NL1020248C2 - Werkwijze, kern en samenstel voor het plaatsen van een etiket in een concave matrijshelft van een matrijs. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze, kern en samenstel voor het plaatsen van een etiket in een concave matrijshelft van een matrijs.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het plaatsen van een etiket in een concave matrijshelft van een matrijs, welke matrijs is bestemd voor het vervaardigen van een emmer, pot of dergelijk product, waarbij het etiket op een kern wordt aangebracht en deze kern in de 5 concave matrijshelft wordt gebracht, waarna vervolgens een overdrachtskracht op het etiket wordt uitgeoefend, zodat het van de kern loslaat en wordt overgedragen op een deel van de concave binnenzijde van de matrijshelft, welk deel althans een deel van de genoemde tenminste ene zijwand vormt.

10 De uitvinding heeft tevens betrekking op een kern bestemd voor gebruik bij een dergelijke werkwijze. Verder heeft de uitvinding betrekking op een samenstel van een kern en een matrijs.

Bij de bekende werkwijze wordt gebruik gemaakt van een kern die vormvast is. Het grote bezwaar van een dergelijke vormvaste kern is dat 15 deze vrijwel passend wordt opgenomen in de concave matrijshelft. Door deze vrijwel passende opname kan lucht, die zich bevindt tussen de zijwanden vormende wanden van de concave matrijshelft en de omtrekswand van de kern tijdens het plaatsen van de kern, zeer slecht ontsnappen en tijdens het wegnemen van de kern uit de matrijshelft zeer slecht toestromen naar de 20 nauwe spleet die tussen de kern en de matrijshelft bestaat. Om ervoor te zorgen dat onder deze omstandigheden het etiket toch de gewenste positie behoudt, wordt de snelheid waarmee de kern in de concave matrijshelft wordt gebracht en daaruit wordt weggenomen zeer laag gehouden, zodat er voldoende tijd is voor het ontsnappen, respectievelijk toestromen van lucht. 25 Deze lage snelheid heeft echter tot bezwaar dat de capaciteit per tijdseenheid van de spuitgietinrichting dramatisch afneemt.

1020248 " 2

De uitvinding beoogt een werkwijze en een kern met behulp waarvan deze nadelen worden opgelost.

De werkwijze van het in de aanhef vermelde type wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt doordat tijdens het inbrengen van de 5 kern in de matrijshelft deze kern zich in een eerste toestand bevindt waarin deze een kleinere doorsnede heeft dan in een tweede toestand waarin de kern zich bevindt tijdens het uitoefenen van de overdrachtskracht op het etiket, waarbij tijdens het uit de matrijshelft nemen van de kern, de kern zich wederom in de eerste toestand bevindt.

10 De kern van het in de aanhef vermelde type wordt volgens de uitvinding gekenmerkt doordat deze is ingericht voor het aannemen van een eerste toestand en een tweede toestand, waarbij de kern in de eerste toestand in radiale richting kleinere dimensies heeft dan in de tweede toestand.

15 Doordat de kern is ingericht voor het aannemen van een eerste toestand waarin de kern in radiale richting gezien kleinere dimensies heeft dan in een tweede toestand die de kern tevens kan aannemen en doordat tijdens het uitnemen en het inbrengen van de kern in de matrijshelft de kern zich in de eerste toestand bevindt, kan het inbrengen en het uitnemen 20 met hoge snelheid plaatsvinden zonder dat het gevaar bestaat dat het etiket bij het uitnemen van de kern haar nauwkeurig bepaalde positie verliest. Bovendien is door de geringe luchtstroomweerstand, die in de relatief ruime spleet tussen de kern en de matrijshelft bestaat, slechts weinig kracht benodigd om de kern in de matrijshelft te brengen en daaruit weg te nemen.

25 Verder kan door de hogere snelheid de capaciteit van de inrichting aanzienlijk toenemen ten opzichte van de werkwijze waarbij gebruik werd gemaakt van een vormvaste kern voor het plaatsen van een etiket in de matrijshelft terwijl toch de positienauwkeurigheid van het etiket behouden blijft.

tij' I 4 S j I

3

De uitvinding heeft tevens betrekking op samenstel van een kern volgens de uitvinding en een matrijs die door zijn dimensies kennelijk bestemd is voor gebruik in samenwerking met de betreffende kern.

Volgens een nadere uitwerking omvat het samenstel tevens een 5 hanteerinrichting voor het in en uit de concave matrijshelft van de matrijs bewegen van de kern.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de tekening verder worden 10 verduidelijkt.

Figuur 1 toont een doorsnede over lijn I-I uit figuur 2 van een eerste uitvoeringsvorm van een kern voor het plaatsen van een etiket in een matrijs voor het vervaardigen van een pot of emmer; figuur 2 toont een doorsnede over lijn II-II uit figuur 1, waarbij een 15 aantal segmenten in verschillende stadia van opbouw zijn weergegeven in de rechter onderhelft van de figuur; figuur 3 toont een doorsnede-aanzicht van het kerndeel van het in de figuren 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld en de daarbij behorende concave matrijshelft; 20 figuur 4 toont een doorsnede-aanzicht over een segment met een enkele zuignap, waarbij toe- en afvoerkanalen van de zwelslangen zijn weergegeven en waarbij de zuignap in de doorsnede is weergegeven; figuur 5 toont een doorsnede aanzicht over een segment met twee zuignappen, waarbij de zuignappen in zijaanzicht zijn weergegeven; 25 figuur 6a-6c tonen de verschillende stadia van het plaatsen van een etiket in een concave matrijshelft van een matrijs; figuur 7 toont schematisch de mantel van een kern, welke mantel is opgebouwd uit segmenten, waarbij het linkerdeel van de figuur de eerste toestand en het rechter deel van de figuur de tweede toestand weergeeft; a n o no a o 4 figuur 8 toont schematisch de mantel van een kern, welke mantel is opgebouwd volgens het spantangprincipe, waarbij het linkerdeel van de figuur de eerste toestand en het rechter deel van de figuur de tweede toestand weergeeft; 5 figuur 9 toont schematisch de mantel van een kern, welke mantel een C-vormige opbouw heeft volgens het taartbakblikprincipe, waarbij het linkerdeel van de figuur de eerste toestand en het rechter deel van de figuur de tweede toestand weergeeft.

figuur 10 toont schematisch een mantel van een kern die is 10 uitgevoerd als een strekbare mat, waarbij het linkerdeel van figuur 10 de gestrekte toestand weergeeft, het middendeel van figuur 10 de eerste toestand weergeeft en het rechterdeel van figuur 10 de tweede toestand weergeeft; figuur 11 toont schematisch een kern die is voorzien van een vast 15 kerndeel met een lucht toe- en afvoerleiding, waarbij rond het vaste kerndeel een mantel van zwelbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld een schuimmateriaal met open celstructuur, is aangebracht, waarbij gezien van links naar rechts de verschillende werkwijzestappen zijn getoond.

De in figuur 1 weergegeven kern 1 is voorzien van een kerndeel 2 20 dat vormvast is uitgevoerd en dat zonder de overige onderdelen duidelijk zichtbaar is weergegeven in figuur 3. Op dit vormvaste kerndeel 2 is een aantal segmenten 3 gemonteerd, zodanig dat deze in radiale richting verschuifbaar zijn ten opzichte van het vaste kerndeel 2. Daartoe is elk segment 3 voorzien van een tweetal geleidebussen 4 die in gaten 5 van het 25 kerndeel 2 verschuifbaar zijn opgenomen. Rond het kerndeel 2 is een tweetal opblaasbare slangen 6 gespannen die zich uitstrekken tussen de segmenten 3 en het kerndeel 2. Deze slangen 6 vormen de middelen voor het in radiale richting naar buiten verplaatsen van de segmenten 3. Wanneer de druk in de slangen 6 door toevoer van lucht wordt opgevoerd, zullen deze 30 slangen opbollen, als gevolg waarvan de segmenten 3 naar buiten worden 1Π9 Π9Α ft 5 gedrukt, zodat de kern 1 de tweede toestand aanneemt. Aan de binnenzijde van het kerndeel 2 strekt zich eveneens een slang 7 uit, welke slang 7 aan de binnenzijde wordt begrensd door een brugdeel 8 dat via de geleidebussen 4 is verbonden met de segmenten 3. Wanneer de slang 7 wordt opgeblazen 5 en de lucht uit de slangen 6 vrijelijk kan wegstromen, zal de slang 7 opbollen en zich afzetten tegen de binnenwand van het kerndeel 2 en het brugdeel 8, zodanig dat het brugdeel 8 naar binnen wordt gedrukt en daarmee de segmenten 3 in radiale richting naar binnen worden bewogen, zodat de kern 1 de eerste toestand aanneemt. Figuren 4 en 5 tonen 10 overigens ook nog duidelijk dat de segmenten 3 zijn voorzien van zuignappen 9 met behulp waarvan een etiket E op de door de segmenten 3 gevormde mantel van de kern 1 kan worden vastgezogen en weer worden losgeblazen. Het spreekt vanzelf dat de aansluitingen 10, 11, 12 van respectievelijk de zuignappen 9, en de slangen 6 en 7 via aparte luchttoe- en 15 afvoerleidingen, welke ten behoeve van de duidelijkheid niet zijn weergegeven, moeten zijn aangesloten op in- en uitschakelbare luchtdrukbronnen. Volgens een alternatieve uitwerking van dit uitvoeringsvoorbeeld kan ofwel de slang 7 ofwel de slangen 6 worden vervangen door een veer, zodat het leegpersen van de opgebolde slang door 20 de veer wordt bewerkstelligd in plaats van door een andere, op te blazen slang.

In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is een bovendeel 25 van het kerndeel 2 inwendig zodanig vormgegeven dat het kerndeel 2 over de convexe matrijshelft 13 kan worden geplaatst, zodat de kern kan dienen 25 voor opnemen van een gereed, net spuitgegoten product P van de matrijshelft 13. Doordat het gerede product gedeeltelijk in de kern 1 opneembaar is, behoeven de matrijshelften 13 en 14 minder ver van elkaar te worden bewogen om een gereed product uit de matrijs te verwijderen. Bovendien wordt met het verwijderen van het gerede product P tevens de 30 kern 1 verwijderd, hetgeen een handeling en een aparte hanteerinrichting Λ O Π r\ A rt 6 uitspaart. Wanneer de kern 1 zich buiten de matrijshelften 13, 14 bevindt kan om deze keim 1 een nieuw etiket worden aangebracht terwijl het gerede product uit de kern wordt verwijderd. Dit alles brengt met zich mee dat de cyclustijd voor het verwijderen van het product en het opnieuw plaatsen van 5 het etiket aanzienlijk wordt bekort ten opzichte van de bekende werkwijze.

Figuur 6a-6c tonen de diverse stadia van het plaatsen van een etiket in de concave matrijshelft 14. Eerst wordt de kern 1 met een er omheen gewikkeld etiket E tussen de convexe matrijshelft 13 en de concave matrijshelft 14 van een matrijs gebracht met behulp van een niet 10 weergegeven hanteerinrichting. In figuur 6a bevindt zich op de convexe matrijshelft 13 een net gereed gekomen product P. Het etiket E dat zich op de kern 1 bevindt, wordt vastgehouden doordat in de zuignappen 9 een onderdruk wordt gecreëerd. De kern 1 bevindt zich in figuur 6a in de eerste toestand, dat wil zeggen dat de segmenten 3 zich in de radiaal naar binnen 15 bewogen toestand bevinden. Eerst wordt de kern 1 in de richting van de convexe matrijshelft 13 bewogen om daar het net gerede product P van de matrijshelft 13 op te nemen. Vervolgens wordt de kern 1 tezamen met het net gerede product P in de concave matrijshelft 14 bewogen, hetgeen met relatief hoge snelheid kan plaatsvinden doordat de spleet tussen de kern 1 20 en de concave matrijshelft 14 groot is doordat de kern zich in de eerste toestand bevindt. Vervolgens wordt de kern 1 van de eerste toestand in de tweede toestand gebracht, hetgeen is weergegeven in figuur 6b. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt dat bewerkstelligd door de druk in de slangen 6 op te voeren en door de druk in de slang 7 af te laten.

25 Vervolgens wordt er een overdrachtskracht op het etiket E uitgeoefend doordat lucht uit de zuignappen 9 wordt geblazen. Het etiket E wordt dan tegen de zijwand vormende binnenwand van de concave matrijshelft 14 geblazen. Vervolgens wordt de kern 1 weer in de eerste toestand gebracht door de druk in de slangen 6 af te laten en de druk in de slang 7 weer op te 30 voeren. De segmenten 3 worden dan in radiale richting weer naar elkaar i i . ; ; 'i t u ...... ' v · 7 toebewogen, zodat de spleet, die wordt bepaald door de segmenten 3 en de zijwand bepalende binnenwand 15 van de concave matrijshelft 14, weer groter wordt. Als gevolg van deze grotere spleet kan de kern 1 met grote snelheid uit de matrijshelft 14 worden genomen onder bescheiden 5 krachtuitoefening. Zoals duidelijk zichtbaar is in figuur 6c, is het etiket E thans in de concave matrijshelft 14 achtergebleven en kan de kern 1 met het zich daarin bevindende gerede product P met behulp van de niet weergegeven hanteerinrichting tussen de matrijshelften 13, 14 worden weggenomen. Doordat het gerede product P gedeeltelijk in de kern 1 is 10 opgenomen, behoeven de matrijshelften 13, 14 minder ver uit elkaar te worden bewogen om het gerede product uit de matrijs te verwijderen dan bij de vaste kern volgens de stand der techniek. Vervolgens kunnen de matrijshelften 13, 14 naar elkaar toe worden bewogen om deze in een gesloten toestand te brengen waarin kunststof in een matrijs kan worden 15 geïnjecteerd.

Figuur 7 toont schematisch de mantel van een kern, welke mantel is opgebouwd uit segmenten 3, waarbij het linkerdeel van de figuur de eerste toestand en het rechter deel van de figuur de tweede toestand weergeeft. Deze figuur vormt een schematische weergave van het 20 uitvoeringsvoorbeeld dat is weergegeven en beschreven onder verwijzing naar figuren 1-6. Duidelijk zichtbaar is de doorsnedetoename die plaatsvindt wanneer de mantel van de eerste toestand in de tweede toestand wordt gebracht.

Figuur 8 toont schematisch de mantel 16 van een kern volgens een 25 alternatieve uitvoering. Deze mantel is opgebouwd volgens het spantangprincipe, waarbij het linkerdeel van de figuur de eerste toestand en het rechter deel van de figuur de tweede toestand weergeeft. De middelen voor het in radiale richting doen zwellen en krimpen van de mantel 16 kunnen een aantal slangen omvatten die bij een hogere druk een grotere 30 diameter aannemen dan bij een lagere druk zoals weergegeven in het io?n?Aft 8 uitvoeringsvoorbeeld van figuren 1-6. Het is tevens mogelijk dat deze middelen één of een aantal zuiger-, membraan-, balg- of balloncilinders omvat die, respectievelijk dat bijvoorbeeld met lucht wordt bekrachtigd.

Dergelijke bekrachtigingsmiddelen kunnen ook worden toegepast 5 bij het uitvoeringsvoorbeeld dat is weergegeven in figuur 9. Bij dat uitvoeringsvoorbeeld heeft de mantel 17 van de kern 1 een C-vormige opbouw volgens het taartbakblikprincipe. Het linkerdeel van de figuur toont de eerste toestand en het rechter deel van de figuur de tweede toestand van de mantel.

10 Figuur 10 toont een mantel van een kern die is uitgevoerd als een strekbare mat 18, waarbij het linkerdeel van figuur 10 de gestrekte toestand weergeeft, het middendeel van figuur 10 de eerste toestand weergeeft en het rechterdeel van figuur 10 de tweede toestand weergeeft. In de gestrekte toestand kan een etiket E eenvoudig op de mat worden geplaatst.

15 Vervolgens kan met de aandrijfmiddelen 19 die via stangen 20 met de uiteinden van de strekbare mat 18 zijn verbonden worden rondgebogen tot de configuratie die is weergegeven in het midden van figuur 10 en welke de eerste toestand representeert. Vervolgens kan voor het overdragen van het etiket E aan de concave matrijshelft 14 de strekbare mat 18 de tweede 20 toestand aannemen door geschikte aandrijving van de aandrijfmiddelen 19.

Figuur 11 toont een kern die is voorzien van een vast kerndeel 21 met een lucht toe- en afvoerleiding 22. Rond het vaste kerndeel 21 is een mantel 23 van zwelbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld een schuimmateriaal met open celstructuur, aangebracht. Gezien van links naar rechts in de 25 figuur 11 wordt eerst een etiket E rond de kern gewikkeld, vervolgens wordt lucht afgezogen, zodat de huls 23 krimpt en de kern 1 de eerste toestand aanneemt. Daarna wordt de kern in de eerste toestand in de concave matrijshelft 14 gebracht waarna vervolgens lucht via de luchttoevoerleiding 22 via het vaste kerndeel 21 aan de mantel 23 wordt toegevoerd, zodat deze 30 zwelt en de kern 1 de tweede toestand aanneemt. Vervolgens wordt er een 1020248 9 overdrachtskracht op het etiket E uitgeoefend zodat het etiket E van de kern loslaat en op de matrijshelft 14 wordt overgedragen. Eventueel kan de huls 23 zijn voorzien van een gesloten huid. Het is echter tevens mogelijk om de open celstructuur ook op het buitenoppervlak van de huls 23 te 5 handhaven, waarbij het etiket dient als afsluiting van de open celstructuur aan het buitenoppervlak van de huls 23. Het etiket E wordt dan door de aanzuigende lucht tevens op de huls 23 vastgezogen wanneer de kern 1 zich in de eerste toestand bevindt. Wanneer de huls 23 aan het buitenoppervlak is voorzien van een gesloten huid, dan dienen andere middelen te worden 10 toegepast om de overdrachtskracht op het etiket uit te oefenen ten behoeve van het overdragen van het etiket van de kern naar de matrijshelft. Deze andere middelen kunnen bij dit uitvoeringsvoorbeelden maar ook bij de overige uitvoeringsvoorbeelden worden gevormd door middelen die zijn ingericht voor het creëren van een potentiaalverschil tussen de kern 1 en 15 het etiket E, bijvoorbeeld door op het etiket een electrostatische lading aan te brengen. Als gevolg van een dergelijke electrostatische lading wordt het etiket E op de kern 1 vastgehouden. Doordat de matrijshelft van metaal is en de kern bijvoorbeeld van minder goed, maar enigszins geleidende kunststof, zal een electrostatisch geladen etiket nog meer geneigd zijn naar 20 de matrijs over te springen wanneer deze matrijs in de buurt komt. Als gevolg daarvan kan een etiket E van de kern 1 op de matrijshelft 14 worden overgedragen.

In plaats van schuimmateriaal met een open celstructuur kan de huls 23 ook van elastisch materiaal zijn vervaardigd waarin zich 25 luchtkanalen 24 uitstrekken die kunnen worden opgeblazen voor het doen zwellen van de kern. Een dergelijk materiaal is weergegeven in figuur 12, waarbij het onderste deel van de figuur de luchtkanalen 24 in opgeblazen toestand toont. Het elastische materiaal kan bijvoorbeeld een schuimmateriaal met gesloten celstructuur zijn.

10

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding zoals gedefinieerd door de conclusies mogelijk zijn.

Zo kunnen de producten niet alleen cilindrische of licht taps 5 toelopende afgeknot kegelvormige zijwand hebben maar ook een aantal zijwanden, bijvoorbeeld ter vorming van rechthoekige, vierkante, zeskantige of dergelijke niet-ronde producten. Verder kunnen de etiketten een hoogte hebben die in hoofdzaak overeenstemt met de hoogte van de zijwand van het product of een aanzienlijk geringere hoogte, zodat bijvoorbeeld een 10 zogenaamd taille-etiket kan worden verwerkt.

1Π0 A ft

Claims (27)

1 L, ·. ·.. ;

1. Werkwijze voor het plaatsen van een etiket in een concave matrijshelft van een matrijs, welke matrijs is bestemd voor het vervaardigen van een emmer, pot, of dergelijk product, waarbij het etiket op een kern wordt aangebracht en deze kern in de concave matrijshelft wordt 5 gebracht, waarna vervolgens een overdrachtskracht op het etiket wordt uitgeoefend, zodat het van de kern loslaat en wordt overgedragen op een deel van de concave binnenzijde van de matrijshelft, welk deel althans een deel van de genoemde tenminste ene zijwand vormt, waarbij tijdens het inbrengen van de kern in de matrijshelft deze kern zich in een eerste 10 toestand bevindt waarin deze een kleinere doorsnede heeft dan in een tweede toestand waarin de kern zich bevindt tijdens het uitoefenen van de overdrachtskracht op het etiket, waarbij tijdens het uit de matrijshelft nemen van de kern, de kern zich wederom in de eerste toestand bevindt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de overgang tussen de eerste 15 toestand en de tweede toestand wordt bewerkstelligd doordat de kern een aantal segmenten omvat die in radiale richting van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn opgesteld, waarbij voor het aannemen van de eerste toestand de segmenten in radiale richting naar elkaar toe worden bewogen en waarbij voor het aannemen van de tweede toestand de segmenten in 20 radiale richting van elkaar af worden bewogen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de overgang tussen de eerste toestand en de tweede toestand wordt bewerkstelligd doordat de kern is voorzien van een mantel die volgens het spantangprincipe (zie figuur 8) is vormgegeven, waarbij voor het aannemen van de eerste toestand de mantel 25 in een in radiale richting samengedrukte toestand wordt gebracht, en waarbij voor het aannemen van de tweede toestand de mantel in een ten 0? noA Q opzichte van de same n ge drukte toestand in radiale richting uitgezette toestand wordt gebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de overgang tussen de eerste toestand en de tweede toestand wordt bewerkstelligd doordat de kern is 5 voorzien van een mantel in de vorm van een C-vormige huls volgens het taartbakblikprincipe, waarbij voor het aannemen van de eerste toestand de mantel in een in radiale richting samengedrukte toestand wordt gebracht, en waarbij voor het aannemen van de tweede toestand de mantel in een ten opzichte van de samengedrukte toestand in een in radiale richting 10 uitgezette toestand wordt gebracht.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij een tot een in hoofdzaak vlakke plaat strekbare mat waarop het etiket wordt geplaatst, wordt gebogen tot een in de concave matrijshelft te brengen huls, van welke huls de diameter in de concave matrijshelft wordt vergroot ten behoeve van het 15 aannemen van de tweede toestand en wordt verkleind ten behoeve van het aannemen van de eerste toestand.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de kern is voorzien van een zwelbaar dragermateriaal dat in een in radiale richting samengedrukte toestand brengbaar is door het afzuigen van lucht, dan wel door het 20 verlagen van een luchtdruk in het materiaal en dat in een in radiale richting uitgezette toestand brengbaar is door het toevoeren van lucht, dan wel door het verhogen van een luchtdruk in het materiaal.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het zwelbare dragermateriaal een open celmateriaal omvat dat eventueel is voorzien van een gesloten huid 25 en dat wordt opgeblazen om van de eerste toestand in de tweede toestand te worden gebracht.

8. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het zwelbare dragermateriaal een open celmateriaal omvat dat eventueel is voorzien van een gesloten huid en waarin een onderdruk wordt gecreëerd om in de eerste toestand te 1 i) - worden gebracht en waarbij deze onderdruk wordt opgeheven om de kern in de tweede toestand te brengen.

9. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het zwelbare dragermateriaal een elastisch materiaal omvat dat is voorzien van een aantal luchtkanalen 5 die opblaasbaar en/of leegzuigbaar zijn om de kern van de eerste toestand in de tweede toestand te brengen, respectievelijk van de tweede toestand in de eerste toestand te brengen.

10. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het etiket op de kern althans ten dele wordt vastgehouden door tussen de kern en het etiket een 10 potentiaalverschil te creëren.

11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het etiket op de kern althans ten dele wordt vastgehouden door tussen de kern en het etiket door zuigen een onderdruk te creëren.

12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 15 overdrachtskracht wordt gecreëerd door tussen de matrijshelft en het etiket een groter potentiaalverschil te creëren dan het potentiaalverschil tussen de kern en het etiket.

13. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de overdrachtskracht wordt gecreëerd door tussen het etiket en de kern een 20 overdruk te creëren doordat tussen het etiket en de kern lucht wordt geblazen.

14. Werkwijze voor het vervaardigen van een emmer, pot, of dergelijk product waarvan een tenminste ene zijwand een aanzienlijke hoogte heeft ten opzichte van de doorsnede van de bodem, waarbij het betreffende 25 product in een matrijs met een convexe en een concave matrijshelft wordt spuitgegoten, waarbij voordat kunststof in de matrijs wordt geïnjecteerd een etiket in de concave matrijshelft van de matrijs wordt geplaatst onder gebruikmaking van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies.

15. Kern bestemd voor gebruik in een werkwijze volgens één der 30 voorgaande conclusies, waarbij de kern is ingericht voor het aannemen van 1020248 een eerste toestand en een tweede toestand, waarbij de kern in de eerste toestand in radiale richting kleinere dimensies heeft dan in de tweede toestand.

16. Kern volgens conclusie 15, waarbij de kern is voorzien van een mantel 5 met een aantal segmenten die in radiale richting van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn opgesteld, waarbij middelen zijn voorzien voor het in radiale richting doen zwellen en krimpen van de mantel.

17. Kern volgens conclusie 15, waarbij de kern is voorzien van een mantel die volgens het spantangprincipe (zie figuur 8) is vormgegeven, waarbij 10 middelen zijn voorzien voor het in radiale richting doen zwellen en krimpen van de mantel.

18. Kern volgens conclusie 15, waarbij de kern is voorzien van een mantel in de vorm van een C-vormige huls volgens het taartbakblikprincipe, waarbij middelen zijn voorzien voor het in radiale richting doen zwellen en 15 krimpen van de mantel.

19. Kern volgens conclusie 15, waarbij de kern een tot een vlakke plaat strekbare mat omvat, waarbij de mat verbuigbaar is tot een huls met variabele diameter.

20. Kern volgens conclusie 15, waarbij de kern is voorzien van een 20 zwelbaar dragermateriaal dat in een in radiale richting samengedrukte toestand brengbaar is door het afzuigen van lucht, dan wel door het verlagen van een luchtdruk en dat in een in radiale richting uitgezette toestand brengbaar is door het toevoeren van lucht, dan wel door het verhogen van een luchtdruk.

21. Kern volgens conclusie 20, waarbij het zwelbare dragermateriaal een open celmateriaal omvat dat eventueel is voorzien van een gesloten huid en dat is aangebracht rond een vormvast kerndeel dat is voorzien van een luchtkanalen die uitmonden in het manteloppervlak van het vormvaste kerndeel.

22. Kern volgens conclusie 20, waarbij het zwelbare dragermateriaal een elastisch materiaal omvat dat is voorzien van een aantal luchtkanalen die opblaasbaar en/of leegzuigbaar zijn, waarbij het elastisch materiaal is aangebracht rond een vormvaste kern.

23. Kern volgens één der conclusies 16-19, waarbij de middelen voor het in radiale richting doen zwellen en krimpen van de mantel een aantal slangen omvatten die bij een hogere druk een grotere diameter aannemen dan bij een lagere druk.

24. Kern volgens één der conclusies 16-19, waarbij de middelen voor het 10 in radiale richting doen zwellen en krimpen van de mantel ten minste één zuiger-, membraan-, balg- of balloncilinder omvatten.

25. Kern volgens één der conclusies 15-24, waarbij op het manteloppervlak van de kern middelen aanwezig zijn voor het toe-, respectievelijk afvoeren van lucht ten behoeve van het wegblazen, 15 respectievelijk aanzuigen van een etiket.

26. Samenstel van een kern volgens één der conclusies 15-25 en een matrijs die door zijn dimensies kennelijk bestemd is voor gebruik in samenwerking met de betreffende kern.

27. Samenstel volgens conclusie 26, waarbij het samenstel tevens een 20 hanteerinrichting omvat voor het in en uit de concave matrijshelft van de matrijs bewegen van de kern. 1020248