NL1018900C2 - Verbeterd hoefijzer. - Google Patents

Description

Verbeterd hoefijzer.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een verbeterd 5 hoefijzer, meer speciaal een hoefijzer zoals dit gebruikt wordt om de hoeven van hoefdieren te beslaan, onder andere om beschadiging van de hoeven te vermijden.

Men weet dat zulk hoefijzer meestal bestaat uit een U-vormig 10 of gesloten element dat door middel van nagels onder een hoef bevestigd wordt.

Eveneens weet men dat het vlak van een hoefijzer dat in contact komt met de hoef, vaak ruw wordt gemaakt door het te 15 voorzien van oneffenheden, bijvoorbeeld in de vorm van ribben, groeven, of dergelijke, waarmede betracht wordt iedere relatieve verplaatsing tussen hoefijzer en hoef te voorkomen.

Tevens is het bekend dat de hoeven van paarden en dergelijke 20 dieren een zogenaamd hoefmechanisme bevatten dat toelaat dat de achterste helft van de hoef, bij het opnemen van het been, vernauwt, terwijl dit achterste gedeelte zal uitzetten wanneer het paard of dergelijke zijn been neerzet.

25 Tijdens dit neerzetten van het been, zal het achterste gedeelte van de hoef niet alleen verwijden maar zich tevens iets achterwaarts verplaatsen, waardoor als het ware een schuin achterwaarts gerichte verplaatsing naar iedere zijde van de hoef wordt veroorzaakt.

30

Een slecht functionerend hoefmechanisme belemmert de doorbloeding van de voet, waardoor tevens de vorming van een gezonde veerkrachtige hoornschoen wordt belet.

35 Een zeer groot nadeel van de tot op heden bekende hiervoor aangehaalde hoefijzers die voorzien zijn van een contactvlak 1018900 2 dat oneffenheden bevat, is dat de voornoemde werking van het zogenaamd hoefmechanisme in grote mate belet wordt, aangezien de oneffenheden de relatieve verplaatsing van de hoef ten opzichte van het hoefijzer belemmeren.

Hierdoor wordt de schokdempende functie van het hoefmechanisme tegengewerkt en is de doorbloeding van de ondervoet met optimaal.

Door de werking van het voornoemd hoefmechanisme zal er in de praktijk toch een, zij het geringe, verplaatsing optreden van de hoef ten opzichte van het hoefijzer, en dit meer speciaa ter plaatse van de vrije uiteinden van het hoefijzer, waardoor de hoef, omwille van de ruwheid van het contactvlak met het ,5 hoefijzer, op deze plaatsen, bij iedere stap, als het ware enigszins wordt afgeschuurd of beschadigd.

Enerzijds, wordt dus door bekende hoefijzers, ook ter plaatse van het zogenaamd hoefmechanisme, een vrij stevige verbinding .0 gevormd tussen hoefijzer en hoef, waardoor de goede en noodzakelijke beweging van het natuurlijk hoefmechanisme wordt tegengegaan en, anderzijds, zal dit hoefmechanisme toch een geringe, plaatselijk onderlinge verplaatsing veroorzaken tussen hoef en hoefijzer met ongewenste slijtage van de hoe 25 als gevolg.

j 4--,4- HopI aan het voornoemd en

De huidige uitvinding heeft tot doei aan andere nadelen een oplossing te bieden.

30 Meer speciaal beoogt de uitvinding een verbeterd hoefijzer, dat zoals de bekende hoefijzers, een vlak bezit dat voorzien is van oneffenheden en dat met de hoef zodanig wordt verbonden dat iedere relatieve verplaatsing tussen hoef en hoefijzer wordt vermeden, doch waarbij, ter plaatse waar het voornoemd 35 hoefmechanisme werkzaam is, een relatieve verplaatsing mogelijk blijft tussen de hoef en het hoefijzer, zodat op deze 101890Ö 3 plaatsen geen abnormale slijtage van de hoef optreedt.

Teneinde, ter plaatse van het hoefmechanisme, dit laatste toe te laten, zich te kunnen verplaatsen ten opzichte van het 5 hoefijzer, zal men ter plaatse van het hoefmechanisme, meer speciaal ter plaatse van minstens één vrij uiteinde van het hoefijzer, doch bij voorkeur ter plaatse van beide vrije uiteinden van het hoefijzer, het contactvlak van het hoefijzer met de hoef voorzien van oneffenheden, bijvoorbeeld ribben, 10 groeven of dergelijke die gericht zijn volgens de verplaatsingszin van het hoefmechanisme of, beter nog, een glad gedeelte voorzien waardoor de verplaatsing van het hoefmechanisme op geen enkele wijze wordt gehinderd.

15 Een verbeterd hoefijzer volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak uit een element met benen die al dan niet in elkaar overvloeien, waarvan het bovenvlak, dat bedoeld is om in contact te komen met de hoef voorzien is van oneffenheden, zoals groeven, ribben, uitsteeksels of indrukken, waarbij 20 minstens één been voorzien is van een vlak, waarvan de oppervlaktestructuur verschillend is van deze van het overige gedeelte van het voornoemd bovenvlak.

Vanzelfsprekend zal de overgang van het ruw gedeelte van het 25 voornoemd contactvlak van het hoefijzer naar het gedeelte dat de verplaatsing van het hoefmechanisme moet toelaten al dan niét geleidelijk verlopen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te 30 tonen, zijn hierna als voorbeeld, zonder enig beperkend karakter, een tweetal voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een hoefijzer beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : 35 Figuur 1, een beslagen been van een hoefdier weergeeft; 1018900 4 figuur 2, een onderaanzicht weergeeft van figuur 1; figuur 3, in perspectief een hoefijzer volgens de uitvinding weergeeft; figuur 4, op grotere schaal een doorsnede 5 weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3; figuur 5, een variante weergeeft van de uitvoeringsvorm van figuur 3; figuur 6, op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5; 10 figuur 7, een perspectief zicht is gelijkaardig aan dit van figuur 5 doch voor een gesloten hoefijzer.

In de figuren 1 en 2 is een been 1 met hoef 2 van een hoefdier weergegeven waarbij het hoefmechanisme is aangeduid door 3, en 15 waarbij tegen de zool 4 van de hoef 2, een hoefijzer 5 is bevestigd waarvan de buitenomtrek, zoals bekend, de omtrek van de zool 4 volgt.

Het verbeterd hoefijzer 5 volgens de uitvinding, zoals 20 weergegeven in figuur 3, bestaat in deze uitvoering in hoofdzaak uit een U-vormig element waarvan de benen 6 en 7 gelegen zijn aan weerszijden van een symmetrielijη X-X.

Het bovenvlak 8 van het hoefijzer 5 vormt het contactvlak met 25 de zool 4 van een hoef 2.

Het verbeterd hoefijzer 5 vertoont schuine randen 9 en 10 en is verder voorzien, in een vlak 11 van een doorlopende groef 12, terwijl het tegenoverliggende vlak 8 voorzien is van, in 30 dit geval, evenwijdige groeven 13.

De voornoemde twee vlakken 8 en 11 zijn met elkaar verbonden door gaten 14 die uitgeven in de groef 12.

35 Volgens de uitvinding zijn de voornoemde groeven 13 evenwijdig gericht aan de voornoemde lijn X-X, waarbij deze groeven 13 1018900 5 zijn aangebracht over een gedeelte A van het hoefijzer.

Naar de uiteinden, respectievelijk 15 en 16, van de benen 6 en 7 van het hoefijzer 5 is, in dit geval, over een gedeelte B, 5 een oppervlak, respectievelijk 17-18, voorzien dat volledig glad is uitgevoerd.

De groeven 13 in het voornoemd gedeelte A bezitten over hun volledige lengte een constante diepte H.

10

Deze diepte H van de groeven 13 zal bij voorkeur 0,3 mm k^^-^^genr terwijl de hartafstand S tussen twee aangrenzende groeven 13 nagenoeg 1 millimeter zal bedragen.

15 Vanzelfsprekend zullen zowel aan de diepte H van de groeven 13, als aan de afstand S tussen twee groeven 13, om het even welke andere waarde kunnen gegeven worden.

Alhoewel de vlakken 17 en 18 in het voorbeeld van figuur 3, 20 volledig glad zijn uitgevoerd, kunnen deze vlakken eventueel groeven of ribben vertonen die gericht zijn volgens de resultante van de verplaatsingszin van de aanliggende delen van het voornoemd hoefmechanisme, meer speciaal in de zin van de pijlen P en PI in figuur 2.

25

Eveneens kan men, in plaats van groeven 13, ribben voorzien, dan wel om het even welke andere oneffenheid die gevormd wordt door uitsteeksels of indrukken.

30 De overgang tussen de voornoemde delen A en B kan tenslotte bruusk geschieden, doch de voorkeur zal eraan gegeven worden deze overgang geleidelijk te laten verlopen, bijvoorbeeld over een afstand C, zoals weergegeven in figuur 5.

35 Een hoefijzer 5 volgens de uitvinding wordt tegen een hoef 2 bevestigd door middel van niet in de figuren weergegeven 1018900 6 nagels die, op bekende wijze, doorheen de voornoemde gaten 14 worden aangebracht, één en ander zodat de kop van de nagels zich in de groef 12 bevinden.

5 Het is duidelijk dat het bovenvlak 8, in het gedeelte B aan de uiteinden 15-16 niet volledig glad moet zijn. Inderdaad, men zou in bepaalde gevallen de delen A en B een verschillende oppervlaktestructuur kunnen geven, meer bepaald een oppervlaktestructuur die minder ruw is in deel B dan de 10 ruwheid van deel A of waarbij groeven zijn voorzien in deel B die gericht zijn volgens de voornoemde pijlen P en PI om een zijdelingse uitzetting van de hoef toe te laten.

In figuur 7 is nog een zogenaamd gesloten hoefijzer 15 weergegeven waarop de verbeteringen volgens de uitvinding zijn toegepast.

Dit gesloten hoefijzer kan, op dezelfde wijze als hiervoor beschreven voor een U-vormig hoefijzer, uitgevoerd worden met 20 ribben, groeven of dergelijke 13, waarbij de benen 6 en 7 in elkaar overgaan om een gesloten uiteinde 19 te vormen.

Ook de voornoemde vlakken 17 en 18 vloeien in dit geval in elkaar over zodat het gedeelte B het hoefmechanisme vrij laat 25 funtioneren.

Het ligt voor de hand dat een hoefijzer 5 volgens de uitvinding ook kan voorzien zijn van bijkomende hulpelementen, zoals bijvoorbeeld een teenlip, zijlippen of andere elementen.

30

De uitvinding beperkt zich trouwens niet enkel tot hoefijzers 5 zoals hiervoor beschreven met, zoals in de weergegeven uitvoeringsvarianten, een symmetrielijn X-X.

35 De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven 1018900 7 uitvoeringsvormen, doch dergelijke hoefijzers kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

lOlSSfiö

Claims (1)

1. 6.- Verbeterd hoefijzer volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de oppervlaktestructuur van een vlak (17) en/of (18) gevormd wordt door groeven, ribben of dergelijke die gericht zijn volgens de resultante van de 5 bewegingen van het zogenaamd hoefmechanisme (3). 1018900