NL1021172C1 - Inrichting voor het ledigen van aanhangwagens en werkwijze voor het gebruik daarvan. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET LEDIGEN VAN AANHANGWAGENS EN WERKWIJZE

VOOR HET GEBRUIK DAARVAN

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor 5 het ledigen van aanhangwagens van willekeurige grootte en een werkwijze voor het gebruik daarvan.

Bij openbare vuilstortplaatsen, zoals deze bij veel gemeenten in Nederland voorkomen, kunnen particulieren vuil dat door hen zelf naar de vuilstortplaats wordt vervoerd in 10 daar aanwezige containers storten, waarna dit door het gemeentelijk reinigingsbedrijf verder verwerkt wordt.

Veelal gebeurt het aanvoeren van het vuil met behulp van een aanhangwagen, die aan een auto gekoppeld wordt en achter de auto naar de vuilstortplaats wordt vervoerd. Ter 15 plaatse wordt de aanhangwagen door middel van lichamelijke arbeid in vuilcontainers geleegd. Indien het vuil grote of zware brokken bevat, bijvoorbeeld van 5 kg of zwaarder, levert dit een zware fysieke belasting die onder andere tot rugklachten kan lijden.

20 De onderhavige uitvinding tracht dit probleem te ondervangen en heeft tot doel aanhangwagens op een geautomatiseerde wijze in vuilcontainers te legen.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het ledigen van aanhangwagens, omvattende: 25 een draagorgaan waarop of waaraan verdere elementen zijn aangebracht; hefmiddelen, die gekoppeld zijn met het draagorgaan voor het heffen daarvan; kiepmiddelen die aan het draagorgaan zijn aangebracht 30 voor het kiepen van een aanhangwagen, waarbij de kiepmiddelen tenminste omvatten: een ten opzichte van het lichaam verdraaibaar steunorgaan; en * / 2 vastzetmiddelen die aan het steunorgaan zijn aangebracht voor het vastzetten van een aanhangwagen.

Met een inrichting volgens de uitvinding kan een aanhangwagen van willekeurige grootte en omvang op volledig 5 geautomatiseerde wijze geledigd worden in bijvoorbeeld een vuilcontainer.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de hefmiddelen verrijdbaar ten opzichte van een ondergrond. Zodoende kan de inrichting naar een geschikt punt bewogen worden, waar 10 bijvoorbeeld voldoende plaats vrij is in een container.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting H-vormige profielen die in een ondergrond zijn aangebracht, waarin wielen die aan de hefmiddelen zijn * aangebracht verrijdbaar zijn. Een dergelijke constructie is 15 slijtvast en eenvoudig te vervaardigen.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het steunorgaan een plaatvormige element waarin een gleufvormige opening is aangebracht waarin een telescopisch uitschuifbaar buisvormig element aangrijpt dat met het andere uiteinde 20 verbonden is met het draagorgaan.

Door uitschuiven van het buisvormige element wordt het steunorgaan met de aanhangwagen gekiept.

Volgens een verder aspect verschaft de uitvinding een werkwijze voor het ledigen van een aanhangwagen met behulp 25 van een inrichting, hoofdzakelijk volgens één van de conclusies 1 tot 8, omvattende de stappen van: het plaatsen van een aanhangwagen op een steunorgaan; het vastzetten van de aanhangwagen aan het steunorgaan door middel van vastzetmiddelen; 30 het kiepen van het steunorgaan; het terugbewegen van het steunorgaan in de uitgangspositie; 3 het loskoppelen van de vastzetmiddelen en de aanhangwagen.

Verdere voordelen en kenmerken zullen worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde figuren. Daarin 5 tonen: fig.l een schematisch aanzicht in perspectief van een inrichting volgens de uitvinding in een eerste voorkeursuitvoeringsvorm; fig.2 een gedeeltelijk opengewerkt detailaanzicht 10 van de inrichting uit fig. 1; fig.3 een perspectivisch aanzicht van de inrichting uit fig. 1 vanuit een andere hoek; fig.4 een perspectivisch aanzicht van een 9 inrichting volgens de uitvinding in een tweede 15 voorkeursuitvoeringsvorm.

Een inrichting 1 (fig.l) die bijvoorbeeld op een openbare vuilstortplaats is aangebracht omvat een draagorgaan in de vorm van een plaatvormig lichaam 2 dat ondersteund wordt door twee telescopisch uitschuifbare buisvormige 20 elementen 4. Aan de onderzijde van de buisvormige elementen is een balkvormig lichaam 6 aangebracht met aan beide zijden wielen 8 die draaibaar zijn om een as 10. (zie fig. 2 voor een detailaanzicht). De wielen 8 zijn verrijdbaar in balken 12 met een H-profiel die in een ondergrond 14 zijn 25 aangebracht. Op de balken 12 en gedeeltelijk op de ondergrond 14 zijn platen 16 aangebracht waarover bijvoorbeeld een voertuig zoals een personenwagen met aanhangwagen kan rijden. Tussen de platen 16' bevindt zich een gleufvormige opening 18 waardoorheen de buisvormige elementen 4 kunnen bewegen.

30 Op het lichaam 2 zijn vier blokken 20 aangebracht met in de bovenzijde daarvan een gleuf, waarin steunen 22 vallen die aan een onderzijde van een steunorgaan in de vorm van een plaatvormig element 24 zijn aangebracht. Een verdere 4 verbinding tussen het plaatvormige element 24 en het lichaam 2 wordt gevormd door een tweede telescopisch uitschuifbaar element 26 dat aan één uiteinde met het lichaam 2 is verbonden en aan een ander uiteinde beweegbaar in een 5 gleufvormige opening 28 in het plaatvormige element 24 is aangebracht. Aan twee tegenover elkaar gelegen randen van het plaatvormige element zijn verder platen 30 en 32 draaibaar aangebracht via welke een voertuig met daarachter een aanhangwagen 34 op het 10 plaatvormige element 24 kan rijden.

Bij gebruik wordt een aanhangwagen 34 op het plaatvormige element 24 gereden en vastgezet door middel van haken 36 die achter de randen 38 haken. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn dit er vier doch dit aantal is te 15 variëren, met een minimum van twee haken. Op een regeleenheid 40 waarop een aantal niet in detail getoonde knoppen aangebracht is, kan de gebruiker de inrichting met verder niet getoonde motoren die in de telescopisch uitschuifbare buisvormige elementen 4 en in het buisvormige element 26 zijn 20 aangebracht bedienen. Verder is in het balkvormige element 6 een motor aangebracht voor het verplaatsen van het balkelement 6 door de gleufvormige opening 18 in lineaire richting.

Een gebruiker bedient de inrichting zodanig, dat het 25 lichaam 2 eerst in lineaire richting op een geschikte plaats naast een vuilcontainer 42 gereden wordt, waarna het lichaam 2 door het uitschuiven van de buisvormige elementen 4 omhoog gebracht wordt tot een vooraf bepaalde hoogte die ongeveer gelijk is aan de bovenrand van de betreffende vuilcontainer. 30 Daarna schuift het buisvormige element 26 uit tot een vooraf bepaalde lengte, waarbij het plaatvormige element 24 een draaiende beweging uitvoert ten opzichte van het lichaam 2, doordat de steunen 22 aan één zijde van het lichaam 2 in de Γ: 5 blokken 20 blijven rusten en daarin draaien en aan de andere zijde van het lichaam 20 daaruit getild worden. De aanhangwagen 34 wordt zodoende gedraaid ten opzichte van het lichaam 2 tot een overhellende stand (fig.3), waarbij vuil 44 5 dat zich in de aanhangwagen bevindt uit de aanhangwagen in de container 42 zal vallen.

Nadat al het vuil uit de aanhangwagen 34 in de container 42 gestort is wordt het element 24 teruggedraaid in de uitgangspositie, dat wil zeggen het buisvormige element 26 10 kort in tot de oorspronkelijke lengte waarbij de steunen 22 terugvallen op de blokken 20. Daarna zullen de buisvormige elementen 4 inkorten, waarbij de platen 30 en 32 op de platen 16 en de ondergrond 14 komen te rusten. Na het losmaken van de haken 36 wordt de aanhangwagen 34 van het plaatvormige 15 element 24 verwijderd en kan de kiepinrichting opnieuw gebruikt worden.

Een mogelijke aanpassing betreft het vastzetmechanisrae met de haken 36, waarbij aan het element 24 een niet getoonde kogel is aangebracht waaraan een aanhangwagen gekoppeld kan 20 worden, vergelijkbaar met de trekhaak van een auto. Een tegenovergelegen zijde van de aanhangwagen wordt dan met haken 36 vastgezet, zoals bovenbeschreven.

Een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een kiepinrichting (fig. 4) omvat eveneens een plaatvormig 25 lichaam 50 met aan een onderzijde daarvan stangen 52 waaraan een as 54 aangebracht is. Om de assen 54 zijn wielen 56 draaibaar aangebracht. De wielen 56 kunnen rijden in de balken 58 met een H-profiel voor het verplaatsen van de kiepinrichting in de lengterichting van de balken 58. Aan de 30 bovenzijde van het plaatvormige lichaam 50 zijn blokken 60 aangebracht waaraan stangen 62 zijn aangebracht. Op de stangen 62 grijpen haken 64 aan die aan twee zijden van een t 6 frame 66 zijn aangebracht. Het frame 66 is draaibaar om de stangen 62.

Bij het bedienen van de kiepinrichting wordt eerst het plaatvormige element 50 naar een geschikte positie bewogen, 5 waarna bijvoorbeeld zoals beschreven aan de hand van fig. 1 het frame 66 omgekiept wordt, waarbij de aanhangwagen 34 vanaf een verticale stand tot een verdere stand waarbij de aanhangwagen leeggestort wordt in de vuilcontainer 42 tegen de balken 68 van het frame 66 komt te rusten. Bij het 10 terugdraaien van het frame 66 zal de aanhangwagen 34 weer terugvallen in de oorspronkelijke positie.

De bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding^zijn slechts bedoeld als voorbeeld en wijzigingen daarin zijn mogelijk. De beschermingsomvang wordt bepaald 15 door de bijgevoegde conclusies.

Claims (9)

1. Inrichting voor het ledigen van aanhangwagens, omvattende: 5 een draagorgaan voor het dragen van verdere elementen; hefmiddelen die gekoppeld zijn met het draagorgaan; kiepmiddelen die op het draagorgaan zijn aangebracht voor het kiepen van een aanhangwagen, waarbij de kiepmiddelen 10 tenminste omvatten: een ten opzichte van het draagorgaan verdraaibaar steunorgaan; en vastzetmiddelen die aan het steunorgaan zijn aangebracht voor het vastzetten van een aanhangwagen van 15 willekeurige grootte en omvang.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de hefmiddelen verrijdbaar zijn ten opzichte van een ondergrond.

3. Inrichting volgens conclusie 2, verder omvattende H-vormige profielen die in een ondergrond zijn aangebracht en 20 waarin wielen die aan de hefmiddelen zijn aangebracht verrijdbaar zijn.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het steunorgaan een plaatvormig element omvat waarin een gleufvormige opening is aangebracht waarin 25 een telescopisch uitschuifbaar buisvormig element aangrijpt voor het verdraaien van het steunorgaan ten opzichte van het draagorgaan.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vastzetmiddelen tenminste twee haken 30 omvatten die draaibaar aan het plaatvormige element zijn aangebracht voor het koppelen daarvan om randen van een aanhangwagen die zich op het plaatvormige element bevindt. * 1 Λ

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hefmiddelen één of meer buisvormige elementen omvatten, die buizen met verschillende in elkaar passende diameter omvatten die telescopisch uitschuifbaar 5 zijn.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij deze één of meer motoren omvat die gekoppeld zijn met de wielen van de hefmiddelen, met de buisvormige elementen van de hefmiddelen en met het 10 buisvormige element van het steunorgaan.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij deze tevens regelmiddelen omvat die gekoppeld zijn met de motoren voor het bedienen en aansturen daarvan.

9. Werkwij ze voor het kiepen van een aanhangwagen met 15 behulp van een inrichting, hoofdzakelijk volgens één van de conclusies 1 tot 8, omvattende de stappen van: het plaatsen van een aanhangwagen op een steunorgaan; het vastzetten van de aanhangwagen aan het steunorgaan door middel van vastzetmiddelen; 20 het kiepen van het steunorgaan; het terugbewegen van het steunorgaan in de uitgangspositie; het loskoppelen van de vastzetmiddelen en de aanhangwagen.