NL1019659C2 - Inrichting voor het opzuigen van los materiaal. - Google Patents

Description

Inrichting voor het opzuigen van los materiaal.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opzuigen van 5 los materiaal tot in het inwendige van een opvangreservoir omvattende een lichaam met een eerste zuigopening voor aansluiting op een eerste uitwendige zuigleiding met een vrij uiteinde en een zuigmotor voor het via het opvangreservoir en de eerste zuigopening creëren van een verlaagde druk bij het vrije uiteinde van de eerste zuigleiding. 10 Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend, bijvoorbeeld als deel van een stofzuiger voor huishoudelijk gebruik, waarbij het opvangreservoir wordt gevormd door een flexibele, uitwisbare zak gemaakt van een luchtdoorlatend materiaal. Een dergelijke zak is opgenomen binnen een behuizingsdeel van een dergelijke stofzuiger. Bij andere systemen ziet 15 men dat wordt afgezien van het gebruik van een aparte opvangzak, en dat het aangezogen materiaal direct in een daartoe bestemde ruimte van een behuizingsdeel van de stofzuiger wordt gebracht.

Bestaande stofzuigsystemen hebben als nadeel dat zij relatief volumineus zijn, waarbij een belangrijk deel van het volume 20 wordt ingenomen door de ruimte die wordt ingenomen voor voorzieningen voor opname van weggezogen materiaal. Bovendien wordt in zijn algemeenheid het legen van de stofzuiger als een vervelend en lastig karwei beschouwd. De uitvinding beoogt nu voor deze bezwaren een oplossing te bieden en daarbij een inrichting te verschaffen, die met 25 name grote gebruiksgemakken biedt bij werkzaamheden buitenshuis, waarbij relatief grote hoeveelheden los materiaal dienen te worden opgezogen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij kluswerkzaamheden, zoals het uitslijpen van steenvoegen waarbij veel cementgruis vrijkomt, of bijvoorbeeld bij tuinwerkzaamheden, zoals het verzamelen van 30 herfstbladeren. De uitvinding verschaft hiertoe een inrichting volgens aanhef waarbij het lichaam is ingericht voor het, door het aansluiten van * · C; ς ï:; Q ' 2 het lichaam op een, als het opvangreservoir fungerende, afval houder, in een aangesloten toestand, in hoofdzaak luchtdicht afsluiten van het inwendige van de afval houder. Het is van groot belang hierbij op te merken dat onder afval houder, binnen het kader van de onderhavige 5 uitvinding, dient te worden begrepen, een houder voor afval, zoals een vuilnisbak, die in beginsel bestemd is om zelfstandig te worden gebruikt voor de opname van afval en bijvoorbeeld is voorzien van een afsluitende deksel. Door nu een dergelijke afval houder "tijdelijk" te benutten voor toepassing in combinatie met een inrichting volgens de uitvinding, kan 10 deze inrichting relatief klein worden uitgevoerd, doordat deze niet is voorzien van het opvangreservoir zoals dat bij de stofzuigsystemen volgens de stand van de techniek wel het geval is. Dit draagt er niet alleen zorg voor dat het volume en de massa van de inrichting volgens de uitvinding relatief gering zijn, maar tevens dat daardoor de productie-15 en verkoopkosten beperkt kunnen blijven.

Een zeer geschikte wijze van aansluiting van het lichaam op de afval houder wordt verkregen wanneer het lichaam een omtreksrand heeft voor aansluiting op een omtreksrand van de afval houder. Aldus kan, zeker bij toepassing van tussenliggende veerkrachtige afdichtingsmiddelen, 20 zoals een pakking, een zeer betrouwbare en goed functionerende luchtdichte afsluiting worden bewerkstelligd.

Een zeer praktische uitvoeringsvorm wordt verkregen indien de omtreksrand van het lichaam is ingericht voor oplegging op een, een toevoeropening van de afval houder omgevende, omtreksrand in de vorm van 25 een bovenrand. Door het eenvoudig door een gebruiker op deze bovenrand van een afval houder plaatsen van het lichaam, wordt op zeer eenvoudige wijze de gewenste luchtdichte afsluiting verkregen. Eventueel kan, indien de massa van de inrichting onvoldoende zou zijn, tevens gebruik worden gemaakt van klemmiddelen waarmee het lichaam op de omtreksrand kan worden 30 geklemd.

Een compacte constructie kan worden verkregen indien de 1019659 3 zuigmotor aan het lichaam is bevestigd en onderdeel uitmaakt van de inrichting. Hierdoor is de vereiste manipulatie van onderdelen beperkt.

Met name ter bescherming van de zuigmotor geniet het de voorkeur indien het lichaam een in hoofdzaak afgesloten behuizing vormt 5 voor de zuigmotor.

Ten einde een zo stabiel mogelijke opstelling te verkrijgen strekt bij voorkeur in de aangesloten toestand de motor zich ten minste ten dele binnen het opvangreservoir uit. Aldus wordt het zwaartepunt van de gehele opstelling van afval houder, inrichting en motor, die al dan 10 niet vast aan het lichaam van de inrichting is bevestigd, zo laag mogelijk, waardoor het risico van omvallen van deze opstelling beperkt blijft. Hierbij dient men zich te realiseren dat bij aanvang van de werkzaamheden, in zijn algemeenheid de afvalhouder leeg zal zijn en derhalve van zichzelf weinig massa heeft die tot een stabielere 15 opstelling zou kunnen leiden.

Met name ten behoeve van werkzaamheden buitenshuis, of althans in de open lucht, geniet het de voorkeur indien de eerste opening in hoofdzaak in horizontale richting is gericht. Dit voorkomt tevens dat de eerste zuigleiding, die doorgaans flexibel zal zijn, direct bij zijn 20 aansluiting op de eerste zuigopening een bocht zal vormen, waardoor enerzijds een verhoogde stromingsweerstand wordt gecreëerd, terwijl anderzijds de flexibele zuigleiding nodeloos mechanisch wordt belast op buiging.

Eveneens met name voor werkzaamheden buitenshuis is bij 25 voorkeur het lichaam aan zijn bovenzijde voorzien van ondersteuningen voor oplegging door een scharnierdeksel van de afvalhouder, waarbij de scharnierdeksel schuin is georiënteerd en daarbij het lichaam ten minste ten dele afgeschermd. Dit voorkomt of beperkt de kans dat neerslag direct de inrichting volgens de uitvinding zal treffen. Dankzij de schuine 30 oriëntatie zal dergelijke neerslag in plaats daarvan het scharnierdeksel treffen en daarvan afschuiven of -rollen, terwijl bovendien de schuine 1 01 ' · 4 oriëntatie een ruimte open laat tussen het uiteinde van de scharnierdeksel en de oplegrand voor deze scharnierdeksel, die kan worden benut voor het accommoderen van diverse onderdelen van de inrichting, die van belang zijn voor de handmatige bediening ervan. Hierbij wordt onder 5 andere gedacht aan een aan en uit schakelaar en aan de zuigopening.

Indien het lichaam van de inrichting volgens de uitvinding niet is aangesloten op de afval houder, maar hiervan los is, is het van belang dat de mogelijk bestaat om deze, zonder het risico van beschadiging, op de grond te plaatsen. In dit verband geniet het de 10 voorkeur indien het lichaam is voorzien van poten waarmee het lichaam zelfstandig op een ondergrond kan rusten.

Indien het lichaam een behuizing omvat voor de zuigmotor, zoals bovenstaand beschreven, is het voordelig indien de eerste zuigopening zich buiten deze behuizing bevind. Indien de eerste 15 zuigopening zich namelijk op de behuizing zou bevinden, zou het noodzakelijk zijn dat een doorgangsleiding door de behuizing wordt gecreëerd, om de zuigopening te laten communiceren met het inwendige van de afval houder, hetgeen constructief nadelig is.

Ter bescherming van de zuigmotor zijn bij voorkeur 20 filtervoorzieningen tussen het inwendige van de afval houder en de zuigmotor.

Een zeer geschikte uitvoeringsvorm van dergelijke filtermiddelen wordt verkregen indien de filtermiddelen vloei stofhoudend zijn. Een geschikte vloeistof hiertoe is bijvoorbeeld water.

25 Een zeer eenvoudige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan worden verkregen indien het lichaam is voorzien van een tweede zuigopening voor aansluiting op een tweede uitwendige zuigleiding, welke tweede zuigleiding geschikt is voor aansluiting op een, zich op afstand van de inrichting bevindende, zuigmotor. Bij een 30 dergelijke uitvoeringsvorm maakt de zuigmotor dus niet noodzakelijkerwijs onderdeel uit van de inrichting, maar wordt hier mee gekoppeld via de 8019659 5 tweede zuigleiding. De inrichting zal, doordat de zuigmotor niet aan het lichaam is bevestigd, relatief licht zijn, waardoor het gemakkelijk is om het lichaam aan te sluiten op de afval houder.

Een zeer voordelige voorkeursuitvoeringsvorm van de 5 inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen indien het lichaam is ingericht voor aansluiting op een verrijdbare afval verzamel container. Hierbij gaan de gedachten met name uit naar de afvalverzamercontainers, zoals die regelmatig, bijvoorbeeld wekelijks of twee-wekelijks, door de gemeentelijke reinigingsdiensten worden geleegd. Voor de Nederlandse 10 markt worden dergelijke afval verzamel containers in de volksmond ook wel "kliko's" genoemd.

Alhoewel ten minste impliciet reeds vermeld, wordt ook expliciet vermeld dat de inrichting volgens de uitvinding bij voorkeur niet is voorzien van een, speciaal voor toepassing in combinatie met de 15 inrichting bestemd, opvangreservoir. Immers een dergelijk opvangreservoir is in beginsel overbodig vanwege het gebruik van de afvalhouder bij de inrichting volgens de uitvinding.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van de 20 inrichting volgens de uitvinding. Ten behoeve van de beschrijving van deze uitvoeringsvormen wordt verwezen naar de bijgaande figuren.

- figuur 1 toont een afval verzamel container, - figuren 2a en 2b tonen in perspectief aanzichten de eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, 25 - figuur 3 toont in exposieweergave de eerste uitvoeringsvorm, - figuur 4 toont in verticale doorsnede de eerste uitvoeringsvorm, - figuur 5 toont schematisch een tweede uitvoeringsvorm van 30 de inrichting volgens de uitvinding, - figuur 6 toont een derde uitvoeringsvorm van de inrichting 6 volgens de uitvinding, - figuur 7 toont een vierde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, - figuur 8 toont een vijfde uitvoeringsvorm van de inrichting 5 volgens de uitvinding, - figuur 9 toont een zesde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, - figuur 10 toont een zevende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

10 Figuur 1 toont een afval verzamel container 1 van het type zoals dat, ten minste in Nederland, algemeen bekend is. Vele huishoudens beschikken over een dergelijke afval verzamel container 1, die in de volksmond ook wel "kliko" wordt genoemd, en verzamelen daarin het huishoudelijk afval. De afval verzamel container 1 omvat een neerwaarts 15 taps toe lopende bak 2 met een open bovenzijde, welke kan worden afgesloten door een, om as 3 scharnierbare klapdeksel 4. Aan zijn onderzijde is afval verzamel container 1 voorzien van loopwielen 5, waardoor het voor een gebruiker gemakkelijk is om de afval verzamel container 1 te verplaatsen bijvoorbeeld naar het trottoir 20 voor het aldaar legen ervan door een gemeentelijke vuilophaaldienst.

Hierbij dient men zich te realiseren dat al het huisvuil van een huishouden in deze afval verzamel container 1 wordt verzameld teneinde regelmatig, bijvoorbeeld wekelijks, te worden geleegd.

De figuren 2a en 2b tonen een eerste uitvoeringsvorm van 25 een inrichting 11 volgens de uitvinding. De inrichting omvat een behuizing 12, waarvan de inhoud nog nader zal worden toegelicht aan de hand van de figuren 3 en 4. In ongeveer het midden, in verticale richting gezien van de behuizing 12 is een rondgaande oplegrand 13 voorzien waarvan de rondgaande buitenrand 14 een in hoofdzaak vierkante vorm 30 definieert, die iets groter is dan de binnenrand van de boven openzijde van bak 2 van afval verzamel container 1. Hierdoor is het mogelijk om de 1019659 7 inrichting 11 met zijn oplegrand 13 steunende op de omtreksrand die de open bovenzijde van bak 2 omgeeft te laten steunen, ervan uitgaande dat klapdeksel 4 is opengeklapt. Hierbij strekt het onder de oplegrand 13 gelegen deel 15 van de behuizing 12 zich uit binnen bak 2, terwijl het 5 boven de oplegrand 13 gelegen deel 16 van behuizing 12 zich boven bak 2 uitstrekt. Het onderste behuizingsdeel 15 is nabij de hoekpunten aan zijn onderzijde voorzien van een viertal poten 17a, 17b, 17c, 17d waarmee de inrichting 11 zelfstandig op een ondergrond dan worden geplaatst. Het bovenste behuizingsdeel 16 is voorzien van een hellend bovenvlak 18 dat 10 bestemd is ter ondersteuning van klapdeksel 4, zodat een situatie ontstaat vergelijkbaar met die is weergegeven in figuur 5. Hierbij dient de klapdeksel 4 als additionele bescherming voor de inrichting 11, bijvoorbeeld tegen neerslag in de vorm van regen of hagel. Zoals duidelijk mag zijn is het hiertoe wel de bedoeling dat het hellend 15 bovenvlak 18 met zijn lage achterzijde gericht is naar as 3. Als dan de tegenover gelegen zijde als de voorzijde wordt beschouwd, zijn aan de voorzijde van het bovenste behuizingsdeel 16, welke zelfs bij ingeklapte toestand van klapdeksel 4 nog toegankelijk is, een aan/uit schakelaar 19 voorzien alsmede een schematisch weergegeven aansluiting 20 voor de 20 noodzakelijke elektrische voeding.

Ter plaatse van één van beide hoeken aan de voorzijde, is in de behuizing 12, zowel in het onderste behuizingsdeel 15 als in het bovenste behuizingsdeel 16 een kwart rondgaande uitsparing 21, 22 voorzien. Ter plaatse is in de oplegrand 13 een zuigopening 23 voorzien. 25 De kwart rondgaande uitsparing 21 in het bovenste behuizingsdeel 16 laat ruimte vrij voor aansluiting voor een, bij voorkeur flexibele, zuigbuis op de zuigopening 23. Via het vrije uiteinde van de niet nader getoonde zuigbuis kan los materiaal worden opgezogen, door een verlaagde druk te creëren in het inwendige van bak 2. Hiertoe is, onder verwijzing naar de 30 figuren 3 en 4, in de behuizing 12 een op zich bekende zuigmotor 24 voorzien. Deze zuigmotor 24 kan worden bediend middels aan/uit schakelaar V W i <0 0 0 Ό 8 19 en wordt elektrisch gevoed via de elektrische aansluiting 20. Zoals duidelijk af te leiden uit figuren 3 en 4, vormen het onderste behuizingsdeel 15 en het bovenste behuizingsdeel 16 aparte onderdelen ieder met een eigen flensrand 25, 26 die in samengestelde toestand de 5 oplegrand 13 vormen. Voor het onderling verbinden van het onderste behuizingsdeel 15 en het bovenste behuizingsdeel 16, zijn deze delen met de flensranden 25, 26 met bouten en moeren aan elkaar verbonden. Aldus kunnen deze behuizingsdelen 15, 16 ook weer eenvoudig los van elkaar worden genomen zodat onderhoud van de in de behuizing 12 aanwezige 10 onderdelen, eenvoudig kan plaatsvinden.

De zuigmotor 24 is middels drie schroefdraden waarvan schroefdraden 36a en 36b zichtbaar zijn in figuur 3 en die worden omgeven door drie buisvormige afstandhouders 27a, 27b, 27c vast verbonden met bodem 28 van het onderste behuizingsdeel 15 en hierbij met zijn zuigzijde 15 naar een niet nader zichtbare opening in de bodem 28 gericht. Ter plaatse is de bodem 28 voorzien van een trechtervormige verdieping 29 die aan zijn onderzijde wordt afgesloten door een filter 31 dat middels een lijst 30 tegen een gaas 32 wordt gedrukt, doordat de lijst middels niet nader getoonde schroeven vast is verbonden met de bodem 28 van het onderste 20 behuizingsdeel 15.

Aan de onderzijde van flensrand 26 is een rondgaande pakking 33 voorzien die zorgt voor een luchtdichte aansluiting tussen inrichting 11 en de omtreksrand van de opening aan de bovenzijde van bak 2. Door het bekrachtigen van de zuigmotor 24 kan aldus een verlaagde druk 25 in het inwendige van bak 2 worden gecreëerd. Deze verlaagde druk zet zich via de zuigopening 23 voort tot het uiteinde van de niet nader getoonde zuigslang, waardoor het weggezogen losse materiaal in de bak 2 wordt gezogen. Het filter 31 draagt er zorg voor dat geen ongewenst materiaal motor 24 bereikt, waardoor deze zou kunnen beschadigen of dergelijke. 30 Blaasmond 34 van zuigmotor 24 is gepositioneerd in de onmiddellijke nabijheid van perforatiegaten 35 aangebracht in een zijwand van het 1019659 " 9 bovenste behuizingsdeel 16.

De figuren 5 t/m 10 tonen ieder schematisch, al dan niet in gedeeltelijke dwarsdoorsneden, alternatieve uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding.

5 Inrichting 51 volgens figuur 5 vertoont veel overeenkomsten met inrichting 11 volgens de figuren 2a t/m 4. Een onderscheid is gelegen in het feit dat de zuigopening 52 zich verticaal aan de voorzijde van de inrichting 51 uitstrekt, waardoor de zuigslang 53 zich vanaf zuigopening 52 horizontaal uitstrekt. Tevens bevinden zich boven zuigopening 52 aan 10 de voorzijde van de inrichting 51 een aan/uit schakelaar 54 en een stopcontact 55 voor koppeling met een stekker 56 aan het uiteinde van een elektriciteitsdraad 57.

Inrichting 61 volgens figuur 6 toont een geheel andere wijze waarop deze inrichting 61 kan aansluiten op de 15 afval verzamel container, waarbij dankbaar gebruik wordt gemaakt van de taps toelopende vorm van de bak 2. Inrichting 61 omvat een plaat 62 op de bovenzijde waarvan ongeveer in het midden een behuizing 63 aanwezig is waar binnen een aanzuigmotor is opgenomen. Langs zijn omtrekrand is plaat 62 voorzien van een staande rand 64 die parallel is georiënteerd aan de 20 omtrekzijden van bak 2. Door de inrichting 61 in bak 2 te laten zakken, sluit de staande rand 64 aan op de binnenzijde van de bak 2, waardoor een luchtdichte afsluiting van het inwendige van bak 2 voor zover gelegen onder plaat 62 wordt verkregen. Desgewenst kan hierbij gebruik worden gemaakt van een veerkrachtig afdichtingsmateriaal dat is aangebracht aan 25 de buitenzijde van de staande rand 64. Voor de op de inrichting 61 aan te sluiten zuigslang kan hetzij de klapdeksel 4 licht worden opengeklapt waarbij de zuigslang wordt ingeklemd tussen de klapdeksel 4 en de bak 2, hetzij kan een opening daartoe in de klapdeksel 4 worden gemaakt.

Van een dergelijke opening in klapdeksel 4 is in ieder 30 geval sprake bij de inrichting 71 volgens figuur 7. Hierbij is een behuizing 72 op niet nader getoonde wijze opgehangen aan de onderzijde i O i w .

10 van klapdeksel 4, welke is voorzien van een doorgang 73, die als zuigopening kan worden beschouwd en geschikt is voor aansluiting met een zuigslang 74. Het moge duidelijk zijn dat het opklappen van klapdeksel 4 tevens tot gevolg heeft dat behuizing 72 zal worden omgeklapt.

5 Dit is niet het geval bij inrichting 81 volgens figuur 8 die veel principiële overeenkomsten vertoont met inrichting 11, zij het dat de zuigopening 82 is aangebracht op de behuizing 83 waardoor een doorvoer 84 binnen behuizing 83 noodzakelijk is voor communicatie tussen het inwendige van de bak 2 en de op zijopening 82 aangesloten zuigslang 10 85.

Inrichting 91 bevindt zich volledig boven bak 2, overigens overeenkomstig inrichting 51, waardoor een maximaal volume in bak 2 beschikbaar is voor opname van weggezogen los materiaal.

Inrichting 101 volgens figuur 10 onderscheidt zich 15 tenminste in die zin van de ander beschreven inrichtingen doordat de zuigmotor 102 hier geen vast onderdeel van uitmaakt. Inrichting 101 omvat een plaat 103 die luchtdicht aansluit op de bovenzijde van bak 2 en op de bovenzijde waarvan twee zuigopeningen 103, 104 zijn aangebracht voor aansluiting respectievelijk op flexibele zuigslangen 105, 106. Via 20 zuigslang 106 wordt een verlaagde druk in het inwendige van bak 2 gecreëerd terwijl los materiaal wordt opgezogen via zuigslang 105. Het grote voordeel van een dergelijk systeem is dat voor toepassing in combinatie met verschillende types afvalcontainers slecht één zuigmotor 102 beschikbaar hoeft te zijn die kan worden toegepast in combinatie met 25 op de desbetreffende afvalcontainer afgestemde inrichtingen 101, waarbij concreet met name de variatie gelegen zal zijn in de plaat 107. Het is hierbij denkbaar dat ook de zuigopeningen 103, 104 zijn aangebracht op een uitwisselbaar deel 108, dat kan worden gecombineerd met platen 107 van verschillende afmetingen.

30 1019659

Claims (17)

1. Inrichting voor het opzuigen van los materiaal tot in het inwendige van een opvangreservoir omvattende een lichaam met een eerste 5 zuigopening voor aansluiting op een eerste uitwendige zuigleiding met een vrij uiteinde en een zuigmotor voor het via het opvangreservoir en de eerste zuigopening creëren van een verlaagde druk bij het vrije uiteinde van de eerste zuigleiding, met het kenmerk, dat het lichaam is ingericht voor het, door het aansluiten van het lichaam op een, als het 10 opvangreservoir fungerende, afval houder, in een aangesloten toestand, in hoofdzaak luchtdicht afsluiten van het inwendige van de afval houder.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lichaam een omtreksrand heeft voor aansluiting op een omtreksrand van de afval houder.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de omtreksrand van het lichaam is ingericht voor oplegging op een, een toevoeropening van de afval houder omgevende, omtreksrand in de vorm van een bovenrand.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, 20 dat de zuigmotor aan het lichaam is bevestigd.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lichaam een in hoofdzaak afgesloten behuizing vormt voor de zuigmotor.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat in de aangesloten toestand de motor zich tenminste ten dele binnen het opvangreservoir uitstrekt.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste zuigopening in hoofdzaak in horizontale richting is gericht.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lichaam aan zijn bovenzijde is voorzien van ' - ; :-59 '' ' t ondersteuningen voor oplegging door een scharnierdeksel van de afval houder, waarbij de scharnierdeksel schuin is georienteerd en daarbij het lichaam tenminste ten dele afschermt.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat het lichaam tenminste ten dele wordt gevormd door een schanierdeksel van de afval houder.

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lichaam is voorzien van poten waarmee het lichaam zelfstandig op een ondergrond kan rusten.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 5 tot en met 10, met het kenmerk, dat de eerste zuigopening zich buiten de behuizing bevindt.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 5 tot en met 11, met het kenmerk, dat de behuizing twee behuizingsdelen omvat, die ter 15 plaatse van de omtreksrand van het lichaam onderling zijn verbonden.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat filtermiddelen zijn voorzien tussen het inwendige van de af val houder en de zuigmotor.

14. Inrichting volgens conclusie 13 met het kenmerk, dat de 20 filtermiddelen vloeistof houdend zijn.

15. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lichaam is voorzien van een tweede zuigopening voor aansluiting op een tweede uitwendige zuigleiding, welke tweede zuigleiding geschikt is voor aansluiting op een, zich op afstand van de inrichting bevindende, 25 zuigmotor.

16. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lichaam is ingericht voor aansluiting op een verri j dbare afval verzamelcontai ner.

17. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat de inrichting niet is voorzien van een, speciaal voor toepassing in combinatie met de inrichting bestemd, opvangreservoir.