NL1021379C1 - Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. - Google Patents
Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1021379C1 NL1021379C1 NL1021379A NL1021379A NL1021379C1 NL 1021379 C1 NL1021379 C1 NL 1021379C1 NL 1021379 A NL1021379 A NL 1021379A NL 1021379 A NL1021379 A NL 1021379A NL 1021379 C1 NL1021379 C1 NL 1021379C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- holders
- containers
- animals
- guide
- space
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A22—BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
- A22B—SLAUGHTERING
- A22B3/00—Slaughtering or stunning
- A22B3/005—Slaughtering or stunning by means of gas
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A22—BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
- A22B—SLAUGHTERING
- A22B3/00—Slaughtering or stunning
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Food Science & Technology (AREA)
- Chain Conveyers (AREA)
Description
τ » »
Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens, omvattende: een doorvoerruimte voor slachtdieren, op de 5 doorvoerruimte aansluitende gastoevoermiddelen voor het aan de doorvoerruimte toevoeren van een verdovingsgas, houders voor het bevatten van slachtdieren, en een circulatiesysteem voor de houders dat zodanig is geplaatst dat een deel van het transporttraject van het circulatiesysteem door de doorvoerruimte loopt.
10 Alvorens slachtdieren worden gedood worden zij bij voorkeur verdoofd. Uit ondermeer DE 299 21 214 is het bekend om slachtdieren alvorens ze te doden middels een conditioneringsgas te verdoven. Zo is het bekend om slachtdieren (varkens) in een groep in een houder te drijven om deze houder vervolgens door een verdiept aangelegde verdovingskamer te voeren waarin het conditioneringsgas is aangebracht. De houders 15 maken onderdeel uit van een patemostersysteem. De bestaande verdoofinrichtingen van dit type hebben als nadeel dat zij een relatief groot ruimtebeslag paren aan een veelal matig verdovingsresultaat.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een inrichting waarmee 20 een beperkte bouwlengte van een inrichting voor gasverdoving kan worden gecombineerd met een verbeterd verdovingsresultaat ten opzichte van de voorbekende stand der techniek.
De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het in aanhef genoemde type, waarbij 25 het circulatiesysteem zodanig is uitgevoerd dat de onderlinge afstand tussen opvolgende houders variabel is op verschillende delen van het transporttraject. Aldus wordt het mogelijk het volume van een verdovingsruimte optimaal te benutten; de houders kunnen in de verdovingsruimte volledig (of nagenoeg volledig) op elkaar aansluiten. Bij een gestandaardiseerde verblijfsduur van de houder met dieren in de verdovingsruimte en 30 bij een vastgestelde maximale capaciteit van een inrichting kan de verdovingsruimte een minimaal volume (minimale lengte) bezitten. De lengte zal bij in lijn gelegen houders overeen komen met ten minste de lengte van het maximaal gelijktijdig in de verdovingsruimte aanwezige aantal houders. Een beperkte bouwlengte van de inrichting maakt het makkelijker en voordeliger deze in te passen in overige structuren en heeft 1021379 f 2 bovendien als voordeel dat er een minimaal volume aan verdovingsgas benodigd is. In een voorkeursuitvoering is doorvoerruimte verdiept aangelegd en is het circulatiesysteem voor houders voorzien van hefmiddelen voor het in de doorvoerruimte neerlaten en uit de doorvoerruimte opheffen van de houders. Het neerlaten en ophalen 5 van de houders kan zo worden geoptimaliseerd. Bij het onafhankelijk verticaal verplaatsen van de houders in en/of uit de verdovingsruimte kan deze verplaatsing snel worden uitgevoerd, hetgeen kan voorkomen dat de dieren geleidelijk in de geconditioneerde omgeving worden gebracht. Een en ander leidt tot het verminderen van stress bij de slachtdieren, met bijbehorende voordelige gevolgen voor de 10 vleeskwaliteit van de uiteindelijk geslachte dieren. Ook vanuit het oogpunt van dierenwelzijn verdient het de voorkeur de dieren zo snel mogelijk in de gewenste gascondities te plaatsen. Dit kan bijvoorbeeld door de houders loodrecht in de verdovingsruimte te laten zakken met een relatief grote snelheid. De transportsnelheid van de houders in de doorvoerruimte kan beperkt blijven met als voordeel dat 15 overmatige turbulenties in het verdovingsgas kunnen worden tegengaan; dit heeft ondermeer als voordeel dat het verdovingsgas weinig vermengt (ontmengt) met de omgevende atmosfeer. Voor de diepte van een doorvoerruimte kan in de praktijk bij een inrichting voor verdoving van varkens worden volstaan met 2,5 tot 3 meter in de inrichting overeenkomstig de uitvinding.
20
In een voorkeursvariant omvat het circulatiesysteem een opduwelement met ten minste één verstelbaar aangrijporgaan, waarmee de houders gedurende een deel van het transporttraject worden opgeduwd. Een dergelijk opduwelement kan intermitterend worden aangedreven, bijvoorbeeld door middel van koppeling van het opduwelement 25 met een cilinder voor lineaire verplaatsing. Een dergelijk opduwelement is met name simpel voor in hoofdzaak horizontale delen van het transporttraject. De verticale delen kunnen bijvoorbeeld middels liftinstallaties aansluiten op één of meerdere van dergelijke opduwelementen. Aldus kunnen de houders tijdens een deel van het transporttraject worden verplaatst met een uiterst eenvoudige constructie. Wanneer een 30 enkele opduwelement is voorzien van meerdere aangrijporganen bepaalt de afstand tussen de aangrijporganen direct de afstand tussen de houders die gelijktijdig door het opduwelement worden opgeduwd.
'021379 3 , '
Het is mogelijk de positie van een aangrijpelement aan te sturen afhankelijk van gewenste aangrijping op niet. Anderzijds wordt een voorkeursvariant voorgesteld waarin het aangrijporgaan zodanig onder voorspanning zwenkbaar met het opduwelement is verbonden dat het bij het opduwen van een houder in een uitkragende 5 toestand wordt gefixeerd, en waarbij het aangrijporgaan door belasting tijdens een retourslag naar een weggezwenkte toestand wordt gedrongen. Aldus behoeven de aangrijporganen geen afzonderlijke besturing; slechts in de opduwrichting grijpen ze aan op de houders en tijdens de retourslag worden ze bij contact met een houder naar een weggezwenkte stand gedrongen. Een variant van zo een opduwelement kan ook wel 10 worden aangeduid als een “walking beam”, en is niet bekend voor toepassing in een inrichting voor het verdoven van slachtdieren.
In een andere voorkeursvariant omvat het circulatiesysteem van de verdoofinrichting een transportketting, waaraan de houders gedurende het gehele transporttraject zijn 15 bevestigd. Ontkoppelen en aankoppelen van de houders aan opvolgende transportsystemen tijdens het transporttraject is hierbij overbodig. Een belangrijk voordeel hiervan is dat het aan- en afkoppelen alsook het overnemen van de houders storingsgevoelig is en specifieke apparatuur behoeft. Een en ander is overbodig wanneer de houders gedurende het gehele transporttraject (en ook bij opvolgende circulaties) 20 permanent verbonden blijven met de transportketting. Het begrip transportketting dient in het onderhavige geval ruim te worden geïnterpreteerd; er wordt immers gedoeld op een langgerekt (eindloos) flexibel transportelement, zodat hier ook bijvoorbeeld ook (staal)kabels, snaren, riemen of dergelijk dienen te worden begrepen.
25 Voor een goede werking is het gewenst dat het circulatiesysteem tevens een geleiding voor de houders omvat alsook een geleiding voor de transportketting waarop de ketting lokaal aangrijpt op posities welke gelegen zijn tussen de aangrijpposities van de houder op de transportketting. Wanneer dergelijke geleidingen over een deel van het transporttraject met een constante onderlinge afstand evenwijdig aan elkaar verlopen zal 30 (zonder verdere uitwendige invloeden) de afstand tussen de houders ook constant blijven. Daar echter in een gewenste voorkeursuitvoering de onderlinge afstand tussen de geleiding voor de houders en de geleiding voor de transportketting varieert over het transporttraject zal ook de onderlinge afstand van de houders ten gevolge hiervan variëren. Wanneer nu juist de onderlinge afstand tussen de geleiding voor de houders en 1üït- t. 1 .
4 I ' de geleiding voor de transportketting ter hoogte van de doorvoerruimte voor slachtdieren relatief groot is zal de onderlinge afstand tussen de houders daar relatief klein zijn hetgeen een doelmatig gebruik van de doorvoerruimte mogelijk maakt. De toepassing van de transportketting met op vaste posities daaraan bevestigde houders kan 5 met bestaande en beproefde technologieën worden toegepast en maakt het mogelijk de onderlinge afstanden tussen de houders te variëren over het transporttraject zonder een daartoe benodigde complexe besturing. De toepassing van een transportketting (langgerekt flexibel transportelement) kan ook worden gecombineerd met het op de houders uitoefenen van uitwendige krachten anders dan door de transportketting, 10 bijvoorbeeld middel opduwmiddelen zoals meenemers in uiteenlopende uitvoeringen, pushers en zo verder. Navolgend zijn enige mogelijkheden beschreven tot het uitoefenen van externe krachten op de houders anders dan door de transportketting. Het uitoefenen van externe krachten kan zowel in combinatie met de toepassing van de transportketting als zonder de toepassing van een transportketting zoals bovengaand 15 beschreven.
In de doorvoerruimte is in een voorkeursuitvoering een onafhankelijk opererende houders-transporteur opgenomen, welke een onder een hellingshoek staande geleiding kan omvatten voor het met ondersteuning van de zwaartekracht langs de geleiding 20 verplaatsen van houders. In weer een ander voorkeursuitvoering van de inrichting is in de doorvoerruimte een houders-transporteur opgenomen voorzien van een opduwmechanisme voor het opduwen van op elkaar aansluitende houders. Door toepassing van een onafhankelijk opererende houders-transporteur in de doorvoerruimte kan de transportsnelheid in deze ruimte worden geoptimaliseerd. Door het gebruik van 25 zwaartekracht bij verplaatsing van de houders kan de transporteur relatief eenvoudig en goedkoop worden vervaardigd. Ook middels het opduwen van de houders zijn deze relatief eenvoudig te verplaatsen met behulp van bijvoorbeeld een intermitterend werkende opduwcilinder. Het opduwen van de houders kan door de korte onderlinge afstand van de houders in de doorvoerruimte (of idealiter zelfs het onderlinge contact 30 van de houders) eenvoudig door aangrijping op de laatst in de doorvoerruimte geplaatste houder. Een buiten de doorvoerruimte gelegen deel van het transporttraject van het circulatiesysteem kan worden gevormd door een transportketting. De houders worden daarbij steeds overgezet van de transportketting naar de houders-transporteur in de doorvoerruimte, eventueel onder tussenkomst van hefmiddelen, en vice versa.
1021379 5
In weer een andere voorkeursuitvoering is het circulatiesysteem voorzien van een transporttraject waarin de transportbaan vertakt tot ten minste twee parallel verlopende haandelen. De parallel verlopende haandelen kunnen daarbij bewerkingsstations 5 bevatten, zoals laadstations voor het in de houders brengen van de te verdoven slachtdieren en/of ontlaadstations voor het uit de houders nemen van de te verdoofde slachtdieren. De flexibiliteit van de inrichting overeenkomstig de uitvinding maakt het mogelijk een bewerkingsstation dat de capaciteit begrenst van de gehele inrichting (de “bottle neck”) dubbel (of zelfs meer dan dubbel) uit te voeren. In het bijzonder het 10 beladen van de houders met te verdoven slachtdieren blijkt in de praktijk een bewerking te zijn die relatief veel tijd vraagt. Bovendien levert een verminderde tijdsdruk bij het beladen van de houders het voordeel op dat daarmee de spanning (stress) bij de slachtdieren afneemt. Daarnaast blijkt ook het ontladen van de houders met verdoofde slachtdieren een relatief arbeidsintensieve bewerkingsstap. Het is met name bijzonder 15 voordelig het beladen van de houders, en eventueel ook het ontladen van de houders, meervoudig uit te voeren. De parallelle opstelling van gelijke bewerkingsstations maakt ook de aansturing van de bewerkingsstations eenvoudig. Tevens wordt hier opgemerkt dat de wisselende onderlinge afstanden, met name wanneer hiermee flexibel wordt omgegaan, leidt tot een minder starre koppeling van opvolgende bewerkingsstappen.
20 Kleine verstoringen bij het bewerken van afzonderlijke houders kunnen aldus binnen de vrijheid die de inrichting daartoe worden opgevangen zonder beïnvloeding van andere gekoppelde bewerkingen.
Het transporttraject kan tevens voordelig worden voorzien van een buffer voor het 25 bufferen van houders. Met een buffer kan de capaciteit van het systeem worden aangepast aan de actuele vraag zonder nodeloos transport van gedeeltelijk (of geheel niet) met slachtdieren gevulde houders. Wanneer de buffer voldoende groot is kunnen ook zoveel houders in de buffer worden geplaatst dat (een deel van) het circulatiesysteem vrij is van houders waardoor onderhoud en reparatie wordt 30 vereenvoudigd. Bijzonder voordelig is het wanneer de doorvoerruimte kan worden vrij gemaakt van houders zodat deze kan worden gereinigd; er treedt hier immers een aanzienlijke verontreiniging op tijdens bedrijf van de inrichting. Naast een buffer kunnen er ook andere bewerkingsstations in het circulatiesysteem worden opgenomen. Een voorbeeld hiervan is een reinigingsstation voor het reinigen van bevuilde houders.
1 fl O 1 '*i 7 ü 6
In nog een andere voorkeursuitvoering is de doorvoerruimte voor het bevatten van verdovingsgas voorzien van scheidingsmiddelen voor het creëren van in transportrichting van het circulatiesysteem opvolgende segmenten waar uiteenlopende 5 gascondities worden gerealiseerd. Als verdovingsgas wordt veelal C02 gebruikt. Het blijkt voordeliger de slachtdieren allereerst in een milieu te brengen met een overmaat aan C02 waarin tevens 02 aanwezig is om vervolgens in een opvolgende fase de slachtdieren te brengen in een milieu met een overmaat aan C02 waarin 02 ontbreekt. Echter ook andere gasmengsels zijn denkbaar. Dit zal leiden tot minder stress bij de 10 slachtdieren. Segmenten met verschillende gascondities in de doorvoerruimte (of aansluitende separate doorvoerruimten) kunnen van elkaar worden gescheiden door mechanische scheidingsmiddelen en/of gasgordijnen.
Wanneer de houders losneembaar zijn van het circulatiesysteem kunnen houders 15 worden uitgewisseld voor groter onderhoud en/of reparatie. Tevens wordt het mogelijk de capaciteit van een verdoofinrichting aan te passen anders dan met behulp van de voorgaand reeds beschreven buffer.
Dé onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in 20 navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een schematisch zijaanzicht op een inrichting voor het verdoven van slachtdieren overeenkomstig de onderhavige uitvinding, figuur 2 een schematisch bovenaanzicht op een alternatieve uitvoering van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, 25 figuur 3 een schematische weergaven van een zijaanzicht op een derde variant van een inrichting voor het verdoven van slachtdieren overeenkomstig de onderhavige uitvinding waarin een transportketting is opgenomen waaraan de houders gedurende het gehele transporttraject zijn bevestigd, figuur 4A een zijaanzicht op een deel van een uitvoeringsvariant van de inrichting 30 overeenkomstig de uitvinding met een opduworgaan in een actieve positie, en figuur 4B een zijaanzicht op het deel van de inrichting getoond in figuur 4A in een toestand waarin het opduwelement een retourslag maakt.
102 ld 79 7
Figuur 1 toont een circulatiesysteem 1 voor het verdoven van varkens 2 die door een drijfgang 3 worden aangevoerd. Na het openen van een afscherming 4 kunnen de varkens 2 worden toegelaten tot een daartoe op juiste hoogte gebrachte houder 5. Nadat de houder 5 is gevuld met varkens 2 wordt deze door hefmiddelen 6 verder neergelaten 5 overeenkomstig de pijl PI. De gevulde houder 5 komt hierdoor in een doorvoerruimte 7 waarin door gastoevoermiddelen 8 een verdovingsgas is gebracht. Een deel van de doorvoerruimte 7 is aan bovenzijde afgesloten door een afdekking 15, dit om onnodige ontmenging van het verdovingsgas te voorkomen en om te voorkomen dat de doorvoerruimte van de bovenzijde wordt bevuild.
10
Middels een onder een hellingshoek staande geleiding 9 worden de houders 5 overeenkomstig pijl P2 door de doorvoerruimte 7 verplaatst. De houders 5 sluiten zodanig op elkaar aan dat zij onderling contact maken middels daartoe aangebrachte aanslagen 10. Bij een langer verblijf van een houder 5 in de doorvoerruimte 7 zullen de 15 varkens 2 verdoofd raken. Wanneer de houder 5 voldoende lang in de doorvoerruimte 7 is geweest kan de houder 5 door hefmiddelen 11 uit de doorvoerruimte 7 worden gehaald. Nadat de houder 5 voldoende hoog is opgelicht kunnen de verdoofde varkens 12 middels een transportband 13 worden afgevoerd naar een locatie waar zij worden gedood (doorgaans door het steken en laten uitbloeden van de dieren).
20
Nadat uit een houder 5 de verdoofde varkens 12 zijn verwijderd wordt de houder 5 door een kettingtransporteur 14 overeenkomstig pijl P4 teruggevoerd naar een positie waarin de houder 5 weer hernieuwd kan worden beladen met varkens 2. Aldus bestaat er een gesloten circulatiesysteem 1 voor de houders 5.
25
Figuur 2 toont een bovenaanzicht van een inrichting voor het verdoven van varkens 20 die middels parallelle drijfgangen 21 naar twee eveneens parallel opgestelde laadposities 22 worden geleid. Middels opduworganen 23 worden de varkens 20 overeenkomstig pijlen P5 in daartoe opgestelde geopende houders 24 gedrongen. Nadat 30 een houder 24 is gevuld met varkens 20 kan deze worden gesloten om vervolgens tot boven de hefmiddelen 25 te worden geplaatst. Doorgaans zullen de gevulde houders om en om van de verschillende laadposities 22 worden aangevoerd. Door de dubbele uitvoering van de laadposities 22 is er meer tijd beschikbaar voor het met varkens 20 beladen van de houders 24.
^ I J Ί Q
8
De hefmiddelen 25 laten de gevulde houder 24 zakken tot in een doorvoerruimte waarvan in deze figuur slechts de contour 26 in bovenaanzicht is weergegeven. De met varkens 20 gevulde houders 24 worden door de doorvoerruimte 26 met daarin aanwezig 5 verdovingsgas naar een uitgang 27 getransporteerd, alwaar zij door hefmiddelen 28 uit de doorvoerruimte 26 worden opgeheven. De nu verdoofde varkens 29 worden op een uitneempositie 30 uit de houder 24 genomen om op een transportband 31 overeenkomstig pijl P6 tc worden verplaatst naar een positie waar zij worden gedood.
10 De aldus geleegd houder 24 wordt langs een rail 32 overeenkomstig pijlen P7 teruggevoerd naar de laadposities 22. Daarbij wordt een met een onderbroken lijn 33 weergegeven gebied gepasseerd waar bijvoorbeeld een, niet weergegeven, reinigingsinrichting voor houders 24 kan zijn opgesteld. Op de rail 32 sluit tevens een bufferrail 35 aan waarop tijdelijk overbodige houders 24 kunnen worden gebufferd.
15
Figuur 3 toont een schematische weergave van een zijaanzicht op een derde variant van een inrichting 34 voor het verdoven van slachtdieren overeenkomstig de onderhavige uitvinding waarin een eindloze transportketting 35 is opgenomen waaraan houders 36 voor het bevatten van slachtdieren gedurende het gehele transporttraject zijn bevestigd. 20 Een doorvoerruimte 37 voor het bedwelmen van de slachtdieren is slecht zeer algemeen aangeduid. De ketting 35 kan op een conventionele wijze worden aangedreven door een, niet weergegeven, aandrijving.
Een eerste geleiding 38 waarop de houders 36 aangrijpen is middels een onderbroken 25 lijn weergegeven. Onder tussenkomst van niet nader uitgewerkte aangrijpmiddelen 39 (zoals bijvoorbeeld pallen, geleidingswielen, of glijschoenen) grijpen de houders 36 aan op de eerste geleiding 38. Een tweede geleiding 40, welke middels een doorgaande lijn is weergegeven, is ingericht voor het geleiden van met de ketting 35 verbonden geleidingselementen 41 (wederom zoals bijvoorbeeld pallen, geleidingswielen, of 30 glijschoenen). De geleidingselementen 41 zijn verbonden met de ketting 35 op locaties gelegen tussen de posities waarop de houders 36 aangrijpen op de ketting 35. Doordat nu de afstand tussen de eerste en tweede geleiding 38, 40 verandert tijdens het doorlopen van een volledig transporttraject zal er meer of minder afstand ontstaan tussen de aangrijpmiddelen 39 van de houders 36 (er is immers een wisselend deel van * :··’ 4 10/ 9 9 de lengte benodigd voor het overbruggen van de afstand tussen de eerste en tweede geleiding 38,40). Een voordeel van de in deze figuur weergegeven uitvoeringsvariant van de uitvinding is dat de versnellingen die de houders ondergaan zeer gelijkmatig kunnen variëren gedurende het transporttraject; dit is een gevolg van een daartoe juist 5 (gelijkmatig verlopend) gekozen vorm van de eerste geleiding 38.
Figuur 4A toont een deel van een inrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding met een opduwelement 45 voor het langs een deel van een gesloten transporttraject verplaatsen van houders 46 waarin de te verdoven dieren kunnen worden gehouden. De 10 houders 46 rusten met behulp van wielen 47 op een bodem 48 (respectievelijk een geleiding) en aan de van de wielen 47 afgekeerde zijde zijn de houders 46 voorzien van beugels 49 waarop het opduwelement 45 kan aangrijpen.
Het opduwelement 45 omvat een balk 50 die middels een cilinder 51 in de figuur ' 15 horizontaal heen en weer kan worden bewogen. In de in figuur 4A weergegeven toestand wordt de balk 50 in een opduwrichting P8 bewogen. Zwenkbaar met de balk 50 verbonden pallen 52 drukken daarbij tegen de beugels 49 waardoor ook de houders 46 in de richting P8 worden bewogen.
20 Figuur 4B toont de retourgaande slag van het opduwelement 45 in een richting P9. De cilinder 51 draagt nu zorg voor een beweging in een tegenovergestelde richting aan de richting P8 welke is weergegeven in figuur 4A. Doordat de balk 50 in deze tegenovergestelde richting P9 wordt bewogen zullen de pallen 52 de houders 46 niet meer opduwen. Wanneer een pal 51 in contact komt met een beugel 49 zal deze 25 wegzwenken zodanig dat de pal 52 onder de beugel 49 beweegt zonder de beugel 49 (en dus de houder 46) op substantiële wijze te verplaatsen. Wanneer de pallen 52 niet uitwendig worden belast zullen zij door de op hen uitgeoefende voorspanning uitkragen.
f 0 P 1 7 Λ
Claims (22)
1. Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens, omvattende: 5. een doorvoerruimte voor slachtdieren, - op de doorvoerruimte aansluitende gastoevoermiddelen voor het aan de doorvoerruimte toevoeren van een verdovingsgas, - houders voor het bevatten van slachtdieren, en - een circulatiesysteem voor de houders dat zodanig is geplaatst dat een deel van 10 het transporttraject van het circulatiesysteem door de doorvoerruimte loopt, waarbij het circulatiesysteem zodanig is uitgevoerd dat de onderlinge afstand tussen opvolgende houders variabel is op verschillende delen van het transporttraject.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorvoerruimte verdiept 15 is aangelegd en het circulatiesysteem voor houders is voorzien van hefmiddelen voor het in de doorvoerruimte neerlaten en uit de doorvoerruimte opheffen van de houders.
3. Inlichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het circulatiesysteem een opduwelement omvat met ten minste één verstelbaar aangrijporgaan, waarmee de 20 houders gedurende een deel van het transporttraject worden opgeduwd.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het opduwelement intermitterend wordt aangedreven.
5. Inrichting volgens conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat het opduwelement is gekoppeld met een cilinder voor lineaire verplaatsing van het opduwelement.
6. Inrichting een der volgens conclusies 3-5, met het kenmerk, dat het aangrijporgaan zodanig onder voorspanning zwenkbaar met het opduwelement is 30 verbonden dat het bij het opduwen van een houder in een uitkragende toestand wordt gefixeerd, en dat bij belasting tijdens een retourslag het aangrijporgaan naar een weggezwenkte toestand wordt gedrongen. 1021379
7. Inrichting volgens een der conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het circulatiesysteem een transportketting omvat, waaraan de houders gedurende het gehele transporttraject zijn bevestigd.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het circulatiesysteem tevens een geleiding voor de houders omvat.
9. Inrichting volgens conclusies 7 of 8, met het kenmerk, dat het circulatiesysteem tevens een geleiding voor de transportketting omvat waarop de ketting lokaal aangrijpt 10 op posities welke gelegen zijn tussen de aangrijpposities van de houder op de transportketting.
10. Inrichting volgens conclusies 8 en 9, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen de geleiding voor de houders en de geleiding voor de transportketting varieert 15 over het transporttraject.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen de geleiding voor de houders en de geleiding voor de transportketting ter hoogte van de doorvoerruimte voor slachtdieren relatief groot is. 20
12. Inrichting volgens conclusie 1 - 6, met het kenmerk, dat in de doorvoerruimte een onafhankelijk opererende houders-transporteur is opgenomen.
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een in 25 de doorvoerruimte geplaatste houders-transporteur een onder een hellingshoek staande geleiding omvat voor het met ondersteuning van de zwaartekracht langs de geleiding verplaatsen van houders.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de 30 doorvoerruimte een houders-transporteur is opgenomen voorzien van een opduwmechanisme voor het opduwen van op elkaar aansluitende houders. 1 0? 1 A 7 ö
15. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 6,12 -14, met het kenmerk, dat een buiten de doorvoerruimte gelegen deel van het transporttraject van het circulatiesysteem wordt gevormd door een transportketting.
16. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 6,12 -15, met het kenmerk, dat het circulatiesysteem is voorzien van een transporttraject waarin de transportbaan vertakt tot ten minste twee parallel verlopende haandelen.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de parallel verlopende 10 haandelen bewerkingsstations bevatten.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de bewerkingsstations laadstations zijn voor het in de houders brengen van de te verdoven slachtdieren.
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de bewerkingsstations ontlaadstations zijn voor het uit de houders nemen van de te verdoofde slachtdieren.
20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 20 transporttraject is voorzien van een buffer voor het bufferen van houders.
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorvoerruimte voor het bevatten van verdovingsgas is voorzien van scheidingsmiddelen voor het creëren van in transportrichting van het circulatiesysteem 25 opvolgende segmenten waar uiteenlopende gascondities worden gerealiseerd.
22. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houders losneembaar zijn van het circulatiesysteem. 1 0 2 1 b / ü
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1021379A NL1021379C1 (nl) | 2002-03-04 | 2002-09-02 | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. |
Applications Claiming Priority (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1020106A NL1020106C2 (nl) | 2002-03-04 | 2002-03-04 | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. |
NL1020106 | 2002-03-04 | ||
NL1020915 | 2002-06-21 | ||
NL1020915A NL1020915C1 (nl) | 2002-03-04 | 2002-06-21 | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. |
NL1021379A NL1021379C1 (nl) | 2002-03-04 | 2002-09-02 | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. |
NL1021379 | 2002-09-02 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1021379C1 true NL1021379C1 (nl) | 2003-09-05 |
Family
ID=29255129
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1021379A NL1021379C1 (nl) | 2002-03-04 | 2002-09-02 | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1021379C1 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2024033573A1 (en) * | 2022-08-11 | 2024-02-15 | Honkajoki Oy | Killing apparatus and a method for killing livestock |
WO2024158281A1 (en) * | 2023-01-27 | 2024-08-02 | Marel Red Meat B.V. | Method of stunning pigs using gas and slaughterhouse for slaughtering pigs |
-
2002
- 2002-09-02 NL NL1021379A patent/NL1021379C1/nl not_active IP Right Cessation
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2024033573A1 (en) * | 2022-08-11 | 2024-02-15 | Honkajoki Oy | Killing apparatus and a method for killing livestock |
WO2024158281A1 (en) * | 2023-01-27 | 2024-08-02 | Marel Red Meat B.V. | Method of stunning pigs using gas and slaughterhouse for slaughtering pigs |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
ES2971796T3 (es) | Dispositivo y procedimiento para cortar en lonchas productos alimenticios | |
US8490774B2 (en) | Loading station for transport bags transported in an overhead conveyor system | |
KR102155617B1 (ko) | 물품 수납 설비 | |
EP1806054B1 (en) | Method and conveyor assembly for unloading birds from a compartment for holding birds | |
KR100641909B1 (ko) | 검체 반송 시스템 | |
US4875416A (en) | Endless path storage carousel with selective discharge | |
DK3130552T3 (en) | HYBRID ARTICLE TRANSPORT SYSTEM | |
NL2005893C2 (nl) | Systeem en werkwijze voor het bufferen van bagagestukken. | |
US7210889B2 (en) | Circulating storage system | |
US20060035575A1 (en) | Method and apparatus for loading and/or unloading a storage unit | |
NL1029421C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het transporteren van langwerpige voedselproducten. | |
US11937610B2 (en) | System and method for operating a poultry stunning facility | |
US3476089A (en) | Poultry loading device | |
NL1021379C1 (nl) | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. | |
CA2458324A1 (en) | Bulk loader for conveying articles | |
CN109878790A (zh) | 一种全自动化食品包装设备 | |
NL1020915C1 (nl) | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. | |
US8109380B2 (en) | Intermediate storage for bulk goods | |
EP1331169B1 (en) | Carton filling apparatus | |
US11034522B2 (en) | Stick delivering apparatus and support arm device therefor | |
RU2767788C1 (ru) | Способ для подвешивания птицы или её частей на подвесной конвейер, система и устройство | |
EP0956766B1 (en) | Method and apparatus for unloading crates from a container onto a transfer conveyor | |
NL1020106C2 (nl) | Inrichting voor het verdoven van slachtdieren, in het bijzonder varkens. | |
US20070271875A1 (en) | Accumulating Refrigeration Apparatus | |
US11760521B2 (en) | Method and device for filling a container with products |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070401 |