NL1024474C1 - Verschuifbare en draaibare kleminrichtingen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Verschuifbare en draaibare kleminrichtingen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op hulpstukken voor een zitkast voor een hengelaar en in het bijzonder, maar niet uitsluitend, op een kleminrichting die het mogelijk maakt dat accessoires worden bevestigd aan een deel van de zitkastconstructie, en ook 5 op een verlenginrichting voor een zitkastpoot voor het vergroten van de effectieve lengte van een zitkastpoot. De uitvinding heeft eveneens betrekking op kleminrichtingen voor algemeen gebruik waarbij een onderdeel in langsrichting en draairichting instelbaar moet zijn ten opzichte van een niet-rond steunelement.

10 Een zitkast voor een hengelaar is een uitrustingsstuk dat dient voor het verschaffen van een zitting en een voetsteun voor een hengelaar aan de waterkant, de opslag van klein visgerei en de ondersteuning van onderdelen zoals de hengel, aashouder, enz. Een kenmerkend ontwerp van een zitkast omvat een onderliggend chassis of 15 frame met vier of zes instelbare poten, die verschuifbaar ingesteld en vastgeklemd kunnen worden in een bepaalde positie om oneffenheden van het terrein waarop de kast is geplaatst, toe te laten. Boven op het chassis bevindt zich een zitkast, omvattende een van een kussen voorziene zitting en daaronder opslagladen voor de opslag van aas. 20 Het chassis kan een voetsteun voor de kast verschaffen. Er bestaat een wens om de vrije einden van de poten te gebruiken voor het in de vereiste positie ondersteunen van andere uitrustingsstukken. Echter, als gevolg van het feit dat de grond aan de waterkant een steile helling kan hebben of anders oneffen kan zijn, komen de vrije einden 25 van de poten op verschillende hoogten ten opzichte van de zitkast te liggen. Wij hebben daarop een kleminrichting ontwikkeld die een steun voor andere uitrusting, zoals een hengelsteun, enz. verschaft, waarbij de kleminrichting de twee functies verschaft van zowel het verticaal verschuifbaar zijn om het mogelijk te maken dat de klem (en 30 de daaraan bevestigde uitrusting) op een geschikte hoogte ten opzichte van de zitkast kan worden gebracht, als het draaibaar te zijn om het mogelijk te maken dat de hoekstand ervan word gevarieerd zoals vereist is.

Dienovereenkomstig verschaft de onderhavige uitvinding in één 35 aspect een kleminrichting die is ingericht op tijdens gebruik verschuifbaar te worden ingesteld en vastgeklemd op een langwerpig 1 η o λ a *7 Am udu een xexigue met. eeu 111 net, dxyeiueen veexiiuej^xye dwarsdoorsnede omvat, welke kleminrichting omvat: een klembus met een inwendige doorgang met een dwarsdoorsnede die in het algemeen overeenkomt met die van het langwerpige element, 5 waarbij de klembus verend vervormbaar is om het mogelijk te maken dat ten minste één van de dwarsafmetingen van de doorgang kan worden gevarieerd, een klemelement met een klemgedeelte dat in het algemeen de klembus omgeeft en waarin de klembus is gemonteerd, 10 samendrukmiddelen die gekoppeld zijn met het klemelement en tijdens gebruik bedienbaar zijn om de klembus stevig tegen het langwerpige element vast te klemmen, en waarbij het klemelement verder middelen omvat voor de bevestiging aan of het ondersteunen van een verder uitrustingsonderdeel 15 tijdens gebruik.

Het zal duidelijk zijn dat de klembus in de bovengenoemde inrichting langs het langwerpige element naar de vereiste positie kan worden geschoven en het klemelement ten opzichte van het buselement kan worden gedraaid om de instelling in draairichting te geven.

20 Bij voorkeur vervullen de samendrukmiddelen de dubbele functie van het aanbrengen van een klemming om zowel een beweging in langs-richting als in draairichting van het klemelement ten opzichte van het langwerpig element te verhinderen.

Bij voorkeur heeft de klembus een inwendig boring met een in 25 hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, en in een bijzondere uitvoeringsvorm is de dwarsdoorsnede in het algemeen vierkant. De klembus omvat bij voorkeur een spleet die zich vanaf een buitenoppervlak ervan naar de inwendige doorgang uitstrekt om het mogelijk te maken dat de bus wordt gebogen om ten minste één van de inwendige 30 afmetingen ervan in te stellen.

De klembus heeft bij voorkeur een in het algemeen cilindrisch buitenoppervlak en is op geschikte wijze direct in een boring in het klemgedeelte gemonteerd. Het klemgedeelte omvat bij voorkeur een spleet die zich vanaf een buitenoppervlak ervan naar de boring 35 uitstrekt.

De samendrukmiddelen drukken bij voorkeur de wanden van de spleet naar elkaar toe, om een klemming van het klemgedeelte ten opzichte van de bus en van de bus ten opzichte van het langwerpig element tot stand te brengen.

1n? 4474 - 3 -

De kleminrichting kan worden gebruikt in een grote variëteit ; aan situaties waarin een instelbare beweging in langsrichting en draairichting tussen een kleminrichting en langwerpig element met een veelhoekige dwarsdoorsnede is vereist. Echter, in een bijzonder de 5 voorkeur verdienende inrichting wordt de kleminrichting gebruikt in verbinding met een zitkastpoot of een zitkastpootverlengstuk, zoals hierna zal worden beschreven.

Soms kan het profiel van de grond aan de waterkant betekenen dat de poot naar beneden toe over een aanzienlijke lengte is 10 uitgeschoven en daarom het bovenste einde ervan te laag is voor praktisch gebruik. Wij hebben daarom een zitkastpootverlengstuk ontworpen dat dit probleem ondervangt.

Dienovereenkomstig verschaft de onderhavige uitvinding in een verder aspect een verlenginrichting voor een zitkastpoot voor het 15 verlengen van de effectieve lengte van een langwerpige zitkastpoot met een veelhoekig dwarsdoorsnede, welke inrichting omvat: een mofelement dat is ingericht om tijdens gebruik te worden verbonden met het bovenste einde van de zitkastpoot, welk mofelement een inwendige doorgang heeft; 20 een verlengpoot die verschuifbaar is opgenomen in de inwendige doorgang; een klemmiddel voor het tijdens gebruik in een vereiste positie vastklemmen van de verlengpoot, en een eindkap op het bovenste einde van de verlengpoot op afstand 25 van het mofelement, waarbij de eindkap een veelhoekige uitwendige dwarsdoorsnede heeft die gelijk is aan die van het bovenste einde van de zitkastpoot.

Hoewel de uitvinding hierboven is beschreven, strekt deze zich uit naar elke inventieve combinatie zoals hierboven of in de hierna 30 volgende beschrijving is uiteengezet.

De uitvinding kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, en een uitvoeringsvorm ervan zal nu slechts bij wijze van voorbeeld worden beschreven, waarbij verwezen wordt naar de bijgaande tekening, waarin: 35 fig. 1 een algemeen aanzicht in perspectief is van een zitkast en een voetplatform voor een hengelaar omvattende een kleminrichting en een zitkastpootverlengstuk volgens de uitvinding; fig. 2 een gedetailleerd aanzicht in perspectief is dat de kleminrichting op een zitkastpoot toont; 1024474 ’ fig. 1 en 2 getoonde kleminrichting; fig. 4 een gedetailleerd aanzicht is van een verlengstuk voor een zitkastpoot dat gemonteerd is op het bovenste einde van een 5 zitkastpoot.

fig. 5 een aanzicht in dwarsdoorsnede is van de inrichting van fig. 4; fig. 6 een bovenaanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van een kleminrichting volgens de uitvinding; en 10 fig. 7 een zijaanzicht is van een kleminrichting van fig. 6.

In de figuren bestaat de zitkast en het voetplatform 10 uit een hoofdchassisframe 12 dat is opgebouwd uit aan elkaar gelaste buizen met een vierkante doorsnede. In dit voorbeeld zijn er zes instelbare : poten 14 die verschuifbaar gemonteerd zijn in de tegenover elkaar 15 liggende einden van dwarselementen 16 die elk door middel van een handwiel 18 vastgeklemd kunnen worden om het mogelijk te maken dat het chassis horizontaal wordt gehouden ongeacht het onderliggende terrein. Aan het achterste einde van het hoofdchassis 12, bevindt zich, zoals te zien is, een zitkast 20 met opslagladen 22 en aan de 20 bovenzijde voorzien van een van een kussen voorziene zitting.

Een kleminrichting 26 is gemonteerd op het bovenste einde van een zitkastpootverlengstuk 28 op de voorste linkerpoot, zoals te zien is, en ook direct op de middelste linkerpoot. De kleminrichting ondersteunt een hengelsteun 30 en een aashouder 32. Zoals meer in 25 detail in fig. 2 en 3 te zien is, omvat de kleminrichting 26 een binnenste klembus 34 die een in het algemeen vierkante inwendige doorgang heeft met een spleet 36 die zich door een wand van de bus uitstrekt, zodat deze kan worden gebogen, om het mogelijk te maken dat de inwendige afmetingen ervan worden gevarieerd. Het 30 buitenoppervlak van de klembus 34 is cilindrisch en is opgenomen in een cilindrische boring in het buitenste klemelement 38 teneinde daarin draaibaar te zijn. Het buitenste klemelement 38 is bij 40 eveneens voorzien van een spleet om twee lippen 42 te verschaffen, en een bout 44 strekt zich uit door een in lijn liggende doorgang in de 35 lippen 42 en draagt een handwiel 46 dat ontworpen is om het mogelijk te maken dat een samendrukkracht op het klemelement wordt uitgeoefend. De binnenste klembus heeft verhoogde omtreksribben 48 aan de tegenover elkaar liggende einden die samenwerken met soortgelijke weggenomen gedeelten in de boring in het buitenste klemelement 40 om tijdens normaal gebruik een beweging in langsrichting van de 1 02 4474' - 5 - binnenste klembus ten opzichte van het buitenste klemelement te verhinderen.

Het buitenst klemelement 38 is voorzien van een vastzetlip 50 met een verticale boring 52 en een horizontale boring (niet te zien) 5 en een opening 54 voor een schroef zonder kop of een handwiel.

Zoals te zien is in fig. 1 kan de steel van een hengelsteun 30 of de steel van een aashouder 32 in één van de boringen worden vastgezet, zoals geschikt is.

Tijdens gebruik kan door het losschroeven van het handwiel de 10 kleminrichting verticaal worden verschoven en gedraaid om de hengelsteun, enz. op de vereiste hoogte en hoekoriëntatie ten opzichte van de zitkast aan te brengen. Hoewel deze kleminrichting is getoond tijdens gebruik op een zitkast voor een hengellaar, kan deze kleminrichting in vele verschillende toepassingen worden gebruikt en 15 is het gebruik ervan niet beperkt tot hengeluitrusting.

Zoals in fig. 1 en 4 is te zien, kan het in bepaalde omstandigheden nodig zijn dat de zitkastpoot die bedoeld is om uitrusting zoals de hengelsteun of aasdoos vast te zetten, nagenoeg volledig naar beneden toe is uitgeschoven, zoals in fig. 1 getoond is 20 voor de voorpoten. 1. Om dit probleem te ondervangen is een zitkastpootverlengstuk 28 ontworpen, zoals is getoond, dat een mof 60 omvat met een inwendige doorgang die ontworpen is om het bovenste einde van een zitkastpoot 14 op te nemen en die zelf een inwendige doorgang vormt voor het opnemen van een telescopische pootbuis 62. De 25 mof heeft eveneens een handwiel 64 om het mogelijk te maken dat de telescopische pootbuis in de vereiste positie wordt geklemd. Op het bovenste einde van de telescopische pootbuis is een verlengpootkap 66 aangebracht die in hoofdzaak dezelfde uitwendige dwarsdoorsnedevorm en -afmetingen heeft als het bovenste einde van de zitkastpoot 14. Op 30 deze wijze kunnen inrichtingen die ontworpen zijn om op de zitkastpoot 14 te passen op de verlengpootkap 66 worden bevestigd en de hoogte ervan kan worden ingesteld door het instellen van de positie van de telescopische buis 62 ten opzichte van de mof 60.

In fig. 6 en 7 is te zien dat de tweede uitvoeringsvorm van de 35 kleminrichting lijkt op die welke hierboven is beschreven. De inrichting 126 omvat een binnenste klembus 34 die een inwendige veelhoekige boring vormt met een spleet 136 om een buiging mogelijk te maken, zoals hiervoor is aangegeven. Het buitenste klemelement 138 heeft een cilindrische boring die de klembus 134 opneemt om een 40 draaiing en klemming ervan mogelijk te maken en een uitstekende 1 n o> ^ k 7 a spleet en het belangrijkste verschil tussen de kleminrichtingen is dat deze in de tweede uitvoeringsvorm zodanig is ontworpen dat een handwiel 146 met een schroefdraad 147 en een daarmee samenwerkend van 5 schroefdraad voorzien inzetstuk 144 zijn aangebracht op een plaats tussen de klembus 134 en de vastzetlip 150. Dit verschaft een gladder buitenoppervlak, aangezien de spleet bij 140 is verborgen voor toegang van buitenaf, waarbij er alleen maar een smalle spleet 145 tussen de beweegbare delen van het klemelement aanwezig is.

10 1024474'

Claims (9)

1. Kleminrichting die is ingericht op tijdens gebruik verschuifbaar te worden ingesteld en vastgeklemd op een langwerpig element dat een lengte met een in het algemeen veelhoekige dwarsdoorsnede omvat, welke kleminrichting omvat: 5 een klembus met een inwendige doorgang met een dwarsdoorsnede die in het algemeen overeenkomt met die van het langwerpige element, waarbij de klembus verend vervormbaar is om het mogelijk te maken dat ten minste één van de dwarsafmetingen van de doorgang kan worden gevarieerd, 10 een klemelement met een klemgedeelte dat in het algemeen de klembus omgeeft en waarin de klembus is gemonteerd, samendrukmiddelen die gekoppeld zijn met het klemelement en tijdens gebruik bedienbaar zijn om de klembus stevig tegen het langwerpige element vast te klemmen, en 15 waarbij het klemelement verder middelen omvat voor de bevesti ging aan of het ondersteunen van een verder uitrustingsonderdeel tijdens gebruik.

2. Kleminrichting volgens conclusie 1, waarbij de klembus een inwendige boring heeft met een in het algemeen rechthoekige dwars- 20 doorsnede.

3. Kleminrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de klembus een spleet omvat die zich vanaf een buitenoppervlak ervan naar de inwendige doorgang uitstrekt, om het mogelijk te maken dat de bus wordt gebogen om ten minste één van de inwendige afmetingen ervan in 25 te stellen.

4. Kleminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de klembus een in het algemeen cilindrisch buitenoppervlak heeft.

5. Kleminrichting volgens conclusie 4, waarbij de klembus 30 direct in een boring in het klemgedeelte is gemonteerd.

6. Kleminrichting volgens conclusie 5, waarbij de klembus en het klemelement zodanig zijn gevormd dat ze een verschuiving in langsrichting van de klembus ten opzichte van het klemelement verhinderen.

7. Kleminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het klemgedeelte een spleet omvat die zich vanaf een buitenoppervlak ervan naar de boring uitstrekt. Λ λ η λ Λ ν V « 1\X vilLXUl X V L>UllvX UO -LC If ndulJJl J UC samendrukmiddelen bediend kunnen worden om tegenover elkaar gelegen wanden van de spleet naar elkaar toe te drukken.

9. Kleminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, die 5 is ingericht voor de bevestiging aan een poot van een zitkast voor een hengelaar.

10. Verlenginrichting voor een zitkastpoot voor het verlengen van de effectieve lengte van een langwerpige zitkastpoot met een veelhoekig dwarsdoorsnede, welke inrichting omvat: 10 een mofelement dat is ingericht om tijdens gebruik te worden verbonden met het bovenste einde van de zitkastpoot, welk mofelement een inwendige doorgang heeft; een verlengpoot die verschuifbaar is opgenomen in de inwendige doorgang; 15 een klemmiddel voor het tijdens gebruik in een vereiste positie vastklemmen van de verlengpoot, en een eindkap op het bovenste einde van de verlengpoot op afstand van het mofelement, waarbij de eindkap een veelhoekige uitwendige dwarsdoorsnede heeft die gelijk is aan die van het bovenste einde van 20 de zitkastpoot. -o-o-o- 1 02aA7a^