NL1022939C2 - Geleidingtordeersysteem. - Google Patents

Geleidingtordeersysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL1022939C2
NL1022939C2 NL1022939A NL1022939A NL1022939C2 NL 1022939 C2 NL1022939 C2 NL 1022939C2 NL 1022939 A NL1022939 A NL 1022939A NL 1022939 A NL1022939 A NL 1022939A NL 1022939 C2 NL1022939 C2 NL 1022939C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chains
chain
connector
pipe
casing
Prior art date
Application number
NL1022939A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1022939A1 (nl
Inventor
Peter John Lovegrove
Andrew Robert Penman
Original Assignee
Bj Services Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bj Services Co filed Critical Bj Services Co
Publication of NL1022939A1 publication Critical patent/NL1022939A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1022939C2 publication Critical patent/NL1022939C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B19/00Handling rods, casings, tubes or the like outside the borehole, e.g. in the derrick; Apparatus for feeding the rods or cables
    • E21B19/16Connecting or disconnecting pipe couplings or joints
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23PMETAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; COMBINED OPERATIONS; UNIVERSAL MACHINE TOOLS
    • B23P19/00Machines for simply fitting together or separating metal parts or objects, or metal and non-metal parts, whether or not involving some deformation; Tools or devices therefor so far as not provided for in other classes
    • B23P19/04Machines for simply fitting together or separating metal parts or objects, or metal and non-metal parts, whether or not involving some deformation; Tools or devices therefor so far as not provided for in other classes for assembling or disassembling parts
    • B23P19/06Screw or nut setting or loosening machines
    • B23P19/061Screw or nut setting or loosening machines for pipes or pipe-couplings
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B19/00Handling rods, casings, tubes or the like outside the borehole, e.g. in the derrick; Apparatus for feeding the rods or cables
    • E21B19/16Connecting or disconnecting pipe couplings or joints
    • E21B19/161Connecting or disconnecting pipe couplings or joints using a wrench or a spinner adapted to engage a circular section of pipe
    • E21B19/163Connecting or disconnecting pipe couplings or joints using a wrench or a spinner adapted to engage a circular section of pipe piston-cylinder actuated
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/49Method of mechanical manufacture
    • Y10T29/49815Disassembling
    • Y10T29/49822Disassembling by applying force
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/49Method of mechanical manufacture
    • Y10T29/49826Assembling or joining
    • Y10T29/49881Assembling or joining of separate helix [e.g., screw thread]
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/49Method of mechanical manufacture
    • Y10T29/49826Assembling or joining
    • Y10T29/49895Associating parts by use of aligning means [e.g., use of a drift pin or a "fixture"]
    • Y10T29/49902Associating parts by use of aligning means [e.g., use of a drift pin or a "fixture"] by manipulating aligning means
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/53Means to assemble or disassemble
    • Y10T29/53657Means to assemble or disassemble to apply or remove a resilient article [e.g., tube, sleeve, etc.]
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/53Means to assemble or disassemble
    • Y10T29/53687Means to assemble or disassemble by rotation of work part

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Manufacture Of Motors, Generators (AREA)
  • Suspension Of Electric Lines Or Cables (AREA)
  • Linear Motors (AREA)
  • Load-Engaging Elements For Cranes (AREA)

Description

Korte aanduiding: Geleidingtordeersysteem.
BESCHRIJVING
Deze uitvinding heeft betrekking op boorgereedschap dat 5 bruikbaar is in de olie- en gasindustrie. In het bijzonder wordt een systeem en werkwijze beschreven voor het samenstellen of uit elkaar nemen van geleidingomhulling of pijlers met grote diameter en met schroefdraad-verbindingen in een verticale of horizontale toestand.
Geleidingomhullingen en pijlers met grote diameter en 10 schroefdraad worden gewoonlijk gebruikt bij boorputten in de olie- en gasindustrie, in het bijzonder bij buitengaatse bronnen. Kenmerkende afmet'njen voor geleidingomhullingen die worden gebruikt in de olie- en gasindustrie variëren in diameter van 16 inch tot 48 inch. Pijpvormige elementen met grote diameter en schroefdraad worden ook toegepast als 15 pijlers om buitengaatse constructies aan de zeebodem te bevestigen. Deze pijlers kunnen in diameter variëren van 16 inch tot 48 inch en groter. Deze buisvormige elementen zijn kenmerkend beschikbaar met verbindingsstukken die 30 tot 40 voet lang zijn met een pendeel met schroefdraad aan één uiteinde en een ommantelingsdeel met schroefdraad aan het andere 20 uiteinde.
Het samenstellen van dergelijke geleidingomhullingen met grote diameter en schroefdraad vereist kenmerkend het roteren van een bovenste verbindingsstuk zodat zijn pendeel met schroefdraad in het ommantelingsdeel met schroefdraad van een stationair verbindingsstuk dat 25 zich in de draaibare tafel bevindt kan worden geschroefd en daarmee kan worden samengesteld. Momenteel passen de meeste geleidingsamenstel-bedrijven touw toe om het bovenste verbindingsstuk van de omhulling te draaien of te spinnen om de verbinding gedeeltelijk samen te stellen. Twee handmatige tuigtangen worden dan verbonden met de twee verbindings-30 stukken van gel eidingpijpwerk, één boven en één onder de schroefdraad-verbinding, om de verbinding tot de laatste samenstelwaarde te torderen.
* 022 93 9 2
Andere geleidingsamenstelbedrijven kunnen een aangedreven tang gebruiken om het bovenste verbindingsstuk van de omhulling te roteren of te spinnen om de verbinding samen te stellen. Een aparte handmatige tang wordt gebruikt voor het onderste verbindingsstuk van de omhulling om reserve-5 ondersteuning te bieden om te voorkomen dat het onderste verbindingsstuk ten opzichte van het eerste verbindingsstuk van de omhulling roteert.
De huidige werkwijze voor het samenstellen van schroefdraadverbindingen met grote diameter is in het gunstigste geval een gevaarlijk proces waarbij gebruik wordt gemaakt van een aantal 10 stukken groot, log gereedschap en een aantal werklieden die op de vloer van het platform werken. Er bestaan vei 1igheidsgevaren bij de toepassing van een touw voor het spinnen van pijpwerk en bij het hanteren en manipuleren van zowel handmatige als aangedreven tangen.
Er is aldus een behoefte aan een systeem en werkwijze voor 15 het samenstellen of uit elkaar nemen van geleidingomhulling met grote diameter en schroefdraad die de kans op verwonding van de bediener en schade aan het gereedschap reduceren en om een meer kosteneffectieve, efficiënte bewerking te creëren. De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een systeem en werkwijze die gericht is op deze behoefte 20 aan het in beweging zetten van omhullingen en/of pijlers met grote diameter en schroefdraad. De uitvinding vindt ook toepassing bij het samenstellen of uit elkaar nemen van buisvormige elementen met grote diameter en schroefdraad in horizontale toestand, zoals het leggen van een nieuwe pijpleiding.
25 Bij één uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een inrichting verschaft voor het samenstellen van geleidingomhulling met grote diameter en schroefdraadverbindingen omvattende een onderste kettingklem geschikt om een eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen om rotatie daarvan te voorkomen, een aantal 30 beweegbare armen werkzaam om een vasthoudkracht uit te oefenen op een tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling om het tweede / / / Q o c 3 verbindingsstuk van de geleidingomhulling in roterend contact met één of meer aandrijfwielen op het spinmiddel te houden. Het spinmiddel is werkzaam om roterend een schroefdraadverbinding samen te stellen voor het verbinden van het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling met 5 het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling tot een initieel samensteldraaimoment. De inrichting omvat ook een bovenste kettingklem geschikt om het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen en werkzaam om een laatste samensteldraaimoment uit te oefenen op de schroefdraadverbinding die het tweede verbindingsstuk van de 10 geleidingomhulling met het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling verbindt. In één uitvoeringsvorm omvat de bovenste kettingklem een paar kettingen die met elkaar vergrendel baar zijn om het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen, waarbij het uiteinde van één van de kettingen is bevestigd aan een cilinder van een 15 kettingspanner die werkzaam is om de kettingen te spannen en waarbij het andere uiteinde is bevestigd aan een verankeringsmiddel. Op vergelijkbare wijze omvat de onderste kettingklem een paar kettingen die met elkaar vergrendelbaar zijn om het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen, waarbij het uiteinde van één van de kettingen is 20 bevestigd aan een cilinder van een kettingspanner die werkzaam is om de kettingen te spannen en waarbij het andere uiteinde is bevestigd aan een verankeringsmiddel. Een verdraaici1inder kan de bovenste en onderste kettingklemmen verbinden waarbij werking van de verdraaicilinder het laatste samensteldraaimoment op de bovenste kettingklem overbrengt. De 25 bovenste en onderste kettingklemmen kunnen één of meer stempelblokken omvatten voor het grijpen van de geleidingomhulling. Een aandrijf-armcilinder kan worden gebruikt om de beweegbare armen aan te drijven. Bij voorkeur worden de kettingspanner, de verdraai- en aandrijf-armcilinders, alsook de aandrijfeenheid voor de aandrijfwielen 30 hydraulisch aangedreven.
Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting omvat .... Λ 4 scharnierbare draagarmen voor het dragen van het paar kettingen voor de bovenste kettingklem, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de kettingen met elkaar kunnen zijn vergrendeld en een tweede positie waarin de kettingen kunnen zijn losgemaakt van het 5 tweede verbindingsstuk van de gel ei di ngomhulling. Op vergelijkbare wijze kan het paar kettingen voor de onderste kettingklem worden gedragen door scharnierbare draagarmen, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de kettingen met elkaar kunnen zijn vergrendeld en een tweede positie waarin de kettingen zijn losgemaakt van het eerste 10 verbindingsstuk van de gel ei di ngomhulling. De inrichting kan één of meer beweegbare armen omvatten werkzaam om een vasthoudkracht uit te oefenen op het tweede pijpverbindingsstuk om het tweede pijpverbindingsstuk in roterend contact te houden met de aandrijfwielen van een spinmiddel.
Een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft 15 betrekking op een inrichting voor het samenstellen van een samengesteld pijpenstelsel met schroefdraadverbindingen omvattende een eerste kettingklem geschikt om een eerste verbindingsstuk van het pijpwerk te grijpen om rotatie daarvan te voorkomen, een spinmiddel met één of meer aandrijfwielen werkzaam om roterend een schroefdraadverbinding samen te 20 stellen voor het verbinden van een tweede pijpverbindingsstuk en eerste pijpverbindingsstuk om een initieel samenstel draaimoment, en een tweede kettingklem geschikt om het tweede pijpverbindingsstuk te grijpen en werkzaam om een laatste samensteldraaimoment uit te oefenen op de schroefdraadverbinding. De onderste en bovenste kettingklem kunnen ieder 25 een paar kettingen omvatten die met elkaar vergrendel baar zijn om respectievelijk het eerste en het tweede pijpverbindingsstuk te grijpen. Scharnierbare draagarmen voor het dragen van de respectievelijke paren kettingen kunnen ook worden omvat, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de kettingen met elkaar kunnen zijn 30 vergrendeld en een tweede positie waarin de kettingen zijn losgemaakt van respectievelijk het eerste en tweede pijpverbindingsstuk.
1022939 5
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het samenstellen van geleidingomhulling met grote diameter en met schroefdraadverbindingen, omvattende de stappen van het grijpen van een eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling met 5 een onderste kettingklem om rotatie daarvan te voorkomen, het uitoefenen van een vasthoudkracht op een tweede verbindingsstuk van geleidingomhulling met één of meer armen om het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling in roterend contact te houden met één of meer aandrijfwielen aan een spinmiddel, het samenstellen van een schroefdraad-10 verbinding die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling verbindt met het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling tot een initieel samenstel draaimoment met het spinmiddel en het uitoefenen van een laatste samensteldraaimoment op de schroefdraadverbinding die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling verbindt met het eerste 15 verbindingsstuk van de geleidingomhulling met een bovenste kettingklem.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het uit elkaar nemen van een samengesteld pijpstelsel met schroefdraadverbindingen. De werkwijze omvat de stappen van het grijpen van een eerste pijpverbindingsstuk met een onderste 20 kettingklem om rotatie daarvan te voorkomen, het uitoefenen van een vasthoudkracht op een tweede pijpverbindingsstuk met één of meer armen om het tweede pijpverbindingsstuk in contact te houden met één of meer aandrijfwielen aan een spinmiddel, het uitoefenen van een draaimoment voor het uit elkaar nemen op de schroefdraadverbinding die het tweede 25 pijp-verbindingsstuk verbindt met het eerste pijpverbindingsstuk met een bovenste kettingklem en het uit elkaar nemen van de schroefdraadverbinding met het spinmiddel tot het tweede pijpverbindingsstuk wordt losgemaakt van het eerste pijpverbindingsstuk waarbij de onderste kettingklem, de bovenste kettingklem, de één of meer armen en spin-30 middelen componenten zijn van een enkele inrichting.
De volgende figuren zijn onderdeel van de onderhavige ••'Λ .-·λ , ’ -·' / Q O Λ 1 - " Λ-. - ί Λ 6 specificatie en zijn opgenomen om bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding verder te demonstreren. De uitvinding kan beter worden begrepen onder verwijzing naar één of meer van deze figuren in combinatie met de gedetailleerde beschrijving van de specifieke uitvoeringsvormen 5 die in dit document worden gepresenteerd.
Figuur 1 is een zijaanzicht van de geleidingtordeer- inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 2 is een bovenaanzicht in doorsnede dat het geleidingtordeerapparaat toont met de vasthoudarmen in de open positie.
10 Figuur 3 is een bovenaanzicht in doorsnede dat de inrichting uit figuur 2 toont die een geleidingomhulling met kleinere diameter samenstelt waarbij de vasthoudarmen zich in gesloten positie bevi nden.
Figuur 4 is een bovenaanzicht in doorsnede dat een 15 kettingklem met draagarmen illustreert.
Figuur 5 is een aanzicht van een uiteinde van de bovenste en onderste kettingklemmen en verdraaicilinder.
Figuur 6 is een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding in horizontale werking op een buisvormig element met grote 20 diameter en schroefdraad.
De volgende voorbeelden zijn opgenomen om voorkeursuitvoeringsvormen volgens de uitvinding te demonstreren. Vaklieden zullen begrijpen dat de technieken die in de hiernavolgende voorbeelden worden beschreven technieken representeren waarvan door de uitvinders is ontdekt 25 dat zij goed functioneren bij de toepassing van de uitvinding en die dus kunnen worden beschouwd voorkeurswijzen te vormen voor de toepassing ervan. Vaklieden zouden er in het licht van de onderhavige beschrijving echter bewust van moeten zijn dat in de specifieke uitvoeringsvormen die worden beschreven veel veranderingen kunnen worden aangebracht en nog 30 steeds eenzelfde of vergelijkbaar resultaat zouden opleveren zonder de geest en het bereik van de uitvinding te verlaten.
Λ ..
7
Verwijzend naar figuur 1 wordt de geleidingtordeer-inrichting volgens de onderhavige uitvinding getoond, die een geleiding-omhulling met grote diameter en schroefdraad samenstelt. Meer in het bijzonder stelt geleidingtordeerinrichting 10 een bovenste geleiding-5 omhullingverbindingsstuk 1 samen met een onderste gel ei di ngomhul1i ng-verbindingsstuk 2. Het bovenste en onderste verbindingsstuk van de geleidingomhulling worden verbonden door een conventionele draad-verbinding 3 met grote diameter kenmerkend omvattend een pendeel (niet getoond) met schroefdraad aan de onderzijde van bovenste verbindingsstuk 10 1 dat in een ommantelingsdeel (niet getoond) aan het onderste geleiding- omhullingverbindingsstuk 2 met passend schroefdraad steekt en daarmee wordt samengesteld. Traditionele afmetingen voor geleidingpijp met grote diameter die in de buitengaatse energie-industrie worden toegepast omvatten diameters van 16", 18 5/8", 20", 24", 26", 30", 36", 42" en 48". 15 Hoewel de onderhavige uitvinding in het bijzonder geschikt is om dergelijke traditionele gel eidingomhul1ingen met grote diameter en schroefdraad samen te stellen uit elkaar te nemen, zal een vakman zich er van bewust zijn dat de uitvinding zou kunnen worden aangepast om ook pijpvormige elementen met schroefdraad met kleinere diameter te hanteren. 20 De geleidingtordeerinrichting 10 omvat een draaggestel 15 met een oog 18 aan zijn bovenste uiteinde. Inrichting 10 kan aan de boortoren of aan een commercieel verkrijgbaar geautomatiseerd mechanisme voor het manoeuvreren van aangedreven tangen aan en van de middellijn van de bron worden opgehangen gedurende bewerkingen aan de omhulling, zoals 25 BJ Tubular Services' Leadhand MKII. Kabels en/of kettingen voor het ophangen van de geleidingtordeerinrichting aan de boortoren of het geautomatiseerd gemechaniseerd systeem kunnen aan oog 18 worden bevestigd.
Aan het onderste uiteinde van draaggestel 15 is onderste 30 kettingklem 20 bevestigd die geschikt is om het bovendeel van onderste geleidingomhulling 2 te grijpen dat uit de roteertafel steekt. Onderste 8 kettingklem 20 omvat ketting 22 die rondom de onderste geleidingomhulling is geslagen en die uiteindelijk grijpt. Ketting 22 kan bestaan uit twee afzonderlijke lengten die een vergrendelingsmiddel 29 hebben om de twee lengten van de ketting om de geleidingomhulling te verbinden. Een 5 volledige omwenteling van de ketting kan alternatief in hoofdzaak om de geleidingomhulling lopen en bevestigt onder toepassing van ieder conventioneel vergrendelingsmiddel, zoals een "haanstift" of verwijderbare pen. Dergelijke vergrendelingsmiddelen zijn algemeen bekend in het vakgebied. Onderste kettingklem 20 kan ook cilinder 60 van de ketting-10 spanner omvatten die aan één uiteinde van ketting 22 is bevestigd, zoals getoond in figuren 2 en 4. Het andere uiteinde van ketting 22 kan zijn bevestigd door middel van ieder geschikt verankeringsmiddel zoals pen 23. Om hantering van ketting 22 te vergemakkelijken, kan kettingklem 20 draagarmen 24 omvatten die scharnierbaar kunnen zijn bevestigd aan 15 horizontaal draagdeel 26. Hendels 27 kunnen worden gebruikt om ketting 22 om omhulling 2 te openen, te verbinden en los te koppelen.
Kettingspancilinder 60 zal, wanneer die wordt aangedreven, voldoende spanning op ketting 22 uitoefenen om te voorkomen dat onderste geleidingomhulling 2 roteert. Kettingklem 20 kan één of meer stempel-20 blokken 31 omvatten voor het uitoefenen van een additionele grijpkracht op omhulling 2 wanneer ketting 22 wordt gespannen. Stempelblokken 31 zijn verge!ijkbaar met conventionele tangmatrijzen en omvatten tanden om in de omhulling te bijten. Zodra ketting 22 volledig is gespannen, dient onderste kettingklem 20 als een verankering voor inrichting 10. 25 Onderste kettingklem 20 verschaft ook reserve-ondersteuning om te voorkomen dat onderste geleidingomhulling 2 roteert gedurende de roterende samenstelling van bovenste geleidingomhulling 1 met de onderste geleidingomhulling.
Bovenste kettingklem 30 bevindt zich verticaal op afstand 30 boven onderste kettingklem 20 zoals getoond in figuur 1. Bovenste kettingklem 30 is geschikt om de bovenste geleidingomhulling 1 te grijpen 1022939 9 en is werkzaam om een laatste samensteldraaimoment op de schroefdraad-verbinding 3 uit te oefenen zoals hieronder meer gedetailleerd wordt beschreven. Bovenste kettingklem 30 is vergelijkbaar in samenstelling en werking met onderste kettingklem 20 waarbij ketting 32 voldoende lengte 5 heeft om zich rondom de bovenste geleidingomhulling uit te strekken.
Ketting 32 is aan één uiteinde bevestigd aan een afzonderlijke ketting-spancilinder 60 en aan het andere uiteinde aan een verankeringsmiddel, zoals pen 23. Kettingspanci1inders 60 worden bij voorkeur hydraulisch aangedreven, hoewel de inrichting zou kunnen worden aangedreven door 10 elektromechanische of pneumatische middelen. Ketting 32 kan op vergelijkbare wijze als ketting 22 zijn vergrendeld, zoals door een vergrendelinrichting vergelijkbaar met vergrendelinrichting 29. Bovenste kettingklem 30 kan ook één of meer stempelblokken omvatten, vergelijkbaar met stempelblokken 31, om bovenste gel ei di ngomhul1i ng 1 verder te grijpen 15 wanneer laatste samenstelling wordt uitgevoerd door de bovenste kettingklem. De stempelblokken kunnen zijn gepositioneerd om de horizontale draagdelen (deel 26 en een vergelijkbaar deel aan de bovenste kettingklem) om een bereik aan pijpdiameters te grijpen. Bij wijze van voorbeeld kunnen de stempel blokken zijn gepositioneerd om geleidingomhullingen 20 variërend van 16" tot 48" te grijpen.
Dragers 38 verschaffen additionele verticale steunen en afstand tussen bovenste kettingklem 30 en onderste kettingklem 20. De dragers 38 moeten voldoende lengte hebben om te verzekeren dat bovenste kettingklem 30 het bovenste geleidingomhullingverbindingsstuk zal grijpen 25 nadat kettingklem 20 het onderste gel eidingomhul!ingverbindingsstuk heeft gegrepen. De schroefdraadverbindingen kunnen ommantelings- en pendelen hebben die een grotere buitendiameter hebben dan de gel ei di ngomhul 1 i ng zelf. De bovenste en onderste kettingklem voor gel ei di ng-tordeerinrichting 10 kunnen eenvoudig de ommantelings- en pendelen met 30 grotere diameter accommoderen. Aldus zal het duidelijk zijn dat het de bedoeling is dat referenties voor het grijpen van de bovenste of onderste 1 0 2 2 8 9 o
•y' - » IJ
10 geleidingomhullingsverbindingsmiddel en met de kettingklem ook het grijpen van de ommantelings- en/of pendelen van de verbinding met draad omvatten.
Een spinmiddel is bevestigd aan draaggestel 15 boven de bovenste kettingklem 30. Een spinmiddel 65 kan één of meer aandrijf-5 wielen 68 en een spindeelaandrijfkoppeleenheid 70 voor ieder aandrijfwiel omvatten. In een andere voorkeursuitvoering omvat een spinmiddel 65 ook vasthoudarmen 50 en armaandrijfci1inder 65. Verwijzend naar figuur 2 worden beweegbare vasthoudarmen 50 getoond in de open positie om het bovenste geleidingomhullingverbindingsstuk. Vasthoudarmen 50 kunnen 10 telescopisch van aard zijn om een grotere verlenging te verschaffen en/of een breder bereik van geleidingomhullingsafmetingen te accommoderen. Armen 50 kunnen ook vasthoudrollen 55 omvatten die zijn bevestigd aan hun distale uiteinden. Vasthoudarmen 50 zijn bevestigd aan horizontaal draaggestel 61 door middel van scharnierpennen 58. Horizontaal draag-15 gestel 60 steekt uit draaggestel 15 en kan deel uitmaken van een spinmiddel 65. Het proximale uiteinde van armen 50 is verbonden met aandrijfci1inder 65 door middel van een geschikte verbinding zoals pennen 53. Aandrijfci1inder 65 kan zijn gepositioneerd tussen de bovenste en onderste platen van horizontaal draaggestel 61. Aandrijving van aandrijf-20 cilinder 65 zal veroorzaken dat armen 50 scharnieren om scharnierpennen 58, waardoor armen 50 worden geopend of gesloten om een verbindingsstuk van de geleidingomhulling. Aandrijfci1inder 65 wordt in figuur 3 geïllustreerd in de verlengde positie waarbij armen 50 worden gesloten om het onderste gel ei di ngomhullingverbindi ngsmi ddel. Aandrijfci1inder 65 25 wordt in figuur 2 geïllustreerd in de teruggetrokken positie waarbij armen 50 worden bewogen naar de geopende positie.
In de gesloten positie oefenen armen 50 een vasthoudkracht uit op het bovenste verbindingsstuk van de geleidingomhulling om het verbindingsstuk in roterend contact met de aandrijfwielen 68 te houden. 30 Hoewel de uitvoeringsvormen getoond in figuren 2 en 3 een paar beweegbare armen tonen, zal een vakman zich er van bewust zijn dat een enkele arm Λ · 11 zou kunnen worden gebruikt zolang als die arm een houdkracht uitoefent op het bovenste verbindingsstuk van de omhulling om de verbinding in contact met de aandrijfwielen 68 te houden.
Bij één uitvoeringsvorm hebben aandrijfwielen 68 een 5 polyurethaan bedekking om een frictiecontact te handhaven met het bovenste geleidingomhullingverbindingsstuk gedurende de initiële rotatie-samenstelling van de connector 3 schroefdraad. Alternatief kunnen andere geschikte rubber materialen de aandrijfwielen bedekken. De aandrijfwielen worden aangedreven door middel van hydraulische motortandkast 70 die kan 10 zijn bevestigd aan horizontaal draaggestel 61. Vasthoudrollen 55 vergemakkelijken de rotatie van bovenste gel eidingomhulling- verbindingsstuk 1. Bij een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het spinmiddel twee aandrijfwielen die op hun plaats zijn bevestigd maar frictiecontact kunnen handhaven met een brede variatie van geleidingpijpen met 15 verschillende afmeting. Bij een voorkeursuitvoering kan de geleiding- tordeerinrichting geleidingpijp samenstellen of uit elkaar nemen variërend van 16 inch tot 48 inch. Zoals getoond in figuren 2 en 3 kan horizontaal draaggestel 61 een V-vorm hebben om het hanteren van gel ei di ngomhul1i ngen van verschillende omvang te vereenvoudigen. Het 20 spinmiddel wordt gebruikt om het bovenste verbindingsstuk van geleidingpijpwerk te roteren tot een initiële samensteldraaimomentwaarde, bijvoorbeeld tot ongeveer 5000 voetpond. Het initieel samenstel-draaimoment kan variëren van insteek- tot ofwel kraagkoppeling of het bereiken van tapdraadinterferentie, afhankelijk van de omvang, het type 25 en fabrikaat van de connector met schroefdraad. In de initiële samenstelpositie zal de connector 3 met schroefdraad zich kenmerkend bevinden binnen 15 graden van een laatste samenstelpositie.
Zodra het spinmiddel het initieel samenstel draai moment op de verbinding heeft uitgeoefend, wordt de bovenste kettingklem 30 30 gebruikt om het laatste samensteldraaimoment op de verbinding uit te oefenen. Ketting 32 wordt om het bovenste gel eidingomhul1ing- 12 verbindingsstuk gespannen door de kettingspancilinder 60 voor de bovenste kettingklem te activeren. Zodra de bovenste kettingklem het bovenste geleidingverbindingsstuk heeft gegrepen, wordt verdraai cilinder 35 aangedreven om het laatste samensteldraaimoment op de verbinding uit te 5 oefenen. Verdraai cilinder 35 strekt zich horizontaal uit tussen de bovenste en onderste kettingklem. Een verticale ommanteling 36 strekt zich omhoog uit van de onderste kettingklem en is verbonden met één uiteinde van draaicilinder 35. Een zich naar beneden uitstrekkende ommanteling 37 verbindt bovenste kettingklem 30 met verdraaiingscilinder 10 35. De ommantelingen 36 en 37 zijn constructief gemonteerd om de belasting op ieder van de kettingklemmen over te brengen. Om de laatste samenstel kracht uit te oefenen wordt verdraaicilinder 35 teruggetrokken hetgeen er voor zorgt dat ketting 32 en bovenste geleidingomhulling 21 in de richting van de klok roteren ten opzichte van onderste kettingklem 20 15 en onderste gel ei di ngomhul1ingverbindingsstuk 2. De rotatie van ketting 32 ten opzichte van onderste kettingklem 20 oefent het noodzakelijke draaimoment uit op de schroefdraadverbinding om de laatste samenstel-draaimoment en -positie te bereiken. Bij één uitvoeringsvorm kan de gel eidingtordeerinrichting worden gebruikt om een laatste samenstel-20 draaimoment uit te oefenen variërend van het initieel samenstel- draaimoment tot ongeveer 120.000 voetpond. Echter dient gerealiseerd te worden dat het laatste samensteldraaimoment kan variëren afhankelijk van de afmeting, het type en het fabrikaat van de connector met schroefdraad.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de gel ei di ng-25 tordeerinrichting hydraulisch bediend. Meer in het bijzonder worden kettingspancilinders 60, armaandrijfci1inder 65, verdraaicilinder 35 en spinmiddelaandrijftandwiel eenheden 70 hydraulisch aangedreven. Een vakman zal er zich echter van bewust zijn dat de inrichting ook elektro-mechanisch of pneumatisch zou kunnen worden aangedreven. De inrichting 30 kan worden bediend door een afstandsbesturingspaneel, waardoor het aantal werklieden op de vloer van het boorplatform wordt gereduceerd. Bij een 1 0 2 2 9 3 9 13 voorkeursuitvoering wordt een hydraulisch aangedreven afstandsbesturing-eenheid verbonden met inrichting 10 en aangedreven door een geschikte commerciële hydraulische aangedreven eenheid. Beschouwd wordt dat een enkele bediener de geleidingtordeerinrichting kan bedienen vanuit de 5 afstandbesturingseenheid die zich op voldoende afstand bevindt van het gebied waar de buisvorm wordt samengesteld waardoor de kans op verwonding van de bediener wordt gereduceerd. Behalve dat de onderhavige uitvinding substantieel veiliger is dan conventionele werkwijzen en inrichtingen voor het samenstellen en in gang zetten (of uit elkaar nemen en 10 herstellen) van ge1eidingomhulling met grote diameter, is de onderhavige uitvinding ook een kosteneffectievere en efficiëntere wijze voor het samenstellen en in gang zetten (of uit elkaar nemen en herstellen) van een dergelijke gel eidingomhul1ing.
De onderhavige uitvinding omvat ook de werkwijzen voor het 15 samenstellen van buisvormige elementen met schroefdraad onder toepassing van de eerder beschreven uitvoeringsvormen van de tordeerinrichting. Volgens een voorkeurswerkwijze wordt een eerste verbindingsstuk van de gel eidingomhulling in de bronboring gestoken en tegen de roteertafel geplaatst. Een nieuw verbindingsstuk van de gel eidingomhul1ing wordt 20 opgepakt en aangevoerd vanuit de V-vormige toegang van het platform. Het tweede verbindingsstuk wordt gepositioneerd boven en gestoken in het ommantelingsdeel van het verbindingsstuk van de gel eidingomhul!ing dat is opgehangen in de roteertafel door gebruik te maken van de lucht-takels van het platform of door gebruik te maken van een geautomatiseerd 25 systeem. De geleidingtordeerinrichting 10 wordt horizontaal bewogen in aangrijping met de twee verbindingsstukken van geleidingomhulling, bij voorkeur door gebruik van de hydraulische arm van het BJ Tubular Services' Leadhand INRICHTING-systeem. De onderste kettingklem 20 wordt gesloten om het onderste omhul 1ingverbindingsstuk dat uit de roteertafel 30 steekt. Onderste kettingspanci1inder 60 wordt aangedreven (dat wil zeggen teruggetrokken) om ketting 22 te spannen waardoor de onderste kettingklem
t ? 2.2 ,Q Ί Q
14 wordt vastgezet aan geleidingomhulling 2. Stempelblokken 31 kunnen worden omvat door draagplaat 26 om een additionele grijpkracht te verschaffen op gel eidingomhul1ing 2 om de omhulling vrij van rotatie te houden gedurende het samenstellen van de connector 3 met schroefdraad. Armen 50 worden om 5 het bovenste verbindingsstuk van de gel ei di ngomhulling bewogen waarbij indien noodzakelijk de armen naar buiten worden getelescopeerd zoals getoond in figuur 2. Armen 50 worden om de geleidingomhul1ing gesloten en teruggetrokken totdat het bovenste verbindingsstuk van de gel ei di ngomhul 1 ing stevig tegen de aandrijfwielen 68 wordt gedrukt. De aandrijf-10 wielen worden geroteerd door aandrijfeenheid 70 om het bovenste verbindingsstuk van de geleidingomhulling snel te roteren met een kleine draaimoment om de connector 3 met schroefdraad samen te stellen tot een initieel samenstel positie. Armen 50 oefenen voldoende horizontale kracht uit om te verzekeren dat de aandrijfrollen volledig in aangrijping zijn 15 met het bovenste verbindingsstuk van de geleidingomhulling en hebben daardoor genoeg frictiekracht om het verbindingsstuk te roteren.
Zodra het initieel draaimoment is uitgeoefend, wordt de bovenste kettingklem aangedreven om omhullinggeleiding 1 te grijpen door het uitoefenen van spanning op ketting 32 door bovenste kettingspan-20 cilinder 60. Daarna wordt verdraaici1inder 35 aangedreven (dat wil zeggen teruggetrokken) om rotatiekracht uit te oefenen op de bovenste kettingklem waardoor wordt veroorzaakt dat het bovenste verbindingsstuk roteert over de laatste samenstelafstand (bijvoorbeeld ongeveer 1-3 radiale inches) totdat het laatste draaimoment is uitgeoefend op connector 3.
25 Om de geleidingtordeerinrichting los te maken wordt de spanning van ketting 32 weggenomen door de bovenste kettingspancilinder 60 uit te strekken. Aandrijfcilinder 65 wordt samengetrokken waardoor armen 50 om scharnierpennen 58 scharnieren en naar de open positie bewegen, zoals getoond in figuur 2. Onderste kettingspanciünders 60 30 worden ook uitgestoken om de spanning op ketting 22 te verminderen, waarna kettingen 32 en 22 kunnen worden ontkoppeld en inrichting 10 weg *' ·· '->*) 15 kan worden teruggetrokken weg van de geleidingomhulling.
Hoewel de bovenstaande beschrijving betrekking heeft op het samenstellen van een gel ei di ngomhul1i ngsverbi ndi ng met schroefdraad, zal een vakman zich er van bewust zijn dat gel ei di ngtordeeri nri chti ng 10 kan 5 worden gebruikt om een verbinding uit elkaar te nemen door het omkeren van de bewerking van het gereedschap. Meer in het bijzonder kan verdraai cilinder 35 worden aangedreven (dat wil zeggen verlengd) om te zorgen dat bovenste kettingklem 30 een rotatie tegen de richting van de wijzers van de klok op het bovenste gel eidingomhullingverbindingsstuk 10 uitoefent om de verbinding uit elkaar te nemen. Aandrijfwielen 68 kunnen in de tegengestelde richting worden geroteerd om het pendeel aan bovenste geleidingomhullingverbindingsstuk 1 los te schroeven van het ommantelingsdeel van onderste geleidingomhullingverbindingsstuk 2.
De tordeerinrichting zou ook kunnen worden toegepast bij 15 het samenstellen of uit elkaar nemen van horizontaal pijpwerk, zoals het leggen van pijpleidingen met connectoren met schroefdraad. Figuur 6 illustreert inrichting 10 opgetuigd voor toepassing bij horizontale werking. Gestel 15 is gevouwen bij verbindingsstuk 15a en bevestigd door geschikte middelen zoals getoond in figuur 6 zodat tordeerinrichting 10 20 schroef-draadverbinding 83 kan samenstellen voor verbindingsstukken 81 en 82 op in hoofdzaak dezelfde wijze als beschreven voor het samenstellen van geleidingomhulling.
Terwijl de inrichting, samenstellingen en werkwijzen van deze uitvinding zijn beschreven in termen van voorkeursuitvoeringen of 25 illustratieve uitvoeringen, zal het voor vaklieden duidelijk zijn dat variaties kunnen worden toegepast op het proces dat in dit document wordt beschreven zonder het concept en het bereik van de uitvinding te verlaten. Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen bijvoorbeeld in plaats van vasthoudwielen 55 aandrijfwielen worden 30 gepositioneerd op de distale uiteinden van armen 50. Een aparte aandrijfeenheid zou aan ieder aandrijfwiel kunnen worden gekoppeld. Alle 1 o · I L' ,,, 5 ..
16 dergelijke vergelijkbare substituten en aanpassingen die vanzelfsprekend zijn voor vaklieden worden geacht zich binnen het bereik en concept van de uitvinding te bevinden zoals die in de hiernavolgende claims wordt uiteengezet.
5 1022939

Claims (50)

1. Een inrichting voor het samenstellen van geleidingomhulling met grote diameter en met schroefdraadverbindingen omvattende: 5 een onderste kettingklem geschikt om een eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen om rotatie daarvan te voorkomen, een aantal beweegbare armen werkzaam om een vasthoudkracht uit te oefenen op een tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling om 10 het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling in roterend contact met één of meer aandrijfwielen op een spinmiddel te houden, waarbij het spinmiddel werkzaam is om roterend een schroefdraadverbinding samen te stellen die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling met het eerste verbindingsstuk van de 15 geleidingomhulling tot een initieel samensteldraaimoment verbindt, en een bovenste kettingklem geschikt om het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen en werkzaam om een laatste samensteldraaimoment uit te oefenen op de schroefdraadverbinding die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling met het eerste 20 verbindingsstuk van geleidingomhulling verbindt.
2. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de bovenste kettingklem een paar kettingen omvat die met elkaar vergrendelbaar zijn om het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen.
3. De inrichting volgens conclusie 2, waarbij het uiteinde van 25 één van de kettingen is bevestigd aan een cilinder van een kettingspanner die werkzaam is om de kettingen te spannen.
4. De inrichting volgens conclusie 3, waarbij het uiteinde van de andere ketting is bevestigd aan een verankeringsmiddel.
5. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de onderste 30 kettingklem een paar kettingen omvat die met elkaar vergrendelbaar zijn om het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling te grijpen. •ü -»*\ ^ 939
6. De inrichting volgens conclusie 5, waarbij het uiteinde van één van de kettingen is bevestigd aan een cilinder van een kettingspanner die werkzaam is om de kettingen te spannen.
7. De inrichting volgens conclusie 6, waarbij het uiteinde van 5 de andere ketting is bevestigd aan een verankeringsmiddel.
8. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de lengten van de beweegbare armen telescopisch kunnen worden verlengd om zich om het tweede verbindingsstuk van de gel ei di ngomhulling te sluiten.
9. De inrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een 10 vasthoudrolIer bevestigd aan het distale uiteinde van iedere vasthoudarm.
10. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de bovenste en de onderste kettingklem geschikt zijn om geleidingomhulling variërend van 16 inch tot 48 inch diameter te grijpen.
11. De inrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een 15 cilinder van een kettingspanner voor zowel de bovenste als de onderste ketti ngklem.
12. De inrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een aandrijfci1inder voor het bewegen van de beweegbare armen.
13. De inrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een 20 afstandsbesturingspaneel voor het bedienen van de beweegbare armen en spi nners.
14. De inrichting volgens conclusie 13, waarbij het afstands-bedieningspaneel hydraulisch wordt aangedreven.
15. De inrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een 25 verdraaicilinder die de bovenste en onderste kettingklem verbindt waarbij werking van de verdraaicilinder het laatste draaimoment op de bovenste kettingklem overbrengt.
16. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aandrijf-wielen hydraulisch worden aangedreven.
17. De inrichting volgens conclusie 11, waarbij de cilinders van de kettingspanner hydraulisch worden aangedreven. 1: O ~ ,,,
18. De inrichting volgens conclusie 12, waarbij de aandrijf-cilinder voor de vasthoudarmen hydraulisch wordt aangedreven.
19. De inrichting volgens conclusie 15, waarbij de verdraai-cilinder hydraulisch wordt aangedreven.
20. De inrichting volgens conclusie 1, verder omvattend een draaggestel voor het dragen van de bovenste en onderste kettingklem, de beweegbare armen en het spinmiddel.
21. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij het initieel draaimoment varieert van insteken tot ofwel aangrijping met de kraag of 10 het bereiken van tapdraadinterferentie.
22. De inrichting volgens conclusie 15, waarbij het laatste draaimoment varieert van de initiële samenstel draaimomentwaarde tot ongeveer 120.000 voetpond.
23. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de bovenste 15 kettingklem verder één of meer stempelblokken omvat voor het grijpen van het tweede verbindingsstuk van de omhulling.
24. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij de onderste kettingklem verder één of meer stempelblokken omvat voor het grijpen van het eerste verbindingsstuk van de omhulling.
25. De inrichting volgens conclusie 2, verder omvattende scharnierbare draagarmen voor het dragen van het paar kettingen, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de kettingen met elkaar kunnen zijn vergrendeld en een tweede positie waarin de kettingen zijn losgemaakt van het tweede verbindingsstuk van de 25 geleidingomhulling.
26. De inrichting volgens conclusie 5, verder omvattende scharnierbare draagarmen voor het dragen van het paar kettingen, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de kettingen met elkaar kunnen zijn vergrendeld en een tweede positie waarin 30 de kettingen zijn losgemaakt van het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling.
27. Een inrichting voor het samenstellen van een samengesteld pijpenstelsel met schroefdraadverbindingen omvattende: een eerste kettingklem geschikt om een eerste pi j p-verbindingsstuk te grijpen om rotatie daarvan te voorkomen, 5 een spinmiddel met één of meer aandrijfwielen werkzaam om roterend een schroefdraadverbinding samen te stellen tussen een tweede pijpverbindingsstuk en het eerste pijpverbindingsstuk tot een initieel samenstel draai moment, één of meer beweegbare armen werkzaam om een vasthoudkracht 10 uit te oefenen op het tweede pi jpverbindingsstuk om het tweede pijp-verbindingsstuk in roterend contact met de aandrijfwielen op het spinmiddel te houden, en een tweede kettingklem geschikt om het tweede pijpverbindingsstuk te grijpen en werkzaam om een laatste samenstel-15 draai moment uit te oefenen op de schroefdraadverbinding.
28. De inrichting volgens conclusie 27, waarbij de lengten van de beweegbare armen telescopisch kunnen worden vergroot om zich om het tweede pijpverbindingsstuk te sluiten.
29. De inrichting volgens conclusie 27, waarbij de onderste 20 kettingklem verder één of meer stempelblokken omvat voor het grijpen van het eerste pijpverbindingsstuk.
30. De inrichting volgens conclusie 27, waarbij de bovenste kettingklem een paar kettingen omvat die met elkaar vergrendel baar zijn om het tweede pijpverbindingsstuk te grijpen.
31. De inrichting volgens conclusie 30, waarbij het uiteinde van één van de kettingen is bevestigd aan een cilinder van een ketting-spanner die werkzaam is om de kettingen te spannen.
32. De inrichting volgens conclusie 31, waarbij het uiteinde van de andere ketting is bevestigd aan een verankeringsmiddel.
33. De inrichting volgens conclusie 27, waarbij de onderste kettingklem een paar kettingen omvat die met elkaar vergrendel baar zijn 0 22 93 9 4 om het eerste pijpverbindingsstuk te grijpen.
34. De inrichting volgens conclusie 33, waarbij het uiteinde van één van de kettingen is bevestigd aan een cilinder van een ketting-spanner die werkzaam is om de kettingen te spannen.
35. De inrichting volgens conclusie 34, waarbij het uiteinde van de andere ketting is bevestigd aan een verankeringsmiddel.
36. De inrichting volgens conclusie 27, verder omvattende een verdraai cilinder die de bovenste en onderste kettingklem verbindt waarbij werking van de draai cilinder de laatste samenstel op de bovenste 10 kettingklem overbrengt.
37. De inrichting volgens conclusie 27, verder omvattende een draaggestel voor het dragen van de bovenste en onderste kettingklem en het spinmiddel.
38. De inrichting volgens conclusie 27, waarbij de bovenste 15 kettingklem verder één of meer stempel blokken omvat voor het grijpen van het tweede pijpverbindingsstuk.
39. De inrichting volgens conclusie 28, verder omvattend scharnierbare draagarmen voor het dragen van het paar kettingen, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de 20 kettingen met elkaar kunnen zijn vergrendeld en een tweede positie waarin de kettingen zijn losgemaakt van het tweede pijpverbindingsstuk.
40. De inrichting volgens conclusie 31, verder omvattend scharnierbare draagarmen voor het dragen van het paar kettingen, waarbij de draagarmen beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de 25 kettingen met elkaar kunnen zijn vergrendeld en een tweede positie waarin de kettingen zijn losgemaakt van het eerste pijpverbindingsstuk.
41. Een inrichting voor het samenstellen van een samengesteld pijpenstelsel met schroefdraadverbindingen omvattende: een onderste kettingklem geschikt om een eerste pijp- 30 verbindingsstuk te grijpen om rotatie daarvan te voorkomen, een spinmiddel voor het roterend samenstellen van een ; O Ί - v' O O" « schroefdraadverbinding die een tweede pijpverbindingsstuk verbindt met het eerste pijpverbindi ngsstuk met een initieel samenstel draai moment, middelen voor het uitoefenen van een vasthoudkracht op het tweede pijpverbindingsstuk om het tweede pijpverbindingsstuk in contact 5 te houden met het spinmiddel, en bovenste kettingklemmiddelen voor het grijpen van het tweede pijpverbindingsstuk en het uitoefenen van een laatste samenstel-draaimoment op de schroefdraadverbinding.
42. Een werkwijze voor het samenstellen van geleidingomhul1ing 10 met grote diameter en met schroefdraadverbindingen omvattende: het grijpen van een eerste verbindingsstuk van geleidingomhul ling met een onderste kettingklem om rotatie daarvan te voorkomen, het uitoefenen van een vasthoudkracht op een tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling met één of meer armen om het 15 tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling in roterend contact te houden met één of meer aandrijfwielen aan een spinmiddel, het samenstellen van een schroefdraadverbinding die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling verbindt met het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling met een initieel samenstel-20 draaimoment met het spinmiddel, en het uitoefenen van een laatste samensteldraaimoment op de schroefdraadverbinding die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling verbindt met het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling met een bovenste kettingklem, 25 waarbij de onderste kettingklem, de bovenste kettingklem, de één of meer armen en een spinmiddel componenten zijn van een enkele inrichting.
43. De werkwijze volgens conclusie 42, waarbij de stap van het uitoefenen van een laatste samenstel draai moment verder omvat het 30 aandrijven van een verdraaicilinder die is verbonden met de bovenste en onderste kettingklem om het laatste draaimoment over te brengen op de bovenste kettingklem.
44. De werkwijze volgens conclusie 43, verder omvattende het hydraulisch aandrijven van de verdraaicilinder.
45. De werkwijze volgens conclusie 42, waarbij de stap van het 5 grijpen van een eerste verbindingsstuk van de gel ei di ngomhulling verder omvat het hydraulisch aandrijven van een cilinder van een kettingspanner om de onderste kettingklem te spannen.
46. De werkwijze volgens conclusie 42, verder omvattende het spannen van de bovenste kettingklem om het tweede verbindingsstuk van de 10 gelei di ngomhulling te grijpen door het hydraulisch aandrijven van een cilinder van een kettingspanner.
47. De werkwijze volgens conclusie 42, verder omvattende het hydraulisch aandrijven van de één of meer aandrijfwielen aan de spin-middelen om de schroefdraadverbinding samen te stellen met het initieel 15 draai moment.
48. Werkwijze voor het samenstellen van een samengesteld pijpstelsel met schroefdraadverbindingen omvattende: het grijpen van een eerste pijpverbindingsstuk met een onderste kettingklem om rotatie daarvan te voorkomen, 20 het uitoefenen van een vasthoudkracht op een tweede pijpverbindingsstuk met één of meer armen om het tweede pijpverbindingsstuk in contact te houden met één of meer aandri jfwielen aan een spinmiddel, het samenstellen van een schroefdraadverbinding die het 25 tweede pijpverbindingsstuk verbindt met het eerste pijpverbindingsstuk tot een initieel samensteldraaimoment met het spinmiddel, en het uitoefenen van een laatste samensteldraaimoment op de schroefdraadverbinding die het tweede pijpverbindingsstuk verbindt met het eerste pijpverbindingsstuk met een bovenste kettingklem, 30 waarbij de onderste kettingklem, de bovenste kettingklem, de één of meer armen en een spinmiddel componenten zijn van een enkele 1022939 inrichting.
49. Een werkwijze voor het uit elkaar nemen van geleiding-omhulling met grote diameter en met schroefdraadverbindingen, omvattende: het grijpen van een eerste verbindingsstuk van geleiding-5 omhulling met een onderste kettingklem om rotatie daarvan te voorkomen, het uitoefenen van een vasthoudkracht op een tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling met één of meer armen om een tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling in roterend contact te houden met één of meer aandrijfwiel en aan een spinmiddel, 10 het uitoefenen van een draaimoment voor het uit elkaar nemen op een draadverbinding die het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling verbindt met het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling met een bovenste kettingklem, en het uit elkaar nemen van de schroefdraadverbinding met het 15 spinmiddel totdat het tweede verbindingsstuk van de geleidingomhulling is losgemaakt van het eerste verbindingsstuk van de geleidingomhulling, waarbij de onderste kettingklem, de bovenste kettingklem, de één of meer armen en het spinmiddel componenten zijn van een enkele inrichting.
50. Een werkwijze voor het uit elkaar nemen van een 20 samengesteld pijpstelsel met schroefdraadverbindingen omvattende: het grijpen van een eerste pijpverbindingsstuk met een onderste kettingklem om rotatie daarvan te voorkomen, het uitoefenen van een vasthoudkracht op een tweede pijpverbindingsstuk met één of meer armen om het tweede pijpverbindings-25 stuk in contact te houden met één of meer aandrijfwielen aan een spi nmi ddel, het uit elkaar nemen van een schroefdraadverbinding die het tweede pijpverbindingsstuk verbindt met het eerste pijpverbindingsstuk met een bovenste kettingklem, en 30 het uit elkaar nemen van de schroefdraadverbinding met het spinmiddel totdat het tweede pijpverbindingsstuk is losgemaakt van het 1 022 9 ó\Q eerste pijpverbindingsstuk, waarbij de onderste kettingklem, de bovenste kettingklem, de één of meer armen en het spinmiddel componenten zijn van een enkele inrichting. 5
NL1022939A 2002-03-18 2003-03-17 Geleidingtordeersysteem. NL1022939C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB0206348 2002-03-18
GB0206348A GB2387186B (en) 2002-03-18 2002-03-18 Conductor torquing system

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1022939A1 NL1022939A1 (nl) 2003-09-19
NL1022939C2 true NL1022939C2 (nl) 2003-10-21

Family

ID=9933195

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022939A NL1022939C2 (nl) 2002-03-18 2003-03-17 Geleidingtordeersysteem.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US7076852B2 (nl)
DK (1) DK200300415A (nl)
GB (1) GB2387186B (nl)
NL (1) NL1022939C2 (nl)
NO (1) NO320327B1 (nl)

Families Citing this family (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US7509722B2 (en) * 1997-09-02 2009-03-31 Weatherford/Lamb, Inc. Positioning and spinning device
US7114234B2 (en) 2002-03-18 2006-10-03 Bj Services Company Conductor torquing system
GB2387186B (en) 2002-03-18 2005-10-26 Bj Services Co Conductor torquing system
US7431550B2 (en) * 2002-10-04 2008-10-07 Technologies Alliance Pipe handling apparatus for pick-up and lay-down machine
ITMI20030363A1 (it) * 2003-02-28 2004-09-01 Lorenzo Bormioli Dispositivo a comando remoto per l'aggancio e sgancio rapido di un raccordo per tubazioni ad una tubazione flangiata.
US7000502B2 (en) 2003-09-05 2006-02-21 National-Ollwell Drillpipe spinner
CN1973096B (zh) * 2003-09-14 2011-10-19 康克斯科技公司 用于将梁架结构焊接到柱的侧面的旋转的方法与设备
US7707914B2 (en) * 2003-10-08 2010-05-04 Weatherford/Lamb, Inc. Apparatus and methods for connecting tubulars
US20080203641A1 (en) * 2005-01-19 2008-08-28 Tosoh Smd Etna, Llc End Effector For Handling Sputter Targets
US7552775B2 (en) * 2005-05-02 2009-06-30 Weatherford/Lamb, Inc. Tailing in and stabbing device and method
US7191686B1 (en) 2006-02-01 2007-03-20 Frank's Casing Crew & Rental Tools, Inc. Method and apparatus for connecting and disconnecting threaded tubulars
US7971917B2 (en) * 2007-08-21 2011-07-05 Yaogen Ge Apparatus for an automatic casing stabbing arm
US20090272235A1 (en) * 2008-05-01 2009-11-05 Joe Berry Tubular handling system
US8950648B2 (en) 2011-05-07 2015-02-10 Conxtech, Inc. Box column assembly
US9458949B2 (en) 2011-08-18 2016-10-04 Richard S. McKinley Loading devices and methods of loading pipe fusion machines
US9297222B1 (en) * 2011-11-22 2016-03-29 Scorpion Oil Tools, Inc. Method for manipulating a tubular
EP2809879A2 (en) * 2012-02-03 2014-12-10 Intelliserv International Holding, Ltd Wellsite communication system and method
CA2848288C (en) * 2013-04-05 2021-05-18 Monument Machine Shop Ltd. Clamp assembly
CN105134108B (zh) * 2015-06-19 2018-07-10 北京捷杰西石油设备有限公司 冲扣钳装置和使用该冲扣钳装置的方法
JP7314153B2 (ja) 2017-11-11 2023-07-25 コンクステック,インコーポレーテッド モーメント連結アセンブリの精密製造のための方法および装置
CN108907678A (zh) * 2018-09-21 2018-11-30 长沙黑金刚实业有限公司 一种冲击器拆卸检修装置
US10900301B2 (en) * 2019-05-15 2021-01-26 Paul H. Tompkins Drillpipe spinner
CN114986129A (zh) * 2022-05-09 2022-09-02 中国人民解放军第五七一九工厂 用于分解航空发动机引气接头的夹持结构及分解方法

Family Cites Families (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3799009A (en) * 1972-02-10 1974-03-26 W Guier Apparatus for threading and unthreading vertical lengths of drill pipe
US3961399A (en) * 1975-02-18 1976-06-08 Varco International, Inc. Power slip unit
US4092881A (en) * 1976-10-29 1978-06-06 Christensen, Inc. Apparatus for making-up and breaking threaded pipe connections
US4593584A (en) 1984-06-25 1986-06-10 Eckel Manufacturing Co., Inc. Power tongs with improved hydraulic drive
US4603464A (en) * 1985-03-11 1986-08-05 Hughes Tool Company Stand jumping and stabbing guide device and method
US4694712A (en) 1985-09-26 1987-09-22 Doss Hubert M Well string section spinning tool
NO163973C (no) * 1988-04-19 1990-08-15 Maritime Hydraulics As Momenttanganordning.
US4895056A (en) 1988-11-28 1990-01-23 Weatherford U.S., Inc. Tong and belt apparatus for a tong
GB8909171D0 (en) * 1989-04-21 1989-06-07 Mccutcheon Alexander Torquing device
US5060542A (en) * 1990-10-12 1991-10-29 Hawk Industries, Inc. Apparatus and method for making and breaking joints in drill pipe strings
US5150638A (en) 1992-02-04 1992-09-29 Bilco Tools, Inc. Power tong for making up or breaking out threaded joints of pipe
US5386746A (en) * 1993-05-26 1995-02-07 Hawk Industries, Inc. Apparatus for making and breaking joints in drill pipe strings
US5727778A (en) * 1996-02-12 1998-03-17 Nodar; Felix Portable adjustable chain type clamping device
US5740702A (en) * 1996-07-29 1998-04-21 Ingersoll-Rand Company Device for spinning drill pipe in a drill rig
GB2334270A (en) * 1998-02-14 1999-08-18 Weatherford Lamb Apparatus for attachment to pipe handling arm
CA2256298C (en) 1998-12-18 2008-01-29 Farr Canada Ltd. Tong for well pipe
US6334376B1 (en) * 1999-10-13 2002-01-01 Carlos A. Torres Mechanical torque amplifier
NO310526B1 (no) * 1999-12-07 2001-07-16 Pevatec As Anordning for friksjonsinngrep mot rörvarer
AU2001253677A1 (en) 2000-04-20 2001-11-07 Dale J. Castille Apparatus and method for connecting wellbore tubulars
GB2387186B (en) 2002-03-18 2005-10-26 Bj Services Co Conductor torquing system
US6672829B1 (en) 2002-07-16 2004-01-06 General Electric Company Turbine blade having angled squealer tip

Also Published As

Publication number Publication date
NL1022939A1 (nl) 2003-09-19
US7076852B2 (en) 2006-07-18
US20030172514A1 (en) 2003-09-18
NO320327B1 (no) 2005-11-21
DK200300415A (da) 2003-09-19
GB2387186A (en) 2003-10-08
NO20031208L (no) 2003-09-19
NO20031208D0 (no) 2003-03-17
GB2387186B (en) 2005-10-26
GB0206348D0 (en) 2002-05-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1022939C2 (nl) Geleidingtordeersysteem.
NL1025370C2 (nl) Draaisysteem voor een geleiding.
US11480019B2 (en) Attachment for making up or breaking out pipe
CA2641172C (en) Method and apparatus for connecting and disconnecting threaded tubulars
US6206096B1 (en) Apparatus and method for installing a pipe segment in a well pipe
US4079640A (en) Pipe make up device
US7337861B2 (en) Method and a device for preventing pipeskidding
US4774861A (en) Drill pipe spinner
US3308691A (en) Clutch between a source of power and a member to be rotated
JPS63501780A (ja) パイプ接合装置
GB2230988A (en) Torquing device
CN216375625U (zh) 一种用于钢管转运的夹持工具
CN218586759U (zh) 一种电缆牵拉钳
JP2628680B2 (ja) ポンプの羽根車のねじ連結部をはずすための装置
CA2376577C (en) Double-action power pipe wrench
JPH08269958A (ja) 杭施工機用作業台昇降装置

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20091001