NL1019916C1 - Carrosserie met schuifdak. - Google Patents

Description

Titel: Carrosserie met schuifdak.

De uitvinding heeft betrekking op een carrosserie met schuifdak overeenkomstig de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke van een schuifdak voorziene carrosserie is algemeen bekend en wordt toegepast voor vervoer van goederen. Onder een 5 carrosserie dient in deze context te worden verstaan een in hoofdzaak doosvormige ladingsbehouder met een door een laadvloer, zijwanden en een dak omsloten laadruimte. De carrosserie kan deel uitmaken van een voertuig, zoals bij een motorwagen, aanhangwagen, of oplegger. De carrosserie kan echter ook zijn uitgevoerd als een op zichzelf staande 10 ladingsbehouder, zoals een container. De laadvloer van de carrosserie kan op een chassis worden geplaatst, bijvoorbeeld wanneer de carrosserie deel uitmaakt van een voertuig, maar kan ook zijn voorzien van een geïntegreerd chassis, zoals bij een container.

Met behulp van het schuifdak kan de door de carrosserie omsloten 15 laadruimte van bovenaf toegankelijk worden gemaakt voor het inbrengen van lading. Een voorbeeld hiervan is het via het geopende schuifdak in en uit de laadruimte takelen van ladingsdelen met grote lengte.

Dikwijls wordt een dergelijk schuifdak toegepast in een van schuifzijwanden voorziene carrosserie, dat wil zeggen, een carrosserie 20 waarvan de lange zijwanden zijn voorzien van schuifzeilen. Hierdoor wordt een laadruimte verkregen die tevens vanaf de zijkanten toegankelijk is.

Nadelig aan een schuifdak of schuifzijwand is dat de binnenruimte van de carrosserie in gesloten toestand toegankelijk is via openingen tussen de langsranden van het zeil en het dakprofiel. Door het zeil plaatselijk te 25 plooien kunnen deze openingen nog worden vergroot, zodat in gesloten toestand van het zeil smokkelwaar in de laadruimte kan worden ingebracht.

Aangezien er niet met een redelijke mate van zekerheid voor kan worden ingestaan dat de lading in de carrosserie overeenkomt met de op de 1019916 ' I 2 I vrachtbrief aangegeven lading, moet de lading in de carrosserie bij I grensoverschrijdend transport telkens door de douane worden I gecontroleerd. Een dergelijke grens kan de grens zijn van een economische I ruimte die meerdere landen omvat, zoals de E.G., maar kan ook de grens I 5 van slechts één land zijn. Het overschrijden van grenzen tijdens transport I kan hierdoor leiden tot vertraging en tot hogere kosten.

I Om dit nadeel tegen te gaan is voor carrosserieën die zijn voorzien I van schuifzeilzijwanden reeds voorgesteld om het dakprofiel over zijn lengte I te voorzien van een zich ten opzichte van het dakprofiel tot voorbij de I 10 openingen neerwaarts langs de binnenzijde van het schuifzeil I uitstrekkende starre afschermrand. Het dakprofiel is voorts over zijn lengte I voorzien van een zich langs de buitenzijde van het schuifzeil neerwaarts I uitstrekkende lip die, om inschuiven van het zeil mogelijk te maken, flexibel I is uitgevoerd. In combinatie met een geklemde oplegging en een verzegellijn I 15 langs de onderzijde van het schuifzeil kan de schuifzijwand worden I verzegeld op een wijze die voldoet aan de TIR-normen. Hierdoor is, zolang I de lading verzegeld blijft, bij grensoverschrijdend transport controle van de I lading van de carrosserie niet nodig.

I De uitvinding beoogt een carrosserie van de in de aanhef genoemde I 20 soort, waarbij met behoud van de voordelen, genoemde nadelen kunnen I worden vermeden. In het bijzonder beoogt de uitvinding een carrosserie die I is voorzien van een schuifdak dat met behulp van een eenvoudige technische I maatregel kan worden aangepast zodat het schuifdak zonder verdere I verzegelingshandelingen op betrouwbare wijze in gesloten toestand kan I 25 worden afgeschermd.

I Daartoe voorziet de uitvinding in een carrosserie overeenkomstig I conclusie 1.

I Door toepassing van de starre afschermrand kan worden bereikt I dat de opening tussen het dakrailprofiel en het staande randdeel onder I 30 insluiting van een nauwe spleet kan worden afgedekt, zodat het inbrengen

van smokkelwaar in de laadruimte kan worden tegengegaan. Met de H

afschermrand kan de rand van het zeil over een bepaalde breedte worden I

ingesloten, zodat deze minder toegankelijk is. Door de liggende randdelen I

van het zeil telkens te bevestigen aan die leden van de gelede steunen die H

5 grenzen aan een fixatieplaats, kan worden bereikt dat het zeil slechts over I

geringe afstand naar boven kan worden getrokken, terwijl de staande

randdelen van het zeil ondanks de nauwe spleet bij het opvouwen niet I

vastlopen. I

De starre afschermwand kan op elegante wijze worden verkregen I

10 door het dakprofiel uit te voeren als een extrusieprofiel, dat ten opzichte van H

het bekende dakprofiel is voorzien van een extra flens. H

Het dakprofiel kan ook worden samengesteld uit meerder profielen, I

waarbij een der profielen de afschermrand omvat.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn I

15 weergegeven in de volgconclusies. I

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een I

uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. In de tekening I

toont: I

fig. 1 een schematisch zij-aanzicht van een oplegger voorzien van I

20 een carrosserie met schuifdak met in detail de zig-zagvorm van het I

schuifdak in verschillende stadia van het openen; fig. 2 een schematische dwarsdoorsnede van de oplegger van fig. 1;

fïg. 3 een schematische dwarsdoorsnede van een dakrailprofiel van I

de oplegger van fig. 1 ter plaatse van een toog; en I

25 fig. 4 een schematische weergave van de bevestiging van het zeil I

aan de togen en de leden van de steun. I

De figuren betreffen slechts een schematische weergave van een

voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of I

corresponderende onderdelen aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers. I

I 4 I Refererend aan fig. 1 en 2 is daarin een oplegger 1 getoond voor I koppeling aan een niet-weer ge geven trekker. De oplegger 1 omvat een van I wielen voorzien chassis 2 waarop een doosvormige carrosserie 3 is I opgebouwd. De carrosserie 3 omvat een in hoofdzaak liggende laadvloer 4 I 5 met een aantal langs de langsranden 6 daarvan aangebrachte staanders 7.

I De staanders 7 zijn per langsrand met behulp van een aantal liggers 8 in I een vlak van de oplegger 1 verstijfd zodat zijwanden van de carrosserie I worden gevormd. Aan de voorrand 9 van de laadvloer 4 zijn twee voorstijlen I 10 aangebracht, die met een vast opgestelde dakregel 11 tot een raam zijn I 10 verbonden. De dakregel 11 strekt zich parallel aan de voorrand 9 uit in I dwarsrichting van de oplegger 1, zodat een voorwand voor de carrosserie 1 I wordt gevormd. Aan de achterrand 12 van de laadvloer 4 zijn op de I hoekpunten 2 achterstijlen 13 aangebracht. De achterstijlen 13 dragen in de I figuur niet weergegeven zwenkbare laaddeuren, zodat een achterwand van I 15 de carrosserie 3 wordt gevormd die met behulp van de laaddeuren I afsluitbaar is.

I De carrosserie 3 van de oplegger 1 is voorzien van een schuifdak I 20. Het schuifdak 20 omvat twee zich elk parallel boven een langsrand 7 I van de laadvloer 4 in langsrichting van de oplegger 1 tussen de voorstijlen I 20 10 en de achterstijlen 13 uitstrekkende dakrailprofielen 21. De I dakrailprofielen 21 zijn uitgevoerd als extrusieprofielen met een in I hoofdzaak constante dwarsdoorsnede en zijn in figuur 3 in detail I weergegeven.

I Tussen de dakrailprofielen 21 zijn in dwarsrichting van de oplegger I 25 1 verlopende togen 22 aangebracht die in door de dakprofielen 21 gevormde I langsgeleidingen zijn opgenomen en die een dakzeil 24 uit flexibel kunststof I materiaal dragen.

I Het dakzeil 24 is met behulp van de togen 22 verplaatsbaar tussen I een geopende stand waarin het dakzeil 24 zig-zag tussen de togen 22 is I 30 gevouwen en een gesloten stand waarin een lijfdeel 25 van het dakzeil 24 in I 1019916

hoofdzaak strak is gespannen en in een liggend vlak is gelegen dat zich H

parallel boven de laadvloer 4 uitstrekt. In gesloten stand van het schuifdak I

20 is de laadruimte door de carrosserie omsloten. H

Het dakzeil 24 is aan een voorrand bevestigd aan de vast H

5 opgestelde dakregel 11. Het dakzeil 24 is voorts aan een achterrand bevestigd aan een achterdakregel 26 die in langsrichting van de oplegger 1

langs de dakprofielen 21 verplaatsbaar is. De achterdakregel 26 strekt zich I

in gesloten stand van het schuifdak parallel boven de achterrand 12 van de I

laadvloer 4 uit tussen de achterstijlen 13, zodat met de achterrand 12 van I

10 de laadvloer 4 een raam wordt gevormd. In gesloten stand van het schuifdak I

kan de achterdakregel 27 met behulp van sluitstangen van de laaddeuren I

worden vergrendeld, zodat het schuifdak pas kan worden geopend wanneer I

de laaddeuren zijn ontgrendeld. . I

Refererend aan fig. 3 zijn de togen 22 aan hun uiteinden voorzien I

15 van zogenoemde runners die met de langsgeleidingen 23 samenwerken. De

langsgeleiding 23 omvat twee geleidingsbanen 27a, 27b voor het geleiden I

van respectievelijk een om een staande rotatie-as georiënteerd wiel en een H

om een liggende rotatie-as georiënteerd wiel van de runner 28. In figuur 3 is I

voorts getoond dat het zeil 24 is voorzien van een althans in gesloten stand I

20 in hoofdzaak liggend randdeel 29 en een ten opzichte daarvan in hoofdzaak I

neerwaarts uitstrekkend staand randdeel 30. Het liggende randdeel 29 en I

het staande randdeel 30 kunnen worden gevormd door een strook dik

zeildoek die in hoofdzaak L-vormig is gevouwen en die met een in hoofdzaak I

liggend georiënteerd been is verbonden met het lijfdeel 25 van het zeil 24. I

25 Om de opening tussen de langsrand van het zeil en het dakprofiel I

slecht toegankelijk te maken, is het dakprofiel 21 over zijn lengte voorzien I

van een zich vanaf het profiel in opwaartse richting onder insluiting van een I

spleet 31 langs het staande randdeel 30 van het zeil 24 uitstrekkende starre I

afschermrand 32. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de starre afschermrand 32 I

30 uitgevoerd als een meegeëxtrudeerd flensdeel met een hoogte van circa I

6 I 6 cm, zodat de top van het flensdeel in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als I het lijfdeel 25 van het zeil 24. De tussenruimte tussen de starre I afschermrand 32 en de buitenzijde van het staande randdeel 30 is maximaal I circa 1,5 cm, zodat in gesloten toestand van het schuifdak 20 de door de I 5 kraal 33 gevormde langsrand van het zeil 24 slecht toegankelijk is om te I worden opgetild.

I Refererend aan figuur 4 is getoond dat de togen 22 nabij hun I uiteinden ter plaatse van de runners 28 zijn verbonden door middel van een I gelede steun 34 die een liggend randdeel 29 van het zeil 24 steunt. De I 10 gelede steun 34 is ter plaatse van de togen 22 en op halve tussenafstand I tussen de togen 22 voorzien van in dwarsrichting van de oplegger 1 I verlopende lijnscharnieren. De gelede steun 34 is in dit uitvoeringsvoorbeeld I uitgevoerd als een strook vormvast kunststof materiaal die door middel van I zogenoemde living hinges geleed is uitgevoerd. Het lijfdeel 25 van het zeil 24 I 15 is met behulp van lussen 36 verbonden aan elk van de togen 22. De staande I randdelen 30 van het zeil zijn, onder vrijlating van tussengelegen togen, met I een steek van twee togen op fixatieplaatsen 37 met behulp van nagels aan I de togen vastgezet. Het liggende randdeel 29 is met behulp van nagels op I hulpfixatieplaatsen 38 bevestigd aan de leden 39a, 39b van de gelede steun I 20 34 die grenzen aan een fixatieplaats 37. De fixatieplaatsen 37 fixeren in I hoofdzaak in dwarsrichting, terwijl de hulpfixatieplaatsen, in gesloten stand I gezien, in hoofdzaak in opwaartse richting fixeren. Met behulp van dit I fixatiepatroon kan vastlopen van het staande randdeel 30 in de spleet 31 I tijdens het openen en sluiten worden vermeden, terwijl optillen van het zeil I 25 in gesloten toestand voldoende wordt belemmerd. De hartafstand tussen de I togen is in gesloten stand bij voorkeur kleiner of gelijk aan circa 60 cm. Het I hulpfixatieplaats 38 wordt bij voorkeur halverwege een lid 39 gekozen.

I Op gemerkt wordt dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier I weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm. Het zal de vakman duidelijk zijn I 30 dat vele variaties mogelijk zijn. Zo kan de carrosserie bijvoorbeeld met een

achterschuifzeil in plaats van laaddeuren worden uitgevoerd, kan de I

tussenruimte in de spleet, afhankelijk van onder meer de breedte van de

ingesloten rand, variëren en kan de carrosserie worden toegepast op een I

willekeurig voertuig of als losse eenheid. I

5 Dergelijke variaties zullen de vakman duidelijk zijn en worden I

geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de I

hierna volgende conclusies.

1019916 I

Claims (5)

1. Carrosserie met schuifdak, omvattende twee zich in langsrichting I van de carrosserie uitstrekkende dakprofielen met daartussen zich in I dwarsrichting van uitstrekkende togen die in door de dakprofielen gevormde I langsgeleidingen zijn opgenomen en die een dakzeil dragen, waarbij een I 5 lijfdeel van het zeil is bevestigd aan elk van de togen en waarbij een zich ten I opzichte van het lijfdeel in hoofdzaak neerwaarts uitstrekkend staand I randdeel van het zeil, onder vrijlating van tussengelegen togen, met een I steek van twee togen op fixatieplaatsen aan de togen is bevestigd, waarbij I voorts de togen nabij hun uiteinden zijn verbonden door middel van gelede I 10 steunen die elk een liggend randdeel van het zeil steunen en die ter plaatse I van de togen en op halve tussenafstand tussen de togen zijn voorzien van I scharnieren, zodanig dat het dakzeil verplaatsbaar is tussen een geopende I stand waarin het lijf van het dakzeil zig-zag is opgevouwen en een gesloten I stand waarin het lijf van het dakzeil zich in hoofdzaak liggend uitstrekt, I 15 met het kenmerk, dat de dakrailprofielen elk over hun lengte zijn I voorzien van een zich vanaf het profiel in opwaartse richting onder I insluiting van een spleet langs een buitenzijde van een staand randdeel I uitstrekkende, starre afschermrand, en dat de liggende randdelen van het I zeil telkens op hulpfixatieplaatsen zijn bevestigd aan leden van de steun die I 20 grenzen aan een fixatieplaats.

2. Carrosserie volgens conclusie 1, waarbij de tussenruimte tussen de I starre afschermrand en de buitenzijde van het staande randdeel maximaal I circa 1,5 centimeter is.

3. Carrosserie volgens conclusie 1 of 2, waarbij de hulpfixatieplaatsen I 25 op de aan de bij de corresponderende fixatieplaats grenzende, eerste helft I van het lid zijn aangebracht. I ; ! · Λ '· ’ I

4. Carrosserie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het H dakprofiel is uitgevoerd als een enkelvoudig of samengesteld extrusieprofiel I en waarbij de afschermrand een flensdeel vormt. H

5. Voertuig, omvattende een van wielen voorzien chassis, voorzien I 5 van een carrosserie volgens een der voorgaande conclusies. I