NL1021354C2

NL1021354C2 - Trekinrichting en trekelement.

Info

Publication number: NL1021354C2
Application number: NL1021354A
Authority: NL
Inventors: Marc Hendriks
Original assignee: Prolyte Vastgoed B V
Priority date: 2002-08-29
Filing date: 2002-08-29
Publication date: 2004-03-02
Also published as: EP1536869A1; AU2003256165A1; DE60322229D1; ATE401113T1; EP1536869B1; WO2004020062A1

Description

1 «

Trekinrichting en trekelement.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een trekinrichting omvattende hijsmiddelen voor het innemen en vieren van ten minste één lijnengroep met aan een vrij uiteinde ten minste één langgerekt trekelement, welk trekelement is ingericht om 5 daaraan ten minste één podiumattribuut te ontvangen, alsmede op een trekelement voor toepassing daarin.

Vrijwel alle theaters en andere podia zijn uitgerust met een dergelijke trekinrichting die daarbij gewoonlijk een grote aantallen trekelementen, kortweg aangeduid als trekken, omvat om decordoeken en andere podiumattributen te ontvangen en gedurende een 10 voorstelling al of niet te worden verwisselen. Voor wat betreft dergelijke podiumattributen gaat het daarbij bijvoorbeeld naast decors en andere decorstukken bijvoorbeeld ook om lichtspots, luidsprekers en andere zaken van meer technische aard om een voorstelling meer luister bij te zetten.

De Europese octrooiaanvrage EP 671.195 geeft een voorbeeld van een dergelijke 15 trekinrichting die wordt toegepast voor het neerlaten en ophalen van een decor of soortgelijke last. De hijsmiddelen omvatten een aantal lijnen dat gelijktijdig wordt bediend met behulp van een daartoe voorziene motor en aldus een lijnengroep vormt. Het begrip lijnen dient daarbij ruim te worden opgevat en kan bijvoorbeeld naast touwen en kabels bijvoorbeeld ook, zoals bij deze bekende inrichting, kettingen 20 omvatten, al naar gelang de beoogde hijslast. De lijnengroep is aan het vrije uiteinde op regelmatige afstanden bevestigd aan een trekelement in de vorm van een langgerekte stang of een gesloten samenstel waaraan op zijn beurt het decor of dergelijke kan worden verbonden.

In theaters worden de verticale kabels, waaraan het te hijsen podiumattribuut is 25 opgehangen, gewoonlijk op een zogenaamde rollenzolder naar een zijkant van het podium geleid. Hier worden de kabels per lijnengroep samengebracht en bevestigd aan een verticaal bewegend mechanisme dat veelal handmatig wordt bediend. Een aantal van dergelijke constructies op een rij wordt gewoonlijk aangeduid als een trekkenwand. In een vlucht naar steeds omvangrijkere en spectaculairdere voorstellingen neemt ook 1021354

• I

-2- » . ; het aantal attributen en decors dat tijdens een voorstelling dient te worden gewisseld toe.

Het verwisselen dient daarbij niet zelden plaats te vinden terwijl de voorstelling loopt, zodat daarvoor vaak niet veel tijd zal zijn gegund. In toenemende mate wordt daarom de toevlucht gezocht in een gemotoriseerde bediening van de trekkenwand, waarmee in 5 korte tijd decors kunnen worden opgehaald en neergelaten. De snelheid waarmee één en ander dient plaats te vinden en met name de daardoor opgeworpen versnellingen en vertragingen in de hijsinrichting, leidt tot bijzonder grote belastingen op met name het trekelement dat het podiumattribuut draagt maar gewoonlijk niet op het weerstaan van dergelijke krachten is ontworpen.

10 Met de onderhavige uitvinding wordt onder meer beoogd in een trekinrichting van de in de aanhef genoemde soort te voorzien met een trekelement dat met behoud van functionaliteit in staat is een dergelijke, als gevolg van een gemotoriseerde aandrijving, verhoogde dynamische belasting te weerstaan.

Om het beoogde doel te bereiken heeft een trekinrichting van de in de aanhef genoemde 15 soort volgens de uitvinding als kenmerk dat het trekelement een profielensamenstel omvat van tenminste twee langgerekte en onderling in hoofdzaak evenwijdige profielen die door ten minste één star tussenlichaam onderling zijn verbonden, waarbij een eerste van beide profielen aan de lijnengroep is gekoppeld en een tweede van beide profielen is ingericht om daaraan het ten minste ene podiumattribuut te ontvangen, en dat de 20 profielen aan hun uiteinde zijn ingericht voor koppeling aan een overeenkomstig profiel van een verder profielensamenstel. Door aldus uit te gaan van een samenstel van ten minste twee profielen die onderling zijn gekoppeld kunnen de eisen waaraan het trekelement dient te voldoen over de onderscheidenlijke profielen worden verdeeld. Het eerste profiel is daarbij afgestemd op de gewenste dynamisch belasting die het 25 trekelement dient te kunnen weerstaan, terwijl het tweede profiel de hangfunctie vervult en is afgestemd op het gemakkelijk kunnen koppelen van decors en andere podiumattributen. Doordat de profielen aan hun uiteinde zijn ingericht voor koppeling aan een overeenkomstig profiel van een verder profielensamenstel kan uitgaande van 1021354 -3- één of meer standaard lengtematen het trekelement worden uitgebouwd tot iedere gewenste lengte.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de trekinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het eerste profiel een in hoofdzaak rechthoekige en het tweede profiel een in 5 hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede heeft. Het tweede profiel is hierbij met een ronde doorsnede afgestemd op algemeen toegepaste bevestigingshaken en klemmen waarmee podiumattributen zoals spots en luidsprekers veelal zijn uitgerust en om het trekelement grijpen. Aldus blijft de bestaande functionaliteit van een conventioneel trekelement behouden. Het eerste profiel heeft daarentegen een rechthoekige doorsnede om een 10 grotere buigsterkte te bieden en is daardoor toegesneden op het weerstaan van grote dynamische lasten bij het snel afremmen en versnellen van het geheel.

In een bijzondere uitvoeringsvorm heeft de trekinrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat het ten minste ene tussenlichaam een aantal afzonderlijke tussenorganen omvat. Door aldus uit te gaan van afzonderlijk stangen in plaats van een doorlopende 15 verbinding wordt met behoud van sterkte een bijzonder luchtig geheel bereikt dat behalve vanuit esthetisch oogpunt ook qua gewichtbesparing voordelen biedt.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de trekinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het eerste profiel aan een van het tweede profiel afgewende zijde een geleidingsleuf omvat om daarin ten minste één bevestigingsorgaan voor een treklijn 20 uit de lijnengroep gangbaar te ontvangen. Door aldus uit te gaan van een geleidingssleuf om daarin het bevestigingsorgaan van een lijn te ontvangen, kan het trekelement in een standaarduitvoering worden vervaardigd en toegepast, zonder rekening te hoeven houden met de specifieke posities en aantallen van de lijnen in een concrete theateropstelling. De bevestigingsorganen van de lijnen worden eenvoudig in de sleuf en 25 vervolgens naar de gewenste positie geleid.

Niet zelden worden decordoeken aan het trekelement gestrikt of anderszins geknoopt, hetgeen veel handwerk vergt. Om dit te vermijden heeft een verdere 1021354 -4- voorkeursuitvoeringsvonn van de trekinrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat het tweede profiel aan een van het eerste profiel afgewende zijde een geleidingsleuf omvat om daarin ten minste één bevestigingsorgaan van een decordoek gangbaar te ontvangen. Als bevestigingsorganen aan het decordoek worden daarbij bijvoorbeeld 5 conventionele gordijn ruiters of andere geleiders toegepast opdat het decordoek uiteindelijk als een gordijn in de sleuf van het tweede profiel kan worden gereden of geschoven.

Voor een gemakkelijke montage is een verdere uitvoeringsvorm van de trekinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat beide profielen van het samenstel aan naar 10 elkaar gerichte zijden zijn voorzien van een verdieping waarin een uiteinde van een tussenlichaam is opgenomen en bevestigd. Losse tussenorganen kunnen aldus op de gewenste posities in de profielen worden gestoken en aldaar worden bevestigd. Voor de bevestiging kan bijvoorbeeld worden uitgegaan van een bajonetsluiting of schroefdraadverbinding zodat laswerk achterwege kan blijven en het geheel eventueel 15 ook weer demontabel is. Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de trekinrichting volgens de uitvinding heeft daarbij als kenmerk dat de verdieping in althans één van beide profielen een langssleuf omvat. In een dergelijke sleuf kan bijvoorbeeld een passende moer worden geschoven om te bestemder plaatse zich te verenigen met een daartoe aan het uiteinde van het tussenlichaam voorziene buitendraad. Aldus kan het 20 tussenlichaam op de gewenste locatie in het profiel worden vast geschroefd. De binnenwanden van de sleuf vermijden een meedraaien van de moer. Door tegengesteld draaiende schroefdraadverbindingen in beide profielen toe te passen kan aldus gelijktijdig met beide profielen een verbinding worden gemaakt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een trekelement voor toepassing in de 25 trekinrichting volgens de uitvinding en zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en een bijbehorende tekening, die in: figuur 1 een perspectivische weergave van een deel van een uitvoeringsvorm van trekinrichting met een trekelement volgens de uitvinding toont.

102135# -5-

De figuur is overigens schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen terwille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuur zoveel mogelijk met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

5 In figuur 1 is een deel van een uitvoeringsvorm van een trekinrichting conform de uitvinding weergegeven. De trekinrichting omvat hier niet nader getoonde, gewoonlijk gemotoriseerde hijsmiddelen waarmee een groep van één of meer lijnen 5 kan worden ingehaald of juist gevierd. Aan een uiteinde van de lijnen 5 is een trekelement 10 bevestigd waaraan een decor of één of meer andere podiumattributen kunnen worden 10 bevestigd. Deze podiumattributen kunnen aldus met het trekelement worden opgehaald of neergelaten en tijdens een voorstelling eventueel onderling worden verwisseld. Een professioneel theater heeft gewoonlijk vele van dergelijke trekelementen achter elkaar om te voorzien in de immer stijgende behoefte tijdens voorstelling veel decors te kunnen wisselen en bovendien een groot aantal spots, luidsprekers en andere zaken van 15 meer technische aard te kunnen opstellen.

Conform de uitvinding omvat het trekelement 10 een profiel samenstel van ten minste twee langgerekte en in hoofdzaak onderling evenwijdige profielen 11,12 die door ten minste één star tussenlichaam 13 onderling zijn verbonden. Een eerste van beide profielen 11 heeft daarbij een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede en is daarmee 20 ontworpen om een dynamische belasting, die tijdens het snel laten dalen en ophijsen van het trekelement daarop wordt uitgeoefend, te kunnen weerstaan. Een tweede van beide profielen 12 heeft daarentegen een in hoofdzaak ronde doorsnede om aan te sluiten bij gangbare koppelingen voor lichtspots en luidsprekers die gewoonlijk met een ronde haak of klem om het trekelement grijpen.

25 Het eerste profiel 11 is aan zijn van het tweede profiel 12 afgewende zijde voorzien van een geleidingssleuf 14 om daarin een aantal bevestigingsorganen 15 gangbaar te ontvangen. Deze bevestigingsorganen 15 worden in de geleidingssleuf 14 naar de 1021354 -6- gewenste positie geschoven om daar aan een lijn 5 van de lijnen groep te worden gekoppeld. Desgewenst worden de bevestigingsórganen in deze positie gefixeerd.

Ook het tweede profiel 12 is uitgerust met een geleidingssleuf 16 aan zijn van het eerste profiel 11 afgewende zijde. In deze sleuf 16 kunnen daartoe aan een decordoek 5 voorziene bevestigingsórganen, zoals bijvoorbeeld gordijnruiters, gangbaar worden ontvangen, zodat een daarvan voorzien decor als een gordijn in het trekelement kan worden geschoven.

In dit voorbeeld zijn beide profielen in de naar elkaar toe gerichte zijden voorzien van een verdieping om daarin een uiteinde van een tussenlichaam 13 te ontvangen dat daarin 10 wordt vastgezet ten behoeve van de gewenste onderlinge verbinding van beide profielen 11,12. De verdieping is in dit voorbeeld in beide profielen 11,12 uitgevoerd als een doorgaande geleidingssleuf 17,18. Hierin glijden moeren die naar de gewenste locaties worden geleid, alwaar de tussen lichamen daarin worden vastgedraaid. De tussenlichamen zijn daartoe aan hun uiteinde voorzien van een passende buitendraad, 15 die aan weerszijden tegengesteld draaiend is uitgevoerd. De draadeinden klemmen zich uiteindelijk tegen een bodem van de sleuf 17,18 om zich aldus in deze positie te fixeren.

In de praktijk kan een trekelement een lengte hebben van de orde van 15-25 meter al naar gelang de concrete toneelbreedte in het theater of breedte van een ander podium. Een dergelijk overspanning wordt conform de uitvinding gerealiseerd door een aantal 20 profïelsamenstellen van één of meer standaardlengten onderling tot de gewenste lengte te koppelen. Hiertoe zijn de trekelementen conform de uitvinding aan hun uiteinde ingericht om een dergelijke koppeling mogelijk te maken. In dit voorbeeld is het eerste profiel 11 hol uitgevoerd om daarin een niet nader getoond complementair gevormd verbindingsstuk passen te ontvangen. Dit verbindingsstuk steekt uiteindelijk in beide te 25 verbinden trekelementen en wordt daarin vastgezet. In plaats van losse verbindingsstukken kan ook worden uitgegaan van trekelementen die aan een van beide uiteinden zijn verwijd om daarin een tegenoverliggend uiteinde van een verder trekelement passend te ontvangen.

1021354 -7-

Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter een enkel uitvoeringsvoorbeeld nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn voor een vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk zonder van hem te vergen buiten het kader van de uitvinding te treden.

1021354

Claims

1. Trekinrichting omvattende hijsmiddelen voor het innemen en vieren van ten minste één lijnengroep met aan een vrij uiteinde ten minste één langgerekt trekelement, welk trekelement is ingericht om daaraan ten minste één podiumattribuut te ontvangen, 5 met het kenmerk dat het trekelement een profielensamenstel omvat van tenminste twee langgerekte en onderling in hoofdzaak evenwijdige profielen die door ten minste één star tussenlichaam onderling zijn verbonden, waarbij een eerste van beide profielen aan de lijnengroep is gekoppeld en een tweede van beide profielen is ingericht om daaraan het ten minste ene podiumattribuut te ontvangen, en dat de profielen aan hun uiteinde 10 zijn ingericht voor koppeling aan een overeenkomstig profiel van een verder profielensamenstel.

2. Trekinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het eerste profiel een in hoofdzaak rechthoekige en het tweede profiel een in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede heeft

3. Trekinrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat het ten minste ene tussenlichaam een aantal afzonderlijke tussenorganen omvat.

4. Trekinrichting volgens een of meer der voorafgaande conclusies met het kenmerk dat het eerste profiel aan een van het tweede profiel afgewende zijde een geleidingsleuf omvat om daarin ten minste één bevestigingsorgaan vooreen treklijn uit 20 de lijnengroep gangbaar te ontvangen.

5. Trekinrichting volgens een of meer der voorafgaande conclusies met het kenmerk dat het tweede profiel aan een van het eerste profiel afgewende zijde een geleidingsleuf omvat om daarin ten minste één bevestigingsorgaan van een decordoek gangbaar te ontvangen. 1021354 -9-

6 Trekinrichting volgens een of meer der voorafgaande conclusies met het kenmerk dat beide profielen van het samenstel aan naar elkaar gerichte zijden zijn voorzien van een verdieping waarin een uiteinde van een tussenlichaam is opgenomen en bevestigd.

5. Trekinrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de verdieping in althans één van beide profielen een langssleuf omvat.

8. Trekinrichting volgens een of meer der voorafgaande conclusies met het kenmerk dat het trekelement een aantal stellen van eerste en tweede profielen omvat die in een langrichting aan elkaar zijn gekoppeld.

10. Trekelement voor toepassing in de trekinrichting volgend een of meer der voorafgaande conclusies. 1021354