NL1019209C2

NL1019209C2 - Amusementsinrichting.

Info

Publication number: NL1019209C2
Application number: NL1019209A
Authority: NL
Inventors: Louisito Johannes Eusebo Kroon
Original assignee: Cobra Beheer Bv
Priority date: 2001-10-23
Filing date: 2001-10-23
Publication date: 2003-04-24

Description

Amusementsinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een amusementsinrichting, omvattende een draagconstructie, alsmede een schommelarm die draaibaar rond een eerste, in wezen 5 horizontale schamierhartlijn is opgehangen aan de draagconstructie.

Een dergelijke amusementsinrichting is algemeen bekend. Aan de schommelarm kan een zitinrichting bevestigd zijn, die plaats biedt aan een of meer personen. Door de schommelarm rond een horizontale hartlijn te laten draaien, beschrijven de personen een in een verticaal vlak gelegen cirkel. De schommelarm kan in plaats van een 10 schommelbeweging als alternatief eventueel een volledige rotatie uitvoeren. Deze inrichting wordt echter meer en meer als onvoldoende spectaculair ervaren, terwijl attracties in pretparken en kermissen die een sterke sensatie opwekken, een toenemende populariteit vertonen.

Een doel van de uitvinding is een amusementsinrichting te verschaffen die een 15 vergroot sensatiegevoel oproept. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat aan de schommelarm een draaiarm is aangebracht, die draaibaar is rond een tweede schamierhartlijn, en met de draaiarm een zitinrichting is verbonden voor een of meer personen. De zitinrichting is derhalve verbonden met een draaiarm die rond de tweede schamierhartlijn kan schommelen of roteren. De personen die plaats hebben genomen 20 in de zitinrichting zullen daardoor, naast de draaibeweging van de schommelarm, een daarop gesuperponeerde beweging uitvoeren. Door het toepassen van deze extra vrijheidsgraad wordt het sensatiegevoel vergroot.

De eerste schamierhartlijn van de schommelarm en de tweede schamierhartlijn kunnen in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar zijn. Hierdoor beschrijft de zitinrichting die 25 is verbonden met de draaiarm een cirkelbeweging in het verticale vlak van de draaiarm, terwijl de draaiarm zelf een grotere cirkelbeweging rond de eerste schamierhartlijn beschrijft.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kenmerk, dat een contra-gewicht is voorzien aan de zijde van de eerste schamierhartlijn die is afgekeerd van de tweede 30 schamierhartlijn. De kracht die nodig is voor het bewegen van de schommelarm is hierdoor kleiner.

•j 2

Volgens de uitvinding kan de schommelarm een uithouder dragen, aan welke uithouder tenminste een draaiarm draaibaar is opgehangen. De uithouder biedt de mogelijkheid om daaraan meerdere draaiarmen, elk met een zitinrichting, op te hangen.

5 Op deze wijze kan de capaciteit van de amusementsinrichting eenvoudig worden vergroot.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kenmerk, dat de zitinrichting draaibaar rond een derde schamierhartlijn is opgehangen aan de draaiarm. Door het toevoegen van een derde schamierhartlijn ontstaat een verdere bewegingsvrijheid.

10 Hiermee kan een nog grotere attractieve waarde van de amusementsinrichting worden bereikt.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Hierin toont:

Fig.l een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een 15 amusementsinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een amusementsinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 3 een zijaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een amusementsinrichting volgens de uitvinding; 20 Fig. 4 een uitvoeringsvorm van een zitinrichting van een amusementsinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 5 een aanzicht in perspectief van een vierde uitvoeringsvorm van een amusementsinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 6 een aanzicht in perspectief van een vijfde uitvoeringsvorm van een 25 amusementsinrichting volgens de uitvinding.

De in fig. 1 getoonde amusementsinrichting volgens de uitvinding is in zijn geheel aangeduid met 1. De amusementsinrichting 1 omvat een draagconstructie 2, die een horizontale as 4 met een eerste schamierhartlijn 5 heeft. De schommelarm 3 is draaibaar opgehangen aan de as 4. Aan de schommelarm 3 is draaibaar rond een tweede 30 schamierhartlijn 6 een draaiarm 8 aangebracht. De eerste schamierhartlijn 5 en de tweede schamierhartlijn 6 zijn in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar.

Met de draaiarm 8 is een zitinrichting 10 verbonden, waarin meerdere personen kunnen plaatsnemen. De zitinrichting 10 is weergegeven als stoel, maar kan ook een 3 / *· bank, een gondel die is voorzien van zitplaatsen en dergelijke zijn. In de in fig. I getoonde uitvoeringsvorm is de zitinrichting bevestigd aan een afzonderlijke draaiarm 8, maar de draaiarm kan ook als een geheel zijn gevormd met de zitinrichting 10 (niet 5 weergegeven).

In ïïg. 2 is een amusementsinrichting 1 getoond met drie schamierhartlijnen 5,6, 18. Deze schamierhartlijnen 5,6,18 zijn in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar. Met deze amusementsinrichting 1 kan een zeer groot aantal verschillende standen van de zitinrichting 10 worden bereikt. De versnellingen die de personen ondervinden die in de 10 zitinrichting 10 hebben plaatsgenomen, veranderen sterk van grootte en richting.

Vanzelfsprekend spelen de rotatiesnelheid en versnellingen van de schommelarm 3, de draaiarm 8 en de zitinrichting 10 daarbij een bepalende rol.

Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm van een amusementsinrichting 1, waarbij de schommelarm 3 is voorzien van een uithouder 15. De uithouder 15 heeft drie tweede 15 schamierhartlijnen 6, rond welke schamierhartlijnen 6 telkens een zitinrichting 10 draaibaar is. De zitinrichting 10 is hierbij integraal met de draaiarm uitgevoerd.

In fig. 4 is schematisch aangegeven dat de derde schamierhartlijn ook in hoofdzaak loodrecht op de tweede schamierhartlijn kan staan en daarbij in hoofdzaak evenwijdig kan zijn ten opzichte van het vlak dat wordt opgespannen door de tweede 20 schamierhartlijn en de draaiarm 3, zoals aangegeven met 20. Verder is met 22 aangegeven dat de derde schamierhartlijn eveneens loodrecht op de tweede schamierhartlijn kan staan en in hoofdzaak loodrecht kan staan ten opzichte van het vlak dat wordt opgespannen door de tweede schamierhartlijn en de draaiarm 3.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is weergegeven in fig. 5. De 25 schommelarm 3 van de amusementsinrichting 1 is draaibaar opgehangen aan de as 4 van de draagconstructie 2. Deze as 4 heeft een eerste schamierhartlijn 5. De draaiarm 8 is draaibaar rond de tweede schamierhartlijn 6 aangebracht aan de schommelarm 3. De zitinrichting 10 is gelagerd verbonden met de draaiarm 8, zodat deze draaibaar is volgens de pijl C.

30 De sehommelarm 3 van de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm van de amusementsinrichting heeft aan de zijde die is afgekeerd van de draaiarm 8 met de zitinrichting 10 een contra-gewicht 12. De kracht die nodig is voor het bewegen van de schommelarm 3 om de as 4 is door het toepassen van het contra-gewicht 12 verkleind.

4

Als de schommelarm 3 wordt aangedreven kan met een motor met een relatief laag vermogen worden volstaan (niet weergegeven).

Terwijl de schommelarm 3 schommelt of volledig roteert rond de eerste 5 schamierhartlijn 5, roteert de draaiarm 8 rond de tweede schamierhartlijn 6, waarbij tegelijkertijd de zitinrichting 10 volgens de pijl C ronddraait. Personen die aanwezig zijn in de zitinrichting 10 ervaren door dit samenstel van bewegingen een spectaculaire sensatie.

De in fig. 6 getoonde uitvoeringsvorm van de amusementsinrichting volgens de 10 uitvinding verschilt van de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm doordat de draaiarm 8 een uithouder 15 omvat. De zitinrichting heeft twee afzonderlijke zitplaatsen 17. Deze zitplaatsen 17 zijn draaibaar rond een derde schamierhartlijn 18. Deze derde schamierhartlijn 18 is in hoofdzaak evenwijdig aan de tweede schamierhartlijn 6.

Claims

1. Amusementsinrichting, omvattende een draagconstructie, alsmede een schommelarm die draaibaar rond een eerste, in wezen horizontale schamierhartlijn is opgehangen aan 5 de draagconstructie, met het kenmerk, dat aan de schommelarm (3) een draaiarm (8) is aangebracht die draaibaar is rond een tweede schamierhartlijn (6), en dat met de draaiarm (8) een zitinrichting (10) is verbonden voor een of meer personen.

2. Amusementsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste schamierhartlijn (5) en 10 de tweede schamierhartlijn (6) in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar zijn.

3. Amusementsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een contra-gewicht (12) is voorzien aan de zijde van de eerste schamierhartlijn (5) die is afgekeerd van de tweede schamierhartlijn (6). 15

4. Amusementsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de schommelarm (3) aandrijfbaar is.

5. Amusementsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 20 draaiarm (8) aandrijfbaar is.

6. Amusementsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de schommelarm (3) een uithouder (15) draagt, aan welke uithouder (15) ten minste een draaiarm (8) draaibaar is opgehangen. 25

7. Amusementsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de zitinrichting (10) draaibaar rond een derde schamierhartlijn (18) is opgehangen aan de draaiarm (8).

8. Amusementsinrichting volgens conclusie 7, waarbij de zitinrichting (10) aandrijfbaar is. %·

9. Amusementsinrichting volgens een van de conclusies 7-8, waarbij de derde schamierhartlijn (18) in hoofdzaak evenwijdig is aan de tweede schamierhartlijn (6).

10. Amusementsinrichting volgens een van de conclusies 7-8, waarbij de derde schamierhartlijn (18) in hoofdzaak loodrecht op de tweede schamierhartlijn (6) staat en in hoofdzaak ligt in of evenwijdig is ten opzichte van het vlak dat wordt opgespannen door de tweede schamierhartlijn (6) en de draaiarm (8).

11. Amusementsinrichting volgens een van de conclusies 7-8, waarbij de derde schamierhartlijn (18) in hoofdzaak loodrecht op de tweede schamierhartlijn (6) staat en in hoofdzaak loodrecht staat ten opzichte van het vlak dat wordt opgespannen door de tweede schamierhartlijn (6) en de draaiarm (8).