NL1026763C2 - Inrichting voor het vrijgeven van gebruiksvoorwerpen, en samenstel van een dergelijke inrichting en een gebruiksvoorwerp. - Google Patents

Description

* AI.

Inrichting voor het vrijgeven van gebruiksvoorwerpen, en samenstel van een dergelijke inrichting en een gebruiksvoorwerp

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vrijgeven van 5 gebruiksvoorwerpen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een dergelijke inrichting en ten minste één gebruiksvoorwerp. De uitvinding heeft voorts betrekking op een onroerende zaak voorzien van een dergelijke inrichting. De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het verschaffen van toegang tot een onroerende zaak.

10

Cliënten van de thuiszorg verkeren veelal niet, of althans nauwelijks, in de fysieke staat om zich naar de huisdeur te begeven en deze te openen voor zorgverleners. Derhalve Wordt de huissleutel van de woning van de cliënt veelal afgestaan aan de thuiszorgorganisatie, die vervolgens de huissleutel beheert en logistiek verdeelt over de 15 betreffende, voor zorg van de cliënt verantwoordelijke zorgverleners. Het aan de zorgverleners afstaan van een huissleutel is veelal ongewenst, daar de cliënt alsdan geen controle meer heeft over de afgestane huissleutel, temeer daar doorgaans meerdere zorgverleners betrokken zijn bij verzorging van een enkele cliënt. Teneinde de huissleutel van de cliënt op een central locatie te bewaren worden op bepaalde locaties 20 persoonsgebonden of collectieve sleutelkluizen geplaatst die door de zorgverleners met behulp van een lopersleutel kunnen worden geopend, waarna de betreffende huissleutel uit de kluis kan worden genomen om alzo toegang te verschaffen tot de woning van de cliënt. De kluizen zijn veelal in een buitenwand van de woning van de cliënt aangebracht, hetgeen toepassing van de kluizen relatief kostbaar maakt. Bovendien 25 ontstaat een zekere stigmatiserende werking jegens de cliënt, daar doorgaans slechts weinig woningen zijn voorzien van een dergelijke kluis. Daarnaast zijn de kluizen in het direct zicht gepositioneerd, waardoor de woning van de hulpbehoevende cliënt relatief makkelijk door een (malafide) derde kan worden herkend. Teneinde oneigenlijk openen van de kluizen door malafide personen tegen te gaan, zijn deze kluizen doorgaans 30 robuust uitgevoerd. Een ander belangrijk nadeel van de bekende kluizen is dat de cliënten nochtans geen controle hebben over het bezit van de lopersleutel, waardoor elke derde, waaronder ook een niet-zorgverlener, die in het bezit komt van de lopersleutel via de kluis de huissleutel kan bemachtigen en alzo de woning van de cliënt kan binnentreden, hetgeen de effectiviteit van de kluizen verder ondermijnt.

1026763 * 1 .2

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde inrichting van het in aanhef genoemde type, waarmee gebruiksvoorwerpen, in het bijzonder sleutels, op relatief gecontroleerde en betrouwbare wijze kunnen worden vrijgegeven.

5

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het in aanhef genoemde type, omvattende: een houder voor ten minste één gebruiksvoorwerp, waarbij de houder is ingericht om in hoofdzaak te worden opgenomen in een onroerende zaak ten minste in hoofdzaak nabij een in de onroerende zaak aangebrachte doorvoeropening, welke 10 houder ten minste gedeeltelijk verplaatsbaar is tussen een het gebruiksvoorwerp in hoofdzaak afschermende toestand en een het gebruiksvoorwerp via de doorvoeropening vrijgevende toestand, en met de houder gekoppelde identificatiemiddelen ingericht voor het detecteren van een persoonlijke identificatiesleutel, waarbij de houder na detectie van de persoonlijke identificatiesleutel kan worden verplaatst naar de in de het 15 gebruiksvoorwerp vrijgevende toestand. Door de inrichting overeenkomstig de uitvinding in de onroerende zaak achter de doorvoeropening en aldus buiten het zicht voor passanten te positioneren, kan het gebruiksvoorwerp worden bewaard op een relatief discrete locatie. Het toepassen van de inrichting op een dergelijke relatief discrete, afgeschermde locatie zal stigmatisatie tegenwerken, en zal bovendien malafide 20 personen niet attenderen op de aanwezigheid van bijvoorbeeld een hulpbehoevend persoon in of nabij de onroerende zaak. Veelal zal de houder worden gepositioneerd achter de in de onroerende zaak aangebrachte doorvoeropening. De positionering van de inrichting achter de doorvoeropening ziet daarbij met name toe op de afscherming van de inrichting door de onroerende zaak, en geenszins op het in lijn liggen van de 25 inrichtring, of althans de houder, enerzijds en de doorvoeropening anderzijds. Immers, veelal zal de houder achter de doorvoeropening in de onroerende zaak zijn gepositioneerd, waarbij de houder, in de het gebruiksvoorwerp afschermende toestand, langs of nabij de doorvoeropening is gepositioneerd. In de het gebruiksvoorwerp vrijgevende toestand zal de houder veelal evenwel, doch niet noodzakelijkerwijs, in 30 hoofdzaak, of althans gedeeltelijk, in lijn zijn gelegen met de doorvoeropening, teneinde uitname van het gebruiksvoorwerp te kunnen faciliëren. Doordat het gebruiksvoorwerp slechts zaL worden vrij gegeven na herkenning van de geautoriseerde persoon, zoals bijvoorbeeld een zorgverlener, door de identificatiemiddelen zal het gebruiksvoorwerp op relatief gecontroleerde en betrouwbare wijze kunnen worden vrijgegeven. Met 1026763 * t.

3 behulp van de inrichting overeenkomstig de uitvinding zullen gebruisvoorwerpen, zoals bijvoorbeeld (huis)sleutels, doorgaans op relatief gecontroleerde en discrete wijze worden vrijgegeven aan een geautoriseerd persoon. Het is echter eveneens denkbaar om andersoortige gebruiksvoorwerpen, zoals bijvoorbeeld een van de zorgbehoevende 5 afkomstig relevant schrijven, of een herbruikbare of recycleerbare verpakking voor medicamenten, et cetera, vrij te geven met behulp van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

In een voorkeursuitvoeririg omvat de inrichting verplaatsingsmiddelen voor het 10 verplaatsen van ten minste een deel van de houder tussen de het gebruiksvoorwerp in hoofdzaak afschermende toestand en de het gebruiksvoorwerp via de doorvoeropening vrijgevende toestand. De verplaatsingsmiddelen kunnen de houder daarbij actief, in het bijzonder op elektromechanische wijze, verplaatsen; doch het is eveneens mogelijk om, althans een deel van, de verplaatsing te laten geschieden op grond van bijvoorbeeld een 15 graviterende werking, of op grond van in een mechanische veer opgeslagen energie.

Doorgaans zullen de verplaatsingsmiddelen na het herkennen van de identiteit van de zorgverlener door de identificatiemiddelen worden geactiveerd door de identificatiemiddelen, hetgeen resulteert in een verplaatsing van de houder van de het gebruiksvoorwerp afschermende toestand naar de het gebruiksvoorwerp via de 20 doorvoeropening vrijgevende toestand.

De verplaatsing van de houder ten opzichte van de onroerende zaak, in het bijzonder de doorvoeropening kan divers van aard zijn. In een voorkeursuitvoering is ten minste een deel van de houder verschuifbaar ten opzichte van de doorvoeropening. Veelal zal de 25 richting waarin de houder kan worden verschoven in hoofdzaak parallel zijn aan een door (een deel van) de doorvoeropening opgespannen vlak. Het is echter eveneens denkbaar dat ten minste een deel van de houder zwenkbaar is ten opzichte van de doorvoeropening. Een voor de zwenking benodigd scharnier kan daarbij bijvoorbeeld langs (en achter) de doorvoeropening zijn gepositioneerd.

30

In een voorkeursuitvoering is de houder voorzien van een opneemruimte voor het gebruiksvoorwerp. De opneemruimte kan daarbij bijvoorbeeld worden gevormd door een lade, waarin het gebruiksvoorwerp kan worden gepositioneerd. De dimensionering en geometrie van de opneemruimte kan zeer divers van aard zijn. Het is daarbij 1026763 * « 4 denkbaar om de opneemruimte relatief ruim te dimensioneren, teneinde de houder geschikt te maken voor het houden van diverse (soorten) gebruiksvoorwerpen. Het is echter tevens denkbaar om de dimensionering en geometrie van de opneemruimte af te stemmen op de dimensionering en geometrie van het vrij te geven gebruiksvoorwerp, 5 waardoor de inrichting overeenkomstig de uitvinding relatief compact kan worden uitgevoerd.

De houder is bij voorkeur ingericht voor losneembare koppeling aan het gebruiksvoorwerp. Alsdan kan het gebruiksvoorwerp de facto worden verwijderd van 10 de inrichting en kan vervolgens worden toegepast. De losneembare koppeling kan op diverse wijzen worden gerealiseerd. Alzo is het bijvoorbeeld denkbaar om het gebruiksvoorwerp in te klemmen in de houder of te bevestigen aan een haakvormig orgaan. Het is eveneens denkbaar om het gebruiksvoorwerp middels magnetisme losneembaar te koppelen aan de houder. In een voorkeursuitvoering omvat de houder 15 een koord ingericht voor al dan niet losneembare koppeling aan het gebruiksvoorwerp.

In de vrijgevende toestand van de houder kan het koord worden gegrepen door een geïdentificeerd persoon, waardoor het gebruiksvoorwerp kan worden bemachtigd. Ingeval de onroerende zaak wordt gevormd door een woning, in het bijzonder een voordeur, behoeft een identificatiesleutel als gebruiksvoorwerp niet noodzakelijkerwijs 20 te worden losgekoppeld, ingeval de sleutel is bevestigd aan een van de houder deel uitmakend koord van voldoende lengte. Op deze wijze kan de kans op verlies van de huissleutel verder worden gereduceerd.

In een andere voorkeursuitvoering zijn de identificatiemiddelen voorzien van een 25 uitleesinrichting voor een informatiehoudende chip. De in de chip opgeslagen al dan niet versleutelde informatie heeft daarbij doorgaans betrekking op de identiteit of functie van de geautoriseerde persoon. Door het uitlezen van de informatie op de chip door de uitleesinrichting kan de geautoriseerde persoon worden herkend, waardoor het gebruiksvoorwerp aan de betreffende persoon kan worden vrijgegeven.

Bij voorkeur omvatten de identificatiemiddelen een kaarthouder ingericht voor opname van een informatiehoudende kaart. De op de identiteit of functie van de geautoriseerde persoon betrekking hebbende informatie kan bijvoorbeeld middels een magneetstrip 30 1026763

« I

5 en/of chip op de kaart zijn opgeslagen. De kaarthouder kan daarbij deel uitmaken van voomoemde uitleesinrichting.

Naast een kaart en/of een chip is het tevens mogelijk om de identiteit van de 5 geautoriseerde persoon op andere wijze vast te stellen, zoals bijvoorbeeld middels het invoeren van een pincode. In een voorkeursuitvoering zijn de identificatiemiddelen ingericht voor het detecteren van biometrische eigenschappen. Daartoe omvatten de identificatiemiddelen veelal een biometrische sensor, met behulp waarvan één of meerdere biometrische eigenschappen, zoals bijvoorbeeld een vingerafdruk of een 10 oogiris van dë geautoriseerde persoon, kunnen worden herkend.

Veelal zal fysiek contact dienen plaats te vinden tussen de persoongebonden sleutel en de identificatiemiddelen, teneinde de identiteit van de persoon, veelal een zorgverlener, te kunnen vaststellen. In een voorkeursuitvoering zijn de identificatiemiddelen ingericht 15 voor het (draadloos) detecteren van een zich op afstand van de identificatiemiddelen bevindende sleutel. Alzo kan het gebruiksgemak van de inrichting overeenkomstig de uitvinding worden vergroot, daar de persoon reeds op afstand kan worden herkend, waardoor het gebruiksvoorwerp op dat moment reeds kan worden vrijgegeven.

20 In een voorkeursuitvoering is de inrichting voorzien van koppelmiddelen voor koppeling van de inrichting aan de onroerende zaak. De koppelmiddelen worden doorgaans gevormd door conventionele bevestigingselementen, zoals bijvoorbeeld haken of schroeven, met behulp waarvan de inrichting overeenkomstig de uitvinding losneembaar kan worden gekoppeld aan de onroerende zaak. Het is echter eveneens 25 denkbaar om de inrichting permanent in te bouwen in de onroerende zaak, zoals bijvoorbeeld in een wand van een woning of in een penant nabij een woning, et cetera.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een dergelijke inrichting en ten minste één door de houder vastgehouden gebruiksvoorwerp. Het samenstel is 30 daarbij ingericht óm te worden bevestigd aan een onroerende zaak, zodanig dat het samenstel voor passanten niet, of althans nauwelijks, zichtbaar is. Bij voorkeur wordt het gebruiksvoorwerp gevormd door een fysieke sleutel. Bij nadere voorkeur is de fysieke sleutel ingericht voor het verschaffen van toegang tot de onroerende zaak. Alzo 1026763 * * 6 kan een geautoriseerde derde op relatief discrete, betrouwbare en gecontroleerde wijze efficiënt toegang worden verschaft tot de woning.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een onroerende zaak voorzien van een 5 inrichting zoals in het voorgaande besproken. Bij voorkeur wordt de onroerende zaak daarbij wordt gevormd door een gebouw, in het bijzonder een woning van een zorgbehoevende. Bij nadere voorkeur wordt de doorvoeropening gevormd door een brievenbus. De inrichting is daarbij bij voorkeur zodanig vormgegeven dat doorvoer van post door de brievenbus niet, of althans nauwelijks, wordt gehinderd door de 10 inrichting in de het gebruiksvoorwerp afschermende toestand. Het is echter eveneens denkbaar om de inrichting aan te brengen in een andersoortige onroerende zaak, bij voorkeur nabij de woning, zoals bijvoorbeeld een penant, een (vrijstaande) brievenbus of gegroepeerde brievenbussen, een schutting, een in de buitenlucht gelegen (afgeschermd) vloeroppervlak, et cetera, waarbij de doorvoeropening eventueel in plaats 15 van een brievenbus bijvoorbeeld kan worden gevormd door een in de onroerende zaak aangebrachte ventilatieopening of andersoortige holte of doorvoeropening.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het verschaffen van toegang tot het onroerende zaak met behulp van een voorbeschreven samenstel, 20 omvattende de stappen: a) het door de identificatiemiddelen detecteren van de persoonlijke sleutel, b) het verplaatsen van de houder van de fysieke sleutel van de de sleutel in hoofdzaak afschermende toestand naar de de sleutel via de doorvoeropening vrijgevende toestand, c) het uit de houder nemen van de fysieke sleutel, en d) het met behulp van de fysieke sleutel verschaffen van toegang tot de onroerende zaak.

25 Voordelen van het toepassen van deze werkwijze zijn reeds in het voorgaande uitvoerig besproken.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: 30 figuur 1 a een dwarsdoorsnede van een aan een voordeur bevestigd samenstel van een huissleutel en een inrichting overeenkomstig de uitvinding in een de huissleutel afschermende toestand, figuur lb een dwarsdoorsnede van het samenstel volgens figuur la, waarbij de inrichting in een de huissleutel vrijgevende toestand is gebracht, 1026763 • ί 7 figuur 2 een dwarsdoorsnede van een alternatieve inrichting overeenkomstig de uitvinding, en figuur 3 een transparant vooraanzicht op weer een alternatieve inrichting overeenkomstig de uitvinding.

5

Figuur la toont een dwarsdoorsnede van een aan een voordeur 1 bevestigd samenstel 2 van een huissleutel 3 en een inrichting 4 overeenkomstig de uitvinding in een de huissleutel 3 afschermende toestand. De inrichting 4 is daarbij achter een in de voordeur 1 aangebrachte brievenbus 5 bevestigd. De inrichting 4 omvat een sleutelhouder 6 voor 10 de huissleutel 3, welke sleutelhouder 6 verticaal verplaatsbaar (zie pijl A) is aangebracht in een geleiding 7. De inrichting 4 is tevens voorzien van een kaarthouder 8, welke kaarthouder 8 door een ieder toegankelijk is via de brievenbus 5. De kaarthouder 8 is ingericht voor het uitlezen van op een kaart 9 (zie figuur lb) opgeslagen persoonlijke gegevens. De uitgelezen kaartgegevens kunnen middels een besturingseenheid 10 15 worden geverifieerd, waardoor kan worden bepaald over de bij de kaart 9 behorende persoon 11 geautoriseerd is om toegang te krijgen tot de huissleutel 3 om de voordeur 1 vervolgens op eigenlijke wijze te kunnen en mogen openen. De inrichting 4 wordt gevoed door een autonome energiebron, in het bijzonder een batterij 12. De inrichting 4 is aangebracht aan een binnenzijde van de voordeur 1, hetgeen de directe zichtbaarheid 20 voor passanten minimaliseert. Teneinde de inrichting 4 in de getoonde toestand verder af te schermen van de buitenwereld is de brievenbus 5 afgeschermd door een op een buitenzijde van de voordeur 1 aangebrachte conventionele te openen afsluitklep 13. Zoals reeds vermeld toont figuur lb een dwarsdoorsnede van het samenstel 2 volgens figuur la, waarbij de inrichting 4 in een de huissleutel 3 vrijgevende toestand is 25 gebracht. Teneinde de getoonde toestand te kunnen bereiken is door de persoon 11 de kaart 9 in de kaarthouder 8 aangebracht, waardoor de persoon 11 door de inrichting 4 kan worden geïdentificeerd als zijnde een geautoriseerd persoon 11 om over de huissleutel 3 te beschikken. Als gevolg hiervan is de sleutelhouder 6 in neerwaartse richting verplaatst langs de geleiding 7 bijvoorbeeld middels een (niet-getoonde) 30 elektromotor, waardoor de sleutelhouder 6 min of meer in lijn komt te liggen met de brievenbus 5 en de huissleutel 3 via de brievenbus 5 wordt vrijgegeven aan de persoon 11. Na uitname van de huissleutel 3 uit de sleutelhouder 6 door de persoon 11, kan de persoon 11 op eigenlijke wijze de voordeur 1 openen. Na opening van de voordeur 1 kan de persoon 11 de huissleutel 3 terugplaatsen in de sleutelhouder 6 en vervolgens de 1026763

• I

8 kaart 9 uit de kaarthouder 8 verwijderen, waarna de sleutelhouder 6 met daarin de huissleutel 3 zich langs de geleiding 7 in opwaartse richting zullen verplaatsen naar de de huissleutel 3 afschermende toestand zoals weergegeven in figuur la. Belangrijk voordeel van de getoonde inrichting 4 overeenkomstig de uitvinding is dat een 5 huissleutel 3 op relatief discrete en gecontroleerde wijze aan een geautoriseerd persoon 11 kan worden vrijgegeven, waarna de persoon 11 de voordeur 1 kan openen. De persoon 11 kan daarbij eigenaar zijn van de onroerende zaak waartoe de voordeur 1 behoort, doch kan tevens bijvoorbeeld een mantelzorger zijn die zorg komt verlenen een in een woning (waartoe de voordeur 1 behoort) woonachtig immobiel, of althans minder 10 mobiel, hulpbehoevend persoon. Het continu meedragen van de huissleutel 3 door de persoon 11, en de daarmee gepaard gaande risico’s van verlies en/of misbruik kunnen alzo worden voorkomen.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van een alternatieve inrichting 14 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 14 is aangebracht in een in een penant 15 aangebracht holte 15 16, waarin een lamp 17 is bevestigd. De inrichting 14 is daarbij in een bovenwand 18 van de holte 16 aangebracht, teneinde de zichtbaarheid van de inrichting 14 te kunnen minimaliseren, om alzo malafide handelingen met de inrichting 14 te kunnen voorkomen, of althans te kunnen tegengaan. De inrichting 14 omvat een compartiment 19 dat thans wordt afgesloten door een middels een scharnier 20 zwenkbaar met het 20 compartiment 19 verbonden afsluitelement 21. Het compartiment 19 is inwendig voorzien van een haakvormig orgaan 22 waaraan een uiteinde van een koord 23 is bevestigd. Het koord 23 is aan een overliggend uiteinde voorzien van een magnetisch koppelelement 24 dat in figuur 2 losneembaar is gekoppeld met een (huis)sleutel 25.

Het afsluitelement 21 wordt in de gesloten toestand gehouden door een 25 vergrendelelement 26. Het vergrendelelement 26 is daarbij gekoppeld aan een biometrische sensor 27, een besturingseenheid 28 en een batterij 29. Slechts na herkenning van een vingerafdruk Van een geautoriseerd persoon 30 door de sensor 27 kan het vergrendelelement 26 door de besturingseenheid 28 worden ontgrendeld, waarna het afsluitelement 21 als gevolg van gravitatiekracht in neerwaartse richting zal 30 zwenken (zie pijl B). Alsdan zal de losneembaar met het koord 23 verbonden sleutel 25 zich tevens uit het compartiment 19 verwijderen en alzo worden vrijgegeven aan de persoon 3Θ. De persoon 30 kan voorts de sleutel 25 toepassen om bijvoorbeeld een afgesloten deur te openen.

1026763 9

Figuur 3 toont een transparant vooraanzicht op weer een alternatieve inrichting 31 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 31 is in hoofdzaak aangebracht in aan een binnenzijde van een voordeur 32 aangebrachte holte. De inrichting 31 sluit daarbij lateraal aan op een in de voordeur 32 aangebrachte brievenbus 33. De inrichting 31 5 omvat een sleutelkamer 34 waarin een huissleutel 35 is opgenomen. De sleutelkamer 34 is afgesloten door een langs een geleiding 36 verplaatsbaar afsluitelement 37 (zie pijl C). Het afsluitelement 37 is daarbij elektromechanisch gekoppeld aan een elektromotor 38. De elektromotor 38 wordt gevoed door een batterij 39 en wordt aangestuurd door een besturingseenheid 40 voorzien van een sensor 41. De sensor 41 is daarbij ingericht 10 voor het herkennen van een uniek op afstand uitgezonden, bij een geautoriseerd persoon 42 behorend, signaal 43. Het signaal wordt daarbij uitgezonden door een door de betreffende persoon 42 gedragen zender 44. Na het detecteren van het door de zender 44 uitgezonden signaal door de sensor 41 zal de besturingseenheid 40 de elektromotor 38 activeren, als gevolg waarvan het afsluitelement 37 zich langs de geleiding 36 zal 15 bewegen, waardoor de sleutelkamer 34 wordt ontsloten. Alsdan is het mogelijk Voor de persoon 42 om de sleutel 35 te verwijderen uit de sleutelkamer 34, waarna de sleutel 35 kan worden aangebracht in een van de voordeur 32 deel uitmakend deurslot 45, waardoor de voordeur 32 op eigenlijke wijze kan worden geopend. Een dergelijk prima facie onopvallende inrichting 31 is doorgaans bijzonder voordelig bij toepassing in de 20 thuiszorg, doordat de sleutel 35 van een woning van een cliënt van de thuiszorg op relatief discrete, betrouwbare en gecontroleerde wijze kan worden vrijgegeven aan een zorgverlener, onderwijl de risico’s van verlies, diefstal en misbruik van de sleutel 35 kunnen worden geminimaliseerd.

25 Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

1026763

Claims (19)

1. Inrichting voor het vrij geven van gebruiksvoorwerpen, omvattende: - een houder voor ten minste één gebruiksvoorwerp, waarbij de houder is 5 ingericht om in hoofdzaak te worden opgenomen in een onroerende zaak ten minste in hoofdzaak nabij een in de onroerende zaak aangebrachte doorvoeropening, welke houder ten minste gedeeltelijk verplaatsbaar is tussen een het gebruiksvoorwerp in hoofdzaak afschermende toestand en een het gebruiksvoorwerp via de doorvoeropening vrijgevende toestand, en 10 - met de houder gekoppelde identificatiemiddelen ingericht voor het detecteren van een persoonlijke sleutel, waarbij de houder na detectie van de persoonlijke sleutel kan worden verplaatst naar de in de het gebruiksvoorwerp vrijgevende toestand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting verplaatsingsmiddelen omvat voor het verplaatsen van ten minste een deel van de houder tussen de het gebruiksvoorwerp in hoofdzaak afschermende toestand en de het gebruiksvoorwerp via de doorvoeropening vrijgevende toestand.

3. Inrichting volgens een der conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de houder verschuifbaar is ten opzichte van de doorvoeropening.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de houder zwenkbaar is ten opzichte van de doorvoeropening. 25

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een opneemruimte voor het gebruiksvoorwerp.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 30 houder is ingericht voor losneembare koppeling aan het gebruiksvoorwerp.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de houder een koord omvat ingericht voor losneembare koppeling aan het gebruiksvoorwerp. 1026763 « r

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de identificatiemiddelen zijn voorzien van een uitleesinrichting voor een informatiehoudende chip.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies; met het kenmerk, dat de identificatiemiddelen een kaarthouder omvatten.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de identificatiemiddelen zijn ingericht voor het detecteren van biometrische 10 eigenschappen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de identificatiemiddelen zijn ingericht voor het detecteren van een zich op afstand van de identificatiemiddelen bevindende sleutel. 15

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van koppelmiddelen voor koppeling van de inrichting aan de onroerende zaak.

13. Samenstel van een inrichting volgens een der conclusies 1-12 en ten minste één door de houder vastgehouden gebruiksvoorwerp.

14. Samenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het gebruiksvoorwerp wordt gevormd door een fysieke sleutel. 25

15. Samenstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de fysieke sleutel is ingericht voor het verschaffen van toegang tot de onroerende zaak.

16. Onroerende zaak voorzien van een inrichting volgens een der conclusies 1-12. 30

17. Onroerende zaak volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de onroerende zaak wordt gevormd door een gebouw. 1026763 ♦ r

18. Onroerende zaak volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de doorvoeropening wordt gevormd door een brievenbus.

19. Werkwijze voor het verschaffen van toegang tot het onroerende zaak met behulp 5 van een samenstel volgens een der conclusie 14, omvattende de stappen: a) het door de identificatiemiddelen detecteren van de persoonlijke sleutel, b) het verplaatsen van de houder van de fysieke sleutel van de de sleutel in hoofdzaak afschermende toestand naar de de sleutel via de doorvoeropening vrijgevende toestand, 10 e) het uit de houder nemen van de fysieke sleutel, en d) het met behulp van de fysieke sleutel verschaffen van toegang tot de onroerende zaak. 15 1026763