NL1022084C2 - Flexibele rotorbladaanslag. - Google Patents

Description

FLEXIBELE ROTORBLADAANSLAG

De uitvinding betreft een rotor omvattende: - een aandrijfbare naaf met een in hoofdzaak verticale rotatieas; en - elk in althans een in hoofdzaak verticaal 5 radiaalvlak ten opzichte van de naaf beweegbaar, flexibel aan de naaf aangebrachte rotorbladen.

Bij rotoren voor bijvoorbeeld ventilatoren zijn er twee wijzen bekend voor het bevestigen van een rotorblad aan een naaf. De ene wijze is het op de naaf 10 vastklemmen van het uiteinde van een rotorblad. Het nadeel hiervan is, dat belastingen als gevolg van de massa van de rotorbladen, als gevolg van het roteren van de rotorbladen enz. doorgegeven worden aan de naaf, die op zijn beurt dan goed gelagerd moet zijn om deze 15 krachten te kunnen opvangen. Er ontstaat zo een zware constructie.

De andere wijze voor het bevestigen van rotorbladen aan een naaf is door middel van een flexibele verbinding. Dit kan een scharnier zijn, maar ook door 20 middel van een flexibel verbindingsstuk. Het nadeel van een dergelijke verbinding is dat bij stilstand de rotorbladen omlaag vallen en zo tegen de behuizing van de rotor aankomen. Hiertoe worden dan ook vaste aanslagen voorzien, die voorkomen dat de rotorbladen te ver naar 25 beneden zakken. Een nadeel van een dergelijke flexibele verbinding is dat door bijvoorbeeld een windvlaag de rotorbladen weggedrukt kunnen worden en zo tegen de aanslag kunnen komen. Dit brengt ongewenste aanslagen en trillingen met zich mee.

30 Het is een doel van de uitvinding de nadelen bij een flexibele rotorbladbevestiging te verminderen of zelfs te voorkomen.

1022084 Η I Dit doel wordt bereikt met een rotor volgens de aanhef van conclusie 1, die wordt gekenmerkt door tussen I de naaf en elk rotorblad aangebrachte veerelementen voor I het in althans één richting begrenzen van de flexibele 5 bewegingsslag van het betreffende rotorblad.

I Wanneer nu door bijvoorbeeld een windvlaag een I rotorblad weggedrukt wordt, zal het rotorblad tegen het I veerelement aankomen en in zijn beweging worden afgeremd.

I Zo wordt een plotselinge aanslag en overeenkomstig de I 10 bijbehorende trillingen, zoals bij bekende rotoren, I voorkomen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de rotor I volgens de uitvinding zijn de rotorbladen elk rond een horizontale scharnieras aan de naaf scharnierend H 15 aangebracht. Met een dergelijke constructie worden zo min I mogelijk krachten van het rotorblad overgedragen aan de naaf.

In een andere uitvoeringsvorm van de rotor volgens de uitvinding is het veerelement langwerpig en 20 met één eind aangebracht aan één van de naaf en het rotorblad en ligt het andere, vrije eind in het begrenzingsgebied aan tegen een contactvlak van de andere H van de naaf en het rotorblad. Het veerelement kan aldus H ofwel aan de naaf zijn bevestigd ofwel aan het rotorblad.

25 Het vrije eind ligt daarbij in het begrenzingsgebied tegen het andere deel aan.

In weer een andere uitvoeringsvorm van de rotor H volgens de uitvinding is op één van het vrije eind van het veerelement en het contactvlak een nok aangebracht.

30 Hiertegenaan kan het veerelement aanliggen. Bij voorkeur is deze nok instelbaar, zodat de maximale doorbuiging van het rotorblad vastgelegd kan worden.

H Deze en andere kenmerken van de uitvinding H worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande H 35 tekeningen.

H In de figuren IA t/m 1C worden verschillende H uitvoeringsvormen getoond, waarbij het veerelement aan de H naaf is bevestigd.

/"N _

In figuren 2A t/ia 2C worden verschillende H uitvoeringsvormen getoond, waarbij het veerelement aan I het rotorblad 'is bevestigd.

In figuur IA wordt een eerste uitvoeringsvorm I 5 van een rotor volgens de uitvinding getoond. Deze rotor I omvat een naaf 1 en een rotorblad 2. Het rotorblad 2 is I door middel van een scharnier 3 flexibel verbonden met de naaf 1. Op de naaf 1 is verder een veerelement 4 aangebracht. Dit veerelementen 4 kan bijvoorbeeld 10 plaatvormig zijn en vervaardigd zijn van bijvoorbeeld I verenstaal. Afhankelijk van de gewenste I veerkarakteristiek kan de dwarsdoorsnede van de plaat aangepast worden.

In figuur 1B wordt een soortgelijke constructie I 15 als in figuur 1 a getoond. Ook hier is een naaf 1 en een I rotorblad 2 getoond, die door middel van een scharnier 5 I met elkaar verbonden zijn. Het veerelement 6 is hierbij direct aan de naaf 1 bevestigd.

In figuur 1C wordt de constructie volgens 20 figuur IA in nader detail getoond. Duidelijk is te zien dat het veerelement 4 met een eerste eind 7 bevestigd is aan de naaf 1 en dat het vrije eind 8 van het veerelement 4 aanligt tegen een deel van het rotorblad 2. In deze begrenzingsstand van het rotorblad 2 zorgt het 25 veerelement 4 er aldus voor dat het rotorblad 2 niet verder zakt en zo bijvoorbeeld tegen de behuizing van de rotor kan aankomen.

In figuur 2A wordt een andere uitvoeringsvorm van een rotor volgens de uitvinding getoond. Deze 30 uitvoeringsvorm heeft een naaf 10 met daaraan scharnierend via scharnier 11 aangebracht een rotorblad 12. In deze uitvoeringsvorm is het veerelement 13 aangebracht aan het rotorblad 12 en komt in het begrenzingsgebied aan te liggen tegen een vlakke aanslag 35 14 onder het scharnier 11.

In figuur 2B wordt weer een andere uitvoeringsvorm getoond. Hierin is opnieuw een rotorblad 12 via scharnier 11 scharnierend verbonden met de naaf 1 η o o λ n Η I 10. Een veerelement 15 is aan het rotorblad 12 bevestigd en komt in het begrenzingsgebied met het vrije eind 16 aan te liggen tegen een aanslagvlak 17 van de naaf 10.

I In figuur 2C wordt een laatste uitvoeringsvorm I 5 getoond met een rotor 10 en een via scharnier 11 I scharnierend daaraan aangebracht rotorblad 12. Op het I rotorblad 12 is opnieuw een veerelement 18 aangebracht, I dat met een eerste eind 19 aan het rotorblad 12 is I bevestigd en met het vrije eind 20 in een I 10 begrenzingsstand aanligt tegen een nok 21 die is aangebracht onder het scharnier 11.

Alhoewel hier een plaatvormig veerelement getoond is, spreekt het voor zich dat ook bijvoorbeeld een rubberen prop gebruikt kan worden die tussen een naaf I 15 en een rotorblad wordt samengedrukt om zo de bewegingsslag te begrenzen.

Claims (5)

1. Rotor omvattende: - een aandrijfbare naaf met een in hoofdzaak verticale rotatièas; en - elk in althans een in hoofdzaak verticaal 5 radiaalvlak ten opzichte van de naaf beweegbaar, flexibel aan de naaf aangebrachte rotorbladen; gekenmerkt door - tussen de naaf en elk rotorblad aangebrachte veerelementen voor het in althans één richting begrenzen 10 van de flexibele bewegingsslag van het betreffende rotorblad.

2. Rotor volgens conclusie 1, waarbij de rotorbladen elk rond een horizontale scharnieras aan de naaf scharnierend zijn aangebracht.

3. Rotor volgens conclusie 1 of 2, waarbij het veerelement langwerpig is en met één eind is aangebracht aan één van de naaf en het rotorblad en waarbij het andere, vrije eind in het begrenzingsgebied aanligt tegen een contactvlak van de andere van de naaf en het 20 rotorblad.

4. Rotor volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij op één van het vrije eind van het veerelement en het contactvlak een nok is aangebracht.

5. Rotor volgens conclusie 4, waarbij de nok 25 instelbaar is. 1022084