NL1023814C2 - Hijsinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Hijsinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een hijsinrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke hijsinrichting is bekend en wordt door aanvraagster 5 op de markt gebracht. Bij de bekende hijsinrichting bewerkstelligt de verplaatsbare hijskabelgeleider in samenwerking met de hydraulische componenten en de drukbron dat schokbelastingen van de hijskabel, die als schokbelastingen inwerken op de hijsinrichting, worden geabsorbeerd. Daarbij is de bekende drukbron uitgevoerd als 10 een met gas gevuld reservoir, waarbij de variatie van het volume van de tweede kamer, die met hydraulische vloeistof is gevuld, geen wezenlijke invloed heeft op de gasdruk.

De schokabsorptie levert geen beveiliging op tegen allerlei 15 onveilige situaties zoals die in de praktijk zeer plotseling kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld bij hijsinrichtingen die op zee worden toegepast, zoals op werkschepen of boorinstallaties, geven deining, plotselinge golven, scheepsbewegingen en het vastkomen zitten van de hijshaak of hijskabel aanleiding tot onveilige situaties.

20

De uitvinding beoogt een hijsinrichting te verschaffen met een automatisch werkende en betrouwbaar functionerende beveiliging tegen overbelasting van de hijsinrichting.

25 De uitvinding verschaft daartoe een hijsinrichting volgens conclusie 1.

De hijsinrichting is op deze wijze doelmatig automatisch beveiligd tegen overbelasting, met name tegen zeer plotseling optredende 30 belastingen.

Bij de hijsinrichting volgens conclusie 2 staat de topmiddelenbelastingsensor via elektronische middelen in verbinding met het drukbegrenzingsklepsamenstel. Bij voorkeur is er daarbij 1023814 I - 2 - I voorzien in een afzonderlijke elektrische spanningsbron voor het I voeden van die elektronische middelen.

I Bij de hijsinrichtingen volgens conclusies 3 en 4 wordt geen gebruik I 5 gemaakt van elektronische middelen in het kader van de beschreven I beveiliging tegen overbelasting. Gebleken is namelijk dat bij I vaartuigen, zoals bij werkschepen in de offshore, zo nu en dan I zodanige elektrische storingen optreden dat alle elektrische I systemen tegelijk uitvallen. De voorkeursuitvoeringsvorm van I 10 conclusie 2, waarbij een afzonderlijke spanningsbron is voorzien, biedt daarvoor reeds een oplossing, maar de mechanische of I hydraulische oplossing is nog robuuster.

Verder voordelige uitvoeringsvormen van de hijsinrichting volgens de 15 uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en de navolgende I beschrijving aan de hand van de tekening.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een vaartuig voorzien van I een dergelijke hijsinrichting.

I 20

De hijsinrichting volgens de uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarbij toont:

I Fig. 1 zeer schematisch een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een I

I hijsinrichting volgens de uitvinding, I

25 Fig. 2 schematisch de relevante delen van de beveiliging tegen I

overbelasting van de hijsinrichting van figuur 1, I

I Fig. 3 een variant van het schema van figuur 2, I

Fig. 4 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de hijsinrichting volgens I

de uitvinding, I

I 30 Fig. 5 schematisch de relevante delen van de beveiliging tegen I

overbelasting van de hijsinrichting van figuur 4, I

H Fig. 6 een derde uitvoeringsvoorbeeld van de hijsinrichting volgens I

I de uitvinding, I

I Fig. 7 schematisch de relevante delen van de beveiliging tegen I

I 35 overbelasting van de hijsinrichting van figuur 6, en I

I Fig. 8 schematisch de relevante delen van een variant van de I

beveiliging tegen overbelasting volgens figuur 2. I

I 1023814 - 3 -

Figuur 1 toont schematisch een hijsinrichting 1 met een gestel 2 en een giek 3, die om een in hoofdzaak horizontale zwenkas 4 is verbonden met het gestel 2.

5 Het zal duidelijk zijn dat de hijsinrichting allerlei uitvoeringen kan hebben, bijvoorbeeld als een mastkraan, die al dan niet om een verticale as draaibaar is geplaatst op een basis, bijvoorbeeld op een vaartuig, boorplatform of dergelijke.

10 Zoals genoemd is de hijsinrichting volgens de uitvinding vooral voordelig bij toepassingen op zee, maar ook op het land biedt de uitvinding de beoogde beveiliging.

De hijsinrichting 1 omvat verder topmiddelen om de giek 3 op en af 15 te toppen. Deze topmiddelen omvatten hier een topkabel 5, die op een afstand van de zwenkas 4 (bij 6), bij voorkeur nabij het vrije einde van de giek 3, op de giek 3 aangrijpt. De topkabel 5 loopt over een kabelschijf 7, bijvoorbeeld in de top van de mast indien een mastkraan wordt beschouwd, een kabelschijf 8, en verdere kabelschijf 20 9 naar een bijbehorende topkabelaandrijving 10, hier in de vorm van een elektrisch of hydraulisch aangedreven trommellier.

De hijsinrichting 1 heeft verder een hijskabel 11 en een bijbehorende hijskabelaandrijving 12, hier in de vorm van een 25 elektrisch of hydraulisch aangedreven trommellier.

Hijskabelgeleidingsmiddelen definiëren een pad voor de hijskabel 11 tussen een aan de giek 3 aangebrachte hijskabelgeleider 13 van waaraf de hijskabel 11 met hijshaak 11a naar beneden hangt en de hijskabelaandrijving 12. In dit voorbeeld bepalen de kabelschijven 30 14, 15, 16, 17 het pad voor de hijskabel 11.

De kabelschijf 17 is hier ten opzichte van het gestel 2 verplaatsbaar uitgevoerd, zodanig dat verplaatsing van de verplaatsbare kabelschijf 17 de lengte van het pad voor de hijskabel 35 11 verandert.

5* y*

1 0 2 3 8 H

I - 4 -

Het zal duidelijk zijn dat de hier als enkelvoudig weergegeven I hijskabel en/of topkabel ook met meerdere kabelparten, die over meerdere kabelschijven lopen, kunnen zijn uitgevoerd, zoals algemeen I bekend is bij hijsinrichtingen.

I Tussen het gestel 2 enerzijds en de verplaatsbare kabelschijf 17 I anderzijds is een eerste hydraulische component 20, in dit voorbeeld een lineaire hydraulische cilinder met huis 20a en zuigerstang 20b, I opgesteld met een eerste kamer 21 met variabel volume.

De hijsinrichting 1 omvat verder een hydraulische I topkabelbelastingsensor 30 voor het detecteren van de belasting van I de topkabel 5. Deze topkabelbelastingsensor 30 is hier opgesteld I tussen het gestel 2 en de kabelschijf 8. In de getoonde uitvoering I 15 is de sensor 30 een lineaire hydraulisch cilinder met een huis 30a, dat verbonden is met het gestel 2, en een zuigerstang 30b, die I verbonden is met de topkabelschijf 8. In de sensor 30 is een kamer 31 aanwezig met variabel volume, zodanig dat de druk van H hydraulische vloeistof in die kamer representatief is voor de 20 belasting van de topkabel 5.

H Zoals in figuur 2 is te zien heeft de hijsinrichting 1 verder een tweede hydraulische component 40 met een tweede kamer 41 met variabel volume. In dit voorbeeld is de component 40 uitgevoerd als 25 lineaire cilinder met een huis 40a en een zuiger 40b. De zuiger 40b vormt de scheiding tussen de kamer 41, die met hydraulische vloeistof is gevuld, en een kamer 43, die is gevuld met een gas j onder druk. Een dergelijke component 40 wordt ook wel mediumseparator genoemd.

I 30

De kamer 43 met gas onder druk staat in verbinding met een reservoir voor gas onder druk, in dit geval gevormd door een aantal met elkaar gekoppelde gasflessen 44.

35 Deze gasflessen 44 en de kamer 43 vormen samen een drukbron, die in I

de tweede kamer 41 een in hoofdzaak constante hydraulische druk I

I 1023814 - 5 - handhaaft ongeacht het volume van de kamer 41 (en dus de stand van de zuiger 40b).

Bij voorkeur is de effectieve waarde van de druk in de kamer 43 5 instelbaar, bijvoorbeeld door de bedienaar van de hijsinrichting. Bijvoorbeeld wordt deze druk lager ingesteld indien de te hijsen last zich verder van het gestel van de hijsinrichting bevindt.

In figuur 2 is te herkennen dat tussen de eerste kamer 21 en de 10 tweede kamer 41 een verbindingsleiding 50 aanwezig is.

In die leiding 50 is een drukbegrenzingsklepsamenstel 60 opgenomen met bijbehorende hydraulische bedieningsmiddelen, zoals hierna nader zal worden toegelicht.

15

In de getoonde uitvoering van het samenstel 60, dat slechts een voorbeeld is, zijn twee drukbegrenzingskleppen 61, 62 aanwezig, die parallel aan elkaar in de leiding 50 zijn opgenomen.

20 De drukbegrenzingsklep 61 is hydraulisch bediend op basis van de hydraulische druk in de eerste kamer 21. Deze druk wordt gedetecteerd zoals de schematische stuurleiding 63 aangeeft. De drukbegrenzingsklep 61 is normaal gesloten indien de gedetecteerde druk in de eerste kamer 21 beneden een van tevoren bepaalde 25 hijskabelgrenswaarde is, die representatief is voor de toelaatbare belasting van de hijskabel 11.

De drukbegrenzingsklep 61 opent de verbinding tussen de eerste kamer 21 en de tweede kamer 41 indien de gedetecteerde druk in kamer 21 30 boven de van tevoren bepaalde hijskabelgrenswaarde is. Dit heeft tot gevolg dat dan de hijskabelschijf 17 door de gasdruk in kamer 43, die in hoofdzaak constant is, wordt ondersteund. Onder invloed van de hijskabelbelasting zal de eerste hydraulische component 20 dan een verplaatsing van de verplaatsbare hijskabelschijf 17 toelaten, 35 waardoor de lengte van het pad van de hijskabel 11 reduceert.

Hierbij stroomt hydraulische vloeistof via leiding 50 uit de eerste 1 023814

I - 6 - I

I kamer 21 en in de tweede kamer 41 bij de door de drukbron 44 I

I bepaalde druk. I

I Door dit vieren van de hijskabel 11 wordt automatisch overbelasting I

I van de hijsinrichting voorkomen. I

I 5 I

I De stand van de giek 3 is ook relevant als het erom gaat I

I overbelasting van de hijsinrichting 1 te voorkomen. I

I De uitvinding voorziet erin dat de kamer 31 van de I

10 topkabelbelastingsensor 30 in verbinding staat met de hydraulische I

I bedieningsmiddelen van de drukbegrenzingsklep 62, hier via I

I hydraulische stuurleiding 65. I

I Deze drukbegrenzingsklep 62 is zo uitgevoerd dat de verbinding I

I 15 tussen de eerste kamer 21 en de tweede kamer 41 ook geopend wordt I

I indien de druk in de kamer 31 van de topkabelbelastingsensor 30 I

I hoger is dan een van tevoren bepaalde topkabelgrenswaarde. Als dat I

het geval is, laat de eerste hydraulische component 20 een I

I verplaatsing van de verplaatsbare hijskabelschijf 17 toe onder I

I 20 uitstroming van hydraulische vloeistof uit de eerste kamer 21 bij de I

I door de drukbron 44 bepaalde druk. Ook dan kan de hijskabel dus I

automatisch gevierd worden. I

I Een retourleiding 70 met in de richting van de tweede component 40 I

I 25 sluitende terugslagklep 71 is parallel aan het I

I drukbegrenzingsklepsamenstel 60 aangebracht. Hierdoor kan, als de I

I hijskabelbelasting weer afneemt, hydraulische vloeistof van de I

I tweede kamer 41 naar de eerste kamer 21 stromen. I

I 30 In een praktische uitvoering kunnen de grenswaarden van beide I

I kleppen 61, 62 op dezelfde waarde zijn ingesteld, bijvoorbeeld I

I zodanig dat bij een druk van 320 bar in de bij elke klep 61, 62 I

I behorende hydraulische bedieningsmiddelen de kleppen 61, 62 openen. I

I 35 Zoals te herkennen is, verschaft de uitvinding een automatisch I

werkende beveiliging tegen overbelasting van de hijsinrichting, ook I

I als deze overbelasting zeer plotseling optreedt. Deze beveiliging I

I 1023814 I

- 7 - werkt mechanisch/hydraulisch en is vrij van elektronica. Ook bij een volledige uitval van de elektriciteit, waardoor bijvoorbeeld de elektrisch aangedreven lieren 10, 12 stilvallen, is de beveiliging aanwezig.

5

Het zal duidelijk zijn dat de begrenzing van de hijskabelbelasting ook kan worden benut voor een eventueel tweede hijskabelsysteem van de hijsinrichting. Vele hijsinrichtingen hebben een tweede hijskabel en bijbehorende tweede hijskabelaandrijving. Bij die tweede 10 hijskabel kan dan worden voorzien in een bijbehorende verplaatsbare kabelschijf en hydraulische component. De kamer van die hydraulische component kan dan samen met de kamer van de hydraulische component van de eerste hijskabel aansluiten op een klep, waarmee de bedienaar van de hijsinrichting de door hem in bedrijf gestelde 15 hijskabelsysteem kan aansluiten op het drukbegrenzingsklepsamenstel.

In een variant is voor elk hijskabelsysteem een eigen drukbegrenzingsklepsamenstel aanwezig.

20 Ook zal duidelijk zijn dat het drukbegrenzingsklepsamenstel anders kan zijn uitgevoerd dan hier als voorbeeld beschreven. Bijvoorbeeld is een enkele drukbegrenzingsklep aanwezig die door de druk in de kamer 21 en door de druk in de kamer 31 wordt bediend.

25 De gasflessen 44 of andere gasdrukbron zouden ook kunnen worden vervangen door een veersysteem of dergelijk, waardoor de in hoofdzaak constante hydraulische druk in kamer 41 kan worden gerealiseerd.

30 Figuur 3 toont een variant van het schema van figuur 2. De kamer 31 van de topkabelbelastingsensor 30 is hier via een leiding 76 met daarin een (drukbegrenzings)klep 75 verbonden met de andere kamer 20c van de eerste hydraulische component 20. In de leiding 50 tussen de eerste kamer 21 en de tweede kamer 41 is een 35 drukbegrenzingsklepsamenstel 60 opgenomen.

1023814

I - 8 - I

De klep 75 opent indien de druk in de kamer 31 een I

topkabelgrenswaarde overschrijdt. Die druk werkt dan, in dit I

I voorbeeld, aan de zuigerstangzijde van de zuiger tussen de kamer 21 I

I en de kamer 20c. Aldus wordt een deel van de druk in kamer 31 I

I 5 overgebracht op de eerste kamer 21 en via deze naar de hydraulische I

I bediening van klepsamenstel 60. Deze "optelling" van de druk in I

I kamer 31 bij de druk veroorzaakt door de hijskabel 11 in de kamer 21 I

I levert dus de stuurdruk op als gevolg waarvan het klepsamenstel 60 I

I al dan niet opent. I

I 10 I

I Figuur 4 toont een hijsinrichting waarbij met de hijsinrichting van I

figuur 1 overeenkomende delen zijn voorzien van dezelfde I

verwijzingscijfers. Het hijskabelsysteem is in hoofdzaak I

I ongewijzigd. Voor het op en af toppen van de giek 3 is echter I

I 15 voorzien in een of meer hydraulische topcilinders 30, in dit I

I voorbeeld tussen het gestel 2 en de giek 3. I

I In figuur 5 is het schema getoond behorend bij de uitvoering van I

figuur 4. Te herkennen is dat de cilinder 30 die dient voor het I

I 20 toppen van de giek 3 tevens dienst doet als I

I topmiddelenbelastingsensor in het kader van de beveiliging tegen I

I overbelasting van de hijsinrichting. Hierbij is de kamer 31 van de I

I topcilinder 30, die bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan I

I leidt tot het optoppen van de giek, via leiding 65 verbonden met de I

I 25 hydraulische bedieningsmiddelen van drukbegrenzingsklep 62. I

I In figuur 6 is een hijsinrichting getoond met een tweedelige giek, I

I voorzien van giekdeel 3 en giekdeel 90. Het giekdeel 90 is om een I

I horizontale zwenkas 85 verbonden met giekdeel 3. Voor het op en af I

30 toppen van het giekdeel 90 is voorzien in bijbehorende topmiddelen. I

I In dit voorbeeld omvatten die topmiddelen een hydraulische I

I topcilinder 80 tussen de giekdelen 3 en 90 met een aangrijpingspunt I

I 81 op giekdeel 90 en aangrijpingspunt 89 op giekdeel 3. I

I 35 In figuur 7 is een schema getoonde van een bij de uitvoering van I

I figuur 7 horende beveiliging. Te herkennen is dat van elke I

I topcilinder 30, 80 de kamer 31, 86 die het optoppen van het I

I 1023814 I

- 9 - bijbehorende giekdeel bewerkstelligt, is verbonden met de hydraulische bedieningsmiddelen van een drukbegrenzingsklep 62, 68. Hiertoe zijn stuurleidingen 65, 66 voorzien.

5 De kleppen 62, 68 staan parallel aan de klep 61 in de leiding 50, zodat de verbinding tussen de kamers 21 en 41 ook opent indien in een topcilinder 30, 80 de druk boven de bijbehorende grenswaarde stijgt.

10 Figuur 8 toont een variant van de beveiliging van figuur 2. Hierbij is voorzien in een smoorklep 67 in de leiding 50, in dit voorbeeld tussen de eerste kamer 21 en het drukbegrenzingsklepsamenstel 60. De smoorklep 67 dient om snelle bewegingen van de aan de hijshaak 11a hangende last te verhinderen indien een groot drukverschil aanwezig 15 is tussen de eerste kamer 21 en de tweede kamer 41.

In figuur 8 is verder een pomp 69 getoond, die parallel aan het drukbegrenzingsklepsamenstel 60 en de smoorklep 67 is opgesteld en enerzijds in verbinding staat met de eerste kamer 21 en anderzijds 20 met de kamer 41. Deze pomp 69 kan dienen om snel hydraulische vloeistof toe te voeren aan de eerste kamer 21 indien dat gewenst is.

Niet in de figuren getoond is een verdere variant, waarbij 25 signaalmiddelen aanwezig zijn, die - indien het drukbegrenzingsklepsamenstel 60 de verbinding tussen de kamers 21 en 41 opent - de hijskabelaandrijving 12 in het werk stellen, zodat de hijskabel 11 wordt gevierd, bijvoorbeeld op maximale normale snelheid. Dit draagt bij aan de beveiliging van de hijsinrichting 30 tegen overbelasting.

1023814

Claims (17)

1. Hijsinrichting omvattende: I I - een gestel (2), I 5. een giek (3), die om een in hoofdzaak horizontale zwenkas (4) is I I verbonden met het gestel, I I - topmiddelen (5,10) om de giek op en af te toppen, I I - een hijskabel (11) en een bijbehorende hijskabelaandrijving (12), I - hijskabelgeleidingsmiddelen (14,15,16,17), die een pad voor de I I 10 hijskabel (11) definiëren tussen een aan de giek aangebrachte I hijskabelgeleider (13) van waaraf de hijskabel naar beneden hangt en I I de hijskabelaandrijving (12), I I - een inrichting voor het beperken van de belasting van de I I hijsinrichting, omvattende: I 15. een ten opzichte van het gestel of de giek verplaatsbare I I hijskabelgeleider (17) voor de hijskabel (11), zodanig dat I I verplaatsing van de verplaatsbare hijskabelgeleider (17) de I I lengte van het pad verandert, I - een tussen het gestel (2) of de giek enerzijds en de I I 20 verplaatsbare hijskabelgeleider (17) anderzijds opstelde I I eerste hydraulische component (20) met een eerste kamer (21) I met variabel volume, I - een tweede hydraulische component (40) met een tweede kamer I I (41) met variabel volume, 25. een drukbron (44) die is gekoppeld met de tweede hydraulische I I component (40) voor het handhaven van een in hoofdzaak I constante hydraulische druk in de tweede kamer (41), I - waarbij tussen de eerste kamer (21) en de tweede kamer (41) I I een verbinding (50) aanwezig is, I I 30 I I met het kenmerk, dat I I in de verbinding (50) tussen de eerste kamer (21) en de tweede kamer I I (41) een drukbegrenzingsklepsamenstel (60) is opgenomen met I I 35 bijbehorende bedieningsmiddelen (63,65), I 1 0238H I - 11 - waarbij de bedieningsmiddelen (63) de druk in de eerste kamer (21) detecteren en het drukbegrenzingsklepsaroenstel (60) de verbinding (50) tussen de eerste en tweede kamer (21,41) opent indien de gedetecteerde druk in de eerste kamer (21) boven een van tevoren 5 bepaalde hijskabelgrenswaarde is, die representatief is voor een toelaatbare belasting van de hijsinrichting, zodat de eerste hydraulische component (20) dan een verplaatsing van de verplaatsbare hijskabelgeleider (17) toelaat die de lengte van het pad reduceert onder uitstroming van hydraulische vloeistof uit de 10 eerste kamer (21) bij de door de drukbron bepaalde druk, en dat de hijsinrichting verder een topmiddelenbelastingsensor (30) omvat voor het detecteren van de belasting van de topmiddelen (5), welke topmiddelenbelastingsensor (30) in verbinding staat met het 15 drukbegrenzingsklepsamenstel (60), en dat het drukbegrenzingsklepsamenstel (60) verder zodanig is uitgevoerd dat de verbinding (50) tussen de eerste en de tweede kamer (21,41) ook wordt geopend indien de door de 20 topmiddelenbelastingsensor (30) gedetecteerde belasting hoger is dan een van tevoren bepaalde topmiddelengrenswaarde, zodat de eerste hydraulische component (20) dan een verplaatsing van de verplaatsbare hijskabelgeleider (17) toelaat onder uitstroming van hydraulische vloeistof uit de eerste kamer (21) bij de door de 25 drukbron bepaalde druk.

2. Hijsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de topmiddelenbelastingsensor via elektronische middelen in verbinding staat met het drukbegrenzingsklepsamenstel, waarbij bij voorkeur is 30 voorzien in een afzonderlijke elektrische spanningsbron voor het voeden van die elektronische middelen.

3. Hijsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de topmiddelenbelastingsensor (30) mechanisch in verbinding staat met 35 het drukbegrenzingsklepsamenstel (60).

4. Hijsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de hijsinrichting een hydraulische topmiddelenbelastingsensor (30) omvat, welke 1023814

5. Hijsinrichting volgens een of meer van de conclusies 1-4, I 20 waarbij de topmiddelen een topkabel (5) en een bijbehorende I topkabelaandrijving (10) omvatten, en waarbij de I topmiddelenbelastingsensor een topkabelbelastingsensor (30) is die de belasting van de topkabel detecteert. I

6. Hijsinrichting volgens conclusie 4, waarbij de topmiddelen een I hydraulische topcilinder (30,80, figuur 5 en 7) omvatten voor het op I en af toppen van de giek, welke topcilinder een optopkamer (31,86) I heeft zodat bij toevoer van hydraulische vloeistof daaraan de giek wordt opgetopt, en waarbij de topmiddelenbelastingsensor (30,80) I 30 wordt gevormd door een topcilinder, waarvan de optopkamer in I verbinding staat met het drukbegrenzingsklepsamenstel (60). I

7. Hijsinrichting volgens een of meer van de voorgaande I conclusies, waarbij de giek meerdere giekdelen (3,90) omvat, waarbij I 35 aangrenzende giekdelen om een in hoofdzaak horizontale zwenkas (85) I zwenkbaar zijn ten opzichte van elkaar, en waarbij bij elk giekdeel I bijbehorende topmiddelen (30,80) zijn voorzien. I 1023814 I - 13 -

8. Hijsinrichting volgens conclusie 7, waarbij bij elk van de topmiddelen (30,80) behorend bij een giekdeel een topmiddelenbelastingsensor is voorzien. 5

9. Hijsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het drukbegrenzingsklepsamenstel (60) een eerste drukbegrenzingsklep (61) en parallel daaraan een tweede drukbegrenzingsklep (62) omvat, waarbij de hydraulische 10 bedieningsmiddelen van de eerste drukbegrenzingsklep de druk in de eerste kamer (21) detecteren en de tweede drukbegrenzingsklep is gekoppeld met de topmiddelenbelastingsensor (30).

10. Hijsinrichting volgens een of meer van de voorgaande 15 conclusies, waarbij de topmiddelenbelastingsensor (30) een hydraulische sensor is en de kamer (31) onder tussenplaatsing van een klep (75) in verbinding staat met de eerste hydraulische component (20), zodanig dat de druk in de eerste kamer (21) van de eerste hydraulische component (20) vermeerderd wordt met ten minste 20 een gedeelte van de druk in de kamer (31) van de topmiddelenbelastingsensor (30).

11. Hijsinrichting volgens conclusie 8, waarbij het drukbegrenzingsklepsamenstel een eerste drukbegrenzingsklep (61) en 25 parallel daaraan een tweede en een derde drukbegrenzingsklep (62,63) omvat, waarbij de hydraulische bedieningsmiddelen van de eerste drukbegrenzingsklep (61) de druk in de eerste kamer (21) detecteren en de^tweede en de derde drukbegrenzingsklep (62,63) elk in verbinding staan met een bijbehorende topmiddelenbelastingsensor 30 (30,80).

12. Hijsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de hijsinrichting een tweede hijskabel en bijbehorende hijskabelaandrijving omvat, waarbij bij de tweede 35 hijskabel eveneens een verplaatsbare kabelgeleider en bijbehorende eerste hydraulische component behoort, die onder tussenplaatsing van {·. 1 0 2381 4 I - 14 - I I een drukbegrenzingsklepsamenstel in verbinding staat met een I I drukbron. I

12. I topmiddelenbelastingsensor (30) een kamer (31) met variabel volume I heeft zodanig dat de druk van hydraulische vloeistof in die kamer I (31) representatief is voor de belasting van de topmiddelen, I 5 en waarbij de kamer (31) van de topmiddelenbelastingsensor (30) in I verbinding staat met de hydraulische bedieningsmiddelen (65) van het I drukbegrenzingsklepsamenstel (60), I en waarbij het drukbegrenzingsklepsamenstel (60) verder zodanig is I 10 uitgevoerd dat de verbinding (50) tussen de eerste en de tweede I kamer (21,41) ook wordt geopend indien de druk in de kamer (31) van de topmiddelenbelastingsensor (30) hoger is dan een van tevoren I bepaalde topmiddelengrenswaarde, zodat de eerste hydraulische I component (20) dan een verplaatsing van de verplaatsbare I 15 hijskabelgeleider (17) toelaat onder uitstroming van hydraulische I vloeistof uit de eerste kamer (21) bij de door de drukbron bepaalde I druk. I

13. Hijsinrichting volgens conclusie 12, waarbij een I I 5 gemeenschappelijk drukbegrenzingsklepsamenstel is voorzien en een I I stuurklep is geplaatst tussen de samenstel en de beide eerste I I hydraulische componenten. I

14. Hijsinrichting volgens een of meer van de voorgaande I I 10 conclusies, waarbij bij het drukbegrenzingsklepsamenstel (60) I I signaalmiddelen behoren, die - indien het klepsamenstel (60) de I I verbinding tussen de eerste kamer (21) en de tweede kamer (41) opent I I - de hijskabelaandrijving (12) aansturen, zodanig dat de hijskabel I I (11) wordt gevierd. I I 15 I

15. Hijsinrichting volgens een of meer van de voorgaande I I conclusies, waarbij verder is voorzien in een pomp (69), die I I parallel aan het drukbegrenzingsklepsamenstel (60) is opgesteld voor I I het toevoeren van hydraulische vloeistof aan de eerste kamer (21). I I 20 I

16. Hij sinrichting volgens een of meer van de voorgaande I I conclusies, waarbij in de verbinding tussen de eerste kamer (21) en I I de tweede kamer (41) een smoorklep (67) is opgenomen. I I 25

17. Vaartuig voorzien van een hijsinrichting volgens een of meer I I van de voorgaande conclusies. I 1 0 2 3 (F 1 4 I