NL1018768C2 - Werkwijze voor het verwijderen van het hart uit een kool, en inrichting daarvoor. - Google Patents

Description

, V

Werkwijze voor het verwijderen van het hart uit een kool, en inrichting daarvoor

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van het hart uit de kool, welke werkwijze omvat het inbrengen van snijmiddelen en het af-voeren van met de snijmiddelen losgemaakt hartmateriaal.

5 Voordat kool in een fabriek voor de bereiding van levensmiddelen kan worden verwerkt, dient het hart uit de kool te worden verwijderd. Dit geschiedt gebruikelijk op handmatige of half-geautomatiseerde wijze, waarbij telkens een kool, welke reeds is ontdaan van zijn wortelstelsel, 10 wordt genomen en vanaf de wortelzijde van de kool met behulp van een mes, een aangedreven snijboor of dergelijke van het hart wordt ontdaan.

Het gaat hierbij derhalve om tijdrovend, monotoon, arbeidsintensief handmatig werk.

15 De onderhavige uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen waarmee automatisch het hart uit een kool kan worden verwijderd.

Hiertoe wordt de werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt doordat een koolplant, welke een vast koollichaam 20 (de kool), een wortelstelsel en optioneel een of meer het vaste koollichaam omgevende ten minste deels van het koollichaam afstaande bladeren omvat, in een bekende door het wortelstelsel bepaalde eerste stand in een inrichting wordt opgenomen, de kool in een tweede bekende stand met behulp van 25 het koollichaam vastgrijpende vastgrijpmiddelen wordt gefixeerd, de gefixeerde kool in een derde bekende stand van het aan de kool aanwezige wortelstelsel wordt ontdaan, en in een vierde bekende stand de gefixeerde kool van het hart wordt ontdaan.

30 De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat de aanwezigheid van het wortelstelsel, waaronder een eventuele steel wordt begrepen, van een koolplant kan worden benut voor het doelmatig verwijderen van het hart uit de kool. Geoogste koolplanten, welke nog ten minste een deel van het wortel-35 stelsel bezitten, kunnen op basis daarvan worden gericht, .10187681« I · 2 bijvoorbeeld door gebruik te maken van een tweetal (eventueel hellende) parallelle staven welke op een zodanige afstand van elkaar zijn geplaatst dat het wortelstelsel de gleuf tussen de staven wel kan passeren en het vaste koollichaam niet. Het 5 hart wordt langs de hartlijn van de kool verwijderd hetgeen, evenals dat thans handmatig gebeurt, bij voorkeur vanaf de wortelzij de van een kool geschiedt.

Volgens een voorkeursuitvoering wordt als de inrichting die de koolplant opneemt een oogstmachine gebruikt voor 10 het oogsten van een koolplant tezamen met ten minste een deel van het wortelstelsel van de kool.

Op het land bevindt een koolplant zich in een bekende, in hoofdzaak verticale stand. Door de koolplant te oogsten op een wijze waarbij deze stand hetzij hetzelfde blijft, 15 hetzij op een bekende wijze wordt gewijzigd, is de plaats op de kool van waaruit het hart moet worden verwijderd te allen tijde bekend. Een machine voor het oogsten van kool is in het vak bekend. In het bijzonder beschrijft de Duitse octrooipu-blicatie DE 42 40 805 Al een inrichting waarmee een koolplant 20 tezamen met (ten minste een deel van) het wortelstelsel van de akker wordt opgenomen, het wortelstelsel wordt afgesneden en de kolen worden verzameld. Deze publicatie beschrijft niet het fixeren van het koollichaam zelf voorafgaande (of eventueel tijdens) het afsnijden van het wortelstelsel.

25 Met voordeel zijn de tweede, derde en vierde stand dezelfde.

Dit vereenvoudigt de werkwijze, alsmede de daarvoor benodigde inrichting.

Bij voorkeur geschiedt het fixeren met behulp van 30 ten minste één, bij voorkeur ten minste twee in het vaste koollichaam dringende vastgrijpmiddelen.

Door gebruik van in het koollichaam dringende vastgrijpmiddelen, al dan niet in combinatie met niet in het koollichaam dringende vastgrijpmiddelen, kan de stand van het 35 vaste koollichaam worden verzekerd. Bij gebruik van 2 in het koollichaam dringende vastgrijpmiddelen zonder aanwezigheid van niet in het koollichaam dringende vastgrijpmiddelen, vallen de bewegingsrichtingen van de vastgrijpende middelen ten ü0187 6 8« 3 opzichte van elkaar bij voorkeur niet samen. Met voordeel worden 3 of 4 vastgrijpmiddelen gebruikt.

Bij voorkeur dringen ten minste twee vastgrijpmiddelen in radiale richting in het koollichaam, waarbij de bewe-5 gingsrichting van ten minste twee vastgrijpmiddelen ten opzichte van elkaar een hoek maken van meer dan 90° en minder dan 180°.

Deze maatregelen bevorderen het verzekeren van het in een bekende stand houden van het vaste koollichaam.

10 Bij voorkeur worden de vastgri jpmiddelen in de rich ting van het hart bewogen na vaststelling van de plaats van het wortelstelsel nabij het hart.

Dat wil zeggen, de plaats waar het wortelstelsel zich aan de kool bevindt wordt bij voorkeur bepaald door be-15 paling van de plaats van dat deel van het wortelstelsel dat ' zich het dichtst bij het koollichaam bevindt. Dit deel is het dikst en stevigst, hetgeen het eenvoudiger maakt het wortelstelsel te detecteren. Verder wordt aldus, door de nabijheid bij het koollichaam, de plaats van het hart nauwkeuriger be-2 0 kend.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm wordt de kool in de tweede stand in de machine getransporteerd, en wordt het moment van het in beweging zetten van de vastgrijpmiddelen bepaald door detectie van het wortelstelsel.

25 Het bewegen van de kool is met name ook gunstig voor continue verwerking van kolen, waarbij de verschillende benodigde handelingen op verschillende achtereenvolgende plaatsen plaatsvinden.

Het detecteren van het wortelstelsel kan optisch ge-30 schieden. Echter, bij voorkeur geschiedt het detecteren van het wortelstelsel met behulp van een stootmiddel dat zodanig is geplaatst dat het bovenste deel van het stootmiddel nabij het hart in contact kan komen met het wortelstelsel van de kool, en het contact van het stootmiddel de vastgrijpmiddelen 35 in beweging zet.

Het stootmiddel is zeer geschikt een gebogen plaat. Door het stootmiddel als een plaat uit te voeren, wordt vermeden dat het wortelstelsel aan het stootmiddel blijft haken.

1018768« 4

De buiging, of verdikking aan de bovenzijde van het stootmid-del, draagt ertoe bij dat het bovenste deel van het stootmid-del het wortelstelsel als eerste, nabij het hart van de kool-plant, raakt. Een dergelijke (mechanische) wijze van werken 5 heeft op directe optische detectiemethoden voor dat de aanwezigheid van zand of modder, die de bij optische detectieme-thoden gebruikte lichtbron(nen) en fotogevoelige cel(len) zouden kunnen besmeuren, in veel mindere mate kunnen storen. Ook kan het stootmiddel, afhankelijk van de kracht die nodig 10 is om bij contact van stand te veranderen, desgewenst zodanig worden ingesteld dat dit nog in staat is zich door zand/moddel te dringen alvorens het wortelstelsel te detecteren.

Volgens een praktische uitvoeringsvorm bewegen de 15 vastgrijpmiddelen met de kool in de transportrichting mee, na het verwijderen van het wortelstelsel de kool naar een sectie van de oogstmachine voeren waar zich de snijmiddelen bevinden voor het verwijderen van het hart.

Aldus zorgen de vastgrijpmiddelen voor het transport 20 van de gefixeerde kool naar het deel van de inrichting waar het hart wordt verwijderd.

Evenzo is het gunstig als de snijmiddelen in dezelfde richting bewegen als de vastgrijpmiddelen.

Aldus kan de kool tijdens transport naar een houder 25 voor (tijdelijke) opslag voordat de kool tot voedsel wordt verwerkt van het hart worden ontdaan, en wordt een continue voorbewerking vergemakkelij kt.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het verwijderen van het hart uit een 3 0 kool.

De inrichting volgens de uitvinding wordt hierdoor gekenmerkt dat de inrichting - middelen omvat voor het in een eerste bekende stand opnemen van de kool, 35 - vastgrijpmiddelen bezit voor het in een tweede bekende stand fixeren van de kool, en de vastgrijpmiddelen een kool kunnen fixeren nadat deze van zijn wortelstelsel is ontdaan, i®18768a 5 - middelen bezit voor het verwijderen van het wortelstelsel, en is voorzien van snijmiddelen voor het verwijderen van het hart.

5 Bij voorkeur zijn de vastgrijpmiddelen op de oogst- machine beweegbaar. Ook de snijmiddelen zijn bij voorkeur beweegbaar .

Dergelijke beweegbare middelen dragen bij aan een vereenvoudiging van de continue verwerking van koolplanten, 10 teneinde deze gereed te maken voor verwerking tot voedsel.

Volgens een voorkeursuitvoering is de machine in de richting van de transportrichting voorzien van middelen gekozen uit de groep bestaande uit i) middelen voor het tijdelijk opslaan van de kolen welke van hun hart zijn ontdaan, en ii) 15 middelen voor het afvoeren van de kolen welke van hun hart zijn ontdaan.

De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin

Fig. 1 een machine volgens de uitvinding voorstelt 20 voor het oogsten van kool; en

Fig. 2 een bovenaanzicht toont van een detail van de in Fig. 1 weergegeven oogstmachine.

Fig. 1 toont een oogstmachine 1 voorzien van middelen 2 voor het van een akker opnemen van kolen A, middelen 3 25 voor het vastgrijpen van een kool A, middelen 4 voor het verwijderen van het hart uit een kool A alsmede een houder 5 voor het verzamelen van kolen A waaruit het hart is verwijderd.

De middelen 2 omvatten, in de weergegeven uitvoe-30 ringsvormen, een tweetal eindeloze banden (Fig. 2) 6a, 6b welke tegen elkaar in bewegen en zijn ingericht om een kool A bij de steel B ervan vast te grijpen. De eindeloze banden 6 draaien rond geleiderollen 7, 8, 9. De geleiderollen 7 en 8 hebben een vaste positie ten opzichte van elkaar, terwijl de 35 geleiderollen 9a, 9b bij voorkeur naar elkaar toe worden gedrukt, bijvoorbeeld met behulp van veren (niet weergegeven). De middelen 2 nemen een koolplant bij de steel van de akker op en bewegen deze tegen de bewegingsrichting C van de oogst- 1018768« 6 machine 1 naar de achterzijde van de oogstmachine 1.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is een stootplaat 10 aangebracht welke draaibaar is rond as 11. De stootplaat 10 bevindt zich in hoofdzaak loodrecht op de richting waarin 5 de kolen A naar de achterzijde van de oogstmachine 1 worden bewogen. Middels (niet weergegeven) veermiddelen wordt op de stootplaat 10 een kracht in de bewegingsrichting van de oogstmachine uitgeoefend. De stootplaat 10 is gebogen zodat een bovenste uiteinde 12 van de stootplaat 10 zich nabij het 10 hart van via de middelen 2 aangevoerde kolen A zal bevinden. Hierdoor zal het bovenste uiteinde 12 vóór de rest van de stootplaat 10 de koolplant zal raken. De stootplaat 10 of as 11 is voorzien van detectiemiddelen (niet weergegeven) voor het laten fixeren van de kool A door de middelen 3.

15 In de weergegeven uitvoeringsvorm omvatten de midde- len 3 beweegbare armen 13 welke middels een beweging in de richting van pijlen D naar elkaar toe en van elkaar af kunnen worden bewogen. De armen 13 zijn voorzien van taps toelopende punten 14 welke in staat zijn om in een kool A te dringen.

20 Aldus wordt de kool A in een tweede stand gefixeerd. De middelen 2 en 3 bewegen de kool A in de richting van de achterzijde van de oogstmachine 1 waarbij een mes 16 wordt gepasseerd dat de steel van de koolplant afsnijdt (De inzet van fig. 1 toont dit vergroot). Hierbij mag een deel van het wor-25 telstelsel, i.c. de steel, achterblijven aangezien dat door de nageplaatste middelen 4 kan worden verwijderd. De kool A wordt verder alleen door middelen 3 naar de achterzijde van de oogstmachine 1 getransporteerd. Daarbij passeert de kool A de middelen 4 voor het verwijderen van het hart uit de kool 30 A. De middelen 4 bewegen gelijk op met de kool A. Dit wordt met voordeel bereikt door de middelen 3 de middelen 4 mee te laten voeren. Bij het teruggaan van de middelen 3 (na het af-geven van de kool A waaruit het hart is verwijderd) laten de middelen 3 de middelen 4 weer op de uitgangspositie ervan 35 achter. Aldus zijn aparte aandrijfmiddelen overbodig en worden synchronisatieproblemen vermeden. De middelen 4 bewegen terug naar de uitgangspositie onder invloed van de zwaartekracht, of de middelen 3 kunnen zijn voorzien van, bijvoor- 1018768» 7 beeld, magneten of een vrijgeefbare click-verbinding. De middelen 4 omvatten in de weergegeven uitvoeringsvorm een in de richting van de kool A beweegbare boor 15 welke boor 15 is aangedreven en het hart uit de kool A boort. Volgens een gun-5 stige uitvoeringsvorm kan de boor 15 statisch zijn, en worden de middelen 3 langs as E in de richting van de boor 15 bewogen. Aldus wordt de aandrijving (niet weergegeven) die bij de hier beschreven uitvoeringsvorm van de inrichting 1 wordt gebruikt voor het naar de kool A bewegen van de middelen 3 belt) ter benut, en kan de inrichting 1 goedkoper zijn.

De kool A waaruit het hart is verwijderd wordt boven de houder 5 vrijgegeven, waarna de middelen 3 met een snelheid groter dan de voortbewegingssnelheid van de oogstmachine in de voortbewegingsrichting van de oogstmachine 1 worden be-15 wogen voor het fixeren van een volgende kool A.

De inrichting volgens de uitvinding is bevoorbeeld geschikt voor het oogsten van witte kool, rode kool en sa-vooiekool.

Het is voor de deskundige duidelijk dat de werkwijze 20 volgens de onderhavige uitvinding met diverse inrichtingen kan worden uitgevoerd zonder het kader van de uitvinding, zoals gedefineerd door de bijgaande conclusies, te verlaten. Zo kan de inrichting 1 kan deel uitmaken van een landbouwvoertuig, of daarop aan te brengen zijn. Vanzelfsprekend kunnen 25 meer middelen 2 parallel aan elkaar worden geplaatst, zodanig dat meer rijen koolplanten kunnen worden geoogst, terwijl overeenkomstige middelen 3 en 4 worden voorzien voor het verwerken van de koolplanten.

1018768«

Claims (14)

1. Werkwijze voor het vanaf de wortelzijde van een kool verwijderen van het hart uit de kool, welke werkwijze omvat het inbrengen van snijmiddelen en het afvoeren van met de snijmiddelen losgemaakt hartmateriaal, met het kenmerk, 5 dat een koolplant, welke een vast koollichaam (de kool), een wortelstelsel en optioneel een of meer het vaste koollichaam omgevende ten minste deels van het koollichaam afstaande bladeren omvat, in een bekende door het wortelstelsel bepaalde eerste stand in een inrichting wordt opgenomen, de kool in 10 een tweede bekende stand met behulp van het koollichaam vastgrijpende vastgrijpmiddelen wordt gefixeerd, de gefixeerde kool in een derde bekende stand van het aan de kool aanwezige wortelstelsel wordt ontdaan, en in een vierde bekende stand de gefixeerde kool van het hart wordt ontdaan.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als de inrichting die de koolplant opneemt een oogstma-chine wordt gebruikt voor het oogsten van een koolplant tezamen met ten minste een deel van het wortelstelsel van de kool.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 en 2,met het ken merk, dat de tweede, derde en vierde stand dezelfde zijn.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het fixeren geschiedt met behulp van ten minste twee in het vaste koollichaam dringende vastgrijpmid- 25 delen.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat ten minste twee vastgrijpmiddelen in radiale richting in het koollichaam dringen, waarbij de bewegingsrichting van ten minste twee vastgrijpmiddelen ten opzichte van elkaar een 30 hoek maken van meer dan 90° en minder dan 180°.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de vastgrijpmiddelen in de richting van het hart worden bewogen na vaststelling van de plaats van het wortelstelsel nabij het hart.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, 1018768* dat de kool in de tweede stand in de oogstmachine wordt getransporteerd, en het moment van het in beweging zetten van de vastgrijpmiddelen wordt bepaald door detectie van het wortelstelsel.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het detecteren van het wortelstelsel geschiedt met behulp van een stootmiddel dat zodanig is geplaatst dat het bovenste deel van het stootmiddel nabij het hart in contact kan komen met het wortelstelsel van de kool, en het contact van het 10 stootmiddel de vastgrijpmiddelen in beweging zet.

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vastgrijpmiddelen met de kool in de transportrichting meebewegen, na het verwijderen van het wortelstelsel de kool naar een sectie van de oogstmachine voeren 15 waar zich de snijmiddelen bevinden voor het verwijderen van het hart.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de snijmiddelen in dezelfde richting bewegen als de vastgrijpmiddelen .

11. Inrichting voor het verwijderen van het hart uit een kool, met het kenmerk, dat de inrichting - middelen omvat voor het in een eerste bekende stand opnemen van de kool, - vastgrijpmiddelen bezit voor het in een tweede bekende 25 stand fixeren van de kool, en de vastgrijpmiddelen een kool kunnen fixeren nadat deze van zijn wortelstelsel is ontdaan, - middelen bezit voor het verwijderen van het wortelstelsel, en 30. is voorzien van snijmiddelen voor het verwijderen van het hart. 1-2. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de vastgrijpmiddelen op de oogstmachine beweegbaar zijn.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de snijmiddelen beweegbaar zijn.

14. Inrichting volgens een van de conclusies 11 tot 13, met het kenmerk, dat de machine een oogstmachine is. 1018768· , I

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat in de richting van de transportrichting de oogstmachine is voorzien van middelen gekozen uit de groep bestaande uit i) middelen voor het tijdelijk opslaan van de kolen welke van 5 hun hart zijn ontdaan, en ii) middelen voor het afvoeren van de kolen welke van hun hart zijn ontdaan. 1018768·