 bij de ontmoetingszi jde M en de contactzij de C. De openingen of gaten 15 als hier getoond hebben een meer cirkelvormige vorm in de verbrede delen 14 van de aardeleiding 12. De isolerende 1027044- 9 behuizingsmodule 16 heeft een corresponderende opening 17 en een uitsparing 18 om toegang te verschaffen tot de opening 15 in de aardeleiding 12.

De verbindingsmiddelen 23, 24 in Figs. 7C en 7D om-5 vatten een tussendeel 26 en een vervormbare structuur 27. De vervormbare structuur 27 heeft een eerste been 30 en een tweede been 31 welke zich uitstrekken in een longitudinale richting van de contactelementen 23, 24. Het eerste been 30 en tweede been 31 zijn naar buiten gebogen en ontmoeten elkaar 10 bij een einddeel 32 zodanig dat een opening 33 is gevormd tussen het eerste been 30 en het tweede been 31. Dientengevolge kan de vervormbare structuur 27 worden beschreven als een naaldoog type structuur. Wanneer de. vervormbare structuren 27 worden ingevoerd in de openingen 15 van Fig. 7A en 7B worden 15 de benen 30, 31 naar binnen gedwongen en wordt een press-fit verbinding verschaft van de afschermingsplaat 20 met de aardeleiding 12, als getoond in Fig. 7E. De differentiële impedantie van de connector 10 wordt niet verstoord door de aangebrachte afschermingsplaat aangezien de verbindingsmidde-20 len 23, 24 niet tussen de aardeleiding 12 en aangrenzende signaalleiding 11 worden ingevoerd.

Figs. 8A-8D tonen configuraties van leidingen met verschillende typen openingen volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding. In Fig. 8A wordt een stel leidingen getoond, waar-25 bij de aardeleiding een uitgesneden deel heeft teneinde een deel van een opening voor het vasthouden van het distale deel 25 van het contactelement 23 te vormen. Het uitgesneden deel vormt een onregelmatigheid op de aardeleiding 12 en beïnvloedt daarmee de differentiële impedantie. De vleugels 28 van het 30 contactelement kunnen spreiden in het uitgesneden deel van de aardeleiding 12 door interactie met de isolerende behuizingsmodule 16 (niet getoond om redenen van duidelijkheid in Fig.

8A) teneinde een betrouwbare verbinding te verkrijgen.

In Fig. 8B heeft de aardeleiding 12 een cirkelvormige 35 opening 15 om het naaldoog type distale deel van het verbindingselement 24 vast te houden. De grenzen van de aardeleiding 12 blijven intact en beïnvloeden daarom niet de differentiële impedantie. · 1027044- 10

De aardeleiding 12 is enigszins verbreed om plaats te bieden aan de opening 15. Als voorbeeld kan het brede deel van de aardeleiding 12 in Fig. 8B bij voorbeeld 1,3 mm zijn, terwijl het brede deel van Fig. 8B bijvoorbeeld 0,7 mm is.

5 Dientengevolge is de leidingconfiguratie van Fig. 8B 0,6 mm breder dan de configuratie volgens Fig. 8A.

In Fig. 8C is de opening een rechthoekige sleuf met de lange zijde parallel aan de longitudinale as van de aardeleiding 12. Andere vormen voor de opening 15 zijn voorstelbaar 10 zoals een ovaal.

In een toepassing kunnen alle leidingen zijn voorzien van een opening of deel uitmaken van een opening 15, 17. Wanneer een isolerende behuizingsmodule 16 bijvoorbeeld vijf leidingen omvat kunnen alle vijf de leidingen worden voorzien 15 van een opening 15 als getoond in Fig. 8D. Wanneer geen af-schermingsplaat 20 wordt aangesloten kunnen alle vijf de leidingen worden gebruikt voor het dragen van laag frequente signalen, dwz. alle leidingen zijn signaalleidingen 11. Wanneer een afschermingsplaat 20 wordt aangesloten kan de 20 operator kiezen welke openingen 15 worden gebruikt voor het vasthouden van het contactelement of elementen 23, 24, 50. Dientengevolge kan bijvoorbeeld coaxiale structuur of een twi-naxiale structuur worden verkregen. Voor een coaxiale structuur worden de contactelementen vastgehouden door openin-25 gen om de leiding 12, terwijl voor een twinaxiale structuur de middelste leiding 12 wordt gecontacteerd. Opgemerkt wordt dat andere configuraties met meer of minder dan vijf leidingen ook mogelijk zijn.

Een andere toepassing wordt getoond in Fig. 9, waar-30 bij een vooraanzicht van een connectorsamenstel 2 met signaalleidingen 11 en een aardeleiding 12 schematisch is weergegeven. Ieder van de aardeleidingen omvat een opening 15 aangegeven door de gestreepte lijnen. De openingen 15 van de connectoren 10 van het samenstel 2 zijn uitgericht zodanig dat 35 een enkel contactelement 40 kan worden ingevoerd. Het contactelement 40 heeft een reeks vervormbare structuren 27 in een longitudinale richting van het contactelement en de openingen 15 hebben bij voorkeur verschillende diameters om te koppelen « A · 11 met respectievelijke vervormbare structuren 27 op het contact-element 40. De vervormbare structuren hebben bij voorkeur verschillende afmetingen welke in grootte afnemen in de longitudinale richting. Op deze wijze kunnen leidingen in de 5 connector, bijvoorbeeld aardeleidingen, elektrisch worden verbonden wanneer dit gewenst is.

Het samenstel 2 kan verder een aantal afschermings-platen 20 omvatten die zijn gepositioneerd tussen aangrenzende connectoren 10. De afschermingsplaten 20 kunnen ook gaten voor 10 het invoeren van het contactelement 40 omvatten.

Fig. 10 toont een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij een signaalleiding 11 een opening 15 omvat welke is aangegeven door de gestreepte lijnen teneinde contact te maken met een verdere elektrische geleider 50 door het invoeren van 15 een contactelement 51 in de opening 15. Dientengevolge kan een elektrische signaal worden bewaakt of afgetapt vanaf de signaalleiding 11.

Figs. 11A-11E tonen schematisch een kabelconnector 1 en componenten daarvan als weergegeven in Fig. 1. Terminal 20 blocks 61 zijn gestapeld en kunnen ieder een metalen plaat 62 omvatten die is gevormd als een draadmanagementkam als getoond in Fig. 11B. De vingers van de draadmanagementkam kunnen koppelen met de afschermingsbraid 63 van de twinax draden 64 voor aarding naar de aardeleidingen 12. De draadmanagementkam kan 25 een afzonderlijk element zijn of deel uitmaken van een af- schermingsplaat 20 en kan, bijvoorbeeld, worden gevormd langs de rand van een afscherming aangrenzend aan de achterzijde van het terminal block 61.

De platen 62 omvatten contactelementen 60 met een 30 vervormbare structuur om te koppelen met een aardeleiding 12 van een aangrenzende terminal block connector. Deze contactelementen kunnen opnieuw van het type naaldvorm zijn als getoond in Figs. 11B-11D.

Fig. 11C toont een deel van een draadkam in bevestig-35 de toestand. Dientengevolge zijn de draden 64 gepositioneerd en het folie 63 is gekoppeld door de press-fit verbinding verkregen door het houden van de contactelementen 60 in de openingen 15 van de aardeleiding 12.

1027044- 12

Aangezien verscheidende terminal blocks 61 zijn gestapeld omvat het contactelement 60 een gebogen deel 65 voorzien van een verdere opening 66 als getoond in Fig. 11D.

Het gebogen deel 65 van de contactelementen 60 maakt stapeling 5 van de connectoren 10 direct boven op elkaar mogelijk als getoond in Fig. 11E. De gestapelde terminal blocks 61 zijn onderdeel van de kabelconnector 1 die verder een behuizing 67 omvat en het contactelement 60 maakt contact met de behuizing. Dientengevolge verschaft het contactelement 60 een verbeterde 10 stapeling en elektromagnetische afschermingsprestatie.

Opgemerkt wordt dat de uitvoeringsvorm van de connec-tor als hierboven beschreven niet de beschermingsomvang van de uitvinding limiteert; verder modificaties zijn mogelijk zoals andere vervormbare structuren 27 bij het distale deel 25 van 15 de contactelementen 23, 24. De contactelementen 24 kunnen ook worden toegepast voor het elektrisch verbinden van verschillende leidingen 11, 12. Redenen om leidingen te verbinden kunnen gelegen zijn in vermogensdistributie, waarbij een leiding wordt opgeofferd om de vonk op te vangen wanneer de 20 connector in signaal voerende toestand wordt aangesloten of wanneer verschillende benen worden gebruikt om een gelijkwaardige spreiding van het vermogen te verkrijgen. Een andere toepassing voor het verbinden van leidingen kan zijn hogere frequenties en differentiële signaaldistributie waar leidingen 25 worden aangewezen voor de aarde terugvoerstroom. In het geval van hoogfrequente toepassingen zijn de openingen in de af-schermingsplaten voor het verschaffen van de contactelementen bij voorkeur gepositioneerd bij de aardeleidingen teneinde de openingen te minimaliseren in het gebied van de signaalleidin-30 gen en daarvoor overspraak te voorkomen.

1027044-

Claims (20)

1. §jen connector (10) omvattende een aantal leidingen (11, 12) welke zich uitstrekken tussen een ontmoetingszijde (M) en een contactzijde (C) van de connector (10) en een verder onderdeel (20; 50; 62) dat contact maakt met ten minste 5 één van de leidingen door ten minste één contactelement (23, 24; 40; 51; 60) met het kenmerk dat ten minste één van de leidingen (11, 12) deel uitmaakt van ten minste één opening (15, 17) die het contactelement (23, 24; 10 40; 51; 60) van het verdere onderdeel (20; 50; 62) vasthoudt.

2. De connector (10) volgens conclusie 1, waarbij de opening (15) wordt gevormd in de tenminste ene leiding (11, 12).

3. De connector (10) volgens conclusie 1 of 2, waar-15 bij het verdere onderdeel een afschermingsplaat (20) is met ten minste één contactelement (23, 24) voorzien van een distaai deel (25) en een tussendeel (26) dat zich uitstrekt tussen de afschermingsplaat (20) en het distale deel (25) en waarbij het distale deel een vervormbare structuur (27) heeft 20 om te koppelen met een deel van een aardeleiding (12).

4. De connector (10) volgens conclusie 3, waarbij de vervormbare structuur (27) een eerste been (30) en een tweede been (31) omvat welke zich uitstrekken in een longitudinale richting van het contactelement en waarbij het eerste been 25 (30) en het tweede been (31) naar buiten gebogen zijn en el kaar ontmoeten bij een einddeel (32) zodat een opening (33) is gevormd tussen het eerste been (30) en het tweede been (31).

5. De connector (10) volgens conclusie 3, waarbij de vervormbare structuur (27) twee zich naar buiten uitstrekkende 30 vleugels (28) omvat die zich spreiden in de opening (15).

6. De connector (10) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de opening (15) is verschaft bij de contactzijde (C) van de aardeleiding (12).

7. De connector (10) volgens conclusie 6, waarbij de 35 aardeleiding (12) een verbreed deel (14) bij de contactzijde (C) heeft. 1027044-

8. De connector (10) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de connector (10) een isolerende behuizingsmodule (16) omvat en een afschermingsplaat (20) voorzien van een vlak deel (21) en één of meer afschermings- 5 flenzen (22) welke zich uitstrekken vanaf het vlakke deel (21) en aanliggen tegen één of meer wanden van de isolerende behuizingsmodule (16) .

9. De connector volgens conclusie 1, waarbij de ope-ning (15) is verschaft in een signaalleiding (11) en het 10 verdere deel een verdere elektrische geleider (50) omvat welke contact maakt met de signaalleiding (11) via het contactele-ment (51).

10. Een connectorsamenstel (2) omvattende een aantaal gestapelde connectoren (10), waarbij ieder van de 15 connectoren (10) een in hoofdzaak uitgelijnde reeks leidingen (11, 12) omvat welke zich uitstrekken tussen een ontmoetings-zijde (M) en een contactzijde (C) van de connector (10) en voor iedere connector (10) ten minste één van de leidingen (11, 12) deel uitmaakt van ten minste één opening (15, 17) 20 welke het contactelement (23, 24; 40; 51; 60) vasthoudt om contact te maken met ten minste één leiding van een aangrenzende connector.

11. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 10, waarbij de opening (15) is gevormd in ten minste één leiding.

12. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 10 of 11, waarbij de openingen (15) zijn uitgelijnd en het contactelement (40) is ingevoerd door een aantal van de uitgelijnde openingen.

13. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 12, 30 waarbij het contactelement (40) een reeks vervormbare structuren (27) omvat in een longitudinale richting van het contactelement (40) en de openingen (15) verschillende afmetingen hebben om te koppelen met de respectievelijke vervormbare structuren (27) op het contactelement.

14. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 13, waarbij de vervormbare structuren (27) verschillende afmetingen hebben welke in grootte afnemen in de longitudinale richting. 1027044-

15. Het connectorsamenstel (2) volgens één of meer van de conclusies 10-14, waarbij het samenstel (2) verder een aantal afschermingsplaten (20) omvat welke zijn gepositioneerd tussen aangrenzende leidingen (11, 12) en één of meer van de 5 afschermingsplaten (20) één of meer openingen omvat voor het invoeren van het contactelement (40).

16. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 10, waarbij de connectoren (10) zijn gestapeld en waarbij ieder van de connectoren (10) een afschermingsplaat (62) omvat met 10 ten minste één contactelement (60) met een distaai deel (25) en een tussendeel (26) dat zich uitstrekt tussen de afscher-mingsplaat (62) en het distale deel (25) waarbij het distale deel een vervormbare structuur (27). heeft om te koppelen met een deel van een aardeleiding (12).

17. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 16, waarbij de vervormbare structuur (27) een eerste been (30) en een tweede been (31) welke zich uitstrekken in een longitudinale richting van het contactelement omvat en waarbij het eerste been (30) en het tweede been (31) naar buiten zijn ge- 20 bogen en elkaar ontmoeten bij een einddeel (32) zodanig dat een opening (33) wordt gevormd tussen het eerste been (30) en tweede been (31).

18. Het connectorsamenstel (2) volgens conclusie 16, waarbij het contactelement (60) een gebogen deel (65) omvat.

19. Het connectorsamenstel (2) volgens één of meer van de conclusies 16-18, waarbij het connectorsamenstel (2) onderdeel is van een kabelconnector (1) voorzien van een behuizing (62) en waarbij het contactelement (60) contact maakt met de behuizing (62).

20. De connector (10) volgens conclusie 1, waarbij de ten minste ene leiding (11, 12) is verschaft in een lichaam (16) van isolerend materiaal en waarbij de opening (17) ten dele wordt begrensd aan één zijde door het isolerende materiaal en ten dele wordt begrensd aan een tegenovergelegen zijde 35 door de leiding (11, 12). 1027044S