NL1025310C2

NL1025310C2 - Inrichting en werkwijze voor het positioneren van croissants.

Info

Publication number: NL1025310C2
Application number: NL1025310A
Authority: NL
Inventors: Arie Hendrik Verhaar
Original assignee: Rademaker B V
Priority date: 2004-01-23
Filing date: 2004-01-23
Publication date: 2005-07-26

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET POSITIONEREN VAN CROISSANTS

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het positioneren van deegproducten op een trans-5 portband, omvattende een transportband voor het aanvoeren van de deegproducten, positioneermiddelen voor het positioneren van de deegproducten op de transportband, en besturingsmidde-len voor het aansturen van de positioneermiddelen. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het 10 positioneren van in een transportrichting bewègende deegproducten.

Bij de gangbare inrichtingen voor het bewerken, zoals het buigen, van deegproducten zijn er doorgaans problemen met het nauwkeurig positioneren van de deegproducten teneinde de uit 15 te voeren bewerking op een correcte manier uit te voeren.

Het komt bijvoorbeeld regelmatig voor dat een deegproduct zoals een croissant of een stokbrood niet het theoretische productspoor op de transportband volgt. Dit zal bijvoorbeeld voor een croissant het geval zijn na de oprolbewerking, waar-20 bij een aanzienlijke afwijking kan optreden tussen het gewenste en het reële productspoor van de croissant, gezien in de dwarsrichting van de transportband. Bij het buigen van stokbroden of croissants geniet het de voorkeur dat het gebogen product symmetrisch is of telkens op dezelfde manier wordt 25 gebogen. Hiervoor is dus een nauwkeurige positionering van het deegproduct vereist. Deze problematiek is bekend binnen de bakkerijwereld, en tot op heden wordt de positionering vaak manueel gecorrigeerd.

Verder zal de positie van de tip van een croissant op de 30 omtrek van de opgerolde croissant doorgaans verschillend zijn van de ideale positie van de tip. Deze tip moet zich namelijk bij voorkeur recht onder de opgerolde croissant bevinden. Op die manier rust het gewicht van het product op de tip en 1025310- I 2 I wordt voorkomen dat tijdens rijzen en bakken een ongecontro-

I leerde rijswerking en/of verbranden van de tip optreedt. Een I

I nauwkeurige positionering van de tip is dus van groot belang

I voor de kwaliteit van het eindproduct. I

5 Het doel van de onderhavige uitvinding is het voorstellen I

I van een inrichting en werkwijze voor het positioneren van I

I deegproducten, waarmee volledig automatisch een nauwkeurige I

I positionering kan worden verkregen, en de bovengenoemde pro- I

I blemen worden opgelost. I

I 10 Daartoe onderscheidt de inrichting volgens de uitvinding I

I zich doordat de inrichting is uitgerust met cameramiddelen I

I voor het verkrijgen van een beeld van elk deegproduct wanneer I

I dit zich, gezien in de transportrichting van de transport- I

I band, vóór de positioneermiddelen bevindt, en met beeldver- I

I 15 werkingsmiddelen voor het interpreteren van het beeld en het I

I doorgeven van een bij dit beeld passend signaal aan de bestu- I

I ringsmiddelen. I

I Wanneer een deegproduct aangevoerd wordt op de transport- I

I band teneinde een bepaalde bewerking zoals buigen te onder- I

I 20 gaan, zullen de cameramiddelen eerst een beeld maken van het I

I deegproduct. Aan de hand van dit beeld kunnen de beeldverwer- I

I kingsmiddelen vervolgens de voor de positionering nodige I

I positieparameters bepalen en deze in de vorm van een passend I

I signaal doorgeven aan de besturingsmiddelen. De besturings- I

I 25 middelen kunnen dan op hun beurt de positioneermiddelen aan- I

I sturen teneinde een nauwkeurige automatische positionering te I

I verkrijgen van het deegproduct, zodanig dat de achteraf uit I

I te voeren bewerking, zoals buigen optimaal kan worden uitge- I

I voerd. I

I 30 Volgens een mogelijke variant die bestemd is voor crois- I

I sants, omvatten de positioneermiddelen rolmiddelen voor het I

I om de lengte-as van de croissant verdraaien daarvan. Volgens I

I deze variant kan men aan de hand van het door de cameramidde- I

I 1025310- 3 len verkregen beeld de positie van de tip van de croissant bepalen, en kunnen de besturingsmiddelen vervolgens de rol-middelen zodanig aansturen dat de tip van de croissant zich recht onder de opgerolde croissant bevindt.

5 Volgens een mogelijke uitvoeringsvariant omvatten de rolmiddelen een eerste positioneertransportband in het verlengde van de transporband en een daarboven, evenwijdig daarmee aangebrachte tweede positioneerband. Door deze positio-neertransportbanden met een geschikte snelheid aan te sturen 10 via de besturingsmiddelen kan de croissant over de gewenste hoek verdraaid worden.

De eerste positioneertransportband kan de transportband zelf zijn, waarmee de deegproducten worden aangevoerd. Op die manier verkrijgt men een eenvoudige constructie, maar kan wel 15 een verschil in steekafstand tussen twee na elkaar op de transportband aangevoerde croissants optreden wanneer twee na elkaar aangevoerde croissants over een verschillende hoek dienen gedraaid te worden. Dit probleem wordt opgelost door een afzonderlijke eerste positioneertransportband te gebrui-20 ken, waarbij de snelheid van één der positioneerbanden met een bepaalde waarde wordt verhoogd, en de snelheid van de andere positioneertransportband met dezelfde waarde wordt verlaagd, welke waarde afhankelijk is van de gewenste verdraaiing.

25 Volgens een verder ontwikkelde uitvoeringsvariant van de uitvinding omvatten de positioneermiddelen schuifmiddelen voor het in hoofdzaak in de dwarsrichting van de transportband verschuiven van het deegproduct. Op die manier kan een afwijking van het deegproduct ten opzichte van de theoreti-30 sche hartlijn van het productspoor worden gecorrigeerd.

In een typische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die bijvoorbeeld bestemd is voor langwerpige deegproducten zoals croissants of stokbroden, zijn gezien in 1025310- de transportrichting, na de positioneermiddelen buigmiddelen I voorzien voor het ombuigen van de uiteinden van het deegpro- I duet.

Deze buigmiddelen omvatten bijvoorbeeld tenminste één 5 paar in de langsrichting van de transportband, loodrecht op I en op een afstand van de transportband geplaatste buigbanden waartussen de uiteinden van elk deegproduct omgebogen worden.

De buigmiddelen kunnen verder drukmiddelen omvatten voor I het tegen de transportband drukken van het deegproduct tij- I 10 dens het buigen. Deze drukmiddelen zijn bijvoorbeeld gevormd I door tenminste één en bij voorkeur twee evenwijdig met de I transportband tussen de buigbanden aangebracht, aandrijfbaar I snoer(en), omvat.

I Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding I 15 omvatten de schuif- en buigmiddelen een boven de transport- band beweegbaar gemonteerde drager omvatten, waaronder de I buigbanden zijn gemonteerd, waarbij de besturingsmiddelen de I beweging van de drager bepalen, zodanig dat de drager het I langwerpig deegproduct kan opzoeken en vervolgens kan buigen 20 en in de dwarsrichting verschuiven. Deze uitvoeringsvorm I heeft het voordeel dat het positioneren en buigen in één stap

worden uitgevoerd. De buigbanden zijn bij voorkeur transportbanden die met een geschikte snelheid worden aangedreven. Van zodra een deegproduct zich tussen de buigbanden bevindt, kan 25 de drager naar het volgende deegproduct worden bewogen, waarna dit volgende product wordt gebogen, enz. I

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de drager zwenk- I

baar rond een loodrecht op de transportband verlopende as I

door een punt in de nabijheid van de locatie waar de deegpro- I

30 ducten de buigbanden verlaten. Op die manier zullen de deeg- I

producten steeds op dezelfde locatie de buigbanden verlaten. I

Volgens een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm is, gezien I

in de transportrichting, vóór de cameramiddelen een uitlij- I

1025310n 5 ninrichting voorzien voor het dwars op de transportrichting richten van het deegproduct. Op dié manier zullen deegproduc-ten die schuin liggen ten opzichte van de dwarsrichting van de transportband, evenwijdig met dwarsrichting van de trans-5 portband komen te liggen.

Verder kan, gezien in de transportrichting na de positio-neermiddelen, een uitlijninrichting worden voorzien voor het verkrijgen van een constante steekafstand, gezien in de transportrichting, tussen twee deegproducten.

10 De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een wérkwijze voor het positioneren van in een transportrichting bewegende deegproducten. De werkwijze onderscheidt zich doordat een beeld wordt gemaakt van elk deegproduct, waarbij uit dit beeld een aantal positieparameters worden afgeleid, 15 en waarna het deegproduct gepositioneerd wordt in functie van het verschil tussen de afgeleide en de gewenste positieparameters .

Wanneer een deegproduct in een transportrichting bewogen wordt teneinde een bepaalde bewerking zoals buigen te onder-20 gaan, wordt eerst een beeld gemaakt van het deegproduct. Aan de hand van dit beeld kunnen de voor de positionering nodige positieparameters afgeleid worden. Vervolgens kan het deegproduct automatisch gepositioneerd worden, zodanig dat de achteraf uit te voeren bewerking, zoals buigen optimaal kan 25 worden uitgevoerd.

Volgens een eerste variant van de werkwijze volgens de uitvinding wordt als eerste afgeleide positieparameter de positie van het deegproduct in de richting dwars op de transportrichting, genomen, waarna het deegproduct verschoven 30 wordt in functie van het verschil tussen de afgeleide en de gewenste positieparameter.

Volgens een tweede variant die i.h.b. bestemd is voor croissants wordt als een tweede positieparameter de positie 1025310- H van de tip van de croissant genomen, waarna de croissant I verrold wordt in functie van het verschil tussen de afgeleide en de gewenste positie van de tip.

Deze tweede positieparameter kan bijvoorbeeld worden 5 afgeleid a.d.h.v. de positie van een aantal punten op de I omtrek van de croissant in het beeld. De omtrek van een öpge- rolde driehoekige deegplak, i.e. van een croissant, vertoont een trapvormig verloop ter plaatse van de overgang tussen de verschillende lagen van de opgerolde deegplak. Aan de hand 10 van de positie van een aantal van deze overgangspunten kan de positie van de tip worden bepaald.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een inrich- ting voor het positioneren en bewerken van langwerpige deeg- producten, zoals croissants of stokbroden. Deze inrichting 15 onderscheidt zich door een transportband voor het aanvoeren I van de croissants, een boven de transportband beweegbaar I gemonteerde drager, waaronder bewerkingsmiddelen voor het I vasthouden en bewerken van het deegproduct zijn gemonteerd, en aandrijfmiddelen voor het verplaatsen van de drager, zoda- I 20 nig dat de drager het langwerpig deegproduct kan opzoeken en

in één continue beweging kan bewerken, waarbij het deegpro- I

I duet zich in de juiste positie bevindt.

I Volgens een typische variant zijn de bewerkingsmiddelen I tenminste één paar in de langsrichting van de transportband, I 25 loodrecht op en op een afstand van de transportband geplaat- I ste buigbanden omvatten, waartussen de uiteinden van het deegproduct omgebogen worden. Eventueel kunnen de bewerkings- middelen verder bindmiddelen omvatten voor het verbinden van twee omgebogen uiteinden van een deegproduct, zoals een 30 croissant waarvan de uiteinden omgebogen zijn en elkaar moe- I ten worden verbonden.

I De uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van de beschrijving van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld I 1025310- 7 van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding dat getoond wordt in de figuren in bijlage, waarin: - figuren IA en 1B vormen samen een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvin- 5 ding; - figuur 2 is een bovenaanzicht van een croissant; - figuur 3 is een vooraanzicht van een croissant.

De inrichting van figuur 1 omvat een transportband 1 die aangedreven wordt door een aandrijftrommel 19, voor het aan-10 voeren van de deegproducten 2, positioneermiddelen voor het positioneren van de deegproducten op de transportband, en niet getoonde besturingsmiddelen voor het aansturen van de positioneermiddelen.

De positioneermiddelen omvatten hier rolmiddelen 3 voor 15 het om de lengteas van de croissant verdraaien daarvan, en schuif- en buigmiddelen 4 voor het in hoofdzaak in de dwars-richting van de transportband 1 verschuiven van het deegpro-duct 2 en voor het ombuigen van de uiteinden van het deegpro-duct 2.

20 De inrichting is verder voorzien van een afgeschermde ruimte 14 waarin een verlichting 15 en cameramiddelen 5 zijn aangebracht. De cameramiddelen 5 zijn bestemd voor het verkrijgen van een beeld van elk deegproduct 2 wanneer dit zich, gezien in de transportrichting T van de transportband 1, vóór 25 de positioneermiddelen bevindt. Niet getoonde beeldverwer-kingsmiddelen interpreteren het beeld en geven van een bij dit beeld passend signaal door aan de besturingsmiddelen.

De camera middelen 5 maken dus telkens een beeld van elk in de transportrichting T bewegend deegproduct 2, waaruit een 30 aantal positieparameters worden afgeleid.

Als eerste afgeleide positieparameter wordt de positie van het deegproduct in de richting dwars op de transportrichting, genomen. Zoals getoond in figuur 2 zal de positie para- i 1025310-

8 I

meter voor de getoonde croissant de afstand D tussen de ge- I

wenste hartlijn L en de reële hartlijn L' van het product- I

spoor van de croissant zijn. D wordt dus bijvoorbeeld bere- I

kend door het gemiddelde te bepalen van de y-coördinaten van I

5 de twee uiterste punten 28 en 27, en deze waarde te verminde- I

ren met de y-coördinaat van de hartlijn L. De waarde van D I

wordt doorgegeven aan de besturingsmiddelen en zal gebruikt I

worden om de schuif- en buigmiddelen in te stellen zoals I

verder in detail zal worden beschreven. I

10 Als tweede positieparameter wordt de positie van de tip I

van de croissant genomen. Deze positie wordt bijvoorbeeld I

berekend aan de hand van de coördinaten van de punten 24, 25, I

26, 27. In het geval van een afgeknotte tip worden vervolgens I

de coördinaten van de punten 21 en/of 21' bepaald, waaruit de I

15 positie van de tip op de omtrek van de croissant kan worden I

afgeleid. Deze positie wordt doorgegeven aan de besturings- I

middelen die de rolmiddelen 3 aansturen op grond van het I

verschil tussen de afgeleide en de gewenste positie van de I

tip. Wanneer een croissant zich bijvoorbeeld in de positie I

20 bevindt die links in figuur 3 is getekend, dan zal deze vol- I

gens de pijl 31 verrold worden zodat de tip 30 onderaan komt I

te liggen. I

De buig- en schuifmiddélen 4 omvatten een boven de trans- I

portband beweegbaar gemonteerde drager 6, waaronder twee paar I

25 in de langsrichting van de transportband, loodrecht op en op I

een afstand van de transportband geplaatste buigbanden 7, 7’ I

zijn gemonteerd. Verder zijn voor elke drager, evenwijdig I

daarmee, twee aangedreven snoeren 32 gemonteerd, waaronder de I

producten worden bewogen. Deze snoeren worden bij een ge- I

30 schikte transportsnelheid aangedreven en hebben als functie I

het creëren van voldoende wrijving tussen de deegproducten en I

de transportband 1, i.e. het tegen de transportband 1 drukken I

van de deegproducten tijdens het buigen. De drager 6 is I

1025310- I

9 zwenkbaar rond een loodrecht op de transportband verlopende as 9, en de zwenkbeweging wordt veroorzaakt door aandrijfmid-delen 10 die aangestuurd worden door de besturingsmiddelen in functie van de waarde D. De drager 6 zal dus eerste het lang-5 werpig deegproduct opzoeken, waarna het deegproduct tussen de buigbanden 7, 7' beweegt. Hierdoor worden de uiteinden van het deegproduct symmetrisch omgebogen en wordt het deegproduct geleid tussen de buigbanden, welke transportbanden zijn die d.m.v. aandrijfmiddelen 8 met een geschikte snelheid 10 worden aangedreven.

De rolmiddelen 3 bestaan uit de transportband 1 zelf en een tweede positioneertransportband 11. De positioneerband 11 is gemonteerd op een gestel 16 dat aan één uiteinde via een verende ophanging 17 op en neer beweegbaar ten opzichte van 15 de transportband 1 is opgehangen, en aan zijn andere uiteinde scharnierend rond een draaias 18 is gemonteerd. De positioneerband 11 wordt aangedreven bij een snelheid die ingesteld wordt door de besturingsmiddelen en welke afhankelijk is van de positie van de tip van de croissant. De rolmiddelen 3 20 zorgen ervoor dat de tip recht onder de opgerolde croissant komt te liggen.

Verder is, gezien in transportinrichting, vóór de camera-middelen een uitlijninrichting 12 voorzien voor het dwars op de transportrichting richten van het deegproduct. Deegproduc-25 ten die bijvoorbeeld na het verlaten van een oprolinrichting 13, schuin liggen ten opzichte van de dwarsrichting van de transportband, zullen na het passeren van de uitlijninrichting 12 recht liggen.

Tenslotte kan gezien in de transportinrichting T, na de 30 positioneer en buigmiddelen 3, 4 een niet getoonde uitlijninrichting voorzien zijn voor het verkrijgen van een constante steekafstand S, gezien in de transportrichting T, tussen twee gebogen deegproducten 2'.

f025310- I 10

I De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven I

I uitvoeringsvoorbeelden, en voor de vakman zal het duidelijk

I zijn dat vele wijzigingen kunnen aangebracht worden zonder I

I het kader van de uitvinding te verlaten, welk kader enkel I

I 5 bepaald wordt door de hierna volgende conclusies. I

I 1025310-

Claims

1. Inrichting voor het positioneren van deegproducten op een transportband, omvattende een transportband voor het 5 aanvoeren van de deegproducten, positioneermiddelen voor het positioneren van de deegproducten op de transportband, en besturingsmiddelen voor het aansturen van de positioneermiddelen, met het kenmerk, dat de inrichting is uitgerust met cameramiddelen voor het verkrijgen van een beeld van elk 10 deegproduct wanneer dit zich, gezien in de transportrichting van de transportband, vóór de positioneermiddelen bevindt, en met beeldverwerkingsmiddelen voor het interpreteren van het beeld en het doorgeven van een bij dit beeld passend signaal aan de besturingsmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het deegpro duct een croissant is, met het kenmerk, dat de positioneermiddelen rolmiddelen voor het om de lengteas van de croissant verdraaien daarvan, omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 20 de rolmiddelen een eerste positioneertransportband in het verlengde van de transportband, en een daarboven, evenwijdig daarmee aangebrachte tweede positioneertransportband omvatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 25 de eerste positioneertransportband de transportband zelf is.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de positioneermiddelen schuif middelen omvatten voor het in hoofdzaak in de dwarsrichting van de transportband verschuiven van het deegproduct.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het deegproduct een langwerpig deegproduct, zoals een croissant of een stokbrood is, met het kenmerk, dat gezien in transportinrichting, na de positioneermiddelen buigmiddelen 1025310- I 12 I I zijn voorzien voor het ombuigen van de uiteinden van het I I deegproduct. I

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat I I de buigmiddelen tenminste één paar in de langsrichting van de I I 5 transportband, loodrecht op en op een afstand van de trans- I I portband geplaatste buigbanden omvatten, waartussen de uit- I I einden van het deegproduct omgebogen worden. I

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat I I de buigmiddelen drukmiddelen omvatten voor het tegen de I I 10 transportband drukken van het deegproduct tijdens het buigen. I

9. Inrichting volgens conclusie 8/ met het kenmerk, dat I I de drukmiddelen gevormd zijn door tenminste één evenwijdig I I met de transportband tussen de buigbanden aangebracht, aan- I I drijfbaar snoer, omvat. I I 15

10. Inrichting volgens één der conclusies 5 tot 9, met I I het kenmerk, dat de schuif- en buigmiddelen een boven de I I transportband beweegbaar gemonteerde drager omvatten, waaron- I I der de buigbanden zijn gemonteerd, waarbij de besturingsmid- I I delen de beweging van de drager bepalen, zodanig dat de dra- I I 20 ger het langwerpig deegproduct kan opzoeken en vervolgens kan I I buigen en in de dwarsrichting verschuiven. I

11. Inrichting volgens conclusie 10, mat het kenmerk, dat I I de drager zwenkbaar is rond een loodrecht op de transportband I I staande as door een punt in de nabijheid van de locatie waar I I 25 de deegproducten de buigbanden verlaten. I

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met I I het kenmerk, dat gezien in transportinrichting, vóór de came- I I ramiddelen een uitlijninrichting is voorzien voor het dwars I I op de transportrichting richten van het deegproduct. I I 30

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met I I het kenmerk, dat gezien in transportinrichting, na de positi- I I oneer middelen een uitlijninrichting is voorzien voor het I I 1025310- verkrijgen van een constante steekafstand, gezien in de transportrichting, tussen twee deegproducten.

14. Werkwijze voor het positioneren van in een transportrichting bewegende deegproducten, met het kenmerk, dat een 5 beeld wordt gemaakt van elk deegproduct; uit dit beeld een aantal positieparameters worden afgeleid; waarna het deegproduct gepositioneerd wordt in functie van het verschil tussen de afgeleide en de gewenste positieparameters.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 10 als eerste afgeleide positieparameter de positie van het deegproduct in de richting dwars op de transportrichting, wordt genomen; waarna het deegproduct verschoven wordt in functie van het verschil tussen de afgeleide en de gewenste positieparameter..

16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij de deegproducten croissants zijn, met het kenmerk, dat als een tweede positieparameter de positie van de tip van de croissant genomen wordt, waarna de croissant verrold wordt in functie van het verschil tussen de afgeleide en de gewenste 20 positie van de tip.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het afielden van de tweede positieparameter gebeurt a.d.h.v. de positie van een aantal punten op de omtrek van de croissant in het beeld.

18. Inrichting voor het in de juiste positie bewerken van langwerpige deegproducten, zoals croissants of stokbroden, met het kenmerk, dat de inrichting een transportband voor het aanvoeren van de croissants, een boven de transportband beweegbaar gemonteerde drager, waaronder bewerkingsmiddelen 30 voor het vasthouden en bewerken van het deegproduct zijn gemonteerd, en aandrijfmiddelen voor het verplaatsen van de drager, omvat, zodanig dat de drager het langwerpig deegpro- 1025310- H duet kan opzoeken en in één continue beweging kan bewerken in I de juiste positie van het deegproduct.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat I de drager zwenkbaar is rond een loodrecht op de transportband I 5 staande as door een punt in de nabijheid van de locatie waar I de deegproducten de bewerkingsmiddelen verlaten.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het ken- I merk, dat de bewerkingsmiddelen tenminste één paar in de I langsrichting van de transportband, loodrecht op en op een I 10 afstand van de transportband geplaatste buigbanden omvatten, I waartussen de uiteinden van het deegproduct omgebogen worden.

21. Inrichting volgens een der conclusies 18-20, met het kenmerk, dat de bewerkingsmiddelen bindmiddelen omvatten voor I het verbinden van twee omgebogen uiteinden van een deegpro- 15 duet. 1025310-