NL1022690C2 - Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten. - Google Patents

Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten. Download PDF

Info

Publication number
NL1022690C2
NL1022690C2 NL1022690A NL1022690A NL1022690C2 NL 1022690 C2 NL1022690 C2 NL 1022690C2 NL 1022690 A NL1022690 A NL 1022690A NL 1022690 A NL1022690 A NL 1022690A NL 1022690 C2 NL1022690 C2 NL 1022690C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plants
planting
planting machine
locations
transport system
Prior art date
Application number
NL1022690A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1022690A1 (nl
Inventor
Dirk Bruygom
Original Assignee
Dirk Bruygom
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=31892190&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL1022690(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Priority claimed from NL1020548A external-priority patent/NL1020548C2/nl
Priority claimed from NL1020549A external-priority patent/NL1020549C2/nl
Priority claimed from NL1020550A external-priority patent/NL1020550C2/nl
Application filed by Dirk Bruygom filed Critical Dirk Bruygom
Priority to NL1022690A priority Critical patent/NL1022690C2/nl
Publication of NL1022690A1 publication Critical patent/NL1022690A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1022690C2 publication Critical patent/NL1022690C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/08Devices for filling-up flower-pots or pots for seedlings; Devices for setting plants or seeds in pots
    • A01G9/083Devices for setting plants in pots
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings
    • A01C11/025Transplanting machines using seedling trays; Devices for removing the seedlings from the trays

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Description

Titel: Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten.
De uitvinding heeft betrekking op een pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde eventueel in perspotten opgenomen planten, omvattende een transportsysteem voor het naar afzetlocaties van de pootmachine transporteren van aan de pootmachine toegevoerde planten, 5 een pootsysteem voor het poten van de toegevoerde planten vanuit de afzetlocaties op pootlocaties, en een nabij het pootsysteem opgestelde sproei-inrichting voor het met een vloeibaar medium zoals een bestrijdingsmiddel besproeien van de planten.
Een dergelijke pootmachine is bekend uit het Amerikaanse 10 octrooischrift 4,289,080. Volgens het bekende systeem worden na het poten van de planten de betreffende pootlocaties bespoten met water.
Een nadeel van het bekende systeem is dat hierbij overvloedig van het vloeibare medium gebruik dient te worden gemaakt om er zeker van te zijn dat de exacte locatie waar de plant is gepoot, wordt voorzien van 15 voldoende vloeibaar medium.
Het is een doel van de uitvinding om tegemoet te komen aan het genoemde nadeel. Hiertoe voorziet de uitvinding in een pootmachine die gekenmerkt is doordat de sproei-inrichting is ingericht om de planten te besproeien voordat deze worden gepoot. Met de sproei-inrichting kan een te 20 poten plant bijvoorbeeld worden besproeid met een bestrijdingsmiddel, waarbij een vooraf bepaalde hoeveelheid van het middel op de plant of perspot wordt overgebracht. Met de sproei-inrichting is het eveneens mogelijk om vloeibare voedingssupplementen op de te poten plant over te brengen (eventueel kunnen gelijktijdig bestrijdingsmiddel en vloeibare 25 voeding aan de te poten plant worden toegevoerd). Een bijzondere uitvoeringsvorm van de pootmachine is gekenmerkt doordat de sproei-inrichting is ingericht om de te poten planten, of de perspotten waarin de te 1 022690- 2 poten planten eventueel zijn opgekomen, aan een onderzijde te besproeien. Door de te poten planten aan de onderzijde te besproeien wordt het middel slechts daar aangebracht waar het nodig is. Hierdoor kan in het geval waarin een bestrijdingsmiddel wordt aangebracht de te gebruiken 5 hoeveelheid bestrijdingsmiddel tot een minimum beperkt blijven. Dit is met name van belang wanneer schadelijke bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Doordat het poten en besproeien van de te poten planten met één pootmachine wordt uitgevoerd wordt een hoge mate van efficiëntie gerealiseerd.
10 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm geldt dat de sproei- inrichting op een reservoir dat geschikt is voor het openen van het genoemde vloeibare medium aansluitbare sproeikoppen omvat, waarbij elk van de sproeikoppen is voorzien van tenminste een sproeiopening waardoor het vloeibare medium kan worden gesproeid. Bij voorkeur is de sproei-15 inrichting voorzien van meerdere reservoirs die bijvoorbeeld met verschillende vloeibare media zijn gevuld. Het is mogelijk dat één van de reservoirs is gevuld met een bestrijdingsmiddel en een ander reservoir met een vloeibare voedingsstof. De reservoirs kunnen via een selectiemechanisme zijn verbonden met de genoemde sproeikoppen. Middels 20 het selectiemechanisme kan een open fluïdumverbinding tussen een bepaald reservoir en een bepaalde sproeikop tot stand worden gebracht. Vervolgens kan het vloeibare medium vanuit het bepaalde reservoir met behulp van een pompsysteem naar de bepaalde sproeikop worden gepompt om op een van de te poten planten te worden gesproeid. Eventueel wordt tegelijkertijd met het 25 selectiemechanisme een tweede open fluïdumverbinding tussen een ander reservoir en de bepaalde sproeikop tot stand gebracht. In dat geval worden er meerdere vloeibare media simultaan op de plant gesproeid. Het is eveneens mogelijk dat overige fluïdumverbindingen door het selectiemechanisme worden afgesloten.
1 0 2 2 6 9 0- 3
Bij voorkeur is de pootmachine voorzien van een centrale regeleenheid die is verbonden met het selectiemechanisme voor het aansturen hiervan. Tevens kan de centrale inrichting zijn verbonden met het pompsysteem voor het aansturen hiervan voor het vanuit de reservoirs 5 naar de sproeikoppen laten pompen van de vloeibare media.
Een zeer gunstige uitvoeringsvorm is gekenmerkt doordat het pootsysteem een veelvoud van aan een frame van de pootmachine bevestigde grijpers omvat, waarbij de pootmachine is ingericht voor het aansturen van de grijpers, waarbij, in gebruik, een aangestuurde grijper 10 van het genoemde veelvoud van grijpers een toegevoerde plant grijpt en deze volgens een in hoofdzaak verticale beweging in een van de pootlocaties poot. Bij voorkeur is in de nabijheid van elke grijper tenminste een sproeikop opgesteld. Met deze sproeikop(pen) kan de onderzijde van een in de betreffende grijper hangende plant of perspot worden besproeid 15 (bijvoorbeeld gedurende de verticale beweging). Hiermee wordt een zeer hoge mate van efficiëntie bereikt.
Een uitvoeringsvorm van de pootmachine is gekenmerkt doordat de pootmachine is voorzien van een verenkelsysteem voor het verenkelen van een aan de pootmachine toegevoerde plak met planten ter verkrijging van 20 verenkelde planten, waarbij het verenkelsysteem is voorzien van een breekmechanisme voor het door middel van breken verenkelen van de plak met planten. Het breekmechanisme kan zijn voorzien van een breekklem waarmee een rij met planten van de plak met planten wordt vastgeklemd en vervolgens bijvoorbeeld volgens een roterende beweging wordt losgebroken 25 van de plak. Bij voorkeur wordt de rij hierbij volgens een vooraf in de plak met planten aangebrachte scheidingslijn afgebroken. Aldus wordt een eerste voordeel behaald ten opzichte van het bekende snijden of zagen van rijen van de plak doordat bij kleine positie fouten van de plak ten opzichte van de verenkelaar de rij toch volgens de vooraf aangebrachte scheidingslijn wordt 30 afgesplitst of verenkeld. Hierdoor zal de afgesplitste rij correcte afmetingen 1 022690- 4 hebben. Tevens wordt een tweede voordeel behaald volgens welk onnodige verkruimeling van de plak met planten wordt voorkomen
Een voorkeursuitvoering van de pootmacbine volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het verenkelsysteem een eerste verenkelaar en een 5 tweede verenkelaar omvat, waarbij het transportsysteem is ingericht voor het transporteren van de plak met planten naar de eerste verenkelaar, waarbij de eerste verenkelaar is voorzien van het breekmechanisme voor het door middel van breken afsplitsen van rijen met planten van de plak met planten, en waarbij het transportsysteem voorts is ingericht voor het 10 achtereenvolgens in tenminste een rij transporteren van de afgesplitste rijen met planten naar de tweede verenkelaar voor het verenkelen van planten van de afgesplitste rijen met planten, waarbij het transportsysteem verder is ingericht voor het transporteren van de verenkelde planten naar de pootlocaties. Hierbij kan de tweede verenkelaar evenals de eerste 15 verenkelaar zijn voorzien van een breekmechanisme voor het door middel van breken verenkelen van planten van de afgesplitste rijen met planten. Ook hierbij wordt een verminderde verkruimeling alsmede een nauwkeurige verenkeling volgens vooraf aangebrachte scheidingslijnen bereikt. Opgemerkt wordt dat het ook mogelijk is dat de tweede verenkelaar is 20 voorzien van een breekmechanisme terwijl de eerste verenkelaar niet is voorzien van een breekmechanisme.
Verder geldt in de genoemde voorkeursuitvoeringsvorm dat de afgesplitste rijen met planten achter elkaar kunnen worden geplaatst om vervolgens door de tweede verenkelaar te worden verenkeld tot individuele 25 verenkelde planten, waarna de verenkelde planten kunnen worden getransporteerd naar de pootlocaties. Doordat de planten achter elkaar worden geplaatst is het mogelijk de pootmachine eenvoudig aan te passen aan wijzigingen in de structuur of het patroon van de pootlocaties zonder dat hierbij de afmetingen van de plak met planten hoeven te worden 1 022890- 5 gewijzigd. Tevens kunnen plakken met diverse afmetingen worden toegevoerd. Zodoende wordt een flexibele pootmachine verkregen.
Een geavanceerde uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de eerste verenkelaar is voorzien van 5 tenminste een klem voor het gedurende het afsplitsen van een rij met planten vastklemmen van de plak met planten. Hiermee wordt bereikt dat het afsplitsen van een rij met planten niet wordt gehinderd door de stuwende werking van de resterende plak met planten. Deze stuwende werking wordt veroorzaakt door het transportsysteem dat de plak met 10 planten naar de eerste verenkelaar transporteert. Doordat de plak met planten tijdelijk door de betreffende klem wordt vastgeklemd, wordt de stuwende werking even onderbroken, zodat de rij met planten gemakkelijk van de plak met planten kan worden afgesplitst.
Een uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is 15 gekenmerkt doordat de tweede verenkelaar is voorzien van tenminste een klem voor het gedurende het afsplitsen van een plant van de afgesplitste rij met planten vastklemmen van de resterende rij met planten. Hiermee wordt bereikt dat het afsplitsen van plant niet wordt gehinderd door de stuwende werking van de resterende rij met planten. Deze stuwende werking wordt 20 veroorzaakt door het transportsysteem dat de afgesplitste rij met planten naar de tweede verenkelaar transporteert. Doordat de afgesplitste rij met planten tijdelijk door de betreffende klem wordt vastgeklemd wordt de stuwende werking even onderbroken, zodat de plant gemakkelijk van de rij met planten kan worden afgesplitst.
25 Een uitvoeringsvorm van de pootmachine is gekenmerkt doordat het transportsysteem is ingericht voor het vormen van een buffer van planten door de afgesplitste rijen stroomopwaarts van de tweede verenkelaar in de rij achter elkaar te plaatsen. Door het aldus vormen van een buffer kan een continue aanvoer naar het pootsysteem worden 30 gewaarborgd. Hierdoor is het mogelijk om een relatief hoge pootsnelheid te 1022690- 6 bereiken. Tevens kan dan een hoge pootdichtheid worden bereikt waarbij de planten op flexibele wijze met een hoge dichtheid worden gepoot en bij voorkeur relatief snel worden aangevoerd en gepoot.
Voor een voorkeursuitvoeringsvorm geldt doordat het 5 transportsysteem is ingericht voor het in een eerste richting transporteren van de plak naar de eerste verenkelaar en dat de eerste verenkelaar is ingericht voor het dwars op de eerste richting afsplitsen van de rijen met planten, waarbij het transportsysteem is ingericht voor het in een tweede richting die dwars op de eerste richting is gericht transporteren van de 10 afgesplitste rijen met planten naar de tweede verenkelaar. Hierbij is het transportsysteem bij voorkeur ingericht voor het in een derde richting transporteren van de verenkelde planten naar de pootlocaties. Bij voorkeur geldt dat de eerste richting in hoofdzaak samenvalt met een rijrichting van de pootmachine en dat de derde richting dwars op de rijrichting van de 15 pootmachine is georiënteerd. Met deze uitvoeringsvorm wordt voorzien in een compacte pootmachine, waarbij op een efficiënte wijze een buffer wordt gerealiseerd stroomopwaarts van de tweede verenkelaar.
Een uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat het transportsysteem is voorzien van een dwars op een 20 rijrichting van de pootmachine aan een frame van de pootmachine bevestigde afzetplank, waarbij het transportsysteem is ingericht voor het transporteren van de respectieve verenkelde planten in de derde richting naar respectieve afzetposities op de afzetplank. Indien de derde richting, volgens welke de verenkelde planten worden aangevoerd, hierbij eveneens 25 loodrecht op de rijrichting is gericht dan kunnen de verenkelde planten op efficiënte wijze naar de betreffende afzetlocaties op de afzetplank worden overgebracht en hierop worden gehergroepeerd. Doordat de afzetplank in hoofdzaak loodrecht op de rijrichting van de pootmachine is georiënteerd kan eveneens een compacte pootmachine worden gerealiseerd. Dit is een 30 voordeel omdat het gewicht van de pootmachine hierdoor beperkt kan 1022S90- 7 blijven. Met name wanneer een op een railverbinding beweegbare pootmachine wordt gebruikt, is het gewenst dat de pootmachine een relatief gering gewicht heeft. Een pootmachine met geringe afmetingen volgens de uitvinding kan worden gerealiseerd door de eerste richting in hoofdzaak 5 parallel aan de rijrichting te kiezen, de tweede richting in hoofdzaak loodrecht op de rijrichting te kiezen en de derde richting eveneens loodrecht op de rijrichting te kiezen. Aldus kan een relatief compacte pootmachine met een relatief gering gewicht worden gerealiseerd waarmee op flexibele wijze een ordening of hergroepering van te poten planten op de respectieve 10 afzetlocaties op de afzetplank wordt bereikt.
Volgens een pootmachine volgens de uitvinding geldt dat het pootsysteem een veelvoud van aan het frame bevestigde grijpers omvat, waarbij de pootmachine is ingericht voor het aansturen van de grijpers, waarbij, in gebruik, een aangestuurde grijper van het genoemde veelvoud 15 van grijpers een in hoofdzaak verticale beweging uitvoert waarbij een plant van een van de afzetlocaties van de afzetplank wordt gegrepen en in een pootlocatie wordt gepoot. Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder geschikt voor het poten van planten in een op de bodem aangebracht fijnmazig (poot)rooster. Doordat de planten op verticale wijze in het rooster worden 20 gepoot is een hoge pootsnelheid mogelijk zonder dat de grijpers in het roosters verstrikt raken. Het genoemde (poot)rooster wordt veel gebruikt door telers voor het met een hoge dichtheid telen van de planten. Een van de taken van het rooster is om de planten steun te bieden tijdens en na het poten. Hierbij is een relatief hoge fijnmazigheid vereist, hetgeen in de 25 praktijk betekent dat roosterafmetingen van 10 a 15 cm worden gebruikt. Dankzij het verticaal poten kan de pootmachine een relatief grote rijsnelheid hebben waarbij op betrouwbare en efficiënte wijze een relatief hoge pootdichtheid wordt bereikt.
Een uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is 30 gekenmerkt doordat de afzetplank beweegbaar is ten opzichte van het 1022690- 8 frame, en dat de pootmachine is ingericht voor het aansturen van de afzetplank, waarbij, in gebruik, nadat planten van afzetlocaties van de afzetplank zijn gegrepen door de aangestuurde grijpers, de aangestuurde afzetplank wordt verplaatst voor het vrijgeven van ruimte voor de verticale 5 bewegingen van de aangestuurde grijpers. Deze nader uitgewerkte uitvoeringsvorm resulteert in een bijzonder efficiënte pootmachine waarbij de doorvoersnelheid van de te poten planten is geoptimaliseerd. Immers, gedurende het poten van een eerste generatie planten door de aangestuurde grijpers kan een tweede generatie planten vanuit de derde richting worden 10 aangevoerd en op de afzetlocaties van de afzetplank worden klaargezet.
Hierbij kunnen de aangestuurde grijpers synchroon, direct nadat de eerste generatie planten is gepoot, hun oorspronkelijke uitgangsposities innemen, waarbij de afzetplank met de tweede generatie planten onder de grijpers wordt geplaatst zodat de aangestuurde grijpers synchroon een nieuwe 15 pootcyclus met de tweede generatie te poten planten kunnen starten.
Volgens een uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is het transportsysteem voorzien van een eerste transportband voor het transporteren van de plak met planten in de eerste richting en een tweede transportband voor het transporteren van de rij met planten in de 20 tweede richting. Bij voorkeur geldt hierbij dat het transportsysteem tevens is voorzien van een derde transportband voor het in de derde richting transporteren van verenkelde planten en een afschuifeenheid voor het van de derde transportband naar respectieve afzetlocaties op de afzetplank schuiven van respectieve verenkelde planten. De pootmachine is bij 25 voorkeur ingericht om via de tweede verenkelaar, tijdens de door de aangestuurde grijpers uitgevoerde verticale bewegingen, de derde transportband te voorzien van verenkelde planten zodat een continue doorvoer van planten wordt bewerkstelligd. In het geval waarin de derde richting loodrecht is gericht op de rijrichting van de pootmachine kan de 30 derde transportband parallel aan en in de nabijheid van de afzetplank zijn 1022690- 9 bevestigd, zodat, de afschuifeenheid de planten van de derde transportband naar de afzetlocaties op de afzetplank kan schuiven. Bij voorkeur is de derde transportband een flappenband waarbij de flappen compartimenten voor het opnemen van planten vormen. De derde transportband kan echter ook een Γ) gladde band zijn waarbij de draaisnelheid van de band de grootte van de "compartimenten" bepaalt. Door aanpassing van de draaisnelheid kan dan een andere spatiëring tussen de planten worden gerealiseerd.
Een uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat het transportsysteem is ingericht voor het regelen van 10 de snelheid van de derde transportband, waarbij, in gebruik, de derde transportband ten opzichte van het frame wordt stilgezet ten behoeve van het afschuiven van de afgesplitste planten van de derde transportband naar de afzetlocaties. Hierbij wordt de derde transportband zodanig stilgezet dat de met te poten planten gevulde compartimenten van de derde 15 transportband zich tegenover de betreffende afzetlocaties op de afzetplank bevinden. Vervolgens kunnen de planten door de afschuifeenheid van de compartimenten naar de afzetlocaties worden geschoven. Bij voorkeur is de tweede verenkelaar hierbij ingericht om, tijdens het afschuiven van de planten door de afschuifeenheid, een door de tweede verenkelaar verenkelde 20 plant naar een op een uiteinde van de afzetplank gelegen afzetlocatie door te schuiven. Hiermee wordt een vergaande optimalisatie verkregen van de doorvoer van te poten planten naar de uiteindelijke pootlocaties, doordat de tweede verenkelaar vrijwel onafgebroken kan functioneren. Zodoende wordt een relatief hoge pootcapaciteit van de pootmachine bereikt.
25 Een bijzonder geavanceerde uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de pootmachine is voorzien van een centrale regeleenheid die, direct of indirect, is verbonden met het transportsysteem, het verenkelsysteem en het pootsysteem, waarbij de centrale regeleenheid kan worden ingesteld volgens een bepaald 30 pootprogramma, waarbij het pootprogramma het patroon van pootlocaties 1022690- 10 bepaalt, en waarbij de centrale regeleenheid is ingericht voor het conform het ingestelde pootprogramma aansturen van het transportsysteem, het verenkelsysteem en het pootsysteem. De centrale regeleenheid verschaft de pootmachine een extra flexibiliteit, waarmee variabele pootpatronen van 5 pootlocaties in afhankelijkheid van bijvoorbeeld het seizoen kunnen worden ingesteld. De centrale regeleenheid kan het transportsysteem, het verenkelsysteem en het pootsysteem zodanig aansturen dat slechts bepaalde compartimenten van de derde transportband met een te poten plant worden gevuld. Hiermee, kan de pootafstand tussen pootlocaties in een richting 10 loodrecht op de rijrichting worden geregeld. Verder is het mogelijk om deze pootafstand te wijzigen door de pootmachine van een andere derde transportband met andere afmetingen van de compartimenten te voorzien en de instellingen van de overige systemen (transportsysteem, verenkelsysteem, pootsysteem) van de pootmachine hieraan aan te passen. 15 De te hanteren pootafstanden in de richting loodrecht op de rijrichting worden soms opgelegd door een roostergrootte in deze richting van een op de bodem aangebracht rooster waarin de planten dienen te worden gepoot. De pootafstand tussen pootlocaties in de rijrichting kunnen eveneens door de centrale regeleenheid worden gewijzigd. Hierbij kan de centrale 20 regeleenheid in afhankelijkheid van de roostergrootte in de rijrichting en de gewenste rijsnelheid van de pootmachine de systemen van de pootmachine aansturen. Eventueel kunnen bepaalde roosters in de rijrichting worden overgeslagen.
Een uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is 25 gekenmerkt doordat de pootmachine is voorzien van een positiesensor voor het bepalen van de positie van de pootmachine ten opzichte van een op de bodem aangebracht gaas of pootrooster. De aldus door de positiesensor gemeten positie van de pootmachine kan worden doorgegeven aan de centrale regeleenheid, waarbij de centrale regeleenheid in afhankelijkheid 30 van de rijsnelheid, de roostergrootte, de positie van de pootmachine en het 122S90- 11 ingestelde pootprogramma alsmede in afhankelijkheid van andere parameters, zoals eventuele correctiefactoren voor een scheef geplaatst rooster, het transportsysteem, het verenkelsysteem en het pootsysteem aanstuurt.
5 Wanneer een plant door een grijper is gegrepen van een afzetlocatie van de afzetplank, is het mogelijk om met de sproei-inrichting een onderzijde van de plant, of de (pers)pot waarin de plant is opgenomen, te besproeien met het bestrijdingsmiddel. Doordat slechts de onderzijde en eventueel een deel van de zijkant van de plant, of de (pers)pot waarin de 10 plant is opgenomen, hoeft te worden behandeld, kan de te gebruiken hoeveelheid bestrijdingsmiddel worden beperkt ten opzichte van de bekende situatie waarin de bodem in het rooster dient te worden behandeld met bestrijdingsmiddel.Een praktische uitvoeringsvorm van de pootmachine volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de pootmachine is voorzien van 15 een toevoersysteem voor het in een kist met een open voorzijde en een open bovenzijde aan de pootmachine toevoeren van een plak met planten, waarbij het toevoersysteem is voorzien van een schudmechanisme voor het losschudden van de plak ten opzichte van de kist, en waarbij het toevoersysteem is voorzien van een verplaatsbare schuif met twee functies, 20 waarbij de eerste functie van de schuif het afsluiten van de open voorzijde van de kist gedurende het schudden is en waarbij de tweede functie van de schuif het na het schudden in de eerste richting door de open voorzijde van de kist duwen van de plak met planten is.
Het verenkelsysteem volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat 25 het verenkelsysteem is voorzien van een breekmechanisme voor het door middel van breken verenkelen van de plak met planten.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:
Fig. 1 schematisch een perspectivische weergave van de 30 pootmachine volgens de uitvinding; {022590" 12
Fig. 2 schematisch een perspectivische weergave van een deel van de pootmachine volgens Fig. 1, waarbij een afschuifcenheid van de pootmachine, een tweede verenkelaar, een derde transport en een afzetplank van de pootmachine worden getoond; 5 Fig. 3 schematisch in bovenaanzicht het principe van de werking van een pootmachine volgens de uitvinding;
Fig. 4a t/m 4f schematisch in zijaanzicht de werking van een breekmechanisme van een eerste verenkelaar van een pootmachine volgens de uitvinding, waarbij de eerste verenkelaar in zes respectieve fasen is 10 getoond;
Fig. 5a een breekmechanisme van een tweede verenkelaar van een pootmachine volgens de uitvinding, waarbij de tweede verenkelaar in een eerste fase is getoond;
Fig. 5b schematisch de werking van de tweede verenkelaar volgens 15 Fig. 5a, waarbij de tweede verenkelaar in een tweede fase is getoond;
Fig. 6a t/m 6e schematisch in bovenaanzicht de (samen)werking van een tweede transportband, een derde transportband, een verplaatsbare afzetplank en een tweede verenkelaar van een pootmachine volgens de uitvinding in vijf respectieve fasen; 20 Fig. 7a t/m 7e schematisch in zijaanzicht de (samen)werking van de tweede transportband, de derde transportband, de verplaatsbare afzetplank, de tweede verenkelaar en grijpers van het pootsysteem van de pootmachine volgens Fig. 6 in vijf respectieve fasen die overeenkomen met de vijf respectieve fasen in de Fig. 6a t/m 6e.
25 Fig. 8a t/m 8h schematisch in zijaanzicht de werking van het toevoersysteem van een pootmachine volgens de uitvinding in acht respectieve fasen.
Fig. 9 een aangestuurde grijper, welke een te poten plant heeft vastgegrepen, waarbij de onderzijde van de plant of de pot van de plant kan 30 worden besproeid met een bestrijdingsmiddel; 1 022 6 9 0“ 13
Fig. 10 een aangestuurde grijper die een in een (poot)rooster te poten plant heeft gegrepen.
In Fig. 1 wordt een pootmachine 2 getoond voor het poten van al dan niet ontkiemde planten of zaailingen. De pootmachine 2 omvat een 5 transportsysteem 4 voor het naar afzetlocaties 30 transporteren van in plakken 8.1, 8.2 met planten aan de pootmachine 2 toegevoerde planten. De planten in de plakken kunnen in (pers)potten zijn opgenomen. De pootmachine 2 omvat een verenkelsysteem 10 met een eerste verenkelaar 10.1 en een tweede verenkelaar 10.2 voor het verenkelen van planten in de 10 plakken 8.1, 8.2 met planten. Voorts omvat de pootmachine 2 een pootsysteem 12 voor het poten van de door het transportsysteem 4 aangevoerde planten in de pootlocaties 6.
De pootmachine 2 is voorzien van een (niet in de tekening getoond) aandrijfmechanisme voor het voortbewegen van de pootmachine 2. Voorts is 15 de pootmachine 2 voorzien van wielen die eventueel kunnen samenwerken met een op de bodem aangebrachte rijrails.
Het transportsysteem 4 van de pootmachine 2 is ingericht voor het in een eerste richting 14 transporteren van de plak(ken) 8.1, 8.2 met planten naar de eerste verenkelaar 10.1, waarbij de eerste verenkelaar 10.1 20 is ingericht voor het afsplitsen van loodrecht op de eerste richting 14 georiënteerde rijen, zoals de rijen 16.1, 16.2 of 16.3, met planten van de plak met planten 8.2. Voorts is het transportsysteem 4 ingericht voor het in een tweede richting 18 dwars op de eerste richting 14 achter elkaar transporteren van afgesplitste rijen naar de tweede verenkelaar 10.2.
25 Hierbij wordt een buffer van planten stroomopwaarts van de tweede verenkelaar gerealiseerd. De tweede verenkelaar 10.2 is ingericht voor het verenkelen van een plant 20 van de van het buffer aan de tweede verenkelaar 10.2 toegevoerde afgesplitste rij, en, in het geval waarin de planten in (pers)potten zijn opgenomen, voor het verenkelen van een perspot 30 met een plant 20. Voorts is het transportsysteem 4 ingeidcht voor het in een * 0 72690“ 14 dorde richting 22 transporteren van de afgesplitste planten 20 naar de pootlocaties 6.
In het gegeven voorbeeld van de pootmachine 2 geldt dat een rijrichting 24 van de pootmachine 2 tegengesteld gericht is aan de eerste 5 richting 14. De eerste richting 14 staat in dit specifieke voorbeeld loodrecht op de tweede richting 18 en eveneens loodrecht op de derde richting 22 (uiteraard zijn andere dan loodrechte hoeken waarbij de eerste richting dwars staat op de tweede richting/derde richting ook mogelijk). De tweede richting 18 en de derde richting 22 zijn tegengesteld gericht.
10 Het transportsysteem 4 van de pootmachine 2 is voorzien van een in hoofdzaak loodrecht op de rijrichting 24 van de pootmachine 2 aan een frame 26 van de pootmachine 2 bevestigde afzetplank 28. Het transportsysteem 4 is ingericht voor het transporteren van de respectieve verenkelde planten 20 in de derde richting 22 naar de respectieve 15 afzetlocaties 30 op de afzetplank 28.
Het pootsysteem 12 omvat een veelvoud van aan het frame 26 bevestigde grijpers 32. De pootmachine 2 is ingericht voor het aansturen van de grijpers 32, waarbij een aangestuurde grijper van het genoemde veelvoud van grijpers 32 een in hoofdzaak verticale beweging uitvoert, 20 waarbij een plant 20 van een van de afzetlocaties 30 van de afzetplank 28 wordt gegrepen en in een pootlocatie 6 wordt gepoot. De grijpers kunnen bijvoorbeeld pneumatisch of elektrisch worden bekrachtigd. Doordat de grijpers 32 in hoofdzaak verticale pootbewegingen uitvoeren is de pootmachine 2 in het bijzonder geschikt voor het poten van planten (al dan 25 niet opgenomen in (pers)potten) in roosteropeningen van een op de bodem aangebracht pootrooster of gaas 34. Bij het poten worden de planten 20 met een relatief snelle verticale beweging in het rooster 34 gepoot. Hierdoor kan de pootmachine 2 de planten 20 in het rooster 34 poten zonder dat de grijpers 32 verstrikt raken in het rooster 34. Bij voorkeur is de pootmachine 30 2 voorzien van een positiesensor voor het bepalen van de positie van de 1022690- 15 pootmachine 2 ten opzichte van het op de bodem aangebrachte rooster 34. Door de positiebepaling kan de verticale pootbeweging van de grijpers 32 zodanig worden gecontroleerd dat de planten 20 gedurende het rijden van de pootmachine 2 op gewenste wijze in het rooster 34 worden gepoot.
5 De afzetplank 28 van de pootmachine 2 is beweegbaar bevestigd aan het frame 26 van de pootmachine 2. De pootmachine 2 is ingericht voor het aansturen van de afzetplank 28, waarbij, nadat planten van afzetlocaties 30 van de afzetplank 28 zijn vastgegrepen door grijpers 32, de aangestuurde afzetplank 28 wordt verplaatst voor het vrijgeven van ruimte 10 voor de verticale bewegingen van de aangestuurde grijpers 32 (bijvoorbeeld door een translatie beweging of door zwenking). Zodoende is het mogelijk dat een derde transportband 40 wordt gevuld met een nieuwe generatie te poten planten voor het laden van de afzetplank 28 terwijl de grijpers 32 verticale pootbewegingen uitvoeren voor het poten van een eerdere 15 generatie planten 20 in de pootlocaties 6 van het rooster 34. Nadat de grijpers 32 in hun oorspronkelijke positie zijn teruggekeerd, kan de afzetplank 28 met de nieuwe generatie planten 20 zodanig ten opzichte van het frame 26 worden bewogen dat de nieuwe generatie planten 20 zich onder de respectieve grijpers 32 bevinden. Vervolgens kunnen de 20 respectieve grijpers 32 een nieuwe pootcyclus starten waarbij de nieuwe generatie planten 20 wordt gegrepen, de afzetplank 28 wederom wordt verplaatst voor het vrijgeven van ruimte voor de verticale bewegingen van de grijpers voor een nieuwe pootcyclus. Op deze wijze wordt een zeer efficiënte doorvoer van planten 20 en een hoge plantcapaciteit van de 25 pootmachine 2 bereikt.
Het transportsysteem 4 van de pootmachine 2 is voorzien van een eerste transportband 36 voor het transporteren van de plakken 8.1, 8.2 met planten in de eerste richting 14 en een tweede transportband 38 voor het transporteren van afgesplitste rijen met planten in de tweede richting 18.
30 Voorts is het transportsysteem 4 voorzien van de derde transportband 40 1022690- 16 voor het in de derde richting 22 transporteren van verenkelde planten van de afgesplitste rijen. Tevens is het transportsysteem 4 voorzien van een afschuifeenheid 42 voor het van de derde transportband 40 naar afzetlocaties 30 op de afzetplank 28 schuiven van verenkelde planten 20. De 5 derde transportband 40 is bij voorkeur een flappenband. De flappenband is voorzien van flappen 44 waarmee compartimenten zijn gevormd voor het opnemen van verenkelde planten 20.
In Fig. 2 is het afschuiven van afgesplitste planten 20 naar afzetlocaties 30 op de afzetplank 28 in detail getoond. In het voorbeeld van 10 Fig. 2 is de derde transportband 40 een flappenband. Voordat het afschuiven de afgesplitste planten 20 plaatsvindt wordt de derde transportband 40 door het transportsysteem 4 stilgezet. Op het moment dat de derde transportband 40 stilstaat bevinden de flappen 44 van de derde transportband 40 zich tegenover uitsparingen 46 van de afschuifeenheid 42.
15 Hierdoor is het mogelijk dat de afschuifeenheid 42 zich in een richting loodrecht op de derde richting 22 beweegt, waarbij de verenkelde planten 20 door de afschuifeenheid 42 naar de afzetlocaties 30 van de afzetplank 28 worden geschoven. De afschuifeenheid 42 kan bijvoorbeeld bestaan uit een plaat met uitsparingen of zijn gevormd door borstels.
20 In het voorbeeld van Fig. 2 omvat de afzetplank 28 zeven afzetlocaties 30. Eén van de zeven afzetlocaties 30A is gelegen op een uiterste positie van de afzetplank 28. In dit voorbeeld geldt dat wanneer zes achtereenvolgende compartimenten van de derde transportband 40 zijn gevuld met planten 20, de derde transportband 40 wordt gestopt.
25 Vervolgens worden, zoals hiervoor is beschreven, de planten 20 door de afschuifeenheid 42 van de compartimenten naar de afzetlocaties 30 op de afzetplank 28 geschoven. Tegelijkertijd schuift de tweede verenkelaar 10.2 direct na het afsplitsen, een afgesplitste plant 20 via een compartiment naar de afzetlocatie 30A. Aldus wordt de doorvoer van de te poten planten 20 i922690" 17 verder geoptimaliseerd voor het verkrijgen van een maximale pootcapaciteit van de pootmachine 2.
De pootmachine 2 is zodanig ingericht dat de bewegende derde transportband 40 met door de tweede verenkelaar 10.2 verenkelde planten 5 20 wordt gevuld gedurende het poten van planten 20 door de aangestuurde grijpers 32. Dit betekent dat de tweede verenkelaar 10.2 nagenoeg onafgebroken kan functioneren voor het verenkelen van planten 20 van aangevoerde rijen 16 met planten (zie o.a. Fig. 2 en 3). Ook nadat de derde transportband 40 is stilgezet splitst de tweede verenkelaar 10.2 nog een 10 plant 20 (de laatste van de betreffende generatie hierna synchroon te poten planten) af. Hierdoor wordt een zeer hoge en efficiënte doorvoer van te poten planten 20 gerealiseerd. Verder geldt dat door de tweede verenkelaar ook voor het afschuiven van de laatste afgesplitste plant 20 te gebruiken de breedte van de pootmachine 2 relatief gering is. Een dergelijke relatief 15 geringe breedte is gewenst wanneer de pootmachine 2 in relatief smalle overdekte ruimtes dient te functioneren. Voorts heeft de pootmachine 2 eveneens beperkte afmetingen in de rijrichting 24. Deze beperkte afmetingen worden gerealiseerd doordat de tweede transportband 38, de derde transportband 40 en de afzetplank 28 zich onderling in hoofdzaak 20 parallel en loodrecht op de rijrichting bevinden. Dit is nader geïllustreerd in Fig. 3 waar een schematisch bovenaanzicht van de werking van de pootmachine 2 is getoond.
Zoals schematisch is getoond in Fig. 3 is de eerste verenkelaar 10.1 ingericht voor het afsplitsen van loodrecht op de eerste richting 14 25 georiënteerde rijen met planten 16.1, 16.2 of 16.3. Hierbij wordt een plak met planten 8.2 met vooraf bepaalde scheidingslijnen 48 (de scheidingslijnen worden gekenmerkt door een locale verdieping of inkeping in de plak) althans gedeeltelijk in een open gedeelte van eerste verenkelaar 10.1 gebracht. Zoals later nader zal worden toegelicht is het open gedeelte 30 een deel van het breekmechanisme van de eerste verenkelaar 10.1.
1022690" 18
Vervolgens wordt de plak met planten 8.2 vastgeklemd door een paar klemmen 50. De klemmen van het paar 50 bevinden zich aan weerszijden van de plak met planten 8.2. Het vastklemmen van de plak met planten 8.2 geschiedt om te verhinderen dat de plak met planten 8.2 door de stuwende 5 werking die uitgaat van de slippende eerste transportband 36 het afsplitsen van een rij door de eerste verenkelaar 10.1 bemoeilijkt. De stuwende werking van de slippende eerste transportband 36 is normaliter gewenst voor het verkrijgen van een continue aanvoer van planten in plak met planten 8.2. Eventueel kan de eerste transportband 36 worden geregeld op 10 basis van een detectiesignaal dat afgegeven wordt door een sensor voor het meten van de aanvoer c.q. aanwezigheid van planten op de eerste transportband 36. Een dergelijke sensor kan overigens eveneens worden toegepast voor de tweede transportband 38.
Zoals uit Fig. 3 blijkt kan volgens het principe van de werking van 15 de pootmachine 2 een zeer hoge pootdichtheid van de te poten planten 20 in de pootlocaties 6 worden bereikt. Deze hoge pootdichtheid kan mede worden bereikt doordat de aangevoerde plakken met planten met een vooraf vastgelegd aantal rijen 16, die loodrecht op de eerste richting zijn georiënteerd, worden gesplitst, waarbij gesplitste rijen 16 achter elkaar 20 worden toegevoerd aan de tweede verenkelaar 10.2. Vervolgens worden de planten in de rijen 16 verenkeld en naar afzetlocaties 30 gevoerd. Hierdoor wordt een hergroepering van de verenkelde planten 20 bereikt, waarbij het aantal afzetlocaties 30 op de afzetplank 28 het aantal rijen van het pootpatroon van de pootlocaties 6 bepaalt. Hierdoor kan het aantal rijen 16 25 onafhankelijk zijn van het aantal van het pootpatroon. Zodoende is met een beperkt aantal in de rijrichting gelegen rijen 16 van de plak 8 met planten een veel groter aantal rijen van het pootpatroon mogelijk. Voorts is door de hoge pootcapaciteit van de pootmachine 2 (zoals hiervoor beschreven) eveneens een hoge dichtheid van het aantal te poten planten 20 in de 30 rijrichting mogelijk.
102/^90- 19
In de Fig. 4a t/m 4f is nader getoond hoe het afsplitsen door middel van het breken van een rij met planten van een plak met planten door het breekmechanisme van de eerste verenkelaar in zijn werk gaat.
In Fig. 4a is getoond hoe het breekmechanisme van de eerste 5 verenkelaar 10.1 een plak met planten 8.2 op neemt. In dit voorbeeld omvat het breekmechanisme de aanslag 51 en de breekklem 52. De plak 8.2 wordt tegen de aanslag 51 gestuwd door de eerste transportband 36 (zie Fig. 4b). Vervolgens wordt de plak met planten 8.2 vastgeklemd door het klemmenpaar 50 zoals hiervoor beschreven. Het breekmechanisme van de 10 eerste verenkelaar 10.1 klemt de rij met planten 16.1 van de opgenomen plak 8.2 vast tussen de neergaande aanslag 51 en de breekklem 52 (zie Fig. 4c). Vervolgens wordt er een gezamenlijke roterende beweging door de aanslag 51 en de breekklem 52 uitgevoerd (dus een roterende beweging van het breekmechanisme), waarbij de rij met planten 16.1 van de plak met 15 planten 8.2 wordt afgebroken (zie Fig. 4d). Zoals in Fig. 4a t/m 4d is getoond breekt de rij met planten 16.1 hierbij volgens een vooraf aangebrachte scheidingslijn (in dit geval breuklijn) 48 van de plak 8.2 af. Fig. 4e toont dat de door de aanslag 51 en het breekklem 52 afgebroken rij een translatie ondergaat in de eerste richting 14. Hierdoor komt de afgebroken rij geheel 20 afgesplitst vrij te liggen van de plak 8.2. Tenslotte toont Fig. 4f dat de aanslag 51 naar boven is bewogen, waarbij de afgesplitste rij niet meer door de breekklem 52 wordt vastgeklemd. De afgesplitste rij kan vervolgens bijvoorbeeld door een schuif naar de tweede transportband 30 worden verplaatst. Vervolgens kan de afgesplitste rij met planten 16.1 via de tweede 25 transportband 38 in de tweede richting 18 verder worden getransporteerd door het transportsysteem 4. Het transportsysteem 4 transporteert afgesplitste rijen in de tweede richting 18 naar de tweede verenkelaar 10.2.
De werking van de tweede verenkelaar 10.2 is nader toegelicht met de Fig. 5a en 5b. De met de tweede transportband 38 aangevoerde 30 afgesplitste rij 16 wordt verplaatst totdat deze tegen een aanslagplaat 53 tot 1 022690" 20 stilstand komt. Vervolgens wordt de rij 16 door een paar klemmen 54 vastgeklemd. Het vastklemmen dient om het verenkelen van een plant te vergemakkelijken. Voor het verenkelen schuift de tweede verenkelaar 10.2 een zuiger met een drukplaat (die als breekmechanisme fungeert) tegen de 5 te verenkelen plant 20. Hierbij breekt de te verenkelen plant 20 volgens een eventueel vooraf aangebrachte scheidingslijn (in dit geval breuklijn) van de afgesplitste rij en wordt de verenkelde plant in een compartiment van de derde transportband 40 (hier: flappenband) geschoven zoals getoond in Fig. 5b. Op deze wijze kan de derde transportband 40 worden gevuld met 10 verenkelde planten 20. Zo is in Fig. 1 een situatie getekend waarin de derde transportband 40 is gevuld met vier te poten planten 20.
Met de respectieve Fig. 6a t/m 6e en de bijbehorende respectieve Fig. 7a t/m 7e wordt de samenwerking tussen de tweede transportband 38, de derde transportband 40, de afzetplank 28, de afschuifeenheid 42 en de 15 grijpers 32 van het pootsysteem verder verduidelijkt. De Fig. 6a t/m 6e zijn schematische bovenaanzichten en de Fig. 7a t/m 7e zijn schematische zijaanzichten. In de fase van Fig. 6a en Fig. 7a worden planten (al dan niet in (pers)potten opgenomen) door de stuwplaat (instoter) 55 van de tweede verenkelaar 10.2 naar de compartimenten van de draaiende derde 20 transportband 40 gestoten. Als er (in dit voorbeeld) dertien compartimenten van de derde transportband zijn gevuld dan stopt de derde transportband 40. De stuwplaat (of instoter) 55 blijft bij de laatste instootslag "uit" staan. Vervolgens (Fig. 6b, 7b) zakt een aanslag 57 van de tweede verenkelaar 10.2 onder de afzetplank 28, waarna de afschuifeenheid 42 alle verenkelde 25 planten 20, op de plant 20 bij de genoemde stuwplaat 55 van de tweede verenkelaar 10.2 na, naar de afzetplank 28 schuift. De "laatste" plant van de te poten generatie planten wordt, zoals ï'eeds eerder is vermeld, door de genoemde stuwplaat 55 doorgeschoven naar de afzetplank 28. Hierna (Fig. 6c, 7c) gaat de afschuifeenheid 42 naar zijn oorspronkelijke positie terug en 30 de afzetplank 28 schuift onder de grijpers 32. De aanslag 57 komt weer 1022690- 21 omhoog, de derde transportband 40 begint weer te draaien, en de stuwplaat (instoter) 55 begint de derde transportband 40 weer te vullen. Tijdens het vullen van de derde transportband 40 worden de planten 20 door de grijpers 32 vastgeklemd (Fig. 6d, 7d), waarna de afzetplank terugbeweegt voor het 5 vrijgeven van ruimte voor de verticale pootbewegingen van de grijpers (Fig. 6e, 7e). De grijpers 32 staan nu klaar om, eventueel geactiveerd door een sensorsignaal van een positiesensor, de planten verticaal in een rooster te poten.
Fig. 8 toont schematisch in zijaanzicht hoe een plak met planten 10 8.2 in een kist 58 met een open voorzijde 59 en eventueel een open bovenzijde aan dë pootmachine 2 kan worden toegevoerd. De pootmachine 2 is voorzien van een toevoersysteem dat is voorzien van een schudmechanisme voor het losschudden van de plak 8.1 met planten ten opzichte van de kist 58. Zoals nader is getoond in de Fig. 8a t/m 8f is het 15 toevoersysteem voorts voorzien van een verplaatsbare schuif 60 waarmee twee functies kunnen worden uitgevoerd. De eerste functie van de verplaatsbare schuif 60 is om de open voorzijde 59 van de kist 58 gedurende het schudden af te sluiten. De tweede functie van de verplaatsbare schuif 60 is om de plak 8.1 met planten na het schudden in de eerste richting 14 door 20 de open voorzijde van de kist 58 naar de eerste verenkelaar 10.1 te duwen (zie Fig. 8f t/m 8h). In Fig. 8a is een plak 8.1 met planten in een kist 58 geplaatst waarbij de kist vrij staat van de eerste transportband 36. Door het schudden wordt de plak 8.1 met planten tegen de schuif 60 (die zich op dat moment aan de voorzijde van de kist 58 bevindt) geschoven. Hierdoor 25 ontstaat er aan de achterzijde van de kist ruimte waarin de schuif 60 later kan worden ingebracht. Teneinde de verplaatsing van de schuif 60 van de voorzijde 59 naar de ruimte achterin de kist mogelijk te maken is de verplaatsbare schuif zowel in horizontale als in verticale richting verplaatsbaar. Dit is nader getoond in de Fig. 8b t/m 8e. In Fig. 8e is de 30 schuif 60 achterin de kist 58 ingebracht, waarbij de schuif 60 de plak 8.2 1022690' 22 met planten door de open voorzijde 59 op de eerste transportband 36 schuift. Nadat de schuif 60 de plak 8.2 met planten over een zekere (vooraf bepaalde) afstand over de eerste transportband 36 heeft geschoven stopt de schuifbeweging van de schuif 60 (Fig. Bi). Vervolgens (Fig. 8g) maakt de 5 schuif 60 een scharnierende beweging en schuift de plak 8.1 met planten nog een stuk onder een handgreep van de kist door. Wanneer de kist 58 leeg is scharniert de schuif 60 terug, en gaat omhoog richting de voorzijde 59 van de kist 58. De kist wordt naar links gebracht en kan worden verwisseld voor een met een nieuwe plak met planten gevulde kist.
10 De pootmachine 2 is voorzien van een centrale regeleenheid die, direct of indirect, is verbonden met het transportsysteem 4, het verenkelsysteem 10 en/of het pootsysteem 12. De centrale regeleenheid is niet getoond in de tekening. De centrale regeleenheid kan worden ingesteld voor het toepassen van een bepaald pootprogramma, waarbij het 15 pootprogramma het patroon van pootlocaties 6 in het pootrooster 34 bepaalt. Hierbij kan de centrale regeleenheid de systemen van de pootmachine 2 conform het ingestelde pootprogramma aansturen. De centrale regeleenheid kan hierbij worden gevoed met een stappensignaal van een stappenschijf waarvan de stappen corresponderen met de compartimenten van de 20 draaiende derde transportband 40. De stappenschijf is bij voorkeur met de aandrijving van de derde transportband 40 gekoppeld. Zodoende kan de centrale regeleenheid de tijdstippen van het instoten door de stuwplaat 55 van de tweede verenkelaar 10.2 op basis van onder meer het stappensignaal en het plantprogramma regelen. Verder geldt dat de centrale regeleenheid 25 bijvoorbeeld wordt gevoed met een positiesignaal van de positiesensor voor het bepalen van de positie van de pootmachine 2 ten opzichte van het pootrooster 34. Op basis van het positiesignaal, de rijsnelheid van de pootmachine 2, en eventuele andere parameters, zoals de roosterafmetingen, kan de centrale regeleenheid bijvoorbeeld de snelheid en 30 timing van de grijpers 32 en de snelheid en timing van de afzetplank 28 1 022690 - 23 alsmede de snelheden en timing van de diverse transportbanden en de diverse verenkelaars regelen en op elkaar afstemmen.
De centrale regeleenheid kan de pootmachine 2 volgens diverse pootprogramma's aansturen, waarbij volgens sommige pootprogramma's 5 bijvoorbeeld alle opeenvolgende compartimenten van de derde transportband 40 worden gevuld met planten en waarbij volgens andere pootprogramma's volgens een bepaalde structuur slechts bepaalde compartimenten worden gevuld. Hiermee is het mogelijk dat slechts bepaalde banen gelegen in de rijrichting van de pootmachine 2 worden 10 gevuld met verenkelde planten 20. Bij voorkeur regelt de centrale regeleenheid de aansturing van de grijpers 32 zodanig dat alleen de grijpers 32 die daadwerkelijk een verenkelde plant 20 van een afzetlocatie dienen op te halen worden aangestuurd.
De pootmachine 2 kan op eenvoudige wijze voorzien worden van 15 een andere derde transportband 40 waarvan de compartimenten andere afmetingen kunnen hebben. Op deze wijze is het eenvoudig mogelijk om de pootmachine 2 aan te passen aan andere roosterafmetingen van het pootrooster 34 in een loodrecht op de rijrichting gelegen richting. Hierbij stuurt de regeleenheid de overige systemen (transportsysteem, 20 verenkelsysteem, pootsysteem) van de pootmachine 2 op een hieraan aangepaste wijze aan. De pootmachine 2 kan op eenvoudige wijze aan andere roosterafmetingen in de rijrichting worden aangepast door de centrale regeleenheid. Hierbij wordt onder meer de verwerkingssnelheid van de grijpers 32 aangepast. De grijpers 32 worden hierbij 25 gesynchroniseerd en aangestuurd door een positiesignaal van de positiesensor. Hierbij wordt een continue aanvoer van planten gegarandeerd doordat het transportsysteem, aangestuurd door sensoren voor het meten van de aanwezigheid van planten op de eerste en tweede transportband, voor een continue aanvoer van planten zorgdraagt. Eventueel worden de 30 draaisnelheden van de transportbanden op basis van deze sensoren volgens 1 o 2 2 6 9 0 - 24 een aan/uitregeling gestuurd. Verder kan de centrale regeleenheid de verwerkingssnelheid van de verenkelaars op basis van de gewenste doorvoer van planten. Tevens is het mogelijk dat de draaisnelheden van de transportbanden door de centrale regeleenheid volgens een continu-5 fijnregeling worden aangepast aan de doorvoer van planten.
De pootmachine 2 is bij voorkeur voorzien van een nabij de grijpers 32 opgestelde sproei-inrichting 62 voor het met een bestrijdingsmiddel besproeien van de gegrepen planten (al dan niet opgenomen in (pers)potten. Zoals m Fig. 9 is getoond bevinden de sproeikoppen 64 van de sproei-10 inrichting 62 zich nabij de grijpers 32 van pootsysteem 12. Met de sproeikoppen 64 kan het bestrijdingsmiddel aan bijvoorbeeld de onderzijde en eventueel aan de zijkant van de plant of aan de onderzijde en/of zijkant van de (pers)pot met een plant 20 worden aangebracht. De sproeikoppen 64 kunnen bijvoorbeeld aan een uiteinde van de afzetplank 2.8 zijn bevestigd.
15 Nadat de plant 20 is besproeid door de sproei-inrichting 62 kan de plant 20 in een pootrooster 34 worden gepoot. Doordat met de sproei-inrichting 62 slechts de onderzijde van de plant 20 hoeft te worden besproeid in plaats van het gehele oppervlakte van het pootrooster 34, kan met de sproei-inrichting 62 voor de pootmachine 2 een belangrijke reductie van te 20 gebruiken (schadelijke) bestrijdingsmiddelen worden bewerkstelligd.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm geldt dat de sproei-inrichting op een reservoir dat geschikt is voor het openen van het genoemde vloeibare medium aansluitbare sproeikoppen omvat, waarbij elk van de sproeikoppen is voorzien van tenminste een sproeiopening waardoor 25 het vloeibare medium kan worden gesproeid. Bij voorkeur is de sproei-inrichting voorzien van meerdere reservoirs die bijvoorbeeld met verschillende vloeibare media zijn gevuld. Het is mogelijk dat één van de reservoirs is gevuld met een bestrijdingsmiddel en een ander reservoir met een vloeibare voedingsstof. De reservoirs kunnen via een 30 selectiemechanisme zijn verbonden met de genoemde sproeikoppen. Middels I022690- 25 het selectiemechanisme kan een open fluïdumverbinding tussen een bepaald reservoir en een bepaalde spi’oeikop tot stand worden gebracht. Vervolgens kan het vloeibare medium vanuit het bepaalde reservoir met behulp van een pompsysteem naar de bepaalde sproeikop worden gepompt om op een van de 5 te poten planten te worden gesproeid. Eventueel wordt tegelijkertijd met het selectiemechanisme een tweede open fluïdumverbinding tussen een ander reservoir en de bepaalde sproeikop tot stand gebracht. In dat geval worden er meerdere vloeibare media simultaan op de plant gesproeid. Het is eveneens mogelijk dat overige fluïdumverbindingen door het 10 selectiemechanisme worden afgesloten.
Bij voorkeur is de pootmachine voorzien van een centrale regeleenheid die is verbonden met het selectiemechanisme voor het aansturen hiervan. Tevens kan de centrale inrichting zijn verbonden met het pompsysteem voor het vanuit de reservoirs naar de sproeikoppen 15 pompen van de vloeibare media.
De pootmachine volgens de uitvinding is aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden toegelicht. De pootmachine is echter geenszins beperkt tot deze uitvoeringsvoorbeelden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de afzetplank 28 en/of de tweede transportband 38 en derde transportband 20 40 al dan niet beweegbaar onder een scherpe of stompe hoek ten opzichte van de eerste richting 14 worden geplaatst. Eventueel kan hiermee worden gecorrigeerd voor een pootrooster 34 dat niet uitgelijnd is met de rijrichting 24.
1022690-

Claims (17)

1. Pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde eventueel in perspotten op genomen planten, omvattende een transportsysteem voor het naar afzetlocaties van de pootmachine transporteren van aan de pootmachine toegevoerde planten, een pootsysteem voor het poten van de 5 toegevoerde planten vanuit de afzetlocaties op pootlocaties, en een nabij het pootsysteem opgestelde sproei-inrichting voor het met een vloeibaar medium zoals een bestrijdingsmiddel besproeien van de planten, met het kenmerk, dat de sproei-inrichting is ingericht om de planten te besproeien voordat deze worden gepoot.
2. Pootmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sproei-inrichtingen is ingericht om de te poten planten, of de perspotten waarin de te poten planten eventueel zijn opgenomen, aan een onderzijde te besproeien.
3. Pootmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat de sproei-inrichting tenminste een op een reservoir voor het opnemen van het vloeibare medium aansluitbare sproeikop omvat, waarbij de tenminste ene sproeikop is voorzien van tenminste een sproeiopening waardoor het vloeibare medium kan worden gesproeid.
4. Pootmachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de sproei-20 inrichting is voorzien van een veelvoud van reservoirs en een selectiemechanisme, waarbij elk reservoir van het veelvoud van reservoirs via het selectiemechanisme is verbonden met de tenminste ene sproeikop, en waarbij het selectiemechanisme is ingericht voor het dusdanig in een open verbinding brengen van tenminste een geselecteerd reservoir met de 25 tenminste ene sproeikop dat een vloeibaar medium vanuit het geselecteerde reservoir naar de tenminste ene sproeikop kan stromen, waarbij de 1022690“ verbindingen tussen de niet-geselecteerde reservoirs en de tenminste ene sproeikop door het selectiemechanisme zijn afgesloten.
5. Pootmachine volgens één der voorgaande conclusies , met het kenmerk, dat het pootsysteem een veelvoud van aan een frame van de 5 pootmachine bevestigde grijpers omvat, waarbij de pootmachine is ingericht voor het aansturen van de grijpers, waarbij, in gebruik, een aangestuurde grijper van het genoemde veelvoud van grijpers een toegevoerde plant grijpt en deze volgens een in hoofdzaak verticale beweging in een van de pootlocaties poot'.
6. Pootmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de sproei- inrichting is ingericht voor het besproeien van een onderzijde van een in een van grijpers hangende plant of perspot.
7. Pootmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tenminste ene sproeikop in de nabijheid van een grijper van het veelvoud 15 van grijpers aan het frame is bevestigd.
8. Pootmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de pootmachine is voorzien van een verenkelsysteem voor het verenkelen van een aan de pootmachine toegevoerde plak met planten ter verkrijging van verenkelde planten, waarbij het verenkelsysteem is voorzien 20 van een breekmechanisme voor het door middel van breken verenkelen van de plak met planten.
9. Pootmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het verenkelsysteem een eerste verenkelaar en een tweede verenkelaar omvat, waarbij het transportsysteem is ingericht voor het transporteren van de 25 plak met planten naar de eerste verenkelaar, waarbij de eerste verenkelaar is voorzien van het breekmechanisme voor het door middel van breken afsplitsen van rijen met planten van de plak met planten, en waarbij het transportsysteem voorts is ingericht voor het achtereenvolgens in tenminste een rij transporteren van de afgesplitste rijen met planten naar de tweede 30 verenkelaar voor het verenkelen van planten van de afgesplitste rijen met 1022690- planten, waarbij het transportsysteem verder is ingericht voor het transporteren van de verenkelde planten naar de pootlocaties.
10. Pootmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het transportsysteem is ingericht voor het vormen van een buffer van planten 5 door de afgesplitste rijen stroomopwaarts van de tweede verenkelaar in de rij achter elkaar te plaatsen.
11. Pootmachine volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het transportsysteem is ingericht voor het in een eerste richting transporteren van de plak naar de eerste verenkelaar en dat de eerste verenkelaar is 10 ingei'icht voor het dwars op de eerste richting afsplitsen van de rijen met planten, waarbij het transportsysteem is ingericht voor het in een tweede richting die dwars op de eerste richting is gericht transporteren van de afgesplitste rijen met planten naar de tweede verenkelaar.
12. Pootmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het 15 transportsysteem voorts is ingericht voor het in een derde richting transporteren van de door de tweede verenkelaar verenkelde planten naar de pootlocaties, waarbij de eerste richting in hoofdzaak samenvalt met een rijrichting van de pootmachine en/of waarbij de derde richting dwars op de rijrichting van de pootmachine is georiënteerd.
13. Pootmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het transportsysteem is voorzien van een dwars op de rijrichting van de pootmachine aan een frame van de pootmachine bevestigde afzetplank, waarbij het transportsysteem is ingericht voor het transporteren van de respectieve verenkelde planten in de derde richting naar respectieve 25 afzetlocaties op de afzetplank.
14. Pootmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat in gebruik, een aangestuurde grijper van het genoemde veelvoud van grijpers een plant van een van de afzetlocaties van de afzetplank grijpt en in een van de pootlocaties poot. 1 022690-
15. Pootmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de afzetplank beweegbaar is ten opzichte van het frame, en dat de pootmachine is ingericht voor het aansturen van de afzetplank, waarbij, in gebruik, nadat planten van afzetlocaties van de afzetplank zijn gegrepen door de 5 aangestuurde grijpers, de aangestuurde afzetplank wordt verplaatst voor het vrijgeven van ruimte voor de verticale bewegingen van de aangestuurde grijpers.
16. Pootmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de pootmachine is voorzien van een centrale regeleenheid die, 10 direct of indirect, is verbonden met het transportsysteem, het pootsysteem en de sproei-inrichting, waarbij de centrale regeleenheid kan worden ingesteld volgens een bepaald pootprogramma, waarbij het pootprogramma het patroon van pootlocaties bepaalt, en waarbij de centrale regeleenheid is ingericht voor het aansturen van de sproei-inrichting.
17. Pootmachine volgens conclusies 4 en 16, met het kenmerk, dat de centrale regeleenheid is ingericht voor het aansturen van het selectiemechanisme. ί022690"
NL1022690A 2002-05-07 2003-02-14 Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten. NL1022690C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022690A NL1022690C2 (nl) 2002-05-07 2003-02-14 Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten.

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020550 2002-05-07
NL1020548A NL1020548C2 (nl) 2002-05-07 2002-05-07 Pootmachine en werkwijze voor het met relatief hoge snelheid poten van al dan niet ontkiemde planten.
NL1020548 2002-05-07
NL1020549A NL1020549C2 (nl) 2002-05-07 2002-05-07 Pootmachine voorzien van een verenkelsysteem met een breekmechanisme en een verenkelsysteem als zodanig.
NL1020549 2002-05-07
NL1020550A NL1020550C2 (nl) 2002-05-07 2002-05-07 Flexibele pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde planten.
NL1022690A NL1022690C2 (nl) 2002-05-07 2003-02-14 Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten.
NL1022690 2003-02-14

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1022690A1 NL1022690A1 (nl) 2003-11-10
NL1022690C2 true NL1022690C2 (nl) 2004-01-16

Family

ID=31892190

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022690A NL1022690C2 (nl) 2002-05-07 2003-02-14 Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1022690C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2987222A1 (fr) * 2012-02-29 2013-08-30 Menard Darriet Cullerier Dispositif mecanise pour planter des plants

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4289080A (en) * 1979-07-25 1981-09-15 Celanese Corporation High-speed transplanter
EP0062917A1 (de) * 1981-04-14 1982-10-20 Reinhold Heilmann Pflanzmaschine
DE10011126A1 (de) * 2000-03-09 2001-09-13 Welzel Hermann Vorrichtung zum Beschicken von Pflanzensetzmaschinen
WO2003000033A1 (en) * 2001-06-20 2003-01-03 Silca Apparatenbouw B.V. Device for placing plant matter onto or in a bed

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4289080A (en) * 1979-07-25 1981-09-15 Celanese Corporation High-speed transplanter
EP0062917A1 (de) * 1981-04-14 1982-10-20 Reinhold Heilmann Pflanzmaschine
DE10011126A1 (de) * 2000-03-09 2001-09-13 Welzel Hermann Vorrichtung zum Beschicken von Pflanzensetzmaschinen
WO2003000033A1 (en) * 2001-06-20 2003-01-03 Silca Apparatenbouw B.V. Device for placing plant matter onto or in a bed

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2987222A1 (fr) * 2012-02-29 2013-08-30 Menard Darriet Cullerier Dispositif mecanise pour planter des plants

Also Published As

Publication number Publication date
NL1022690A1 (nl) 2003-11-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DK3081071T3 (en) System for harvesting mushrooms
DE10127896B4 (de) Übergabevorrichtung und -verfahren für Folienbeutel
KR20210094566A (ko) 식품 운송을 위한 터닝 장치 및 방법
US5020655A (en) Article group-segregating apparatus and method
US9434556B2 (en) Egg chain gripper actuating device and egg transfer device
AU2002212208B2 (en) A mushroom packing apparatus
NL8800217A (nl) Werkwijze en inrichting voor het volautomatisch inleggen van voorwerpen, in het bijzonder bonbons, in een verpakkingseenheid.
NL1022690C2 (nl) Pootmachine voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van te poten planten.
NL1022688C2 (nl) Pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde planten met een automatisch toevoersysteem.
EP1505865B1 (en) Planting machine provided with a singulating system having a breaking mechanism, and singulating system as such
NL1020550C2 (nl) Flexibele pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde planten.
NL1020549C2 (nl) Pootmachine voorzien van een verenkelsysteem met een breekmechanisme en een verenkelsysteem als zodanig.
NL1020548C2 (nl) Pootmachine en werkwijze voor het met relatief hoge snelheid poten van al dan niet ontkiemde planten.
NL1022698C2 (nl) Flexibele pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde planten.
NL1022697C2 (nl) Pootmachine voorzien van een verenkelsysteem met een breekmechanisme en een verenkelsysteem als zodanig.
US4411205A (en) Seed planter
NL1022687C2 (nl) Pootmachine en werkwijze voor het met relatief hoge snelheid poten van al dan niet ontkiemde planten.
WO2003094595A1 (en) Planting machine and method for relatively high-speed planting of plants which may or may not have germinated
SE536210C2 (sv) Förfarande och anordning för stapling och ströläggning av virkesstycken, samt ett sätt att använda ett strö
NL7906281A (nl) Beweegbare oogstmachine.
NL1022692C2 (nl) Pootmachine met een centrale regeleenheid, alsmede een centrale regeleenheid als zodanig.
NL1015726C2 (nl) Aardappelpootmachine voor het poten van aardappelen.
NL1022691C2 (nl) Pootmachine voorzien van een grijper met begrenzing van klemkracht.
NL1028644C2 (nl) Systeem en werkwijze voor toepassing in bijvoorbeeld een kas of warenhuis, alsmede transportinrichting.
NL1024110C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verpakken van producten, in het bijzonder bloemen, in flow-wrap-verpakkingen.

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
MK Patent expired because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20230213