NL1022779C2 - Niveauregeling voor vloeistofdoorvoer. - Google Patents

Description

NIVEAUKEGELING VOOR VLOEISTOFDOORVOER

5 De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor voeding van een selectief in werking te stellen doorvoer van vloeistof, zoals een vloeistofpomp, van en/of naar een vloeistoflichaam, zoals een vijver, aquarium of bad volgens de aanhef van conclusie 1. Daarbij wordt gewoonlijk, zoals 10 bekend uit DE-349-771, gebruik gemaakt van een reservoir met een invoer en een uitvoer voor het bevatten van een vloeistof ten behoeve van de doorvoer, waarvan de uitvoer is aan te sluiten op de doorvoer, met een bijvulhouder.

Dergelijke inrichtingen dienen bijvoorbeeld om te 15 voorkomen, dat een doorvoer, zoals een vloeistofpomp, zonder vloeistof kan komen te zitten. Bovendien is het veelal gewenst, dat in een dergelijke inrichting ook een secundaire functie kan worden vervuld, bijvoorbeeld het filtreren of zeven van de vloeistof, die door het reservoir heen wordt 20 gevoerd naar de doorvoer toe.

De bekende inrichtingen hebben in het algemeen als nadeel, dat het drooglopen van de doorvoer, zoals een vloeistofpomp, niet doeltreffend genoeg wordt voorkomen met die inrichtingen. Het reservoir heeft daartoe een onvoldoende 25 capaciteit tot het invoeren van nieuwe vloeistof om zichzelf zo bij te vullen. Ook zijn de aanvullende functionaliteiten, zoals een zeefwerking of een filterwerking, niet of slechts onder zeer strikte bepaalde omstandigheden te verwezenlijken. Vele van de filterfuncties kunnen bij de bekende inrichtingen 30 bijvoorbeeld slechts boven het waterniveau van het vloeistoflichaam worden bewerkstelligd.

Met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding is beoogd de bovengenoemde nadelen en tekortkomingen van de 1022779 H bekende techniek te verhelpen of althans te verminderen, waartoe een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zich onderscheidt, door het samenstel van maatregelen volgens de I hoofdconclusie met daarbij in het bijzonder ook de I 5 eigenschappen in het kenmerkende deel daarvan. In een dergelijke configuratie is een zeer elegante en eenvoudige I oplossing verschaft voor alle bovengenoemde problemen van de I eerder bekende inrichtingen en reservoirs.

I Met een reservoir volgens de onderhavige uitvinding I 10 zijn ingewikkelde en complexe constructies overbodig geworden H en kunnen op zeer eenvoudige wijze ook de secundaire H functies, zoals het filteren van de vloeistof, gemakkelijk H worden verwezenlijkt. Bovendien is met zekerheid voorkomen, H dat de doorvoer nooit verstoken raakt van vloeistof, hetgeen I 15 bijvoorbeeld in het geval van een pomp tot problemen zou I kunnen leiden.

I In een voorkeursuitvoeringsvorm vertoont een I reservoir volgens de onderhavige uitvinding de eigenschappen I van conclusie 2. Opgemerkt wordt, dat een drijver een I 20 bijzonder gunstige en eenvoudige manier is om de positie van de bijvulhouder in verband te brengen met het vloeistofniveau I in de houder.

I Als dan verder nog de eigenschappen van conclusie 3 I worden toegepast, wordt een ruimte gecreëerd tussen de I 25 drijver en de bijvulhouder, die kan worden gebruikt om secundaire functies te vervullen, zoals zeven, filtreren, I etc.

I Verder kan een reservoir volgens de onderhavige I uitvinding de eigenschappen van conclusie 4 vertonen. Een I 30 drijver of vlotter met een dusdanig drijfvermogen bewerkstelligd in een reservoir volgens de uitvinding, in I combinatie met het vloeistofniveau in het vloeistoflichaam, I 1022779 3 dat als door de doorvoer geen vloeistof uit de houder wordt onttrokken, ook geen vloeistof wordt bijgevuld.

In een dusdanige uitvoeringsvorm kan het gunstig zijn, wanneer een reservoir volgens de onderhavige uitvinding 5 tevens de eigenschappen van conclusie 5 vertoont. Aldus wordt de hoogte van de bijvulhouder ten opzichte van het vloeistofniveau in de houder en ten opzichte van het vloeistofniveau in het vloeistoflichaam bepalend voor de werking van het reservoir.

10 Verder kan een reservoir volgens de uitvinding de eigenschappen van conclusie 6 vertonen om een secundaire functie te vervullen, anders dan een aanvoerfunctie voor de doorvoer. Hoewel in het voorgaande zeven, filtreren, etc. worden gepresenteerd als secundaire functies, is het 15 geenszins de bedoeling daarmee te impliceren, dat deze functies van minder groot belang zouden zijn dan de aanvoerfunctie naar de doorvoer toe. Als een gevoelige pomp als doorvoer wordt toegepast, kan het zeven of filtreren van de vloeistof in verband met die gevoeligheid een minstens net 20 zo belangrijke functie zijn als het verschaffen van een afdoende aanvoercapaciteit. Afgezien van het belang van voorfiltering voor de pomp wordt opgemerkt dat dit ook voor een regulier zuiveringsproces, bijvoorbeeld met een volgende filterbewerking, van belang is.

25 Verder kan een reservoir volgens de uitvinding de eigenschappen volgens conclusies 6 en 7 vertonen. Met dergelijke reguleermiddelen voor het instellen van een vloeistofstroom op of over het element, kan de doorstroomcapaciteit door het element heen worden afgestemd 30 op de capaciteit van de doorvoer (pomp), en wel op een bijzonder eenvoudige manier. Bij voorkeur kan een dergelijke uitvoeringsvorm volgens de uitvinding met reguleermiddelen een kantelplaat omvatten, die kantelbaar is ten opzichte van 1022779 4 het element om een doorgang voor de vloeistof selectief vrij te geven. Deze selectiviteit kan worden bereikt door handmatige, automatische eri/of bestuurde instelling van de stand van de kantelplaat. Zelfs kan gebruik worden gemaakt 5 van de inwerking van vloeistofdruk op de kantelplaat om een doorgang vrij te geven, in overeenstemming met de druk achter de naar de kantelplaat stromende vloeistof.

De onderhavige uitvinding zal nader worden verduidelijkt aan de hand van de hierna volgende beschrijving 10 van uitvoeringsvormen daarvan, zoals die in de bijgevoegde tekeningen zijn weergegeven, waarbij voor dezelfde of soortgelijke componenten dezelfde referentienummers worden toegepast, en waarin: fig. 1 een schematisch aanzicht van een reservoir 15 volgens de onderhavige uitvinding in een eerste toestand toont; fig. 2 het reservoir uit fig. 1 in een tweede toestand weergeeft; fig. 3 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm 20 toont; en fig. 4 een aanzicht in doorsnede langs lijn IV-IV in fig. 3 toont met een aanvulling.

In fig. 1 is een reservoir 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Het reservoir 1 omvat een houder 2, 25 waarin een bijvulhouder 3 op en neer beweegbaar is aangebracht. De bijvulhouder 3 wordt via draagelementen, die kunnen zijn vormgegeven als stangen 4, gesteund op een vlotter 5. De vlotter 5 drijft in water onderin de houder 2, waarbij het vloeistofniveau daarvan is aangeduid met lijn 6. 30 In de houder is een invoer 7 aangebracht, die in verbinding staat met de bijvulhouder 3 enerzijds, en een vloeistoflichaam 8 anderzijds. Een dergelijk vloeistoflichaam kan een vijver, een aquarium, een bad, etc. zijn.

1 022779 5

Verder omvat het reservoir 1 een uitvoer 9, die is aangesloten op een als pomp 10 vormgegeven doorvoer.

Met de pomp 10 in bedrijf daalt het waterniveau in de onderzijde van de houder 2 in de richting van pijl B, omdat 5 vloeistof wordt afgevoerd door de uitvoer 9 heen in de richting van pijl A.

Daarbij stroomt vloeistof uit de bijvulhouder 3 over een overloop 11 heen in de richting van pijl C om de vloeistof onderin de houder 2 bij te vullen. De bijvulhouder 10 3 zelf wordt daarbij gevoed met vloeistof uit het vloeistoflichaam 8. Dit geldt tevens vlak nadat de pomp 10 buiten werking is gesteld. Deze situatie is in fig. 2 weergegeven. Doordat vloeistof de bijvulhouder 3 instroomt via de invoer 7 langs pijl D en over de overloop 11 van de 15 bijvulhouder stroomt naar de onderzijde van de houder 2, stijgt het vloeistofniveau in de onderzijde van de houder 2 in de richting van pijl B'. Daarbij stijgt de vlotter 5 in dezelfde richting, totdat de overloop 11 op hetzelfde niveau terecht is gekomen als het vloeistofniveau van het 20 vloeistoflichaam 8. Als deze toestand is bereikt, wordt het bijvullen vanuit de bijvulhouder 3 van het vloeistofniveau 6 in de onderzijde van de houder 2 gestaakt.

Aldus is voorkomen, dat de pomp 10 binnen nader te bepalen specificaties droog kan lopen en een gewenste aanvoer 25 wordt verwezenlijkt. Dergelijke specificaties kunnen de hoeveelheid vloeistof betreffen, die per keer uit de houder 2 kan of mag worden gepompt, etc. Door de op en neergaande beweging van de drijver en daarmee de bijvulhouder 3 kan afdoende aanvoer en een goede werking van de pomp worden 30 verzekerd. Het is tevens mogelijk om nog andere functies te verwezenlijken dan alleen een aanvoerfunctie van vloeistof voor de pomp. Zoals in fig. 3 is getoond, kan gebruik worden gemaakt van een zeefbocht 12, die onder de overloop 11 aan de 1022779 H bijvulhouder 3 kan zijn aangebracht in een aanvullende uitvoeringsvorm van een reservoir 13 volgens de onderhavige uitvinding. Een ander verschil van de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm van het reservoir 13 ten opzichte van de 5 uitvoeringsvorm van fig. 1 en 2 is het gebruik van de als een harmonica te comprimeren invoerleiding 14, die een open verbinding in stand houdt tussen de invoer 7 en de bijvulhouder 3, zelfs als de leiding 14 wordt gecomprimeerd in een lage positie van de bijvulhouder 3.

10 Als alternatief kunnen ook andere elementen dan de I hier getoonde zeefbocht 12 worden toegepast, zoals vuilzeven, vuilfilters en biofilters, etc.

In fig. 4 is een zijaanzicht in dwarsdoorsnede langs de lijn IV-IV in fig. 3 weergegeven. Als aanvulling op de I 15 weergave van fig. 3 is in fig. 4 een kantelplaat 17 getoond I als onderdeel van reguleermiddelen 15 voor het reguleren van een stroom vloeistof over de zeefbocht 12. De kantelplaat 17 hangt aan armen 16 tegen het boven-oppervlak van de zeefbocht 12 aan. Als een vloeistofstroom over de overloop 11 uit de 20 bijvulhouder 3 op gang komt, wordt de kantelplaat 17 zijwaarts en opwaarts gedrukt in de richting van dubbele pijl I E om een doorgang over het oppervlak van de zeefbocht 12 vrij I te geven onder inwerking van de druk van de toestromende vloeistof. De kantelplaat 17 is hiertoe onder een scherpe I 25 hoek (minder dan 90°) gepositioneerd ten opzichte van het I oppervlak van de zeefbocht 12 op de plaats, waar de I kantelplaat 17 daartegenaan rust buiten bedrijf. Opgemerkt I wordt, dat de kantelplaat 17 kantelbaar en vrij bedienbaar is opgehangen aan de armen 16. Dat betekent, dat een gebruiker I 30 de zeefbocht 12 kan spoelen door de kantelplaat 17 van het I oppervlak van de zeefbocht 12 af te trekken in de richting I van pijl E. Daardoor komt een grotere stroom vloeistof op I 1022779 7 gang, en zal vuil, dat zich op de zeefbocht 12 heeft verzameld, daar vanaf worden gespoeld.

Opgemerkt wordt verder, dat het mogelijk is om de reguleermiddelen op diverse andere manieren vorm te geven. Zo 5 kan gebruik worden gemaakt van een beweegbare plaat, die aan stationaire armen hangt. Dergelijke stationaire armen kunnen enerzijds zijn aangebracht (gelast) aan de zeefbocht 12 en anderzijds een kantelpunt omvatten voor koppeling van de armen en de kantelplaat. Het zal duidelijk zijn, dat ook 10 diverse andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn.

Verder zijn nog vele andere uitvoeringsvormen mogelijk dan die, welke hier expliciet zijn getoond en beschreven. Wanneer een reservoir volgens de onderhavige uitvinding als enige functie de aanvoer van vloeistof naar de 15 doorvoer (pomp 10) heeft, kunnen de staanders 4 komen te vervallen en kan de bijvulhouder 3 direct op de vlotter 5 worden aangebracht. Tevens is het gebruik getoond van een flexibele slang tussen de ingang 7 en de bijvulhouder 3, of de als een harmonica comprimeerbare leiding 14. Nog andere 20 mogelijkheden kunnen zijn een schuifverbinding of een soortgelijke oplossing om het binnenste van de bijvulhouder 3 in verbinding te stellen met het vloeistoflichaam 8. Al dergelijke alternatieven en aanvullende uitvoeringsvormen, voor zover deze zijn gelegen binnen het bereik van de 25 definitie van de onderhavige uitvinding volgens de bijgevoegde conclusies, maken deel uit van de beschermingsomvang, tenzij dergelijke uitvoeringsvormen duidelijk van deze definities van die beschermingsomvang afwijken. Zo is het tevens mogelijk om anders dan de vlotter 30 5 gebruik te maken van andere waarnemingsmiddelen om op basis van een waargenomen vloeistofniveau in de houder 2 de bijvulhouder 3 in positie in te stellen of bij te stellen op een zodanige hoogte, dat de gewenste bijvulfunctie wordt 1022779 I verwezenlijkt. Tot slot wordt ook nog opgemerkt, dat de bijvulhouder op zich stationair kan zijn opgesteld in de houder, maar dan bijvoorbeeld om een lengteas daarvan roteerbaar kan zijn om door rotatie de hoogte van de overloop 5 11 en daarmee de mate van bijvulling in te stellen. Wanneer in zo'n constructie gebruik wordt gemaakt van de vlotter, kunnen de staanders 4 wederom met de bijvulhouder zijn gekoppeld, maar dan worden gebruikt om de kantelstand van de bijvulhouder 3 in te stellen in afhankelijkheid van het 10 vloeistofniveau 6 in de houder 2.

1022779

Claims (8)

1. Reservoir (1) voor een selectief in werking te 5 stellen doorvoer (9, 10) van vloeistof, zoals een vloeistofpomp (10), van en/of naar een vloeistoflichaam (8), zoals een vijver, aquarium of bad, omvattende: een houder (2) voor het bevatten van vloeistof, met een vloeistofinvoer (7) en een uitvoer (9) om op de doorvoer (10) naar het 10 waterlichaam aangesloten te worden; en een in de houder (2) tussen een hoge stand en tenminste één lager gelegen stand beweegbare bijvulhouder (3) voor het bijvullen van de houder (2) met het kenmerk, dat de bijvulhouder (3) in samenhang met het niveau van de vloeistof in de houder (2) heen en weer 15 beweegbaar is en op een met het vloeistoflichaam (8) verbonden invoer (7) van het reservoir is aangesloten, waarbij de bijvulhouder (3) een overloop (11) omvat, waarlangs vloeistof uit de bijvulhouder (3) in de houder (2) stroomt in ten minste één lager gelegen stand van de 20 bijvulhouder (3).

2. Reservoir volgens conclusie 1, waarbij in de houder (2) een drijver (5) is aangebracht, welke drijver de bijvulhouder (3) draagt om deze te bewegen tussen de hoge stand en de ten minste één lagere stand, in samenhang met het 25 niveau van de vloeistof in de houder (2).

3. Reservoir volgens conclusie 2, waarbij ten minste één draagelement (4) is aangebracht tussen de drijver (5) en de bijvulhouder (3).

4. Reservoir volgens conclusie 2 of 3, waarbij de 30 drijver (5) een drijfvermogen heeft, dat volstaat om de bijvulhouder (3) in een volledig met vloeistof gevulde toestand in de hoge stand te brengen, in welke hoge stand het 1022779 niveau van vloeistof in de bijvulhouder (3) ten laagste ligt H op het niveau .van vloeistof in het vloeistoflichaam (8). Η

5. Reservoir volgens conclusie 4, waarbij het H reservoir (1) te plaatsen is in of bij in het 5 vloeistoflichaam, en de houder (2) de bijvulhouder (3), en in het bijzonder de overloop (11) daarvan, afschermt van vloeistof in het vloeistoflichaam.

6. Reservoir volgens ten minste één van de voorgaande H conclusies, waarbij in of bij de overloop (11) een element 10 (12) is aangebracht uit de groep, die omvat: een filter, een zeef, etc.

7. Reservoir volgens conclusie 6, met reguleer- middelen (15, 16, 17) voor instelling van een stroom vloeistof op en/of over het element.

8. Reservoir volgens conclusie 7, waarbij de reguleermiddelen een, buiten gebruik, tegen het element rustende kantelplaat (17), welke is ingericht om, in bedrijf, automatisch, bestuurd, handmatig en/of onder inwerking van vloeistofdruk een doorgang voor vloeistof op of over het 20 element (12) vrij te geven. I 1022779