NL1021180C2

NL1021180C2 - Growing cut flowers.

Info

Publication number: NL1021180C2
Application number: NL1021180A
Authority: NL
Inventors: Johannes Petrus Jozef Van Os
Original assignee: Johannes Petrus Jozef Van Os
Priority date: 2001-12-13
Filing date: 2002-07-30
Publication date: 2003-06-17
Also published as: EP1453373A2; WO2003059041A2; AU2002354391A1; WO2003059041A3; AU2002354391A8

Description

55

Korte aanduiding: Kweken van snijbloemen.Short description: Growing cut flowers.

De uitvinding heeft betrekking op een wortelhouder voor het opnemen van wortels van een plant met omhoog staande plantendelen en afgebogen plantendelen, welke wortelhouder in hoofdzaak kokervormig 10 is uitgevoerd en tijdens gebruik rechtop staat, waarbij de wortelhouder aan een onderste einde een bodem heeft en een open bovenste einde heeft waaruit tijdens gebruik de omhoog staande en afgebogen plantendelen van de plant steken.The invention relates to a root holder for receiving roots from a plant with raised plant parts and bent plant parts, which root holder is substantially tubular in shape and stands upright during use, the root holder having a bottom at an lower end and an open has an upper end from which the raised and bent plant parts of the plant protrude during use.

Het is bekend om bij het kweken van rozen de rozenplanten in 15 een bed in een geschikt substraat of grond te kweken. De rozenplanten hebben rechtopstaande plantendelen hebben waarvan geoogst kan worden en afhangende plantendelen met bladeren die noodzakelijk zijn voor een continue groei van de plant. De afgebogen plantendelen bevinden zich hierbij op of net boven het bed. De zich op of net boven het bed 20 bevindende afgebogen plantendelen hebben als nadeel dat ze door een gebrek aan ventilatie net boven het bed relatief veel last hebben van bladval wat nadelig is voor de groei en de sterkte van de plant.It is known to grow rose plants in a bed in a suitable substrate or soil when growing roses. The rose plants have upright plant parts that can be harvested and hanging plant parts with leaves that are necessary for the continuous growth of the plant. The bent plant parts are hereby located on or just above the bed. The bent-off plant parts located on or just above the bed 20 have the disadvantage that due to a lack of ventilation just above the bed, they suffer relatively much from leaf fall, which is detrimental to the growth and the strength of the plant.

Ook is het bekend een verhoogd bed toe te passen, waarbij de afgebogen plantendelen langs het bed omlaag kunnen hangen zodat ze de 25 grond niet raken. Hierbij hebben de afgebogen plantendelen minder last van bladval door een betere ventilatie langs de bladeren.It is also known to use a raised bed, wherein the bent-off plant parts can hang down along the bed so that they do not touch the ground. The bent parts of the plants hereby suffer less from leaf fall due to better ventilation along the leaves.

Verder is het bekend om rozenplanten in wortelhouders, bijvoorbeeld emmervormige potten, gevuld met grond of substraat te kweken die op een verhoogde constructie zoals een verhoogde goot of 30 rek zijn geplaatst. Doordat de wortelhouders hoog zijn geplaatst kunnen de afgebogen plantendelen naar beneden hangen zonder de grond te raken. Ook hierbij hebben de afgebogen plantendelen minder last van bladval door betere ventilatie langs de bladeren.Furthermore, it is known to grow rose plants in root containers, for example bucket-shaped pots, filled with soil or substrate, which are placed on an elevated construction such as an elevated gutter or rack. Because the root holders are placed high, the bent plant parts can hang down without touching the ground. Here too, the bent parts of the plants suffer less from leaf fall due to better ventilation along the leaves.

Uit WO 97/30577 is verder een wortelhouder bekend met name 35 bedoeld voor het kweken van planten, in het bijzonder snijbloemen. De bekende wortelhouder omvat een buisvormig element waarin grond of een substraat wordt opgenomen. In de grond of het substraat kunnen de wortels van een plant groeien. De afhangende plantendelen hangen over de hele omtrek van de bovenrand van het buisvormige element. Aldus ' 'if - 2 - kunnen de afhangende plantendelen over de hele omtrek vrij langs de buitenzijde van het buisvormige element hangen. Deze bekende wortelhouder moet een hoogte bezitten die ten minste gelijk is aan de lengte van de afgebogen plantendelen om ervoor te zorgen dat de 5 afgebogen plantendelen de grond niet raken. Door de grote hoogte heeft deze bekende wortelhouder een groot inwendig volume, waardoor veel substraat of grond benodigd is. Verder is de bekende wortelhouder door zijn grootte moeilijk transporteerbaar. Verder is het in een kwekerij noodzakelijk dat de buisvormige elementen op een 10 zekere afstand van elkaar gehouden worden om ruimte ertussen te houden voor de afhangende plantendelen. De afhangende plantendelen kunnen eventueel hinder veroorzaken bij het oogsten van rechtopstaande plantendelen.WO 97/30577 further discloses a root container intended in particular for growing plants, in particular cut flowers. The known root holder comprises a tubular element in which soil or a substrate is received. The roots of a plant can grow in the soil or substrate. The hanging plant parts hang over the entire circumference of the upper edge of the tubular element. Thus - if - 2 - the hanging plant parts can hang freely along the outside of the tubular element over the entire circumference. This known root holder must have a height that is at least equal to the length of the bent plant parts in order to ensure that the bent plant parts do not touch the ground. Due to the great height, this known root holder has a large internal volume, so that much substrate or soil is required. Furthermore, the known root holder is difficult to transport due to its size. Furthermore, in a nursery, it is necessary that the tubular elements are kept at a certain distance from each other in order to keep space between them for the hanging plant parts. The depending plant parts can possibly cause nuisance when harvesting upright plant parts.

Een doel van de uitvinding is een alternatieve wortelhouder te 15 verschaffen.An object of the invention is to provide an alternative root holder.

Dit doel wordt bereikt door een wortelhouder van het in de aanhef' van conclusie 1 genoemde type, waarbij aan de buitenzijde van de wortelhouder vasthoudmiddelen aanwezig zijn voor het langs de wortelhouder vasthouden van afgebogen plantendelen. De kweker zorgt 20 ervoor dat de afgebogen plantendelen middels de vasthoudmiddelen langs de wortelhouder worden vastgehouden en geen hinder veroorzaken.This object is achieved by a root holder of the type mentioned in the preamble of claim 1, wherein holding means are present on the outside of the root holder for holding bent plant parts along the root holder. The grower ensures that the bent-off plant parts are held along the root holder by means of the holding means and do not cause any hindrance.

Bij voorkeur zijn de vasthoudmiddelen zodanig opgesteld dat de afgebogen plantendelen op afstand van de wortelhouder worden gehouden. Door deze maatregel worden de plantendelen wel langs de 25 buitenzijde van de wortelhouder vastgehouden, maar toch op enige afstand van de buitenzijde van de wortelhouder gehouden. Doordat de afhangende plantendelen niet tegen de buitenzijde van de wortelhouder aanliggen is ventilatie tussen de wortelhouder en de afhangende plantendelen mogelijk. Hierdoor wordt een voldoende grote toevoer aan 30 de plant van voedingsstoffen via de lucht gewaarborgd. Bovendien voorkomt de ventilatie dat bladval kan optreden, waardoor de productie en sterkte van de plant afneemt.The retaining means are preferably arranged such that the bent-off plant parts are kept at a distance from the root holder. As a result of this measure, the plant parts are retained along the outside of the root holder, but are nevertheless kept at some distance from the outside of the root holder. Because the hanging plant parts do not rest against the outside of the root holder, ventilation between the root holder and the hanging plant parts is possible. This ensures a sufficiently large supply of nutrients to the plant via the air. In addition, the ventilation prevents leaf fall, which reduces the production and strength of the plant.

In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de wortelhouder een wanddeel dat zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de bodem 35 uitstrekt en ten minste een schuin wanddeel dat zich zodanig schuin ten opzichte van de bodem uitstrekt, dat de omtrek van de wortelhouder bij het bovenste einde kleiner is dan de omtrek bij het onderste einde, waarbij de vasthoudmiddelen bij het schuine wanddeel - 3 - zijn aangebracht. Deze uitvoeringsvorm is bijzonder voordelig omdat de afhangende plantendelen langs het schuine wanddeel worden vastgehouden, terwijl de rest van de buitenzijde van de wortelhouder vrij is van afhangende plantendelen. Dit maakt het mogelijk 5 wortelhouders met de zijden die vrij zijn van afhangende plantendelen zeer dicht op elkaar of zelfs tegen elkaar te plaatsen. Bovendien is het mogelijk om de wortelhouder met het schuine wanddeel en de daarlangs vastgehouden afgebogen plantendelen naar het licht te richten. Dit is een voordeel t.o.v. de uit de stand van de techniek 10 bekende wortelhouder omdat bij de bekende wortelhouder de afgebogen plantendelen over de hele omtrek langs het buisvormige element hangen en dus altijd een gedeelte daarvan zich in de schaduw bevindt.In a preferred embodiment the root holder has a wall part that extends substantially perpendicular to the bottom and at least one slanted wall part that extends obliquely to the bottom such that the circumference of the root holder at the upper end is smaller than the circumference at the lower end, wherein the retaining means are arranged at the sloping wall part - 3. This embodiment is particularly advantageous because the hanging plant parts are held along the oblique wall part, while the rest of the outside of the root holder is free of hanging plant parts. This makes it possible to place root holders with the sides that are free of hanging plant parts very close together or even against each other. Moreover, it is possible to direct the root holder with the oblique wall part and the bent-off plant parts held along it towards the light. This is an advantage over the root holder known from the prior art because in the known root holder the bent-off plant parts hang along the tubular element over the entire circumference and therefore a part thereof is always in the shade.

De hierboven beschreven wortelhouder volgens de uitvinding kan met voordeel worden toegepast bij een werkwijze die een tweede aspect 15 van de uitvinding vormt. Het tweede aspect van de uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het kweken van snijbloemen, in het bijzonder voor het kweken van rozen, waarbij elke snijbloemplant in een afzonderlijke wortelhouder wordt geplaatst.The root holder according to the invention described above can advantageously be used in a method which forms a second aspect of the invention. The second aspect of the invention relates to a method for growing cut flowers, in particular for growing roses, wherein each cut flower plant is placed in a separate root container.

Een dergelijke werkwijze is bekend. Tot nu toe is het 20 gebruikelijk om bij het kweken van rozen de rozenplanten in de grond of een geschikt substraat te kweken, al dan niet onder toepassing van een verhoogd bed. De plantdichtheid bedraagt in het algemeen maximaal 10 planten per m2, terwijl recentelijk deze dichtheid is verlaagd tot 6-8 planten per m2 met uitzonderingen naar boven en onder. De ideale 25 plantdichtheid is enerzijds afhankelijk van de plant zelf vanwege onderlinge concurrentie voor de beschikbare ruimte en andere groeifactoren, anderzijds speelt daarbij het werkgemak en het overzicht vanwege de arbeidskosten een rol. Het doel daarbij is om een zo hoog mogelijke productie met een bepaalde kwaliteit tegen zo 30 gering mogelijke (arbeids-)kosten te behalen.Such a method is known. Hitherto, when growing roses, it is customary to grow the rose plants in the soil or a suitable substrate, whether or not using a raised bed. The plant density is generally a maximum of 10 plants per m2, while recently this density has been reduced to 6-8 plants per m2 with exceptions up and down. The ideal plant density depends on the one hand on the plant itself because of mutual competition for the available space and other growth factors, on the other hand the ease of work and the overview due to labor costs play a role. The aim is to achieve the highest possible production with a certain quality at the lowest possible (labor) costs.

Bij de bekende kweekwijze worden de planten vaak in de vorm van een of meerdere rijen van hagen gekweekt. De ontwikkeling van de rozenplanten omvat een uitloopstadium, een groeistadium, een bloeistadium en een oogstrijp stadium. Het oogsten van de rozen wordt 35 uitgevoerd door dagelijks of vaker door de paden langs de kweekbedden te lopen en de oogstrijpe plantendelen af te knippen. Daar de takken van een en dezelfde plant en de planten onderling zich niet in hetzelfde ontwikkelingsstadium bevinden, dienen tijdens het oogsten - 4 - de planten regelmatig geïnspecteerd en de oogstbare delen daarvan geoogst te worden. Na het oogsten worden de geoogste plantendelen, bijvoorbeeld rozentakken, gesorteerd op lengte en kwaliteit en gebundeld in bossen.In the known cultivation method, the plants are often grown in the form of one or more rows of hedges. The development of the rose plants includes an overflow stage, a growing stage, a flowering stage and a harvesting stage. The harvesting of the roses is carried out by walking daily or more often through the paths along the grow beds and cutting off the crop-ripe plant parts. Since the branches of one and the same plant and the plants themselves are not at the same stage of development, the plants must be regularly inspected during harvesting and their harvestable parts harvested. After harvesting, the harvested plant parts, for example rose branches, are sorted by length and quality and bundled in forests.

5 De kosten van de bekende werkwijze kunnen worden verdeeld in ongeveer 40% arbeidskosten, ongeveer 30% energiekosten en 30% overige kosten. De arbeidskosten zijn sterk afhankelijk van de gekweekte plantensoort. Productieverschillen tussen 140 en 600 takken per m2 treden bij rozen soms op. 60% van de bovengenoemde arbeidskosten is 10 gerelateerd aan het oogsten en 20% daarvan aan de daaropvolgende verwerking van de geoogste plantendelen. Het oogsten is derhalve een arbeidsintensief en kostbaar onderdeel van de bekende kweekwerkwijze, waarbij de werkomstandigheden voor het personeel zwaar zijn, voornamelijk door de houding, beheerste temperatuur en relatieve 15 vochtigheid.The costs of the known method can be divided into approximately 40% labor costs, approximately 30% energy costs and 30% other costs. Labor costs are highly dependent on the cultivated plant species. Production differences between 140 and 600 branches per m2 sometimes occur with roses. 60% of the aforementioned labor costs are related to harvesting and 20% to the subsequent processing of the harvested plant parts. Harvesting is therefore a labor-intensive and expensive part of the known cultivation method, in which the working conditions for the staff are heavy, mainly due to the posture, controlled temperature and relative humidity.

Verder kunnen bij de bekende werkwijze, daar alle ontwikkelingsstadia van het kweekproces in hetzelfde kweekbed aanwezig zijn, de groeiomstandigheden, zoals temperatuur, lichtintensiteit en relatieve vochtigheid, niet optimaal voor elk 20 stadium worden ingesteld. Een controle op de productie per plant, bijvoorbeeld het aantal geoogste takken per plant per kweekcyclus, is ondoenlijk. Vervanging van een slecht producerende plant is moeilijk, omdat een nieuwe plant tussen reeds bestaande volwassen planten in de haag moet worden geplaatst. Hierdoor bestaat een aanmerkelijke kans 25 dat de nieuwe plant wordt verstikt door de andere planten. In de praktijk wordt een in de rozenhaag ontstaan gat dan ook niet opgevuld.Furthermore, in the known method, since all stages of development of the culture process are present in the same culture bed, the growth conditions, such as temperature, light intensity and relative humidity, cannot be optimally adjusted for each stage. A check on production per plant, for example the number of harvested branches per plant per growing cycle, is impossible. Replacement of a poorly producing plant is difficult because a new plant must be placed in the hedge between already existing adult plants. As a result, there is a considerable chance that the new plant will be suffocated by the other plants. In practice, a hole created in the rose hedge is therefore not filled.

Het doel van de uitvinding is de arbeidsintensiviteit bij het kweken van snijbloemen te verminderen.The object of the invention is to reduce the labor intensity in the cultivation of cut flowers.

30 Het bovengenoemde doel wordt bereikt door een werkwijze waarbij de wortelhouders met planten afzonderlijk of in groepen langs een beoordelingsstation worden getransporteerd, waar elke plant wordt geobserveerd en waar op grond van een selectiecriterium voor elke plant een handeling wordt geselecteerd waaraan de betreffende plant 35 wordt onderworpen.The above object is achieved by a method in which the root containers with plants are transported separately or in groups past an assessment station, where each plant is observed and where, on the basis of a selection criterion, an operation is selected for each plant to which the plant in question is subjected. .

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt elke plant in een afzonderlijke wortelhouder gekweekt, die bijvoorbeeld met teeltaarde of ander geschikt substraat is gevuld. Het transporteren van de - 5 - planten naar het beoordelingsstation en aldaar het selecteren van een handeling die een plant moet ondergaan zorgt ervoor dat de kweker niet meer zelf langs de hagen met rozen hoeft te lopen om te bepalen welke handeling de afzonderlijke planten moet ondergaan, met als 5 gevolg dat de arbeidsintensiviteit wordt beperkt.In the method according to the invention, each plant is grown in a separate root container, which is filled with, for example, soil or other suitable substrate. Transporting the - 5 - plants to the assessment station and selecting an action that a plant must undergo ensures that the grower no longer has to walk along the hedges with roses to determine which action the individual plants must undergo, with the result that labor intensity is limited.

Bij voorkeur worden de wortelhouders met snijbloemplanten die zich in een oogstrijp stadium bevinden in een oogstsectie geplaatst. Vanuit de oogstsectie worden de wortelhouders langs het beoordelingsstation getransporteerd. Bijvoorbeeld wordt in het 10 beoordelingsstation geselecteerd welke plantendelen direct geoogst kunnen worden op basis van de observatie in het beoordelingsstation, waarna de plantendelen direct, bijvoorbeeld machinaal, geoogst worden.Preferably, the root containers with cut flower plants that are in a harvesting stage are placed in a harvesting section. The root containers are transported from the harvest section to the assessment station. For example, in the assessment station it is selected which plant parts can be harvested directly on the basis of the observation in the assessment station, after which the plant parts are harvested directly, for example by machine.

Bij het beoordelingsstation kan bijvoorbeeld ook op basis van 15 de observatie en een selectiecriterium omvattende een oogsttijdstip van de plantendelen een handeling die op de betreffende plant moet ondergaan geselecteerd worden, d.w.z. dat bijvoorbeeld voor planten die direct oogstbare delen hebben een handeling wordt geselecteerd waarbij deze naar een oogststation worden getransporteerd en daar 20 worden geoogst, terwijl voor planten met delen die later geoogst kunnen worden een handeling wordt geselecteerd waarbij deze naar de oogstsectie terug worden getransporteerd. Omdat de selectie op geautomatiseerde wijze kan plaatsvinden wordt de arbeidsintensiviteit verder verminderd.At the assessment station, for example, based on the observation and a selection criterion comprising a harvesting time of the plant parts, an action that must be undergone on the relevant plant can be selected, that is, for example, for plants having directly harvestable parts, an action is selected whereby a harvesting station can be transported and harvested there, while for plants with parts that can be harvested later, an operation is selected in which they are transported back to the harvesting section. Because the selection can take place in an automated manner, the labor intensity is further reduced.

25 Bij een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden de planten op grond van het selectiecriterium gesorteerd, bijvoorbeeld door planten die delen hebben met een overeenkomend oogsttijdstip bij elkaar in deoogstsectie te plaatsen. Hierdoor is het niet noodzakelijk om alle planten in de oogstsectie 30 bijvoorbeeld elke dag langs een beoordelingsstation of oogststation te laten rouleren. Alleen die planten die op de betreffende dag oogstbare delen hebben worden naar een oogststation getransporteerd. Hierdoor wordt de doelmatigheid bij het oogsten van de rozen of andere snijbloemen vergroot.In a further embodiment of the method according to the invention, the plants are sorted on the basis of the selection criterion, for instance by placing plants that have parts with a corresponding harvesting time together in the harvesting section. As a result, it is not necessary to rotate all plants in the harvesting section 30, for example, every day past an assessment station or harvesting station. Only those plants that have harvestable parts on the day in question are transported to a harvesting station. This increases the efficiency when harvesting the roses or other cut flowers.

35 Verder kan bij het beoordelingsstation een selectie tussen leeg geoogste planten en planten met nog niet oogstrijpe delen worden uitgevoerd, zodat een leeg geoogste plant direct naar een andere sectie dan de oogstsectie wordt getransporteerd ter voorbereiding op - 6 - een nieuwe kweekcyclus, waardoor de tijd tussen opeenvolgende kweekcycli wordt verkort en geen vertraging optreedt. Hierdoor kan het aantal kweekcycli per jaar toenemen vanaf de gebruikelijke 6-7 cycli tot 9 cycli of meer, zodat de productie op jaarbasis stijgt.Furthermore, a selection between empty harvested plants and plants with parts not yet ready for harvest can be carried out at the evaluation station, so that an empty harvested plant is transported directly to a section other than the harvesting section in preparation for a new growing cycle, thereby reducing the time. between successive culture cycles is shortened and no delay occurs. As a result, the number of growing cycles per year can increase from the usual 6-7 cycles to 9 cycles or more, so that production increases on an annual basis.

5 Met voordeel worden de wortelhouders met planten in het uitloopstadium in een uitloopsectie geplaatst, wortelhouders met planten in het groeistadium in een groeisectie geplaatst en wortelhouders met planten in de bloeistadium in een bloeisectie geplaatst. In dit geval kunnen de kweekomstandigheden voor elk 10 ontwikkelingsstadium van de rozenplanten worden geoptimaliseerd, waarbij niet elke sectie hoeft te zijn uitgerust met alle voorzieningen voor elk stadium. De verschillende secties kunnen met elkaar verbonden worden door transportmiddelen. Op deze wijze kan men het kweken van planten verder automatiseren, waardoor een optimale 15 plaatsbenutting wordt bereikt.Advantageously, the root containers with plants at the spout stage are placed in a spout section, root containers with plants at the growth stage placed in a growth section, and root containers with plants at the flowering stage placed in a flowering section. In this case, the culture conditions can be optimized for each stage of development of the rose plants, wherein not every section need be equipped with all facilities for every stage. The different sections can be connected to each other by means of transport. In this way the cultivation of plants can be further automated, whereby optimum use of space is achieved.

Deze plaatsbenutting kan verder worden verhoogd doordat men de onderlinge afstand tussen de planten tijdens de opeenvolgende stadia van de kweekcyclus verandert. In het algemeen heeft een rozenplant tijdens het groeistadium meer ruimte nodig dan in het uitloopstadium, 20 en bloeistadium en oogstrijp stadium.This use of space can be further increased by changing the mutual distance between the plants during the successive stages of the growing cycle. In general, a rose plant needs more space during the growing stage than in the outflow stage, and flowering stage and harvesting stage.

Verder is met voordeel voor elke wortelhouder met plant een identificatiemiddel voorzien, en wordt bijvoorbeeld bij het beoordelingsstation telkens het aantal geoogste of te oogsten plantendelen per plant bepaald en geregistreerd. Deze registratie van 25 de productie per plant maakt het mogelijk om de productie te optimaliseren en productieverschiHen te nivelleren. Bij voorkeur worden de planten met onvoldoende productie verwijderd, en worden nieuwe planten ter vervanging daarvan in de naar de uitloopsectie gestuurde reeks planten ingevoegd, zodat het aantal planten hetzelfde 30 blijft. Omdat deze planten in hetzelfde stadium verkeren en elkaar niet beconcurreren, bestaat er nauwelijks of geen gevaar dat nieuwe planten niet zullen aanslaan. Als gevolg van de hierboven beschreven registratie van de productie per plant kan deze productie gemakkelijk per kweekcyclus worden bewaakt, waardoor een snel inzicht in de 35 productie van een plant wordt verkregen. Bij de tot nu toe toegepaste kweekwerkwijze kon men slechts aan de hand van de totale jaarproductie een beeld krijgen over de gemiddelde productie van alle V_. w - 7 - planten tezamen, en indien nodig stappen ondernemen om deze productie te vergroten.Furthermore, an identification means is advantageously provided for each root holder with a plant, and, for example, the number of harvested or harvested plant parts per plant is determined and recorded at the assessment station. This registration of the production per plant makes it possible to optimize production and to level production differences. Preferably, the plants with insufficient production are removed, and new plants are replaced to replace them in the series of plants sent to the spout section, so that the number of plants remains the same. Because these plants are at the same stage and do not compete with each other, there is little or no risk that new plants will not catch on. As a result of the above-described registration of the production per plant, this production can easily be monitored per cultivation cycle, whereby a quick insight into the production of a plant is obtained. With the breeding method used up to now, it was only possible to get a picture of the average production of all V_ on the basis of the total annual production. w - 7 - plants together, and if necessary take steps to increase this production.

De hierboven beschreven uitvoering van de kweekcyclus in gescheiden secties maakt het ook mogelijk om de omstandigheden voor 5 de verschillende ontwikkelingsstadia van de rozenplanten te optimaliseren, waardoor onderlinge ontwikkelingsverschillen tussen planten in hetzelfde stadium verder worden genivelleerd, hetgeen de totale doelmatigheid van de werkwijze volgens de uitvinding ten goede komt. Zo kan men bijvoorbeeld tijdens het uitloopstadium een hoge 10 vochtigheid en hoge temperatuur, alsmede lage lichtintensiteit in de sectie instellen, terwijl voor het daarop volgende groeistadium in de groeisectie een hogere lichtintensiteit en een enigszins lagere temperatuur wordt aangehouden. Ook de voeding in de verschillende stadia kan optimaal worden ingesteld.The above-described implementation of the cultivation cycle in separate sections also makes it possible to optimize the conditions for the different development stages of the rose plants, whereby further developmental differences between plants at the same stage are further leveled, which reduces the overall efficiency of the method according to the invention. benefit. For example, a high humidity and high temperature, as well as low light intensity in the section can be set during the run-out stage, while a higher light intensity and a somewhat lower temperature is maintained for the subsequent growth stage in the growth section. The power supply at the various stages can also be adjusted optimally.

15 Een ander voordeel van het kweken in gescheiden secties en de mogelijkheid tot optimalisatie van de kweekomstandigheden is, dat het energieverbruik per producteenheid omlaag kan worden gebracht, hetgeen een economisch voordeel geeft.Another advantage of growing in separate sections and the possibility of optimizing the culture conditions is that the energy consumption per product unit can be reduced, which gives an economic advantage.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor 20 het kweken van snijbloemen, in het bijzonder voor het kweken van rozen, welke inrichting een afzonderlijke wortelhouder voor elke snijbloemplant omvat, waarbij de inrichting ten minste een beoordelingsstation voor het beoordelen van elke plant omvat, en waarbij de inrichting is voorzien van transportmiddelen voor het ten 25 opzichte van elkaar transporteren van de wortelhouders en het beoordelingsstation.The invention also relates to a device for growing cut flowers, in particular for growing roses, which device comprises a separate root container for each cut flower plant, the device comprising at least one assessment station for assessing each plant, and wherein the device is provided with transport means for transporting the root holders and the assessment station relative to each other.

De inrichting omvat bij voorkeur een oogstsectie voor het opnemen van wortelhouders met planten in het oogstrijpe stadium, waarbij de transportmiddelen ten minste een traject tussen het 30 beoordelingsstation en de oogstsectie vormen. Hierdoor is het mogelijk planten die in het oogstrijpe stadium verkeren naar het beoordelingsstation te transporteren zodat de oogstbare delen van de planten beoordeeld kunnen worden. Met voordeel kunnen planten die later te oogsten delen hebben naar de oogstsectie terug 35 getransporteerd worden.The device preferably comprises a harvesting section for receiving root containers with plants at the harvesting stage, the transporting means forming at least a path between the evaluation station and the harvesting section. This makes it possible to transport plants that are in the ready-to-harvest stage to the assessment station so that the harvestable parts of the plants can be assessed. Advantageously, plants having parts to be harvested later can be transported back to the harvesting section.

Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen een drager voor de wortelhouders. De afstand tussen de dragers is bij voorkeur variabel, en kan aan de specifieke ruimte-eisen van het gekweekte plantentype - 8 - en aan de ontwikkelingsstadia worden aangepast. De wortelhouder kan bij voorkeur eenvoudig en snel van de drager worden verwijderd. De transportmiddelen omvatten bij voorkeur rangeermiddelen en zijn bij voorkeur met voordeel ook geschikt voor wortelhouders met 5 verschillende afmetingen.The transport means preferably comprise a carrier for the root containers. The distance between the carriers is preferably variable, and can be adapted to the specific space requirements of the cultivated plant type - 8 - and to the developmental stages. The root holder can preferably be easily and quickly removed from the carrier. The transport means preferably comprise shunting means and are preferably advantageously also suitable for root containers with different dimensions.

Dragers die bij de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding kunnen worden toegepast omvatten bijvoorbeeld langwerpige dragers waarin meerdere wortelhouders naast elkaar geplaatst kunnen worden.Carriers that can be used in the method and device according to the invention include, for example, elongated carriers in which a plurality of root holders can be placed side by side.

10 Bij voorkeur is de inrichting voorzien van een sorteerstation, waarmee planten met een door het beoordelingsstation bepaalde gemeenschappelijke eigenschap gesorteerd kunnen worden. Bij een mogelijke uitvoeringsvorm kan dit bijvoorbeeld door wortelhouders met planten, waarvoor bijvoorbeeld met behulp van de eerder beschreven 15 werkwijze hetzelfde oogsttijdstip is bepaald, uit verschillende langwerpige dragers te nemen en deze samen in een andere drager te plaatsen. De dragers gevuld met wortelhouders met planten met een overeenkomend oogsttijdstip kunnen daarna bij elkaar in de oogstsectie geplaatst worden.The device is preferably provided with a sorting station, with which plants with a common property determined by the assessment station can be sorted. In a possible embodiment this is possible, for example, by taking root holders with plants for which, for example, the same harvesting time has been determined using the method described earlier, from different elongated carriers and placing them together in another carrier. The carriers filled with root containers with plants with a corresponding harvesting time can then be placed together in the harvesting section.

20 De transportmiddelen kunnen een gemeenschappelijke aandrijving voor de dragers omvatten, welke gemeenschappelijke aandrijving bijvoorbeeld kettingen omvat die over aangedreven tandwielen worden geleid, waarbij de kettingen zijn voorzien van meenemers voor het meeslepen van de dragers. Andere aandrijvingen omvatten bijvoorbeeld 25 langs de geleiders opgestelde aandrijfriemen of trekstangen, waarmee planten naar het beoordelingsstation, het oogststation of een andere sectie kan worden geleid.The transporting means can comprise a common drive for the carriers, which common drive comprises, for example, chains which are guided over driven sprockets, the chains being provided with carriers for carrying the carriers. Other drives include, for example, drive belts or tie rods arranged along the guides, with which plants can be guided to the evaluation station, the harvesting station or another section.

Bij voorkeur is de onderlinge afstand tussen de dragers instelbaar en kan aan de eisen van een betreffende sectie (en dus 30 ontwikkelingsstadium) worden aangepast.The mutual distance between the carriers is preferably adjustable and can be adapted to the requirements of a relevant section (and thus development stage).

Bij voorkeur is de inrichting voorzien van toevoermiddelen voor het toevoeren van water en voedingsstoffen tijdens transport aan elke drager. Bijvoorbeeld is de inrichting voorzien van op vaste plaatsen opgestelde toevoerpunten die zodanig zijn opgesteld dat een drager 35 tijdens de gehele of ten minste een groot deel van de transporttijd, van water en voedingsstoffen wordt voorzien.The device is preferably provided with supply means for supplying water and nutrients during transport to each carrier. The device is for instance provided with supply points arranged at fixed locations which are arranged such that a carrier is supplied with water and nutrients during the entire or at least a large part of the transport time.

Verder is de inrichting bij voorkeur voorzien van afvoermiddelen zodat circulatie van water door de dragers tijdens - 9 - transport mogelijk is. Hierdoor gaat het eventueel overtollige water dat aan de dragers wordt toegevoerd niet verloren maar kan worden afgevoerd. Hierdoor wordt zuinig met het water omgesprongen.Furthermore, the device is preferably provided with discharge means, so that circulation of water through the carriers during transport is possible. As a result, any excess water that is supplied to the carriers is not lost but can be drained. This means that water is used sparingly.

Teneinde de productie te kunnen bewaken is bij voorkeur elke 5 drager of wortelhouder voorzien van een identificatiemiddel, zoals hierboven reeds ten aanzien van de kweekwerkwijze volgens de uitvinding is toegelicht.In order to be able to monitor production, each carrier or root container is preferably provided with an identification means, as already explained above with regard to the cultivation method according to the invention.

Verder omvat met voordeel het beoordelingsstation waarnemingsmiddelen voor het waarnemen van het identificatiemiddel, 10 welke waarnemingsmiddelen met een computer zijn gekoppeld, waarin de o.a. productie per plant wordt geregistreerd.Furthermore, the evaluation station advantageously comprises observation means for observing the identification means, which observation means are coupled to a computer, in which, among other things, the production per plant is recorded.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een diagram is van een uitvoeringsvorm van de 15 kweekwerkwijze volgens de uitvinding, fig. 2 een diagram toont van een uitvoeringsvorm van een deel van de kweekwerkwijze van fig. 1, fig. 3 een diagram toont van een andere uitvoeringsvorm van de kweekwerkwijze volgens de uitvinding, 20 fig. 4 een uitvoeringsvorm toont van een deel van de inrichting volgens de uitvinding met een daarin toegepaste drager, fig. 5 een dwarsdoorsnede toont van de drager van fig. 4, fig. 6 een vooraanzicht toont van een wortelhouder volgens de uitvinding, 25 fig. 7 een zijaanzicht toont van de wortelhouder van fig. 6, fig. 8 een uitvoeringsvorm toont van vasthoudmiddelen die zich op de wortelhouder volgens de uitvinding kunnen bevinden, fig. 9 een andere uitvoeringsvorm toont van vasthoudmiddelen die zich op de wortelhouder volgens de uitvinding kunnen bevinden, 30 fig. 10 een aanzicht in perspectief toont van een andere uitvoeringsvorm van een wortelhouder volgens de uitvinding, fig. 11 een aanzicht in perspectief toont van een bodemdeel van de wortelhouder van fig. 10, fig. 12 een aanzicht in perspectief toont van een bovendeel van 35 de wortelhouder van fig. 10, fig. 13 een aanzicht in perspectief toont van vasthoudmiddelen van de wortelhouder van fig. 10, - 10 - fig. 14 een zijaanzicht toont van nog een andere uitvoeringsvorm van een wortelhouder volgens de uitvinding, en fig. 15 een zijaanzicht toont van een nog een andere uitvoeringsvorm van een wortelhouder volgens de uitvinding.The invention will be explained below with reference to the drawing, in which: Fig. 1 is a diagram of an embodiment of the cultivation method according to the invention, Fig. 2 shows a diagram of an embodiment of a part of the cultivation method of Figs. 1, fig. 3 shows a diagram of another embodiment of the breeding method according to the invention, fig. 4 shows an embodiment of a part of the device according to the invention with a carrier used therein, fig. 5 shows a cross-section of the carrier of fig. 4, fig. 6 shows a front view of a root holder according to the invention, fig. 7 shows a side view of the root holder of fig. 6, fig. 8 shows an embodiment of retaining means which can be mounted on the root holder according to the invention Fig. 9 shows another embodiment of retaining means which can be located on the root holder according to the invention, Fig. 10 shows a perspective view of another u Fig. 11 shows a perspective view of a bottom part of the root holder of Fig. 10, Fig. 12 shows a perspective view of an upper part of the root holder of Fig. 10, Fig. 13 Fig. 14 shows a perspective view of retaining means of the root container of fig. 10, fig. 14 shows a side view of yet another embodiment of a root container according to the invention, and fig. 15 shows a side view of yet another embodiment of fig. a root container according to the invention.

55

In fig. 1 is schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding weergegeven. Deze kweekwerkwijze omvat een cyclus van ten minste een kweekstadium van de snijbloemplant en een oogstrijp stadium waarin de snijbloemplant 10 oogstrijpe delen heeft die geoogst kunnen worden en wordt bij voorkeur in onderscheiden gebieden van een kas uitgevoerd. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvat de kweekstadium een uitloopstadium, een groeistadium en een bloeistadium.Fig. 1 schematically shows an exemplary embodiment of the method according to the invention. This growing method comprises a cycle of at least one growing stage of the cut flower plant and a ready-to-harvest stage in which the cut flower plant has 10 ready-to-harvest parts that can be harvested and is preferably carried out in different areas of a greenhouse. In the exemplary embodiment shown, the growing stage comprises an overflow stage, a growing stage and a flowering stage.

Verwijzingscijfer 1 duidt een uitloopsectie aan waar de planten die 15 in het uitloopstadium verkeren worden geplaatst. Verwijzingscijfer 2 duidt een groeisectie aan waar de planten die in het groeistadium verkeren worden geplaatst. Verwijzingscijfer 3 duidt een bloeisectie aan waar de planten die in het bloeistadium verkeren worden geplaatst. Verwijzingscijfer 4 duidt een oogstsectie aan waar de 20 planten die in het oogstrijpe stadium verkeren worden geplaatst.Reference numeral 1 designates a spout section where the plants in the spout stage are placed. Reference numeral 2 denotes a growth section where the plants at the growth stage are placed. Reference numeral 3 indicates a flowering section where the plants that are in the flowering stage are placed. Reference numeral 4 denotes a harvesting section where the plants that are in the harvesting stage are placed.

De getoonde werkwijze betreft bijvoorbeeld het kweken van rozen. Bij de werkwijze staat elke rozenplant in een afzonderlijk wortelhouder (niet getoond). Het transport vindt bijvoorbeeld plaats door een of meerdere wortelhouders in een drager te plaatsen welke 25 dan wordt verplaatst.The method shown relates to, for example, the cultivation of roses. In the method, each rose plant is in a separate root container (not shown). The transport takes place for instance by placing one or more root holders in a carrier which is then moved.

Als de uitlopers groot genoeg zijn, worden de planten naar de groeisectie 2 getransporteerd. In dit stadium is het mogelijk om het aantal scheuten, dat verder mag groeien, te beperken door de rest uit te breken. In de groeisectie 2 worden de planten op een mogelijk 30 andere afstand van elkaar geplaatst.If the shoots are large enough, the plants are transported to the growth section 2. At this stage it is possible to limit the number of shoots that may continue to grow by breaking out the rest. In the growth section 2, the plants are placed at a possibly different distance from each other.

Als de scheuten volgroeid zijn en de knop duidelijk is gevormd, worden de rozenplanten naar de bloeisectie 3 getransporteerd, waarbij pluizen uit de oksels kunnen worden weggebroken. In de bloeisectie 3 kan de afstand worden veranderd.When the shoots are fully grown and the bud is clearly formed, the rose plants are transported to the flowering section 3, whereby fluff can be broken away from the armpits. The distance can be changed in the flowering section 3.

35 Als de eerste rozentakken oogstbaar zijn, worden de rozenplanten naar de oogstsectie 4 getransporteerd. De planten worden bijvoorbeeld dagelijks langs een station 15 geleid, waar de oogstrijpe takken worden beoordeeld en geoogst. Zolang er nog - 11 - oogstbare takken op een plant aanwezig zijn, blijft deze tussen de oogstsectie 4 en station 15 rouleren. Zodra de plant leeg is geoogst, gaat deze terug naar de uitloopsectie 1 voor een nieuwe kweekcyclus.When the first rose branches are harvestable, the rose plants are transported to the harvest section 4. For example, the plants are guided daily past a station 15, where the harvest-mature branches are assessed and harvested. As long as there are still 11 harvestable branches on a plant, it continues to rotate between harvesting section 4 and station 15. As soon as the plant has been harvested empty, it returns to the spout section 1 for a new growing cycle.

Voor het transporteren van de planten worden transportmiddelen 5 toegepast. Deze transportmiddelen omvatten een eerste lus 6, die langs alle secties 1-4 en het station 15 gaat, alsmede een tweede lus 7, die alleen langs het station 15 en de oogstsectie 4 gaat. In de schematisch weergegeven uitvoeringsvorm bevatten de eerste lus 6 en de tweede lus 7 een gemeenschappelijk traject vanaf het begin van de 10 oogstsectie 4 tot het station 15, waar dit traject zich in de betreffende lussen 6 en 7 splitst. In de secties 1-4 kunnen de transportmiddelen een aaneengesloten traject vormen. Een andere mogelijkheid bestaat daaruit dat de transportmiddelen binnen een sectie een aantal evenwijdige deeltrajecten vormen, die met een 15 gemeenschappelijk invoer- en afvoertraject zijn verbonden.Transport means 5 are used for transporting the plants. These transporting means comprise a first loop 6, which passes through all sections 1-4 and the station 15, and a second loop 7, which passes only through the station 15 and the harvest section 4. In the schematically illustrated embodiment, the first loop 6 and the second loop 7 comprise a common trajectory from the start of the harvesting section 4 to the station 15, where this trajectory splits into the relevant loops 6 and 7. In the sections 1-4, the transport means can form a continuous path. Another possibility consists in that the conveying means within a section form a number of parallel sub-paths, which are connected to a common input and output path.

Bij het station 15 wordt het aantal afgesneden takken of bloemen, d.w.z. de productie per plant, die van een geschikt identificatiemiddel, zoals een transponder of een streepjescode, is voorzien, bepaald, bijvoorbeeld met een inrichting voor het ontvangen 20 van een van de transponder afkomstig signaal of een inrichting voor het aflezen van de streepjescode, en geregistreerd, bijvoorbeeld in een computer. Aldus kan men de productie per plant bewaken, en wanneer een plant onvoldoende takken of bloemen produceert, wordt deze na het station 15 uit de kweekcyclus verwijderd en vervangen 25 door een nieuwe plant die naar de uitloopsectie 1 wordt getransporteerd. Aldus bereikt men een hoge mate van uniformiteit van de planten.At the station 15, the number of branches or flowers cut off, ie the production per plant, which is provided with a suitable identification means, such as a transponder or a bar code, is determined, for example with a device for receiving a device originating from the transponder signal or a bar code reading device, and recorded, for example, in a computer. Thus, production per plant can be monitored, and if a plant does not produce enough branches or flowers, it is removed from the growing cycle after the station 15 and replaced by a new plant that is transported to the spout section 1. A high degree of uniformity of the plants is thus achieved.

In fig. 2 is schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van het station 15 van fig. 1 weergegeven. Het station 15 omvat een 30 beoordelingsstation 5, een oogststation 8 en een sorteerstation 9. Vanuit de oogstsectie 4 worden de wortelhouders naar een beoordelingsstation 5 getransporteerd.Fig. 2 schematically shows an exemplary embodiment of the station 15 of Fig. 1. The station 15 comprises an assessment station 5, a harvesting station 8 and a sorting station 9. From the harvesting section 4 the root containers are transported to an assessment station 5.

In het beoordelingsstation 5 wordt een inschatting gemaakt van het oogsttijdstip van de oogstbare delen van de planten. Hiervoor kan 35 het beoordelingsstation 5 middelen voor digitale beeldverwerking omvatten. Aan de hand van het oogsttijdstip wordt een selectie gemaakt welke behandeling de plant op een bepaald tijd moet - 12 - ondergaan. Vervolgens worden de wortelhouders naar een sorteerstation 9 getransporteerd.In the evaluation station 5 an estimate is made of the harvest time of the harvestable parts of the plants. For this, the evaluation station 5 may comprise means for digital image processing. Based on the harvest time, a selection is made which treatment the plant must undergo at a certain time. The root containers are then transported to a sorting station 9.

In het sorteerstation 9 worden de planten aan de hand van de selectie van het beoordelingsstation 5 zodanig gesorteerd dat planten 5 die direct oogstbare delen hebben naar een oogststation 8 worden getransporteerd en delen die later te oogsten delen hebben naar de oogstsectie 4 worden getransporteerd. De planten die uit het oogststation 8 komen en die nog oogstbare delen hebben worden na het oogsten naar de oogstsectie 4 getransporteerd. Door de planten die 10 geen direct oogstbare delen hebben niet langs het oogststation 8 te transporteren wordt de oogst doelmatiger uitgevoerd.In the sorting station 9, the plants are sorted on the basis of the selection of the evaluation station 5 such that plants 5 that have directly harvestable parts are transported to a harvesting station 8 and parts that have parts to be harvested later are transported to the harvesting section 4. The plants that come from the harvesting station 8 and that still have harvestable parts are transported to the harvesting section 4 after harvesting. By not transporting plants that do not have directly harvestable parts past harvesting station 8, harvesting is carried out more efficiently.

In fig. 3 is schematisch een verder uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding getoond. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld worden wortelhouders met planten langs een beoordelingsstation 5 15 getransporteerd. In het beoordelingsstation 5 worden de afzonderlijke planten geobserveerd. Aan de hand van de observatie wordt een oogsttijdstip van de te oogsten delen bepaald. De mogelijke oogsttijdstippen zijn in een selectielijst verwerkt. De selectielijst omvat een aantal handelingsopties die afhankelijk zijn van het 20 oogsttijdstip. In het onderhavige voorbeeld zijn de handelingsopties de verschillende locaties waar de planten in de oogstsectie 4 worden opgesteld. In het beoordelingsstation 5 wordt een handelingsoptie toegewezen aan de plant.Fig. 3 schematically shows a further exemplary embodiment of the method according to the invention. In this exemplary embodiment, root containers with plants are transported past an assessment station. The individual plants are observed in the evaluation station 5. Based on the observation, a harvest time of the parts to be harvested is determined. The possible harvesting times have been processed in a selection list. The selection list comprises a number of treatment options that are dependent on the harvest time. In the present example, the treatment options are the different locations where the plants in the harvest section 4 are arranged. In the evaluation station 5, an action option is assigned to the plant.

Vervolgens worden de planten in het sorteerstation 9 aan de 25 hand van de in het beoordelingsstation 5 geselecteerde handelingsoptie gesorteerd. In dit voorbeeld worden de planten waarvan de eerst te oogsten delen een overeenkomend oogsttijdstip hebben bij elkaar geplaatst in de oogstsectie 4. Hiertoe is de oogstsectie onderverdeeld in een aantal subsecties 4a t/m 4d. De 30 planten die direct geoogst kunnen worden, worden op een bepaalde dag bijvoorbeeld in de subsectie 4a geplaatst, de planten die een dag later geoogst kunnen worden, worden bijvoorbeeld in de subsectie 4b geplaatst, de planten die twee dagen later geoogst kunnen worden, worden bijvoorbeeld in de subsectie 4c geplaatst, enz. Deze indeling 35 kan van dag tot dag veranderen.Subsequently, the plants in the sorting station 9 are sorted on the basis of the action option selected in the evaluation station 5. In this example, the plants whose parts to be harvested first have a corresponding harvesting time are placed together in the harvesting section 4. For this purpose, the harvesting section is subdivided into a number of subsections 4a through 4d. For example, the plants that can be harvested directly are placed on a certain day in subsection 4a, the plants that can be harvested a day later are placed in subsection 4b, for example, the plants that can be harvested two days later are placed placed in subsection 4c, etc. This format 35 may change from day to day.

Vanuit de oogstsectie 4 worden de planten vanuit één van de subsecties 4a t/m 4d naar het oogststation 8 getransporteerd. In het onderhavige voorbeeld waarbij op een bepaalde dag de planten die - 13 - direct oogstbaar zijn in de subsectie 4a zijn geplaatst, worden de planten uit de subsectie 4a naar het oogststation 8 getransporteerd, waar de oogstrijpe delen worden geoogst. In het onderhavige voorbeeld worden een dag later de planten die direct oogstbare delen hebben 5 vanuit het sorteerstation 9 naar de subsectie 4b getransporteerd en worden de planten uit de subsectie 4b naar het oogststation 8 getransporteerd, waar de oogstrijpe delen worden geoogst.The plants are transported from the harvesting section 4 from one of the subsections 4a to 4d to the harvesting station 8. In the present example where on a given day the plants that are directly harvestable are placed in the subsection 4a, the plants are transported from the subsection 4a to the harvesting station 8, where the harvestable parts are harvested. In the present example, the plants having directly harvestable parts 5 are transported from the sorting station 9 to the subsection 4b a day later and the plants are transported from the subsection 4b to the harvesting station 8, where the harvest-mature parts are harvested.

Vanuit het oogststation 8 worden de planten naar het beoordelingsstation 5 getransporteerd, waar de planten opnieuw worden 10 geobserveerd en een handelingsoptie toegewezen wordt aan de plant.The plants are transported from the harvesting station 8 to the evaluation station 5, where the plants are again observed and an action option is assigned to the plant.

In het voorbeeld is het natuurlijk ook mogelijk om planten die geen oogstbare delen meer hebben via de sorteereenheid 9 naar de uitloopsectie 1 te transporteren.In the example, it is of course also possible to transport plants that no longer have harvestable parts via the sorting unit 9 to the spout section 1.

Begrepen moet worden dat de uitvinding niet is beperkt tot de 15 beschreven uitvoeringsvoorbeelden van de werkwijze zoals beschreven aan de hand van de figuren 1-3. Het is zeer wel mogelijk andere uitvoeringsvormen te bedenken waarbij de verschillende onderdelen anders dan in de voorbeelden met elkaar zijn verbonden zonder van de uitvindingsgedachte af te wijken. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk 20 dat de planten op meerdere plaatsen in de kweekcyclus worden beoordeeld door een station. Bijvoorbeeld kan bij de uitloopsectie worden beoordeeld of de planten ver genoeg zijn uitgelopen om naar de groeisectie te worden getransporteerd.It is to be understood that the invention is not limited to the described exemplary embodiments of the method as described with reference to Figures 1-3. It is quite possible to devise other embodiments in which the various components are connected to each other differently than in the examples without departing from the inventive concept. For example, it is also possible for the plants to be assessed by a station at several places in the growing cycle. For example, in the spout section, it can be judged whether the plants have sprouted far enough to be transported to the growth section.

In fig. 4 is een uitvoeringsvorm van een deel van een 25 inrichting volgens de uitvinding getoond. De inrichting heeft als transportmiddelen dragers 20 waarin wortelhouders kunnen worden opgenomen. De drager 20 in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is uitgevoerd als langwerpige drager waarin naast elkaar meerdere wortelhouders 100 geplaatst kunnen worden. Elke drager 20 is voorzien 30 van een toevoereenheid 21 voor het toevoeren van water en voedingsstoffen. Verder heeft de drager 20 ook een afvoer 22 voor het afvoeren van water.Fig. 4 shows an embodiment of a part of a device according to the invention. The device has carriers 20 as transport means into which root holders can be received. The carrier 20 in the exemplary embodiment shown is designed as an elongated carrier in which several root holders 100 can be placed next to each other. Each carrier 20 is provided with a supply unit 21 for supplying water and nutrients. Furthermore, the carrier 20 also has a drain 22 for draining water.

In fig. 5 is een dwarsdoorsnede van de drager 20 getoond waarin een wortelhouder 100 is opgenomen. De drager 20 heeft opstaande 35 wanden 29 en een bodem 23 omvattende een bodemplaat 24 die is ingericht voor het ondersteunen van een wortelhouder 100. Verder omvat de bodem 23 zich naast de bodemplaat uitstrekkende kanalen 25, 26 voor het opnemen van water. De kanalen 25, 26 zijn verbonden met - 14 - een afvoeropening 22 voor het afvoeren van overtollig water. In de afvoeropening 22 is bij voorkeur een overloopschot (niet getoond) aangebracht zodat de drager 20 tot een bepaalde hoogte gevuld is met water, bij voorkeur tot net boven de hoogte van de bodemplaat 24.Fig. 5 shows a cross-section of the carrier 20 in which a root holder 100 is received. The carrier 20 has upright walls 29 and a bottom 23 comprising a bottom plate 24 which is adapted to support a root holder 100. Furthermore, the bottom 23 comprises channels 25, 26 for receiving water next to the bottom plate. The channels 25, 26 are connected to a drain opening 22 for draining off excess water. An overflow baffle (not shown) is preferably arranged in the discharge opening 22 so that the carrier 20 is filled with water to a certain height, preferably to just above the height of the bottom plate 24.

5 Hierdoor staat een van openingen (niet getoond) voorziene bodem 101 van de wortelhouder 100 altijd in het water waardoor een plant van water voorzien kan worden.As a result, a bottom 101 of the root holder 100 provided with openings (not shown) is always in the water, so that a plant can be supplied with water.

De inrichting is voorzien van toevoermiddelen 35 voor het toevoeren van water en voedingsstoffen tijdens transport aan elke 10 drager 20. De toevoermiddelen 35 kunnen bijvoorbeeld een leiding 36 omvatten waaraan verschillende toevoerpunten 37 langs het transporttraject zijn aangebracht.The device is provided with supply means 35 for supplying water and nutrients during transport to each carrier 20. The supply means 35 can for instance comprise a conduit 36 to which different supply points 37 are arranged along the transport path.

De toevoereenheden 21 van de dragers 20 zijn zodanig gevormd dat het in bewegingsrichting 50 gezien voorste deel 21a van de 15 toevoereenheid 21 altijd wordt overlapt door het achterste deel 21b van de toevoereenheid 21 van de voorgaande drager 20. Hierdoor is er onder de toevoerpunten 37 altijd een toevoereenheid 21 van een drager 20 aanwezig, zelfs wanneer de afstand tussen de dragers 20 varieert, waardoor geen water verloren gaat.The supply units 21 of the carriers 20 are formed such that the front part 21a of the supply unit 21, viewed in the direction of movement 50, is always overlapped by the rear part 21b of the supply unit 21 of the previous carrier 20. As a result, there is always below the supply points 37 a supply unit 21 of a support 20 is present, even when the distance between the supports 20 varies, whereby no water is lost.

20 De inrichting is verder voorzien van afvoermiddelen 30 waarin het water dat uit de afvoeropening 22 stroomt wordt opgevangen. Hierdoor ontstaat dus circulatie van water door de dragers 20 tijdens hun transport. Het water dat in de afvoermiddelen 30 terechtkomt kan weer naar de toevoermiddelen 35 gerecirculeerd worden zodat er in de 25 totale inrichting een circulatie van water plaatsvindt terwijl de dragers 20 worden getransporteerd.The device is further provided with discharge means 30 in which the water flowing out of the discharge opening 22 is collected. This thus creates circulation of water through the carriers 20 during their transport. The water which ends up in the discharge means 30 can again be recycled to the supply means 35 so that a circulation of water takes place in the total device while the carriers 20 are being transported.

Het eerder genoemde sorteerstation 9 is bij voorkeur van middelen voorzien voor het uit een drager 20 nemen van een wortelhouder 100 en voor het in een drager 20 plaatsen van een 30 wortelhouder 100. Hierdoor kunnen wortelhouders 100 met planten met plantendelen met overeenkomstige oogsttijdstippen bij elkaar in een drager 20 geplaatst worden.The aforementioned sorting station 9 is preferably provided with means for taking a root holder 100 out of a carrier 20 and for placing a root holder 100 in a carrier 20. This allows root holders 100 with plants with plant parts with corresponding harvesting times to come together. a carrier 20 can be placed.

In fig. 6 en 7 is de wortelhouder 100 getoond. De wortelhouder 100 is in hoofdzaak kokervormig en heeft een bodem 101 en een open 35 bovenzijde 105 waaruit omhoogstekende plantendelen of takken 106 en afhangende plantendelen of takken 107, bijvoorbeeld van een rozenplant, steken.The root holder 100 is shown in Figs. 6 and 7. The root holder 100 is substantially tubular and has a bottom 101 and an open top 105 from which protruding plant parts or branches 106 and hanging plant parts or branches 107, for example of a rose plant.

- 15 -- 15 -

De bodem 101 van de wortelhouder 100 is afneembaar. Hierdoor kan grond of substraat in de wortelhouder 100 gebracht worden waar de wortels van de plant in kunnen groeien. De bodem 101 is voorzien van sleuven 102 waardoor water en lucht onder de bodem 101 door kunnen 5 stromen. In de sleuven 102 kunnen nog openingen (niet getoond) aangebracht zijn waardoor de grond of het substraat in contact kan komen met water en lucht.The bottom 101 of the root holder 100 is removable. Hereby, soil or substrate can be introduced into the root container 100 in which the roots of the plant can grow. The bottom 101 is provided with slots 102 through which water and air can flow underneath the bottom 101. Openings (not shown) may be provided in the slots 102 through which the soil or the substrate may come into contact with water and air.

In fig. 7 is te zien dat de wortelhouder 100 een achterwand 103 heeft die zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de bodem 10 101 uitstrekt. Verder heeft de wortelhouder 100 een schuine voorwand 104 die zich vanaf de bovenzijde 105 in de richting van de bodem 101 divergerend uitstrekt. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de wortelhouder 100 ook twee zijwanden 108 die zich schuin vanaf de bovenzijde 105 in de richting van de bodem 101 uitstrekken.In Fig. 7 it can be seen that the root holder 100 has a rear wall 103 which extends substantially perpendicularly to the bottom 101. Furthermore, the root holder 100 has a sloping front wall 104 which extends divergent from the top 105 towards the bottom 101. In the embodiment shown, the root holder 100 also has two side walls 108 which extend obliquely from the top 105 towards the bottom 101.

15 In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de voorwand 104 een gebied 104a dat aansluit op de bodem 101 en zich in hoofdzaak loodrecht uit ten opzichte van de bodem 101 uitstrekt. Ook de zijwanden 108 hebben een gebied 108a dat zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de bodem 101 uitstrekt. De gebieden 104a, 108a en de 20 achterwand 103 vormen nabij de bodem 101 een gebied van de wortelhouder 100 met een constante omtrek. Een voordeel van deze vorm is dat naast elkaar geplaatste wortelhouders nabij de bodem de dragers van het transportsysteem geheel of vrijwel geheel afdekken waardoor er geen vuil in de dragers terecht kan komen. Hierdoor is er 25 minder kans op rottingsprocessen in het water in de dragers mogelijk waardoor de wortels in de wortelhouders zouden kunnen worden aangetast. Het gebied nabij de bodem 101 is rondom voorzien van ventilatieopeningen 111 die er voor zorgen dat er genoeg lucht bij de grond of het substraat in de wortelhouder 100 kan komen.In the embodiment shown, the front wall 104 has an area 104a that connects to the bottom 101 and extends substantially perpendicularly to the bottom 101. The side walls 108 also have an area 108a that extends substantially perpendicular to the bottom 101. The regions 104a, 108a and the rear wall 103 form a region of the root container 100 with a constant circumference near the bottom 101. An advantage of this shape is that adjacent root containers near the bottom completely or virtually completely cover the carriers of the transport system, so that no dirt can get into the carriers. As a result, there is less chance of rotting processes in the water in the carriers, as a result of which the roots in the root containers could be affected. The area near the bottom 101 is provided with ventilation openings 111 all around which ensure that enough air can reach the soil or the substrate in the root container 100.

30 Aan de zijwanden 108 zijn ribben 140 aangebracht. Deze ribben 140 dienen om de wortelhouder 100 eenvoudig met de hand of machinaal op te kunnen pakken, bijvoorbeeld in het sorteerstation 9.Ribs 140 are provided on the side walls 108. These ribs 140 serve to be able to pick up the carrot holder 100 easily by hand or by machine, for example in the sorting station 9.

Op de voorwand 104 zijn vasthoudmiddelen 110 aangebracht.Retaining means 110 are provided on the front wall 104.

Deze vasthoudmiddelen 110 dienen om afhangende plantendelen langs de 35 voorwand 104 te kunnen vasthouden. Hierdoor wordt dus voorkomen dat afhangende plantendelen langs de zijwanden 108 en de achterwand 103 gaan hangen. Dit is voordelig omdat de wortelhouders 100 dan dicht tegen elkaar kunnen worden geplaatst, bijvoorbeeld in dragers 20 ' ' - 16 - zoals in fig. 4 is getoond. Verder is het voordelig omdat de wortelhouders 100 tijdens de oogstfase met de achterwand 103 naar het station 5 kunnen worden gericht. Hierdoor wordt voorkomen dat de afhangende plantendelen hinderlijk in de weg zitten bij de 5 oogsthandelingen op de rechtopstaande plantendelen 106.These retaining means 110 serve to be able to retain hanging plant parts along the front wall 104. This prevents hanging plant parts from hanging along the side walls 108 and the rear wall 103. This is advantageous because the root holders 100 can then be placed close to each other, for example in carriers 20 '' - 16 - as shown in Fig. 4. Furthermore, it is advantageous because the root holders 100 can be directed with the rear wall 103 to the station 5 during the harvesting phase. Hereby it is prevented that the hanging plant parts are annoyingly in the way during the harvesting operations on the upright plant parts 106.

In fig. 8 zijn vasthoudmiddelen 110 getoond. De vasthoudmiddelen 110 omvatten klemorganen 112 elk met klemhelften 113 en 114. In de in fig. 8 getoonde uitvoeringsvorm omvatten de vasthoudmiddelen 110 dus twee klemorganen 112. Tussen de klemhelften 10 113 en 114 is een ruimte 115 waarin afhangende plantendelen geschoven kunnen worden vanaf de klemopening 116. De klemhelft 114 is voorzien van tanden 117. Deze tanden 117 dienen om het uit de ruimte 115 schieten van de in het klemorgaan 112 opgenomen afhangende plantendeel tegen te gaan.Holding means 110 are shown in FIG. The retaining means 110 comprise clamping members 112 each with clamping halves 113 and 114. Thus, in the embodiment shown in Fig. 8, the retaining means 110 comprise two clamping members 112. Between the clamping halves 113 and 114 is a space 115 in which hanging plant parts can be slid from the clamping opening 116. The clamping half 114 is provided with teeth 117. These teeth 117 serve to prevent the hanging plant part received in the clamping member 112 from shooting out of the space 115.

15 De klemorganen 112 zijn op een afstandsstuk 120 aangebracht.The clamping members 112 are mounted on a spacer 120.

Het afstandsstuk 120 is tussen de vasthoudmiddelen 110 en de wortelhouder 100 aangebracht. Het afstandsstuk 120 omvat een wand 121 met wandvlakken 121a resp. 121b die respectievelijk naar het bovenste en het onderste einde van de wortelhouder 100 zijn gericht. De wand 20 121 is voorzien van een aantal ventilatieopeningen 122. De ventilatieopeningen 122 zorgen ervoor dat de luchtstroom langs de voorwand 104 niet te zeer wordt belemmerd waardoor bladval aan de afhangende plantendelen worden voorkomen en wordt gewaarborgd dat de plant genoeg voedingsstoffen uit de lucht kan opnemen.The spacer 120 is arranged between the retaining means 110 and the root holder 100. The spacer 120 comprises a wall 121 with wall surfaces 121a and resp. 121b which are directed respectively to the upper and lower end of the root holder 100. The wall 121 is provided with a number of ventilation openings 122. The ventilation openings 122 ensure that the air flow along the front wall 104 is not obstructed too much, so that leaf fall on the hanging plant parts is prevented and it is guaranteed that the plant can absorb enough nutrients from the air. .

25 In fig. 9 is een andere uitvoeringsvorm van vasthoudmiddelen 110 getoond waarbij deze een enkel klemorgaan 112 omvatten. In deze uitvoeringsvorm zijn beide klemhelften 113 en 114 van het klemorgaan 112 voorzien van tanden 117.Fig. 9 shows another embodiment of retaining means 110 in which they comprise a single clamping member 112. In this embodiment, both clamp halves 113 and 114 of the clamp member 112 are provided with teeth 117.

In de praktijk zal de eerste afgebogen tak die met 107 is 30 aangeduid door de kweker mogelijk om de vasthoudmiddelen worden gewikkeld zoals in fig. 6 is getoond. De volgende afhangende takken (niet getoond) worden in de vasthoudmiddelen 112 geklemd.In practice, the first deflected branch, designated 107, may be wound by the grower around the retaining means as shown in FIG. The following hanging branches (not shown) are clamped in the retaining means 112.

In fig. 6-9 is te zien dat een geleidingsgoot 130 aan elk van de zijkanten van de vasthoudmiddelen 110 is aangebracht. Deze 35 geleidingsgoten 130 dienen voor het rond de vasthoudmiddelen 110 geleiden van het afgebogen plantendeel of tak 107 waarbij de geleidingsgoten 130 ervoor zorgen de tak 107 niet knikt. Het knikken van de tak is schadelijk voor de plant omdat bij de knikplaats een - 17 - stremming van het interne transport van plantsappen ontstaat, wat een goede groei van de plant belemmert. Om die reden is ook een geleidingsgoot 131 bij het bovenste einde van de wortelhouder 100 aangebracht. Deze geleidingsgoot 131 dient voor het over een bovenste 5 rand 105a van de wortelhouder 100 naar beneden geleiden van de afgebogen tak 107 zonder dat de tak 107 knikt of door de rand 105a wordt beschadigd. Het is natuurlijk ook mogelijk op andere plaatsen aan de buitenzijde van de wortelhouder 100 geleidingsgoten aan te brengen ter aanvulling of ter gehele of gedeeltelijke vervanging van 10 de reeds genoemde geleidingsgoten 130 en 131.It can be seen in Figs. 6-9 that a guide trough 130 is arranged on each of the sides of the retaining means 110. These guide troughs 130 serve to guide the deflected plant part or branch 107 around the holding means 110, the guide troughs 130 ensuring that the branch 107 does not buckle. The kinking of the branch is harmful to the plant because at the bending site there is a blockage of the internal transport of plant juices, which impedes a good growth of the plant. For that reason, a guide trough 131 is also provided at the upper end of the root holder 100. This guide trough 131 serves to guide the deflected branch 107 downwards over an upper edge 105a of the root holder 100 without the branch 107 kinking or being damaged by the edge 105a. It is, of course, also possible to provide guide troughs at other locations on the outside of the root holder 100 to supplement or completely or partially replace the aforementioned guide troughs 130 and 131.

In de in de figuren 6 en 7 getoonde uitvoeringsvorm heeft de wortelhouder 100 nabij de bodem 101 een gebied van de wortelhouder 100 met een constante omtrek dat wordt gevormd door gebieden 104a, 108a en de achterwand 103, dat een geheel vormt met het gebied 15 erboven dat wordt gevormd door de voorwand 104, de zijwanden 108 en achterwand 103 afneembaar is. In een andere mogelijke uitvoeringsvorm die is getoond in fig. 10 zijn het gebied 200 nabij de bodem 101 en het erboven gelegen gebied 201 afzonderlijk van elkaar vervaardigd.In the embodiment shown in Figs. 6 and 7, the root holder 100 has near the bottom 101 an area of the root holder 100 with a constant circumference formed by areas 104a, 108a and the rear wall 103, which is integral with the area 15 above which is formed by the front wall 104, the side walls 108 and the rear wall 103 is removable. In another possible embodiment shown in Fig. 10, the area 200 near the bottom 101 and the area 201 above it are made separately from each other.

De wortelhouder 100 omvat bij deze uitvoeringsvorm dus een bakvormig 20 bodemdeel 200 dat in fig. 11 afzonderlijk is getoond en een bovendeel 201 dat in fig. 12 afzonderlijk is getoond. Deze twee delen 200 en 201 van de wortelhouder 100 kunnen voor gebruik op elkaar geplaatst worden zodat een wortelhouder 100 wordt gevormd zoals in fig. 10 is getoond. Het bodemdeel 200 is bij voorkeur integraal met de bodem 101 25 vervaardigd. De bovendelen 201 van verschillende wortelhouders 100 zijn in de laatstgenoemde uitvoeringsvorm nestbaar en de bodemdelen 200 zijn eveneens nestbaar zodat wanneer ze niet in gebruik zijn, bijvoorbeeld tijdens opslag en transport minder ruimte innemen.The root holder 100 in this embodiment thus comprises a box-shaped bottom part 200 which is shown separately in Fig. 11 and an upper part 201 which is shown separately in Fig. 12. These two parts 200 and 201 of the root holder 100 can be placed on top of each other for use so that a root holder 100 is formed as shown in FIG. The bottom part 200 is preferably made integrally with the bottom 101. The upper parts 201 of different root holders 100 are nestable in the latter embodiment and the bottom parts 200 are also nestable so that when they are not in use, for example during storage and transport, take up less space.

Het bodemdeel 200 en het bovendeel 201 kunnen bijvoorbeeld 30 door middel van scharniermiddelen 203 en grendelmiddelen 204 met elkaar verbonden worden. Tijdens gebruik kan de wortelhouder 100 geopend worden door de vergrendeling tussen het bovendeel 201 en het bodemdeel 200 te ontgrendelen en het bovendeel 201 omhoog te kantelen, waarbij de beide wortelhouderdelen 200, 201 ten opzichte 35 van elkaar scharnieren ter plaatse van de scharniermiddelen 203. De scharniermiddelen 203 kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als vanaf een bovenrand 220 van het bodemdeel 200 uitstekende buigzame lippen - 18 - 221 die in sleufvormige gaten 222 in het bovendeel 201 gestoken kunnen worden zoals in fig. 10 is getoond.The bottom part 200 and the top part 201 can for instance be connected to each other by means of hinge means 203 and locking means 204. During use, the root holder 100 can be opened by unlocking the locking between the upper part 201 and the bottom part 200 and tilting the upper part 201 upwards, the two root holder parts 200, 201 pivoting relative to each other at the location of the hinge means 203. The hinge means 203 can be designed, for example, as flexible lips projecting from an upper edge 220 of the bottom part 200, which lips can be inserted into slot-shaped holes 222 in the upper part 201 as shown in Fig. 10.

Bij voorkeur zijn de vasthoudmiddelen 110, die afzonderlijk zijn getoond in fig. 13, bij deze uitvoeringsvorm nabij de scheiding 5 tussen het bodemdeel 200 en het bovendeel 201 aangebracht op het bovendeel 201 zoals te zien is in fig. 10. De vasthoudmiddelen 110 kunnen zijn voorzien van grendellippen 205 die kunnen samenwerken met grendelgaten 206 die zijn aangebracht in het bodemdeel 200 en grendelgaten 207 die zijn aangebracht in het bovendeel 201. De eerder 10 genoemde grendelmiddelen 204 omvatten in dit voorbeeld dus de grendellippen 205 en de grendelgaten 206, 207, maar kunnen ook anders uitgevoerd zijn.Preferably, the retaining means 110, which are shown separately in Fig. 13, in this embodiment are disposed near the partition 5 between the bottom part 200 and the upper part 201 on the upper part 201 as can be seen in Fig. 10. The retaining means 110 may be provided with locking tabs 205 which can cooperate with locking holes 206 which are arranged in the bottom part 200 and locking holes 207 which are arranged in the upper part 201. The aforementioned locking means 204 thus in this example comprise the locking lips 205 and the locking holes 206, 207, but can also be designed differently.

Bij voorkeur is in deze uitvoeringsvorm het bodemdeel 200 nabij de bodem 101 rondom ook voorzien van ventilatieopeningen 111 15 die er voor zorgen dat er genoeg lucht bij de grond of het substraat in de wortelhouder 100 kan komen en is de bodem 101 voorzien van sleuven 102 waardoor water en lucht onder de bodem 101 door kunnen stromen en via openingen 210 bij de grond of substraat kunnen komen.In this embodiment, the bottom part 200 is preferably also provided near the bottom 101 around with ventilation openings 111 which ensure that enough air can reach the ground or the substrate in the root holder 100 and the bottom 101 is provided with slots 102 through which water and air can flow through the bottom 101 and reach the ground or substrate via openings 210.

Het bodemdeel 200 is aan de zijden bij de bovenrand voorzien 20 van uitstekende ribben 250. De ribben 250 kunnen dienen als oppakorgaan voor het oppakken van de wortelhouder 100. De ribben 250 hebben als bijkomend voordeel dat naast elkaar geplaatste wortelhouders 100 met de ribben 250 de dragers van het transportsysteem geheel of vrijwel geheel afdekken waardoor er geen 25 vuil in de dragers terecht kan komen.The bottom part 200 is provided on the sides at the top edge with projecting ribs 250. The ribs 250 can serve as a pick-up member for picking up the root holder 100. The ribs 250 have the additional advantage that the root holders 100 placed next to each other with the ribs 250 completely or almost completely cover carriers of the transport system, so that no dirt can get into the carriers.

Bij voorkeur worden in het bodemgebied worteldoorgroeibelemmerende middelen aangebracht die ervoor zorgen dat de plantenwortels niet via de ventilatieopeningen 111 en openingen 210 in de bodem 101 buiten de wortelhouder 100 kunnen 30 groeien. De worteldoorgroeibelemmerende middelen kunnen van een water- en luchtdoorlatend weefselmateriaal zijn en zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als een doek van het genoemde materiaal dat in het bodemdeel 200 wordt aangebracht en de openingen 111 en 210 vanaf de binnenkant bedekt.Root-growth-inhibiting means are preferably provided in the soil region which ensure that the plant roots cannot grow outside the root container 100 via the ventilation openings 111 and openings 210 in the soil 101. The root penetration inhibiting means can be of a water and air permeable fabric material and are, for example, designed as a cloth of said material which is arranged in the bottom part 200 and covers the openings 111 and 210 from the inside.

35 Bij een verdere uitvoeringsvorm is de wortelhouder 100 aan de bovenzijde, bij voorkeur aan de achterwand 103 voorzien van een wateropvangbak 190 die door middel van doorvoermiddelen 191 in verbinding staat met het inwendige van de wortelhouder 100, zoals in - 19 - fig. 14 is getoond. In de wateropvangbak 190 kan water en voeding worden worden opgevangen dat wordt toegevoerd door toevoermiddelen, wat dan via de doorvoermiddelen 191 naar de wortels in de wortelhouder 100 wordt gevoerd.In a further embodiment, the root holder 100 is provided on the top side, preferably on the rear wall 103, with a water collecting tray 190 which is connected by means of feed-through means 191 to the interior of the root holder 100, as is shown in Fig. 14. shown. Water and feed can be collected in the water collecting tray 190, which feed is supplied by feed means, which is then fed via the feed means 191 to the roots in the root holder 100.

5 In een mogelijke uitvoeringsvorm die is getoond in fig. 15 kunnen twee wortelhouders gecombineerd zijn tot een wortelhouder 300 voor twee planten of een enkele plant, waarbij de afgebogen plantendelen naar beide kanten worden afgebogen en door vasthoudmiddelen 110 worden vastgehouden. De wortelhouders kunnen 10 daarbij uit een stuk vervaardigd zijn. Ook is het voorstelbaar dat afzonderlijke wortelhouders met bijvoorbeeld de achterwand 103 tegen elkaar geplaatst worden en aan elkaar gekoppeld worden voor het opnemen van twee planten.In a possible embodiment shown in Fig. 15, two root holders can be combined into a root plant 300 for two plants or a single plant, the bent-off plant parts being bent to both sides and being held by retaining means 110. The root holders can thereby be made in one piece. It is also conceivable that individual root holders with, for example, the rear wall 103 are placed against each other and are coupled to each other for receiving two plants.

Claims

Claims 1. Root holder for receiving roots from a cut flower plant with raised plant parts and bent plant parts, which root holder is substantially tubular in shape and stands upright during use, wherein the root holder has a bottom at an lower end and has an open upper end from which insert the raised and bent plant parts of the plant during use, characterized in that retaining means are present on the outside of the root holder for retaining bent plant parts along the root holder.

2. Root container as claimed in claim 1, characterized in that the retaining means comprise at least one clamping member for clampingly holding the bent-off plant parts.

3. Root holder as claimed in claim 2, characterized in that the clamping member is provided with teeth on a side which during use faces the plant parts to be retained.

4. Root container according to one or more of claims 1-3, characterized in that the retaining means are arranged such that the bent-off plant parts are kept at a distance from the root container.

5. Carrot holder according to claim 4, characterized in that a spacer is arranged between the retaining means and the root holder.

6. Carrot holder according to claim 5, characterized in that the spacer is provided with one or more ventilation openings.

7. Carrot holder according to claim 5 or 6, characterized in that the spacer comprises a wall with wall surfaces that are directed respectively to the upper and lower ends of the root holder. - 21 -

8. Root container according to one or more of claims 1-7, characterized in that the root container is provided on the outside with at least one guide trough for guiding bent plant parts. 5

9. Root container according to claim 8, characterized in that the guide trough is arranged on the holding means for guiding one or more bent plant parts around the holding means.

10. Root holder according to claim 9, characterized in that the guide trough is arranged at the upper end of the root holder for guiding down one or more bent plant parts.

11. Root container according to one or more of the claims 1-10, characterized in that the root container has a wall part that extends substantially perpendicular to the bottom and at least one sloping wall part that is so obliquely relative to the bottom extends that the circumference of root holder at the upper end is smaller than the circumference at the lower end, the retaining means being arranged at the sloping wall part.

12. Carrot holder according to claim 11, characterized in that the root holder has an area with a constant circumference near the lower end.

13. Root container according to one or more of the claims 1-12, characterized in that the root container is provided in an area near the lower end with openings for passage of air and / or water.

14. Carrot holder according to one or more of claims 1-13, characterized in that the root holder is provided on the outside with at least one pick-up member, for example a protruding rib, for picking it up.

Carrot holder according to one or more of claims 1-14, characterized in that the bottom of the carrot holder is removable. - 22 -

Carrot holder according to claim 12, characterized in that the area near the lower end is detachable from the area above the root holder. 5

17. Carrot holder according to claim 16, characterized in that the area near the lower end and the area above it of the root holder are connected to each other by means of locking means. 10

Carrot holder according to claims 16 and 17, characterized in that the area near the lower end and the area above it of the root holder are connected to each other by means of hinge means. 15

19. Carrot holder according to claims 16 and 17, characterized in that the area near the lower end is integral with the bottom.

20. Root container according to one of the preceding claims, characterized in that collecting means for supplied water and nutrients are arranged on the root container.

21. Carrot holder according to claim 13, characterized in that means are provided in the area near the lower end to prevent root growth through the openings.

A root container according to claim 21, characterized in that the root penetration inhibiting means comprise a cloth made of a water and air permeable fabric material. 30

23. Carrot holder for receiving roots from a cut flower plant with raised plant parts and bent plant parts, which root holder is substantially tubular in shape and stands upright during use, the root holder 35 having a bottom at an lower end and having an open upper end from which during use, protrude the raised and bent plant parts of the plant, characterized in that the root holder has a wall part that extends substantially perpendicular to the bottom and at least one sloping wall part that is so oblique to extending the bottom that the circumference of root container at the upper end is smaller than the circumference at the lower end. 5

24. Root container according to one of the preceding claims, characterized in that the root container is adapted to receive the roots of two cut flower plants.

A method for growing cut flower plants, in particular for growing roses, wherein use is made of a root container according to one or more of claims 1-22, characterized in that one or more parts of plants are deflected and placed in the retaining means are provided so that they are retained along the root holder.