NL1021893C2 - Montage van een moerlichaam in een profielelement. - Google Patents

Montage van een moerlichaam in een profielelement. Download PDF

Info

Publication number
NL1021893C2
NL1021893C2 NL1021893A NL1021893A NL1021893C2 NL 1021893 C2 NL1021893 C2 NL 1021893C2 NL 1021893 A NL1021893 A NL 1021893A NL 1021893 A NL1021893 A NL 1021893A NL 1021893 C2 NL1021893 C2 NL 1021893C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
nut body
profile element
longitudinal slot
mounting tool
width
Prior art date
Application number
NL1021893A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Van Walraven
Original Assignee
Walraven J Van Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Walraven J Van Bv filed Critical Walraven J Van Bv
Priority to NL1021893A priority Critical patent/NL1021893C2/nl
Priority to NL1022190A priority patent/NL1022190C1/nl
Priority to US10/534,614 priority patent/US7246547B2/en
Priority to EP03759091A priority patent/EP1570186A1/en
Priority to AU2003275738A priority patent/AU2003275738A1/en
Priority to PCT/NL2003/000736 priority patent/WO2004044440A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1021893C2 publication Critical patent/NL1021893C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B25HAND TOOLS; PORTABLE POWER-DRIVEN TOOLS; MANIPULATORS
    • B25BTOOLS OR BENCH DEVICES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, FOR FASTENING, CONNECTING, DISENGAGING OR HOLDING
    • B25B13/00Spanners; Wrenches
    • B25B13/02Spanners; Wrenches with rigid jaws
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B37/00Nuts or like thread-engaging members
    • F16B37/04Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates
    • F16B37/045Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates specially adapted for fastening in channels, e.g. sliding bolts, channel nuts
    • F16B37/046Devices for fastening nuts to surfaces, e.g. sheets, plates specially adapted for fastening in channels, e.g. sliding bolts, channel nuts with resilient means for urging the nut inside the channel

Description

Korte aanduiding: Montage van een moerlichaam in een profielelement.
De uitvinding heeft betrekking op een montagegereedschap voor een bevestigingssysteem omvattende: - een langwerpig profielelement met een bovenzijde die is voorzien van twee flenzen die een langssleuf begrenzen en welk 5 profielelement verder een tegenover de bovenzijde gelegen bodem heeft, - een langwerpig moerlichaam met een breedte die kleiner is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement en een lengte die groter is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement, 10 welk moerlichaam verder een bovenzijde, een onderzijde en rondom twee korte zijden en twee lange zijden heeft, waarbij het moerlichaam verder is voorzien van een boring en aan de onderzijde is voorzien van een naar beneden uitstekende veer.
Het moerlichaam wordt tijdens montage met de langsas in lijn 15 gebracht met de langssleuf, en wordt met de onderzijde naar de bodem van het profielelement gericht tussen de flenzen door in het profielelement gebracht zodat de veer op de bodem van het profielelement aangrijpt. Vervolgens wordt het moerlichaam gedraaid om achter de flenzen te grijpen, waarbij de veer het moerlichaam in 20 de richting van de bovenzijde van het profielelement tegen de flenzen drukt.
Een bevestigingssysteem van het hierboven beschreven type is bijvoorbeeld bekend uit EP 0 516 321. Het is bekend om bij een dergelijk bevestigingssysteem het moerlichaam met de hand in het 25 profielelement te brengen. Daarbij wordt het moerlichaam door middel van een of meer vingers tegen de veerkracht in tussen de flenzen van het profielelement gedrukt en vervolgens wordt het moerlichaam gedraaid waarbij meestal twee vingers worden gebruikt.
Het op deze wijze met de hand aanbrengen van een moerlichaam in 30 een profielelement is onhandig en is in de praktijk problematisch als gevolg van de vaak geringe afmeting van de toegepaste moerlichamen en de geringe sleufbreedte van het profielelement waardoor de beschikbare ruimte voor de vingers bij het inbrengen en draaien van H de moer klein is. Daarbij kunnen een of meer vingers klem komen te H zitten. Ook bemoeilijkt de door de veer uitgeoefende tegenkracht het H inbrengen en draaien van het moerlichaam.
De uitvinding beoogt de montage van het moerlichaam in een 5 profielelement bij een dergelijk systeem te vergemakkelijken.
H Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt met een montagegereedschap dat op het moerlichaam aanbrengbaar is, waarbij H het moerlichaam door middel van het montagegereedschap in het profielelement brengbaar is, het montagegereedschap draaibaar is 10 waarbij het moerlichaam meedraait, en het montagegereedschap van het moerlichaam afneembaar is. Hiermee is een montagegereedschap verschaft waarmee het moerlichaam eenvoudig gehanteerd kan worden en met eenvoudige handelingen in het profielelement kan worden aangebracht.
15 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is het montagegereedschap H ingericht om op het moerlichaam te worden aangebracht door het op het H moerlichaam te steken en om van het moerlichaam afgenomen te worden door het van het moerlichaam af te trekken.
H Bij een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het montagegereedschap H 20 een aangrijpingsdeel voor het aangrijpen op het moerlichaam, een met het aangrijpingsdeel verbonden tussendeel en een met het tussendeel verbonden hanteringsorgaan voor het hanteren van het gereedschap.
Het montagereedschap wordt tijdens de montage met het I aangrijpingsdeel op de moer geplaatst. Door met de hand op het 25 hanteringsorgaan een drukkracht uit te oefenen, wordt het moerlichaam H in het profielelement gebracht. Het tussendeel overbrugt daarbij de afstand tussen de bovenzijde van het profielelement en een onderste rand van de flenzen. Door vervolgens het hanteringsorgaan, bij voorkeur handmatig, te draaien wordt het moerlichaam door het 30 aangrijpingsdeel meegenomen in de draaibeweging. Wanneer het moerlichaam zich vervolgens in de gemonteerde toestand bevindt, dan is het montagegereedschap van het moerlichaam af te nemen.
Bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het aangrijpingsdeel een drukvlak en ten minste een zich vanaf het 35 drukvlak in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van het drukvlak uitstrekkende nok, waarbij het drukvlak een zodanige kleinste doorsnedeafmeting heeft dat deze niet groter is dan de breedte van de langssleuf en is - 3 - ingericht om tijdens gebruik op de bovenzijde van het moerlichaam aan te grijpen om het moerlichaam tussen de flenzen van het I profielelement door in het profielelement te drukken, I waarbij de nok is ingericht om tijdens gebruik op een lange I 5 zijde van het moerlichaam aan te grijpen, zodanig dat een I draaibeweging van het hanteringsorgaan en het drukvlak rond een zich I in hoofdzaak loodrecht op het drukvlak uitstrekkende rotatieas een I draaibeweging van het moerlichaam tot gevolg heeft, I en waarbij het hanteringsorgaan is ingericht om op een afstand I 10 van het drukvlak een drukkracht en een rotatiekracht op het I moerlichaam uit te kunnen oefenen.
I Het montagereedschap wordt tijdens de montage met het drukvlak I op de bovenzijde van de moer geplaatst, waarbij de nok zich langs de I lange zijde van het moerlichaam bevindt. Door met de hand op het I 15 hanteringsorgaan een drukkracht uit te oefenen, wordt het moerlichaam I in het profielelement gebracht. Door vervolgens het hanteringsorgaan I handmatig te draaien wordt het drukvlak met de nok gedraaid en wordt I het moerlichaam door de nok meegenomen in de draaibeweging. Wanneer I het moerlichaam zich vervolgens in de gemonteerde toestand bevindt, I 20 dan is het drukvlak met de nok eenvoudig van het moerlichaam af te I nemen. Zodoende is een gereedschap verschaft dat aangepast is aan de I afmetingen van het moerlichaam en de sleufbreedte van het I profielelement, waarmee het moerlichaam eenvoudig gehanteerd kan I worden en met eenvoudige handelingen in het profielelement kan worden 25 aangebracht. Bij voorkeur is een richtingsindicator, bijvoorbeeld een I streep, aangebracht op het hanteringsorgaan die tijdens montage de I stand van het montagegereedschap en het moerlichaam ten opzichte van I de langssleuf van het profielelement aangeeft.
I In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het hanteringsorgaan van I 30 het montagegereedschap een handgreep. Hierdoor is het gereedschap I beter hanteerbaar.
I Bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het tussendeel I een lichaam met een grootste doorsnedeafmeting die kleiner is dan de fl breedte van de langssleuf van het profielelement, waarbij aan een I 35 einde van het lichaam het hanteringsorgaan is gevormd en aan het I andere einde van het lichaam het drukvlak is gevormd, waarbij het I drukvlak in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de hartlijn van het Η - 4 - Η lichaam is gelegen. Deze eenvoudige constructie van het montagegereedschap is gunstig vanwege de eenvoudige vervaardiging.
H Bij voorkeur heeft het hanteringsorgaan een kleinste doorsnedeafmeting die groter is dan de breedte van de langssleuf van 5 het profielelement, en is de afstand in axiale richting van drukvlak tot het hanteringsorgaan ten minste even groot als de afstand tussen de bovenzijde van het profielelement en de onderrand van de flens.
Dit heeft als voordeel dat wanneer het moerlichaam met het montagegereedschap in de sleuf wordt gedrukt tot het hanteringsorgaan 10 de bovenkant van de flenzen raakt, het moerlichaam ver genoeg in het profielelement is ingebracht om onder de flenzen gedraaid te kunnen worden.
Bij voorkeur is op het drukvlak een uitsteeksel aangebracht dat is ingericht om tijdens gebruik in de boring van het moerlichaam 15 gestoken te worden. Verder bevindt het uitsteeksel zich bij voorkeur in het midden van het drukvlak. Hierdoor kan het montagegereedschap eenvoudig op het moerlichaam worden gestoken waarbij het drukvlak, met name in de lengterichting van het moerlichaam, op voordelige wijze wordt gepositioneerd.
20 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm zijn er aan de rand aan H weerszijden van het drukvlak twee nokken tegenover elkaar aangebracht H om tijdens gebruik op de tegenover elkaar gelegen lange zijden van het moerlichaam aan te grijpen, waarbij de afstand tussen de H buitenste randen van de nokken kleiner is dan de breedte van de H 25 langssleuf van het profielelement. Door de twee nokken is het H gereedschap in staat om het moerlichaam in de breedterichting te omgrijpen, waardoor een gelijkmatigere overdracht van de rotatiekracht van het montagegereedschap op het moerlichaam wordt verschaft.
30 Bij voorkeur zijn de nokken ingericht om klemmend op het moerlichaam aan te grijpen. Hierdoor wordt een goede grip van het montagegereedschap op het moerlichaam verschaft, waardoor het moerlichaam zelfs niet van het montagegereedschap valt wanneer het moerlichaam onder het montagegereedschap hangt.
35 Bij voorkeur zijn het hanteringsorgaan, het tussendeel en het aangrijpingsdeel integraal gevormd. Dit maakt het gereedschap I compacter en meer solide. Bij voorkeur wordt het uit een stuk uit - 5 - kunststof vervaardigd, wat vervaardigingstechnisch eenvoudig en goedkoop is.
Een ander aspect van de uitvinding heeft betrekking op een werkwijze volgens conclusie 16.
5 Nog een ander aspect van de uitvinding heeft betrekking op een bevestigingssysteem volgens conclusie 18.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht in perspectief van een bevestigingssysteem 10 met een profielelement en een moerlichaam toont, fig. 2 een aanzicht in doorsnede van een bevestigingssysteem met een profielelement en een moerlichaam in gemonteerde toestand toont, fig. 3 een aanzicht in perspectief van een montagegereedschap 15 volgens de uitvinding toont, fig. 4 een aanzicht in perspectief toont tijdens montage van het bevestigingssysteem van fig. 1 met behulp van een montagegereedschap volgens fig. 3, en fig. 5 een aanzicht in perspectief van een bevestigingssysteem 20 met een profielelement en een moerlichaam met een tweede aspect van de uitvinding toont.
In fig. 1 is een bevestigingssysteem 1 getoond dat een langwerpig profielelement 2 en een moerlichaam 3 omvat.
Het profielelement 2 heeft een bovenzijde 5 die is voorzien van 25 twee flenzen 4 met naar binnen gebogen flensranden 4a die een langssleuf 6 begrenzen. Het profielelement 2 heeft verder een tegenover de bovenzijde 5 gelegen bodem 7. De flenzen 4 en de bodem 7 zijn verbonden door zijwanden 19.
Het moerlichaam 3 is voorzien van een boring 8 die is voorzien 30 van schroefdraad. Het moerlichaam 3 heeft een breedte B die kleiner is dan de breedte X van de langssleuf 6 van het profielelement 2. Het moerlichaam 3 heeft een lengte L die groter is dan de breedte X van de langssleuf 6 van het profielelement 2. Het moerlichaam 3 heeft een I bovenzijde 9, een onderzijde 10 en rondom twee korte zijden 11 en I 35 twee lange zijden 12. Het moerlichaam 3 is aan de onderzijde 10 I voorzien van een schroefveer 13 die het moerlichaam 3 naar boven in de richting van de flenzen 4 drukt. Er kan ook een ander type veer aangebracht zijn. Het moerlichaam 3 is in dit uitvoeringsvoorbeeld I 1 n 9 1 ft Q .4 Η - 6 - Η voorzien van groeven 14. In gemonteerde toestand worden de flensranden 4a in de groeven 14 opgenomen.
In fig. 2 is een iets andere uitvoeringsvorm van een bevestigingssysteem 1 getoond, waarbij het moerlichaam 3 geen groeven 5 14 heeft. In deze figuur bevindt het moerlichaam 3 zich in de gemonteerde toestand, waarbij het moerlichaam 3 door de veer 13 tegen de flensrand 4a wordt gedrukt en klemmend vast wordt gehouden.
In fig. 3 is een voorkeursuitvoeringsvorm van het montagegereedschap 20 volgens de uitvinding getoond. Het 10 montagegereedschap 20 omvat in deze uitvoeringsvorm een tussendeel in de vorm van een drukorgaan 21. Het drukorgaan 21 is aan een einde voorzien van een drukvlak 22. In dit voorbeeld is het drukorgaan 21 cilindrisch gevormd en is het drukvlak 22 in hoofdzaak cirkelvormig gevormd en staat in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van het 15 cilindrische drukorgaan 21. Volgens de uitvinding kan het drukorgaan i.p.v. cilindrisch ook andersvormig zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met een veelhoekige doorsnede en met een veelhoekig drukvlak. De diameter
H van het drukorgaan 21 en het drukvlak 22 is kleiner dan de breedte X
van de langssleuf 6. Het drukorgaan 21 en het drukvlak 22 hebben een H 20 diameter die ongeveer overeenkomt met de breedte B van het moerlichaam 3. De axiale lengte van het drukorgaan 21 is ten minste H even groot, maar bij voorkeur groter dan de afstand tussen bovenzijde 5 van het profielelement 2 en de onderkant van de naar binnen gebogen flensrand 4a. Wanneer bij een uitvoeringsvorm de flens 4 geen H 25 omgebogen flensrand 4a heeft, is de axiale lengte ten minste even groot als de afstand tussen bovenzijde 5 van het profielelement 2 en de onderkant van de flens 4.
Op het drukvlak 22 zijn aan de rand twee nokken 23 diametraal tegenover elkaar aangebracht. De binnenste diametrale afstand tussen 30 de nokken 23 is bij voorkeur zodanig dat deze ten minste even groot of iets groter is dan de breedte B van het moerlichaam 3. De diametrale afstand tussen de buitenste randen van de nokken 23 is kleiner dan de breedte X van de langssleuf 6 van het profielelement 2. Verder is bij voorkeur in het midden een uitsteeksel 24 35 aangebracht, dat in dit voorbeeld kegelstompvormig is, maar bijvoorbeeld ook cilindervormig of andersvormig kan zijn.
Aan het andere einde van het drukorgaan 21 is een I hanteringsknop 25 aangebracht. De hanteringsknop 25 is in hoofdzaak - 7 - cilindervormig, maar kan ook andersvormig uitgevoerd zijn, bijvoorbeeld met een veelhoekige doorsnede of kogelvormig. De hanteringsknop 25 is aan de buitenzijde bij voorkeur voorzien van axiale groeven 26 waardoor de buitenzijde kan dienen als handgreep 5 voor het gereedschap. Er kunnen echter ook andere voorzieningen op de hanteringsknop zijn aangebracht om een handgreep te vormen. De diameter van de hanteringsknop 25 is in dit uitvoeringsvoorbeeld groter dan de breedte X van de langssleuf 6, maar dit is niet I noodzakelijk. Hierdoor heeft de hanteringsknop 25 bij de overgang I 10 naar het drukorgaan 21 een aanslagvlak 27.
I In fig. 4 is getoond hoe het montagegereedschap 20 op het I moerlichaam 3 is aangebracht. Daarbij is het uitsteeksel 24 in de I boring 8 van het moerlichaam 3 gestoken (niet getoond) en rust het I drukvlak 22 op de bovenzijde 9 van het moerlichaam 3. De nokken 23 I 15 grijpen op de tegenover elkaar gelegen lange zijden 12 van het I moerlichaam 3 aan. Het montagegereedschap 20 grijpt dus in de I breedterichting van het moerlichaam 3 om het moerlichaam 3 heen.
I Doordat het uitsteeksel 24 in de boring 8 wordt opgenomen wordt het I montagegereedschap 20 in de lengterichting van het moerlichaam 3 in I 20 het midden gepositioneerd.
I Het moerlichaam 3 met het erop gestoken montagegereedschap 20 I wordt tijdens de montage met de langsas van het moerlichaam 3 in lijn I gebracht met de langssleuf 6. Vervolgens wordt het moerlichaam 3 I tussen de flenzen 4 door in het profielelement 2 gebracht doordat de I 25 monteur de hanteringsknop 25 naar beneden drukt. Daarbij moet hij op I een bepaald moment de weerstand overwinnen van de veer 13, die op een I bepaald moment de bodem 7 van het profielelement 2 raakt en daarop I aangrijpt. De nokken 23 bevinden zich dus tijdens het door de I langssleuf 6 inbrengen van het moerlichaam 3 tussen het moerlichaam 3 30 en de flenzen 4 en kunnen met hun buitenkant langs de flensranden 4a I glijden. Wanneer het moerlichaam 3 ver genoeg naar beneden is gedrukt, bijvoorbeeld wanneer het aanslagvlak 27 van de H hanteringsknop 25 tegen de bovenzijde van het profielelement 2 I aanligt, kan de monteur de hanteringsknop 25 ongeveer 90° draaien.
35 Daardoor wordt het moerlichaam 3 zodanig gedraaid dat deze achter de flensranden 4a kan grijpen. Deze toestand is in fig. 4 weergegeven.
De veer 13 drukt vervolgens het moerlichaam 3 naar boven tegen de
I n /> 4 Ω O Q
Η flensranden 4a, wanneer de monteur niet meer op de hanteringsknop 25 drukt.
Vervolgens kan het montagegereedschap 20 naar boven worden bewogen waardoor het van het moerlichaam 3 wordt afgetrokken. Het 5 moerlichaam 3 blijft in de gemonteerde toestand zoals die in fig. 2 is weergegeven achter in het profielelement 2.
In de figs. 1, 2 en 4 is getoond hoe de veer 13 op de bodem 7 ^B van het profielelement 2.aangrijpt. Wanneer het moerlichaam 3 in het profielelement 2 in langsrichting wordt verschoven om de juiste ^B 10 positie te verkrijgen, schuift de veer 13 over de bodem 7 van het profielelement 2. Vaak heeft het profielelement 2 in de bodem 7 H bevestigingsgaten (niet getoond). De veer 13 kan dan met het losse einde achter de randen van de bevestigingsgaten blijven haken, waardoor de montage wordt bemoeilijkt. In fig. 5 is een oplossing 15 weergegeven om dit probleem te ondervangen. De veer 13 is aan het op de bodem 7 van het profielelement 2 aangrijpende einde voorzien van H een schuifdeel 16 omvattende een hol cilinderdeel 18 dat het onderste einde van de veer omgeeft en een vlakke schuifvoet 17 die het holle cilinderdeel 18 aan de onderzijde afsluit. De schuifvoet 17 grijpt in 20 gemonteerde toestand aan op de bodem 7 van het profielelement 2. De schuifvoet 17 is zodanig dat deze een grotere breedte heeft dan de kleinste afmeting van de respectievelijke bevestigingsgaten. De H schuifvoet is bij voorkeur cirkelvormig, maar kan bijvoorbeeld ook rechthoekig zijn, waarbij de schuifvoet een breedte heeft die kleiner 25 is dan de breedte X van de langssleuf 6 van het profielelement 2 en een lengte die kleiner is dan de afstand tussen de zijwanden 19 van I het profielelement 2. De schuifvoet 17 zorgt ervoor dat er een plat vlak over de bodem 7 schuift en de veer niet achter de gatranden kan blijven haken.
I 30 Het montagegereedschap 20 volgens de uitvinding en/of het schuifdeel 16 kunnen bijvoorbeeld in een verpakking met meerdere moerlichamen 3 worden bij geleverd.
I 35

Claims (22)

1. Montagegereedschap voor een bevestigingssysteem omvattende: 5. een langwerpig profielelement met een bovenzijde die is voorzien van twee flenzen die een langssleuf begrenzen en welk profielelement verder een tegenover de bovenzijde gelegen bodem heeft, - een langwerpig moerlichaam met een breedte die kleiner is dan 10 de breedte van de langssleuf van het profielelement en een lengte die groter is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement, welk moerlichaam verder een bovenzijde, een onderzijde en rondom twee korte zijden en twee lange zijden heeft, waarbij het moerlichaam verder is voorzien van een boring en aan de onderzijde is voorzien 15 van een naar beneden uitstekende veer, waarbij het moerlichaam tijdens montage met de langsas in lijn wordt gebracht met de langssleuf, en met de onderzijde naar de bodem van het profielelement gericht tussen de flenzen door in het profielelement wordt gebracht zodat de veer op de bodem van het 20 profielelement aangrijpt en het moerlichaam vervolgens wordt gedraaid om achter de flenzen te grijpen, waarbij de veer het moerlichaam in de richting van de bovenzijde van het profielelement tegen de flenzen drukt, met het kenmerk, dat het montagegereedschap op het moerlichaam 25 aanbrengbaar is, dat het moerlichaam door middel van het montagegereedschap in het profielelement brengbaar is, dat het montagegereedschap draaibaar is waarbij het moerlichaam meedraait, en dat het montagegereedschap van het moerlichaam afneembaar is.
2. Montagegereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het is ingericht om bij het op het moerlichaam aanbrengen op het moerlichaam gestoken te worden en om bij het van het moerlichaam afnemen van het moerlichaam af getrokken te worden. I 35
3. Montagegereedschap volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat I het een aangrijpingsdeel voor het aangrijpen op het moerlichaam, een I met het aangrijpdeel verbonden tussendeel en een met het tussendeel I verbonden hanteringsorgaan voor het hanteren van het gereedschap, omvat.
4. Montagegereedschap volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het 5 aangrijpingsdeel een drukvlak en ten minste een zich vanaf het drukvlak in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van het drukvlak uitstrekkende nok omvat, waarbij het drukvlak een zodanige kleinste doorsnedeafmeting heeft dat deze niet groter is dan de breedte van de langssleuf en is 10 ingericht om tijdens gebruik op de bovenzijde van het moerlichaam aan te grijpen om het moerlichaam tussen de flenzen van het profielelement door in het profielelement te drukken, waarbij de nok is ingericht om tijdens gebruik op een lange zijde van het moerlichaam aan te grijpen, zodanig dat een 15 draaibeweging van het hanteringsorgaan en het drukvlak rond een zich in hoofdzaak loodrecht op het drukvlak uitstrekkende rotatieas een draaibeweging van het moerlichaam tot gevolg heeft, en waarbij het hanteringsorgaan is ingericht om op een afstand van het drukvlak een drukkracht en een rotatiekracht op het 20 moerlichaam uit te kunnen oefenen.
5. Montagegereedschap volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het hanteringsorgaan van het montagegereedschap een handgreep omvat.
6. Montagereedschap volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tussendeel een lichaam omvat met een grootste doorsnedeafmeting die kleiner is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement, waarbij aan een einde van het lichaam het hanteringsorgaan is gevormd en aan het andere einde van het lichaam het drukvlak is gevormd, 30 waarbij het drukvlak in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de hartlijn van het lichaam is gelegen.
7. Montagegereedschap volgens een van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat het hanteringsorgaan een kleinste doorsnedeafmeting 35 heeft die groter is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement, en dat de afstand in axiale richting van drukvlak tot het hanteringsorgaan ten minste even groot is als de afstand tussen de bovenzijde van het profielelement en de onderrand van de flens. - 11 -
8. Montagegereedschap volgens conclusie 4-7, met het kenmerk, dat het drukvlak een doorsnedeafmeting heeft die ongeveer overeenkomt met de breedte van het moerlichaam. 5
9. Montagegereedschap volgens een van de conclusie 4-8, met het kenmerk, dat op het drukvlak een uitsteeksel is aangebracht dat is ingericht om tijdens gebruik in de boring van het moerlichaam gestoken te worden. 10
10. Montagegereedschap volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het uitsteeksel zich in het midden van het drukvlak bevindt.
11. Montagegereedschap volgens een van de conclusies 4-10, met het 15 kenmerk, dat er aan de rand aan weerszijde van het drukvlak twee nokken tegenover elkaar zijn aangebracht om tijdens gebruik op de tegenover elkaar gelegen lange zijden van het moerlichaam aan te grijpen, waarbij de afstand tussen de buitenste randen van de nokken kleiner is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement. 20
12. Montagegereedschap volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de nokken zijn ingericht om klemmend op het moerlichaam aan te grijpen.
13. Montagegereedschap volgens conclusie 3-12, met het kenmerk, dat 25 het hanteringsorgaan, het tussendeel en het aangrijpingsdeel integraal zijn gevormd.
14. Montagegereedschap volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uit kunststof is vervaardigd. 30
15. Montagegereedschap volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het hanteringsorgaan een richtingsindicator is aangebracht voor het tijdens montage aangeven van de stand van het I montagegereedschap en het moerlichaam ten opzichte van de langssleuf I 35 van het profielelement.
16. Werkwijze voor het in een langwerpig profielelement monteren van een van veermiddelen voorzien langwerpig moerlichaam, Λ Λ A. Μ. Λ A — Η Η - welk profielelement een bovenzijde heeft die is voorzien van twee H flenzen die een langssleuf begrenzen en welk profielelement verder een tegenover de bovenzijde gelegen bodem heeft, - welk moerlichaam een breedte heeft die kleiner is dan de breedte van de langssleuf van het profielelement en een lengte die groter is dan de breedte van het profielelement, welk moerlichaam verder een bovenzijde, een onderzijde, twee korte zijden en twee lange zijden 10 heeft, waarbij het moerlichaam is voorzien van een boring en aan de onderzijde is voorzien van een naar beneden uitstekende veer, waarbij het moerlichaam met de langsas in lijn wordt gebracht met de langssleuf, en met de onderzijde naar de bodem van het profielelement 15 gericht tussen de flenzen door in het profielelement wordt gebracht zodat de veer op de bodem van het profielelement aangrijpt en vervolgens zodanig wordt gedraaid dat het moerlichaam achter de H flenzen grijpt, waarbij de veer het moerlichaam in de richting van de H bovenzijde van het profielelement tegen de flenzen drukt, H met het kenmerk, dat een montagegereedschap aan de bovenzijde op het moerlichaam wordt gestoken, dat het moerlichaam met behulp van het montagegereedschap in het profielelement wordt gebracht, dat het montagegereedschap wordt gedraaid zodat het moerlichaam wordt 25 gedraaid, en dat het montagegereedschap door middel van een trekbeweging van het moerlichaam wordt verwijderd.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij gebruik wordt gemaakt van H een montagegereedschap volgens een van de conclusies 1-15.
18. Bevestigingssysteem omvattende: - een langwerpig profielelement met een bovenzijde die is voorzien van twee flenzen die een langssleuf begrenzen en welk profielelement verder een tegenover de bovenzijde gelegen bodem I 35 heeft, - een langwerpig moerlichaam met een breedte die kleiner is dan I de breedte van de langssleuf van het profielelement en een lengte die I groter is dan de breedte van het profielelement, welk moerlichaam - 13 - verder een bovenzijde, een onderzijde en rondom twee korte zijden en twee lange zijden heeft, waarbij het moerlichaam verder is voorzien van een boring en aan de onderzijde is voorzien van een naar beneden uitstekende veer, 5 waarbij het moerlichaam tijdens montage met de langsas in lijn wordt gebracht met de langssleuf, en met de onderzijde naar de bodem van het profielelement gericht tussen de flenzen door in het profielelement wordt gebracht zodat de veer op de bodem van het profielelement aangrijpt en vervolgens wordt gedraaid om achter de 10 flenzen te grijpen, waarbij de veer het moerlichaam in de richting van de bovenzijde van het profielelement tegen de flenzen drukt, met het kenmerk, dat de veer aan het op de bodem van het profielelement aangrijpende einde is voorzien van een schuifdeel omvattende een schuifvoet. 15
19. Bevestigingssysteem volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de bodem van het profielelement is voorzien van een patroon van gaten, waarbij de schuifvoet van de veer breder is dan de kleinste afmeting van de gaten. 20
20. Verpakking waarin meerdere moerlichamen en een montagegereedschap volgens een van de conclusies 1-15 zijn opgenomen.
21. Verpakking volgens conclusie 20 waarin verder een of meer 25 schuifdelen zoals omschreven in conclusie 18 of 19 is opgenomen.
22. Verpakking waarin meerdere moerlichamen en een of meer schuifdelen zoals omschreven in conclusie 18 of 19 is opgenomen. i. n O 1 ft Q 3
NL1021893A 2002-11-11 2002-11-11 Montage van een moerlichaam in een profielelement. NL1021893C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021893A NL1021893C2 (nl) 2002-11-11 2002-11-11 Montage van een moerlichaam in een profielelement.
NL1022190A NL1022190C1 (nl) 2002-11-11 2002-12-18 Bevestigingssysteem.
US10/534,614 US7246547B2 (en) 2002-11-11 2003-10-29 Assembly of a nut body in a profiled-section element
EP03759091A EP1570186A1 (en) 2002-11-11 2003-10-29 Assembly of a nut body in a profiled-section element
AU2003275738A AU2003275738A1 (en) 2002-11-11 2003-10-29 Assembly of a nut body in a profiled-section element
PCT/NL2003/000736 WO2004044440A1 (en) 2002-11-11 2003-10-29 Assembly of a nut body in a profiled-section element

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021893 2002-11-11
NL1021893A NL1021893C2 (nl) 2002-11-11 2002-11-11 Montage van een moerlichaam in een profielelement.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1021893C2 true NL1021893C2 (nl) 2004-05-12

Family

ID=32589126

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1021893A NL1021893C2 (nl) 2002-11-11 2002-11-11 Montage van een moerlichaam in een profielelement.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1021893C2 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2383573A (en) * 1943-03-18 1945-08-28 Frank J Tomsek Closure plug wrench
GB842334A (en) * 1957-04-10 1960-07-27 Truscon Ltd Improvements in or relating to fixing devices for attaching objects to concrete walls, ceilings and the like
FR96603E (fr) * 1965-05-14 1973-07-20 Cornoy Noel Meubles de construction standardisée, et notamment armoires et tableaux de commande de ce type.
FR2515753A1 (fr) * 1981-11-04 1983-05-06 Rose Elektrotech Gmbh Ecrou coulissant pour montage, notamment dans une rainure en t
EP0149128A1 (en) * 1984-01-11 1985-07-24 Unistrut International Corp. Fastener for channeled structural members
EP0516321A1 (en) 1991-05-30 1992-12-02 Unistrut Europe PLC Improvements in or relating to channel fixing devices
DE19928144A1 (de) * 1999-06-19 2000-12-21 Altratec Montagesysteme Vorrichtung zur Verbindung eines Körpers

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2383573A (en) * 1943-03-18 1945-08-28 Frank J Tomsek Closure plug wrench
GB842334A (en) * 1957-04-10 1960-07-27 Truscon Ltd Improvements in or relating to fixing devices for attaching objects to concrete walls, ceilings and the like
FR96603E (fr) * 1965-05-14 1973-07-20 Cornoy Noel Meubles de construction standardisée, et notamment armoires et tableaux de commande de ce type.
FR2515753A1 (fr) * 1981-11-04 1983-05-06 Rose Elektrotech Gmbh Ecrou coulissant pour montage, notamment dans une rainure en t
EP0149128A1 (en) * 1984-01-11 1985-07-24 Unistrut International Corp. Fastener for channeled structural members
EP0516321A1 (en) 1991-05-30 1992-12-02 Unistrut Europe PLC Improvements in or relating to channel fixing devices
DE19928144A1 (de) * 1999-06-19 2000-12-21 Altratec Montagesysteme Vorrichtung zur Verbindung eines Körpers

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN204729406U (zh) 夹持紧固件装置
US6299397B1 (en) Double ended expansion fastener
NL1022190C1 (nl) Bevestigingssysteem.
KR101098137B1 (ko) 착탈식 손잡이 장치
TWI509162B (zh) 快速作用之面板緊固件
US7905694B2 (en) Securing assembly
US20060085021A1 (en) Surgical punching instrument
US8517653B2 (en) Snap fastener
US8240233B2 (en) Connecting rod of a tool head
US7076836B1 (en) Integrated hinge and temporary door checker
EP1736416A3 (en) Connection device
US20070001408A1 (en) Release pin
US20080056814A1 (en) Release pin
US20150335156A1 (en) Bracket assembly for slide
EP1923161A3 (en) Holesaw mandrel assembly
US20150033914A1 (en) Brake cylinder adjustment assembly
EA004360B1 (ru) Гайка
EP2787579B1 (fr) Dispositif de fixation rapide pour connecteur en deux parties à déconnexion rapide
US9511487B2 (en) Installation device for a vehicle cylinder and installation assembly having the same
NL1021893C2 (nl) Montage van een moerlichaam in een profielelement.
NL2006755C2 (en) Pipe clip.
EP1925240A1 (en) Device for opening and closing doors and drawers
US9475179B2 (en) Hand tool with ratcheting feature
JP4650756B2 (ja) 取付ナット
US7066441B2 (en) Flow restrictor

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20070601