NL1021438C2 - Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton. Download PDF

Info

Publication number
NL1021438C2
NL1021438C2 NL1021438A NL1021438A NL1021438C2 NL 1021438 C2 NL1021438 C2 NL 1021438C2 NL 1021438 A NL1021438 A NL 1021438A NL 1021438 A NL1021438 A NL 1021438A NL 1021438 C2 NL1021438 C2 NL 1021438C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
floating body
pouring
pipe
mass
tube
Prior art date
Application number
NL1021438A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1021438A1 (nl
Inventor
Pieter Faber
Original Assignee
Pieter Faber
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Pieter Faber filed Critical Pieter Faber
Priority to NL1021438A priority Critical patent/NL1021438C2/nl
Publication of NL1021438A1 publication Critical patent/NL1021438A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1021438C2 publication Critical patent/NL1021438C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D15/00Handling building or like materials for hydraulic engineering or foundations
    • E02D15/02Handling of bulk concrete specially for foundation or hydraulic engineering purposes
    • E02D15/06Placing concrete under water

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Underground Or Underwater Handling Of Building Materials (AREA)
  • On-Site Construction Work That Accompanies The Preparation And Application Of Concrete (AREA)

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET ONDER WATER STORTEN VAN BETON
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van een uithardende massa, in het bijzonder beton, door het in het water neerlaten van een stortbuis met ten minste één 5 uitstroomopening en tenminste één in de nabijheid van de uitstroomopening daarmee verbonden drijflichaam, het door de stortbuis op de bodem storten van de uithardende massa en het waarnemen van de dikte van een door de gestorte massa op de bodem gevormde laag. Een dergelijke werkwijze is bekend, 10 bijvoorbeeld uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 8200553.
In deze terinzagelegging wordt een werkwijze beschreven voor het onder water storten van beton, waarbij gebruik gemaakt wordt van een stortbuis die aan zijn 15 onderzijde voorzien is van een drijflichaam in de vorm van een de uitstroomopening van de stortbuis omgevende, afgeknot kegelvormige plaat met een opstaande omtreksrand. Het drijflichaam is vervaardigd van hetzelfde materiaal als de stortbuis, en is daar vast mee verbonden, waarbij tussen de 20 omtreksrand van het drijflichaam en de wand van de stortbuis nog steunschoren zijn aangebracht ter versteviging van de constructie. De lengte van de stortbuis is zo groot gekozen, dat de bovenrand daarvan boven het wateroppervlak uitkomt.
Bij de bekende werkwijze wordt de stortbuis met het 25 drijflichaam neergelaten op de bodem, waarna begonnen wordt met het storten van de uithardende massa. Na verloop van enige tijd zal het drijflichaam op de uit de stortbuis stromende massa gaan drijven. Daardoor wordt dus de stortbuis, die immers vast verbonden is met het drijflichaam, 30 omhoog bewogen, zodat de bovenrand daarvan verder boven het 1021438 2 wateroppervlak komt. Deze verplaatsing van de bovenrand vormt een aanduiding voor de dikte van de gestorte laag.
De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde werkwijze te verschaffen voor het onder water storten van een 5 uithardende massa, zoals beton. Volgens de uitvinding wordt dit bij een werkwijze van de hiervoor beschreven soort bereikt, doordat het drijflichaam beweegbaar verbonden is met de stortbuis. Bij voorkeur is het drijflichaam in verticale richting beweegbaar ten opzichte van de stortbuis en wordt de 10 laagdikte waargenomen aan de hand van een verplaatsing van het drijflichaam. Door voor de waarneming van de laagdikte uit te gaan van de beweging van het drijflichaam, dat dan als een soort dobber fungeert, in plaats van de stortbuis als geheel, wordt een snellere en meer nauwkeurige waarneming 15 bereikt. Verder kan de constructie van de stortbuis en het drijflichaam hierdoor lichter en eenvoudiger worden uitgevoerd. Daarnaast of in plaats daarvan kan het drijflichaam ten opzichte van de stortbuis in horizontale richting beweegbaar zijn. Zo kan de uitstroomopening dicht 20 naar bijvoorbeeld wanden of kolommen gebracht worden, waar de massa tegenaan gestort dient te worden.
Verdere bij voorkeur toegepaste varianten op de werkwijze volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies 4 tot 11.
25 De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze. Een conventionele inrichting voor het onder water storten van beton, zoals bekend uit de hiervoor besproken terinzagelegging 8200553, omvat een stortbuis met tenminste één uitstroomopening en 30 tenminste één in de nabijheid van de uitstroomopening daarmee verbonden drijflichaam, alsmede middelen voor het in de stortbuis brengen van de uithardende massa. Een onderwater-stortinrichting volgens de uitvinding onderscheidt 1021438 3 zich nu van deze bekende inrichting, doordat het drijflichaam beweegbaar verbonden is met de stortbuis. Voorkeursuitvoeringen van de onderwater-stortinrichting volgens de uitvinding vormen de 5 materie van de volgconclusies 13 tot 43.
De uitvinding betreft ook de verschillende onderdelen van de stortinrichting op zich, met name de stortbuis, het drijflichaam, de waarnemingsmiddelen, de verplaatsingsmiddelen, de richtmiddelen, de 10 tegendrukmiddelen, de koppeling, de bevestigingsmiddelen en de niveau-handhavingsmiddelen.
De uitvinding wordt nu toegèlicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin: 15 Fig. 1 een schematisch zijaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding tijdens het onder water storten van beton,
Fig. 2 en 3 een vooraanzicht, respectievelijk een achteraanzicht tonen van een tweede uitvoeringsvorm van de 20 inrichting volgens de uitvinding,
Fig. 4 een schematische weergave is van het gebruik van deze tweede uitvoeringsvorm,
Fig. 5 een zijaanzicht toont van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting, en 25 Fig. 6 een detailaanzicht op vergrote schaal is van de onderzijde van de inrichting van fig. 5, met een gerichte uitstroomopening.
Een inrichting 1 voor het onder water op een bodem 2 storten van een uithardende massa 3, zoals beton, omvat een 30 stortbuis 4 en een beweegbaar daarmee verbonden drijflichaam 5 (fig. 1). De inrichting 1 omvat verder middelen voor het in de stortbuis 4 brengen van de te storten massa (hier niet 1021438 4 getoond) en middelen 6 voor het waarnemen van een verplaatsing van het drijflichaam 5.
Het drijflichaam 5 is beweegbaar verbonden met de stortbuis 4 door middel van een geleidering 7 met rollen 8 5 die om de stortbuis 4 is aangebracht. Het drijflichaam 5 omvat verder een ringvormig buitendeel 9 dat door soepele banden 10 met de geleidering 7 is verbonden. Dit ringvormig buitendeel 9 is voorzien van openingen 11, die door kleppen 12 afsluitbaar zijn. Door deze openingen 11 kan het 10 ringvormig deel 9 vollopen met water.
De drijflichaam-waarnemingsmiddelen 6 omvatten een aantal hulp-drijflichamen 13, die gedeeltelijk boven het wateroppervlak 14 uitsteken, en via lijnen 15 verbonden zijn met de kleppen 12 van het ringvormige deel 9. De 15 waarnemingsmiddelen 6 omvatten verder een drijfring 16, die om het boven water uitstekende deel van de stortbuis 4 is aangebracht, en die voorzien is van openingen 17 waar de hulp-drijflichamen 13 gedeeltelijk doorsteken. De mate waarin deze hulp-drijflichamen 13 door de openingen 17 steken vormt 20 een maat voor de positie van het drijflichaam 5 in verticale richting, terwijl de uitwijking van de drijfring 16 ten opzichte van de stortbuis 4 een maat vormt voor de positie van het drijflichaam 5 in horizontale richting.
Zowel het ringvormig deel 9 als de hulp-drijflichamen 25 13 zijn nog via relatief lange hijskabels 18 verbonden met de stortbuis 4. Deze hijskabels zijn bevestigd aan rond de stortbuis 4 aangebrachte ringen 19, 20, waarbij de ring 19 vast en de ring 20 verschuifbaar is. Onder deze verschuifbare ring 20 is weer een vaste begrenzingsring 21 aangebracht.
30 Voor het in horizontale en verticale richting verplaatsen van de stortbuis 4 met het daaraan hangende drijflichaam 5 kunnen verschillende middelen voorzien zijn.
In het getoonde voorbeeld wordt de massa in de stortbuis 4 1021438 5 gepompt met behulp van een conventionele betonpomp 136 (fig.
4), die voorzien is van een afgifteleiding 137 welke in de stortbuis 4 steekt en daarin losneembaar, maar afdichtend is bevestigd door middel van een ringvormig opblaasbaar element 5 138. De afgifteleiding 137 is opgehangen aan een giek 139, die bestaat uit een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden delen, en die zo de afgifteleiding 137 over een relatief groot bereik kan verplaatsen. Doordat het samenstel van stortbuis 4 en drijflichaam 5 volgens de uitvinding relatief 10 licht is uitgevoerd, niet slechts door de specifieke opbouw daarvan, maar ook door het gebruik van lichte materialen zoals aluminium en kunststoffen, kan dit ook door de giek 139 worden verplaatst. Zo kunnen de gewenste bewegingen eenvoudig worden uitgevoerd, zonder dat hiervoor aanvullende 15 voorzieningen nodig zijn.
De werking van de inrichting 1 is nu als volgt. De giek 139 van de betonpomp 136 tilt het samenstel van stortbuis 4 en drijflichaam 5 naar het beginpunt van de stort. De stortbuis 4 wordt in het water neergelaten, waarbij 20 het ringvormig deel 9 op het wateroppervlak 14 komt te liggen en via de openingen 11 volloopt met water. Het drijflichaam 5 zakt dus naar de bodem 2. De lijnen 15 tussen het drijflichaam 5 en de hulp-drijflichamen 13 worden zo afgesteld dat de drijfring 16, die als hoogte-aanwijzing 25 fungeert, met zijn openingen 17 om de hulp-drijflichamen 13 valt en de te storten laagdikte kan worden ingesteld.
Daardoor worden tegelijk de kleppen 12 in het ringvormig deel 9 gesloten.
Om ontmenging van de massa 3 - die kan optreden als 30 gevolg van direct contact met water voordat de massa 3 voldoende is uitgehard - te voorkomen, kan eerst het water uit de stortbuis 4 worden verwijderd door daar lucht doorheen 1021438 6 te blazen. Wanneer er luchtbellen aan het wateroppervlak 14 verschijnen is dat een teken dat de stortbuis 4 leeg is.
Vervolgens wordt de betonpomp 136 gestart, waardoor de massa 3 uit de afgifteleiding 137 in de stortbuis 4 5 stroomt, en deze aan de onderzijde door een uitstroomopening 22 verlaat onder vorming van een laag op de bodem 2. Het ringvormig deel 9 zal op de gestorte massa 3 gaan drijven en samen met de hulp-drijflichamen 13 omhoog bewegen. De geleidering 7 en de elastische banden 10 zorgen ervoor dat 10 het drijflichaam 5 rond de stortbuis 4 gecentreerd blijft.
Het bedienend personeel kan aan de hand van de hulp-drijflichamen 13 vaststellen wanneer de gewenste laagdikte is bereikt. Tevens kan door een aanduiding op de stortbuis 4 vastgesteld worden of de uitstroomopening 22 van 15 de stortbuis 4 diep genoeg in de massa 3 steekt om direct contact van de massa 3 met het omringende water te vermijden. Dit zou kunnen leiden tot het ontmengen van de uithardende massa 3.
Door het bewegen van de giek 139 van de betonpomp 136 20 wordt nu het samenstel van stortbuis 4 en drijflichaam 5 verplaatst. Indien er daarbij obstakels op de bodem 2 ontmoet worden, is dit voor het personeel waarneembaar doordat de hulp-drijflichamen 13 uit het midden weglopen ten opzichte van de stortbuis 4. Het ringvormig deel 9 is immers met de 25 stortbuis 4 verbonden door elastische banden 10. Hetzelfde geldt wanneer zich elders in het water een obstakel bevindt. Dan worden de lijnen 15 van de hulp-drijflichamen 13 geraakt, hetgeen zichtbaar is door het zakken van een of meer van deze hulp-drijflichamen 13. Het samenstel van stortbuis 4 en 30 drijflichaam 5 kan dan over of langs de obstakels bewogen worden.
Door de vorm van het ringvormig deel 9 dat op de gestorte massa 3 drijft wordt bij het verplaatsen van de 1021438 7 stortbuis 4 en het drijflichaam 5 de gestorte massa 3 vlak gestreken. Tevens zorgt deze vorm ervoor dat de gestorte massa 3 niet op het ringvormig deel 9 kan blijven liggen.
Zo wordt het samenstel van stortbuis 4 en 5 drijflichaam 5 in twee richtingen langs de bodem 2 bewogen, tot overal een laag met de gewenste dikt gestort is. Wanneer het storten voltooid is wordt het samenstel door de giek 139 van de betonpomp 136 uit het water gehesen. Bij het uithijsen worden de kleppen 12 in het ringvormig deel 9 geopend, 10 waardoor het water via de openingen 11 daaruit kan stromen. Hierdoor wordt het samenstel veel lichter en kan dit eenvoudig door de giek van de betonpomp verplaatst worden.
Door de gekozen constructie van het beweegbare drijflichaam 5 met de elastische banden 10 kan de inrichting 15 1 ook dicht bij wanden of kolommen gebruikt worden. De stortbuis 4 kan nagenoeg tegen het ringvormig deel 9 aan komen te liggen.
Een belangrijke voorwaarde voor de hiervoor beschreven wijze van het controleren van de laagdikte is dat 20 de waterhoogte constant is. In open water zal dat uit zichzelf het geval zijn. Bij het storten in een gesloten bak zal het waterniveau stijgen naarmate er meer massa gestort wordt. Om dit verschijnsel tegen te gaan kan er gebruik gemaakt worden van (hier niet getoonde) middelen voor het 25 constant houden van het waterniveau.
Deze niveau-handhavingsmiddelen omvatten een of meer sensoren en een daardoor bestuurde pomp. De sensoren kunnen bijvoorbeeld de gedaante hebben van niveauschakelaars die zijn ondergebracht in een gesloten buis met openingen aan de 30 onderzijde. De buis kan bijvoorbeeld voorzien zijn van vier niveauschakelaars. Door de buis in het water te hangen wordt het waterniveau waargenomen en gebruikt als schakelgrootheid. De waterpomp zorgt er voor dat een met het volume aan Ί021438 8 gestorte massa overeenkomend watervolume direct wordt weggepompt, zodat het waterniveau constant blijft. Wanneer de waterhoogte onder een bepaald niveau zat wordt de pomp weer uitgeschakeld. De niveauschakelaars kunnen ook in verbinding 5 staan met de betonpomp 136, zodat er boven of onder een bepaalde waterhoogte geen massa verpompt kan worden.
Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting 101 (fig. 2, 3) wordt het drijflichaam 105 gevormd door een bij de uitstroomopening 122 vast met de stortbuis 10 104 verbonden binnenring 107 en een buitenring 109, waartussen zich een rok 110 van soepel materiaal bevindt. Daarbij zijn in de rok 110 openingen 111 gevormd, die afsluitbaar zijn door kleppen 112, die op hun beurt verbonden zijn met hulp-drijflichamen 113. De positie van het 15 drijflichaam 105 ten opzichte van de stortbuis 104 wordt daarbij waargenomen door sensoren 116, die de hoek tussen de rok 110 en de stortbuis 104 meten en in de vorm van een elektronisch signaal doorgeven naar een (hier niet getoonde) weergave-eenheid.
20 Voor de verplaatsing in horizontale richting van de stortbuis 104 en het drijflichaam 105 wordt daarbij gebruik gemaakt van een in alle richtingen beweegbaar vaartuig 123, dat een opening 124 vertoont, waar de stortbuis 104 doorheen geleid is. Voor de verplaatsing in verticale richting zijn 25 hydraulische cilinders 125 voorzien, die door openingen 127 in het vaartuig 123 steken, en zuigers 126 vertonen, waarvan de einden verbonden zijn met armen 128 van een aan de stortbuis 104 bevestigde bedieningsring 129. Het vaartuig 123 kan verder voorzien zijn van ballasttanks, waardoor de stand 30 van het vaartuig 123 en daarmee van de stortbuis 104 kan worden gecorrigeerd. Op het vaartuig 123 kan de weergave-eenheid zijn aangebracht, waarop de gegevens van de sensoren 116 worden getoond. Ook kunnen hier 1021438 9 besturingsmiddelen aanwezig zijn voor het verplaatsen van de stortbuis 104. Het vaartuig 123 kan worden aangedreven door een aantal in verschillende richtingen werkzame schroeven of straalbuizen 130. Deze kunnen echter ook rechtstreeks 5 verbonden zijn met de stortbuis 104 (fig. 4).
Voor het waarnemen van de positie van de stortbuis 104, zowel in horizontale als in verticale richting, kan deze zijn voorzien van een (D)GPS-ontvanger 131 (fig. 4), waarvan de gegevens eveneens kunnen worden doorgegeven aan de 10 besturingsmiddelen.
Voor gebruik in relatief diepe bouwputten, waar er vaak sprake zal zijn van damwanden 135 die aan de bovenzijde door middel van schoren tegen elkaar afgesteund worden, kan het vaartuig 123 zeer plat zijn uitgevoerd. Opstaande delen 15 kunnen eventueel scharnierbaar zijn.
Bij gebruik in diep water kan de stortbuis 104 gevormd zijn door een aantal delen, die met elkaar verbonden zijn door koppelingen 132. Volgens een bijzonder aspect van de uitvinding worden deze koppelingen 132 telkens gevormd 20 door een manchet 133 van een afdichtend materiaal, bijvoorbeeld rubber, dat door een of meer opsluitelementen 134, bijvoorbeeld RVS spanbanden, strak om de stortbuis 104 gespannen is. Zo wordt een koppeling verkregen, die aanzienlijk eenvoudiger, lichter en compacter is dan de 25 gebruikelijke flenskoppelingen.
Bij weer een andere uitvoeringsvorm van de onder-water-stortinrichting 201 (fig. 5, 6), die afgeleid is van de eerste uitvoeringsvorm, omvatten de drijflichaam-waarnemingsmiddelen 6 een aantal gestapelde, ringvormige 30 hulp-drijflichamen 213, die door middel van een aantal buizen 215 verbonden zijn met het ringvormig buitendeel 209 van het drijflichaam 205. Daarbij zijn de buizen 215 verschuifbaar 1021438 10 opgenomen in buisvormige delen 240 die op de drijfring 209 zijn aangebracht.
Bij deze uitvoeringsvorm kan de uitstroomopening 222 gericht worden, teneinde de te storten massa bijvoorbeeld zo 5 dicht mogelijk tegen een wand aan te kunnen brengen. Daartoe vormt de uitstroomopening 222 onderdeel van een buigzaam einddeel 241 van de stortbuis 204, en zijn er middelen aanwezig voor het richten van de uitstroomopening 222. Deze richtmiddelen omvatten een actuator 244, in het getoonde 10 voorbeeld een cilinder, waarvan de zuiger 245 via een lijn 243 verbonden is met een ring 242 om het buigzaam einddeel 241 van de stortbuis 204. Door het bedienen van de actuator 244 wordt zo het buigzaam einddeel 241 gebogen (fig. 6), waardoor de massa daar in nagenoeg horizontale richting uit 15 kan stromen.
Teneinde te voorkomen dat daarbij de stortbuis 204 in zijn geheel in tegengestelde richting verplaatst zou worden, door de stuwkracht van de uitstromende massa, zijn er tegendrukmiddelen 246 aanwezig, hier in de vorm van een 20 schroefaandrijving die verbonden is met het eind van de stortbuis. Wanneer het vermogen van de schroefaandrijving 246 voldoende groot is, kan zelfs het onderste uiteinde van de stortbuis 204 bewogen worden in de richting waarin de massa uit de opening 222 stroomt, teneinde deze massa zo dicht 25 mogelijk tegen bijvoorbeeld een wand of kolom te brengen. De actuator 244 en de aandrijving 246 zijn daarbij aangebracht aan tegenover gelegen zijden van een huls 248, die draaibaar verbonden is met de stortbuis 204, waarbij voor de verdraaiing van de huls 248 ten opzichte van de stortbuis 204 30 gebruik gemaakt wordt van een hier schematisch aangegeven verdraaiingsmechanisme 247, bestaande uit een aandrijving 249 met een tandwiel 250 dat ingrijpt in een tandkrans 251.
702T438 11
Bij deze uitvoering kan overigens na het storten door de buizen 215 lucht in de ring 209 geblazen worden, waardoor de stortinrichting 201 in zijn geheel eenvoudig met behulp van de giek van een (hier niet getoonde) betonpomp uit het 5 water kan worden gelicht.
Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, kan deze op velerlei wijze worden gevarieerd. Zo zouden er bijvoorbeeld trilnaalden aangebracht kunnen zijn in of nabij het drijflichaam, om de 10 uitgestroomde massa te verdichten. Ook zou de vorm van het drijflichaam op verschillende wijze kunnen worden aangepast. Daarnaast zijn ook andere vormen van waarneming van de bewegingen van de stortbuis en het drijflichaam denkbaar. Ook de verplaatsing van het samenstel kan op velerlei wijze 15 plaatsvinden. Tenslotte zijn verschillende onderdelen van de inrichting volgens de uitvinding met behoud van de daarmee samenhangende voordelen ook toepasbaar in combinatie met andere inrichtingen voor het onder water storten van een uithardende massa. De omvang van de uitvinding wordt dan ook 20 uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.
10214ZR

Claims (52)

1. Werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van een uithardende massa, in het bijzonder beton, door het in het water neerlaten van een stortbuis met ten minste één uitstroomopening en tenminste één in de 5 nabijheid van de uitstroomopening daarmee verbonden drijflichaam, het door de stortbuis op de bodem storten van de uithardende massa en het waarnemen van de dikte van een door de gestorte massa op de bodem gevormde laag, met het kenmerk, dat het drijflichaam beweegbaar verbonden is met de 10 stortbuis.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het drijflichaam in verticale richting beweegbaar is ten opzichte van de stortbuis, en de laagdikte wordt waargenomen aan de hand van een verticale verplaatsing van het 15 drijflichaam.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het drijflichaam in horizontale richting beweegbaar is ten opzichte van de stortbuis.
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de stortbuis tijdens het storten omhoog gebracht wordt, zodanig dat de uitstroomopening in de gestorte massa ingebed blijft.
5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verplaatsing van het drijf lichaam 25 en/of het omhoog brengen van de stortbuis visueel wordt waargenomen.
6. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de verplaatsing van het drijf lichaam en/of het omhoog brengen van de stortbuis elektronisch wordt 30 waargenomen. 1021438
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stortbuis en het drijflichaam na het storten van een laag met een bepaalde dikte in hoofdzaak evenwijdig aan de bodem worden verplaatst.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat bij de verplaatsing van de stortbuis en het drijflichaam langs de bodem de bovenzijde van de gestorte laag wordt gevlakt.
9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat na het neerlaten eventueel in de stortbuis aanwezig water wordt verwijderd voordat met storten wordt begonnen.
10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gestorte massa door trillen wordt 15 verdicht.
11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tijdens het storten de uitstroomopening van de stortbuis wordt gericht, teneinde de massa in een gewenste richting te doen uitstromen.
12. Inrichting voor het op een onder water gelegen bodem storten van een uithardende massa, in het bijzonder beton, omvattende een stortbuis met tenminste één uitstroomopening en tenminste één in de nabijheid van de uitstroomopening daarmee verbonden drijflichaam, alsmede 25 middelen voor het in de stortbuis brengen van de uithardende massa, met het kenmerk, dat het drijflichaam beweegbaar verbonden is met de stortbuis.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het drijflichaam in verticale richting beweegbaar is ten 30 opzichte van de stortbuis.
14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het drijflichaam in horizontale richting verplaatsbaar is ten opzichte van de stortbuis. ^ 021<38
15. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 14, gekenmerkt door middelen voor het waarnemen van een verplaatsing van het drijflichaam.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, 5 dat de drijflichaam-waarnemingsmiddelen tenminste één met het drijflichaam verbonden, althans ten dele boven het wateroppervlak uitstekend hulpdrijflichaam omvatten.
17. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de drijflichaam-waarnemingsmiddelen tenminste één tussen 10 de stortbuis en het drijflichaam aangebrachte sensor omvatten.
18. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 17, gekenmerkt door middelen voor het waarnemen van de positie van de stortbuis.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de stortbuis-waarnemingsmiddelen een met de stortbuis verbonden GPS-ontvanger omvatten.
20. Inrichting volgens één der conclusie 12 tot 19, gekenmerkt door middelen voor het in verticale richting 20 verplaatsen van de stortbuis.
21. Inrichting volgens één der conclusie 12 tot 20, gekenmerkt door middelen voor het in horizontale richting verplaatsen van de stortbuis.
22. Inrichting volgens conclusie 20 en 21, met het 25 kenmerk, dat de middelen voor het in de stortbuis brengen van de massa een betonpomp omvatten, die een met de stortbuis verbonden afgifteleiding vertoont, welke afgifteleiding verbonden is met een beweegbare giek, waarbij de middelen voor het in verticale en/of horizontale richting verplaatsen 30 van de stortbuis gevormd worden door de beweegbare giek.
23. Inrichting volgens conclusie 20 en 21, met het kenmerk, dat de middelen voor het in horizontale richting verplaatsen van de stortbuis een vaartuig omvatten, waarop de 021438 middelen voor het in verticale richting verplaatsen van de stortbuis zijn aangebracht.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het vaartuig voorzien is van tenminste één opening voor 5 het doorleiden van de stortbuis.
25. Inrichting volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat het vaartuig alzijdig werkzame aandrijfmiddelen vertoont.
26. Inrichting volgens conclusie 15, 18, 20 en 21, 10 met het kenmerk, dat de middelen voor het waarnemen van de verplaatsing van het drijflichaam en de positie van de stortbuis bestuurbaar verbonden zijn met de middelen voor het in horizontale en verticale richting verplaatsen van de stortbuis.
27. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 26, met het kenmerk, dat het drijf lichaam voorzien is van tenminste één afsluitbare opening.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de opening afsluitbaar is door een bedienbare klep.
29. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 28, met het kenmerk, dat het drijf lichaam een ringvormig deel omvat, dat onder tussenkomst van tenminste één soepel orgaan met de stortbuis verbonden is.
30. Inrichting volgens conclusie 29, gekenmerkt door 25 een aantal in omtreksrichting verdeelde, bandvormige verbindingsorganen.
31. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan de gedaante heeft van een de ruimte tussen het ringvormig deel van het drijflichaam en de 30 stortbuis afsluitbare rok, waarin de afsluitende opening is opgenomen. 1021438
32. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 31, gekenmerkt door werkzaam met de uitstroomopening van de stortbuis verbonden middelen voor het richten daarvan.
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, 5 dat de uitstroomopening is opgenomen in een buigzaam einddeel van de stortbuis, en de richtmiddelen ten minste één met dit einddeel verbonden actuator omvatten voor het doen buigen daarvan.
34. Inrichting volgens conclusie 32 of 33, gekenmerkt 10 door nabij de uitstroomopening met de stortbuis verbonden middelen voor het uitoefenen van een aan de uitstroomrichting tegengestelde druk.
35. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de tegendrukmiddelen een aandrijving omvatten.
36. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 35, met het kenmerk, dat de stortbuis gevormd wordt door een aantal door middel van koppelingen met elkaar verbonden delen.
37. Inrichting volgens conclusie 36, met het kenmerk, 20 dat elke koppeling een om de buisdelen aangebrachte manchet van een afdichtend materiaal en tenminste één daar omheen aangebrachte opsluitelementen omvat.
38. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 37, met het kenmerk, dat de middelen voor het in de stortbuis 25 brengen van de massa een betonpomp omvatten, die een in de stortbuis te steken afgifteleiding omvat, en de stortbuis voorzien is van middelen voor het afdichtend daarin bevestigen van de afgifteleiding.
39. Inrichting volgens conclusie 38, met het kenmerk, 30 dat de afdichtende bevestigingsmiddelen tenminste één tussen een binnenwand van de stortbuis en een buitenwand van de afgifteleiding aangebracht, opblaasbaar element omvatten. '1021 438
40. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 39, gekenmerkt door middelen voor het op een constant niveau handhaven van het wateroppervlak.
41. Inrichting volgens conclusie 4 0, met het kenmerk, 5 dat de niveau-handhavingsmiddelen ten minste één sensor voor het waarnemen van het waterniveau en een bestuurbaar daarmee verbonden pomp omvatten.
42. Inrichting volgens conclusie 41, met het kenmerk, dat de niveau-sensor bestuurbaar verbonden is met de middelen 10 voor het in de stortbuis brengen van de uithardende massa.
43. Inrichting volgens één der conclusies 12 tot 42, gekenmerkt door in de nabijheid van de uitstroomopening aangebrachte middelen voor het door trilling verdichten van de gestorte massa.
44. Stortbuis, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 12 tot 43.
45. Drijflichaam, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 12 tot 43.
46. Waarnemingsmiddelen, kennelijk bedoeld voor 20 gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 15 tot 43.
47. Verplaatsingsmiddelen, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 20 tot 43.
48. Richtmiddelen, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 32 tot 43.
49. Tegendrukmiddelen, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 34 tot 43.
50. Koppeling, kennelijk bedoeld voor gebruik in een 30 inrichting volgens één der conclusies 36 tot 43.
51. Bevestigingsmiddelen, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 38 tot 43. 1021438
52. Niveau-handhavingsmiddelen, kennelijk bedoeld voor gebruik in een inrichting volgens één der conclusies 40 tot 43. 1 021 438
NL1021438A 2001-09-12 2002-09-12 Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton. NL1021438C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021438A NL1021438C2 (nl) 2001-09-12 2002-09-12 Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1018938 2001-09-12
NL1018938 2001-09-12
NL1021438A NL1021438C2 (nl) 2001-09-12 2002-09-12 Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton.
NL1021438 2002-09-12

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1021438A1 NL1021438A1 (nl) 2003-03-13
NL1021438C2 true NL1021438C2 (nl) 2003-06-11

Family

ID=27615789

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1021438A NL1021438C2 (nl) 2001-09-12 2002-09-12 Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1021438C2 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2004222C2 (en) * 2009-09-22 2011-03-23 Faber Betonpompen B V Inrichting, systeem en werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van beton.
NL2005433C2 (nl) * 2010-06-23 2011-12-27 Faber Betonpompen B V Inrichting, systeem en werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van een uithardende massa.
CN102995642A (zh) * 2012-12-26 2013-03-27 广西建工集团第三建筑工程有限责任公司 水下混凝土灌注防浮浆隔水装置

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2004222C2 (en) * 2009-09-22 2011-03-23 Faber Betonpompen B V Inrichting, systeem en werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van beton.
NL2005433C2 (nl) * 2010-06-23 2011-12-27 Faber Betonpompen B V Inrichting, systeem en werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van een uithardende massa.
CN102995642A (zh) * 2012-12-26 2013-03-27 广西建工集团第三建筑工程有限责任公司 水下混凝土灌注防浮浆隔水装置

Also Published As

Publication number Publication date
NL1021438A1 (nl) 2003-03-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1021438C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het onder water storten van beton.
NO820400L (no) Adkomstanordning for underjordisk roerledning
NL1012243C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het in de bodem vervaardigen van een paal.
JP4972196B2 (ja) 大深度人孔用浚渫バケット装置の自動運転方法
NL2008273C2 (en) Overflow device for a vessel.
NL8801989A (nl) Werkwijze en inrichting voor het bepalen van de erodeerbaarheid van grond, in het bijzonder tot de onderwaterbodem behorende grond.
JPH0657930B2 (ja) コンクリート舗装版の沈下修復方法
JP5988206B2 (ja) 薄層浚渫方法
CN113089675A (zh) 测量输料导管与混凝土液面高差的方法及装置
NL9301089A (nl) Inrichting voor het laagsgewijze onder water storten van een vloeibaar, verhardbare massa.
NO145395B (no) Anordning ved bassenger av sirkulaer type, som f.eks. fortykkere, slambassenger, blandebassenger og lignende
NL2005433C2 (nl) Inrichting, systeem en werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van een uithardende massa.
US5080327A (en) Area displacement device for molten metal ladle
US95924A (en) Improvement in apparatus for decanting- liquids
NL2004222C2 (en) Inrichting, systeem en werkwijze voor het op een onder water gelegen bodem storten van beton.
CN218121976U (zh) 一种全自动混凝土性能快速检测装置
EP0361208A2 (fr) Dispositif de prise d&#39;eau
JP4611148B2 (ja) 大深度人孔用浚渫バケット装置及び該装置による浚渫方法
EP3933353B1 (en) A hose reel unit and a method of a hose reel unit
CN216051295U (zh) 沥青公路路面渗水检测装置
JPH027952Y2 (nl)
NL2006907C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het in een ontvangstkelder voor rioolwater afsluitbaar toelaten van rioolwater vanuit een rioolkanaal.
NL1028282C2 (nl) Werkwijze voor het aanleggen van een reservoir, alsmede een reservoir, een zak, een samenstel en een werkwijze voor het vervaardigen van een binnenbekleding.
JPH0452809B2 (nl)
SU1030757A1 (ru) Плювиограф

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20130401