NL1022008C2

NL1022008C2 - Pijpkoppeling.

Info

Publication number: NL1022008C2
Application number: NL1022008A
Authority: NL
Inventors: Tjerk Oomen
Original assignee: Asco Controls Bv
Priority date: 2002-11-27
Filing date: 2002-11-27
Publication date: 2004-05-28
Also published as: PL375549A1; EP1565684A1; PL204192B1; EP1565684B1; RU2324101C2; ATE357622T1; AU2003289679A1; AU2003289679B2; ES2281676T3; DE60312727T2; NZ540753A; DK1565684T3; RU2005120001A; DE60312727D1; WO2004048835A1

Description

PIJPKOPPELING

5 De uitvinding heeft betrekking op een pijpkoppeling voor het bevestigen van een pijp aan een koppelstuk, waarbij een uiteinde van de pijp tot in een cilindrisch gat van het koppelstuk reikt en tussen de pijp en het koppelstuk een flexibele afdichtring is aangebracht in een in het gat 10 aangebrachte kamer, en waarbij een klemorgaan de pijp aangrijpt en een cilindrisch klemvlak heeft.

Een dergelijke pijpkoppeling is bekend uit de internationale (PCT-) octrooipublicatie no. W096/26382 van dezelfde 15 Aanvraagster. Bij deze bekende pijpkoppeling is sprake van een klemorgaan bestaande uit twee identieke, van plaatmetaal gemaakte schaaldelen die gezamenlijk het cilindrische klemvlak en een radiaal naar binnen gerichte rand vormen. Die rand grijpt achter een deel van het koppelstuk, welk deel is 20 gevormd door in het koppelstuk een uitwendige ringkamer aan te brengen waarin die rand kan reiken. Het klemorgaan - en daarmee de pijp - is geborgd tegen axiale verplaatsing ten opzichte van het koppelstuk, daar enerzijds de rand van de schaaldelen in de uitwendige ringkamer reikt en anderzijds de 25 schaaldelen stevig om de pijp klemmen. Dit laatste wordt j bereikt door de schaaldelen middels het aandraaien van schroefbouten stevig naar elkaar toe te trekken.

De pijpkoppeling bekend uit de eerdergenoemde internationale 30 (PCT-) octrooipublicatie voldoet in de praktijk bijzonder goed. Een soms gevoeld bezwaar is dat de vorm van de schaaldelen, voornamelijk voor wat betreft hun gezamenlijk gevormde, radiaal naar binnen gerichte rand, zorgvuldig uit plaatmetaal dient te worden gestanst.

1022008

Het is het doel van de uitvinding de bekende pijpkoppeling I verder te verbeteren in de zin dat het klemorgaan eenvoudiger I en daarmee bedrijfszekerder kan worden vervaardigd.

I 5 Hiertoe heeft een pijpkoppeling van de in de aanhef vermelde I soort volgens de uitvinding als bijzonderheid dat het I klemorgaan met ten minste een radiaal buitenwaarts gerichte rand achter een radiaal gericht aanslagvlak van het koppelstuk grijpt. Hierdoor is het mogelijk deze rand op 10 eenvoudige en bedrijfszekere wijze in het bijzonder door buigen of stansen éénmaal naar buiten toe om te zetten teneinde achter het radiaal gerichte aanslagvlak van het koppelstuk te kunnen grijpen. De rand vormt als het ware een I (deel van een) flens oftewel kraag aan het klemorgaan. De I 15 onderhavige pijpkoppeling kan verscheidene keren worden gedemonteerd en opnieuw worden gemonteerd, terwijl een grote I klemkracht in axiale richting tussen de pijp en het I koppelstuk kan worden uitgeoefend.

20 In een voorkeursuitvoeringsvorm van een pijpkoppeling overeenkomstig de uitvinding is het radiaal gerichte aanslagvlak van het koppelstuk gevormd door een inwendige uitsparing in het koppelstuk waarin de rand van het klemorgaan reikt. In een andere voorkeursvariant is het I 25 radiaal gerichte aanslagvlak van het koppelstuk gevormd door een doorlopend gat in het koppelstuk waarin de rand van het klemorgaan is gestoken. In beide uitvoeringsvarianten is het klemorgaan - en daarmee de pijp - geborgd tegen axiale verplaatsing ten opzichte van het koppelstuk, alsmede tegen 30 verdraaiing om een lengteas van de pijp. Immers, door de naar buiten gerichte rand van het klemorgaan in de inwendige uitsparing/het doorlopende gat van het koppelstuk te steken, wordt een blokkering tegen verdraaiing om de genoemde 3 lengteas bewerkstelligd. Zo'n blokkering is niet voorzien in de pijpkoppeling bekend uit de eerdergenoemde internationale (PCT-) octrooipublicatie.

5 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een pijpkoppeling volgens de uitvinding is het klemorgaan voorzien van twee gelijke, uit plaatmateriaal vervaardigde delen, die samen het cilindrische klemvlak vormen en die elk ten minste een radiaal buitenwaarts gerichte rand bevatten. In het bijzonder 10 zijn er in totaal twee radiaal naar buiten gerichte randen, waarbij de rand van het ene schaaldeel recht tegenover de rand van het andere schaaldeel is gelegen. In zo'n geval is derhalve sprake van een spiegelsymmetrische constructie langs een symmetrievlak gelegen midden tussen de schaaldelen in de 15 lengteas van de pijp.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een pijpkoppeling overeenkomstig de uitvinding ligt het radiaal gerichte aanslagvlak dichter bij een open zijde van het cilindrische 20 gat van het koppelstuk dan de in het gat aangebrachte kamer. Hierdoor heeft het klemorgaan in radiale richting een relatief kleine afmeting, daar het klemorgaan niet tot om het koppelstuk behoeft te reiken op de plaats waar het koppelstuk is voorzien van de genoemde kamer voor de afdichtring. Een 25 gering verschil tussen de binnendiameter en de buitendiameter van het klemorgaan is daardoor mogelijk, hetgeen de vervaardiging ervan vereenvoudigt.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een pijpkoppeling 30 volgens de uitvinding zijn afzonderlijke bevestigingsmiddelen aangebracht om het deel van het klemorgaan dat het cilindrische klemvlak vormt.

1022008 H De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bevestigen van een pijp in een koppelstuk, waarbij een uiteinde van de pijp tot in een cilindrisch gat van het koppelstuk wordt gestoken en tussen de pijp en het koppelstuk I 5 een flexibele afdichtring wordt aangebracht in een in het gat I aangebrachte kamer, en waarbij vervolgens om een deel van de pijp en om een aangrenzend deel van het koppelstuk een klemorgaan met een cilindrisch klemvlak wordt aangebracht dat op het koppelstuk aangrijpt, met als bijzonderheid dat het 10 klemorgaan met ten minste een radiaal buitenwaarts gerichte rand achter een radiaal gericht aanslagvlak van het koppelstuk grijpt.

I De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in B 15 een tekening weergegeven figuren, waarin B - figuur 1 een langsdoorsnede van een pijpkoppeling B overeenkomstig de uitvinding toont; B 20 - figuur 2 een perspectivisch aanzicht weergeeft van een in B figuur 1 gebruikt klemorgaan; en B - figuur 3 een perspectivisch aanzicht laat zien van de in B figuur 1 getekende koppeling van een pijp aan een huis B 25 van een klep.

B In figuur 1 onderscheidt men een deel van een pijp 1 dat tot I in een koppelstuk 2 reikt. Daartoe is het koppelstuk voorzien I van een gat met een enigszins grotere diameter dan de 30 buitendiameter van de pijp 1.

5

Het koppelstuk 2 kan een deel zijn van een klephuis (figuur 3), doch de uitvinding kan eveneens worden toegepast bij elk ander element waaraan een pijp dient te worden bevestigd.

5 In het gat van het koppelstuk 2, waarin de pijp 1 is geschoven, bevindt zich een inwendige kamer waarin een afdichtring 3 is aangebracht. De afdichtring 3 is bijvoorbeeld een O-ring of een andere flexibele ring die kan zorg dragen voor voldoende afdichting tussen de pijp 1 en het 10 koppelstuk 2. In plaats van een afdichtring 3 kunnen tevens andere afdichtmiddelen worden gebruikt, waarbij ook een voldoend nauwe tolerantie tussen de pijp 1 en het koppelstuk 2 als afdichtmiddel kan worden beschouwd.

15 Om de pijp 1 is een klemorgaan 4 aangebracht dat zich tevens uitstrekt tot binnenin het koppelstuk 2. Het klemorgaan 4 is voorzien van twee radiaal naar buiten gerichte randen 5,6 die elk achter een radiaal gericht aanslagvlak 7 van het koppelstuk 2 grijpen. Deze radiaal gerichte aanslagvlakken 7 20 worden ieder gevormd door een doorlopend gat 8 in het koppelstuk 2 waarin de desbetreffende rand 5,6 van het klemorgaan 4 is gestoken.

Figuur 2 laat het in figuur 1 gebruikte klemorgaan 4 in 25 perspectief zien, waarbij delen die met die van figuur 1 corresponderen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid. Het klemorgaan 4 bestaat uit twee dezelfde schaaldelen 9,10 uit plaatmetaal die door middel van bouten 11,12 met elkaar zijn verbonden. Beide bouten 11,12 zijn 30 middels schroefdraad in het desbetreffende schaaldeel 9,10 bevestigd, zodat door het aandraaien van de bouten 11,12 de schaaldelen 9,10 tegen elkaar worden getrokken. Daar de randen 5,6 door de corresponderende gaten 7 van het 6 koppelstuk zijn gestoken, is het klemorgaan 4 - en daarmee de pijp 1 - tegen draaiing om de lengteas van de pijp 1 geborgd. Beweging van het klemorgaan 4 - en daarmee de pijp 1 - is eveneens in axiale richting onmogelijk, daar enerzijds het 5 klemorgaan 4 stevig om de pijp 1 is geklemd en anderzijds de randen 5,6 van het klemorgaan 4 aanliggen tegen de aanslagvlakken 7. De randen 5,6 vormen als het ware flensdelen oftewel kraagdelen aan het klemorgaan 4.

10 Figuur 3 heeft betrekken op een gedeeltelijk opengewerkt, perspectivisch aanzicht van de in figuur 1 getekende koppeling van een pijp 1 aan een klephuis 13. Wederom zijn delen daarin die met delen uit de figuren 1 en 2 corresponderen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

15

Het zal duidelijk zijn dat de beschreven pijpkoppeling eenvoudig van constructie is en simpel kan worden gemonteerd, terwijl de plaats van het koppelstuk ten opzichte van de pijp in axiale richting enigszins kan worden gevarieerd en 20 onbeperkt om de lengteas van de pijp kan worden geroteerd. Na montage is de onderhavige pijpkoppeling zowel tegen axiale beweging als tegen rotatie ten opzichte van de pijp en het . koppelstuk geborgd.

25 Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de in de figuurbeschrijving beschreven uitvoeringsvorm, doch tevens zich uitstrekt tot andere varianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies. De in.de figuurbeschrijving beschreven en in de conclusies vermelde bijzonderheden van de 30 uitvinding kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie met elkaar worden toegepast.

Claims

1. Pijpkoppeling voor het bevestigen van een pijp aan een koppelstuk, waarbij een uiteinde van de pijp tot in een 5 cilindrisch gat van het koppelstuk reikt en tussen de pijp en het koppelstuk een flexibele afdichtring is aangebracht in een in het gat aangebrachte kamer, en waarbij een klemorgaan de pijp aangrijpt en een cilindrisch klemvlak heeft, met het kenmerk dat het 10 klemorgaan met ten minste een radiaal buitenwaarts gerichte rand achter een radiaal gericht aanslagvlak van het koppelstuk grijpt.

2. Pijpkoppeling volgens conclusie 1, waarbij het radiaal 15 gerichte aanslagvlak van het koppelstuk is gevormd door een inwendige uitsparing in het koppelstuk waarin de rand van het klemorgaan reikt.

3. Pijpkoppeling volgens conclusie 1 of 2, waarbij het 20 radiaal gerichte aanslagvlak van het koppelstuk is gevormd door een doorlopend gat in het koppelstuk waarin de rand van het klemorgaan is gestoken.

4. Pijpkoppeling volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het 25 klemorgaan is voorzien van twee gelijke, uit plaatmateriaal vervaardigde delen, die samen het cilindrische klemvlak vormen en die elk ten minste een radiaal buitenwaarts gerichte rand bevatten.

5. Pijpkoppeling volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij het radiaal gerichte aanslagvlak dichter bij een open zijde van het cilindrische gat van het koppelstuk ligt dan de in het gat aangebrachte kamer. B

6. Pijpkoppeling volgens een der voorgaande conclusies 1 tot H en met 5, waarbij afzonderlijke bevestigingsmiddelen zijn H aangebracht om het deel van het klemorgaan dat het H 5 cilindrische klemvlak vormt.

7. Werkwijze voor het bevestigen van een pijp in een koppelstuk, waarbij een uiteinde van de pijp tot in een cilindrisch gat van het koppelstuk wordt gestoken en 10 tussen de pijp en het koppelstuk een flexibele afdichtring wordt aangebracht in een in het gat aangebrachte kamer, en waarbij vervolgens om een deel van de pijp en om een aangrenzend deel van het koppelstuk een klemorgaan met een cilindrisch klemvlak wordt aangebracht I 15 dat op het koppelstuk aangrijpt, met het kenmerk dat het I klemorgaan met ten minste een radiaal buitenwaarts gerichte rand achter een radiaal gericht aanslagvlak van het koppelstuk grijpt. I 20