NL1017983C2 - Werkwijze voor het verbranden van mest. - Google Patents

Werkwijze voor het verbranden van mest. Download PDF

Info

Publication number
NL1017983C2
NL1017983C2 NL1017983A NL1017983A NL1017983C2 NL 1017983 C2 NL1017983 C2 NL 1017983C2 NL 1017983 A NL1017983 A NL 1017983A NL 1017983 A NL1017983 A NL 1017983A NL 1017983 C2 NL1017983 C2 NL 1017983C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
manure
air
drying device
combustion
flue gases
Prior art date
Application number
NL1017983A
Other languages
English (en)
Inventor
Hendrikus Haaring
Original Assignee
Haaring Beheer B V H
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Haaring Beheer B V H filed Critical Haaring Beheer B V H
Priority to NL1017983A priority Critical patent/NL1017983C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1017983C2 publication Critical patent/NL1017983C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/006General arrangement of incineration plant, e.g. flow sheets
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/02Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor with pretreatment
    • F23G5/04Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor with pretreatment drying
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G5/00Incineration of waste; Incinerator constructions; Details, accessories or control therefor
    • F23G5/44Details; Accessories
    • F23G5/46Recuperation of heat
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23JREMOVAL OR TREATMENT OF COMBUSTION PRODUCTS OR COMBUSTION RESIDUES; FLUES 
    • F23J7/00Arrangement of devices for supplying chemicals to fire
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2206/00Waste heat recuperation
    • F23G2206/10Waste heat recuperation reintroducing the heat in the same process, e.g. for predrying
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2206/00Waste heat recuperation
    • F23G2206/20Waste heat recuperation using the heat in association with another installation
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23GCREMATION FURNACES; CONSUMING WASTE PRODUCTS BY COMBUSTION
    • F23G2209/00Specific waste
    • F23G2209/12Sludge, slurries or mixtures of liquids

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Treatment Of Sludge (AREA)

Description

Titel: Werkwijze voor het verbranden van mest.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verbranden van mest.
Mestoverschotten vormen een aanhoudend probleem binnen de veehouderij. In de loop der tijd zijn verschillende verwerkingsmethoden 5 voorgesteld voor het terugdringen van dergelijke overschotten. Eén van de mogelijkheden betreft de verbranding van relatief droge mest. Daartoe wordt vloeibare mest door in een scheider gebracht, alwaar een hoog vloeibare fractie wordt afgescheiden, zodat een relatief vaste fractie overblijft. Deze relatief vaste fractie kan vervolgens verder worden 10 ingedampt, bijvoorbeeld in een mestdrooginrichting, waar droge en bij voorkeur warme lucht langs de mest wordt geleid, zodat deze lucht vocht uit de mest kan opnemen en afvoeren. De aldus verkregen droge mest kan door verbranding verder worden verwerkt tot een mineraalrijk as. Deze as is dankzij de hoge verbrandingstemperaturen kiemvrij en daardoor geschikt 15 voor export naar landen met een tekort aan dergelijke mineralen. Door verbranding van droge mest kunnen derhalve mineralenoverschotten en tekorten beter worden gereguleerd.
Ondanks bovenstaande voordelen vindt het verbranden van droge mest niet op grote schaal plaats. Dit is enerzijds te wijten aan een 20 onvoldoende beschikbaarheid van droge mest. Anderzijds overschrijden de bij de huidige verbrandingsmethoden uitgestoten rookgassen de in milieuwetgeving vastgelegde emissienormen. Hierdoor is een kostbare reinigingsinstallatie nodig voor het reinigen van de rookgassen, waardoor de verbrandingsinstallaties, althans op boerderijniveau, economisch niet 25 rendabel zijn.
De uitvinding beoogt een werkwijze voor het verbranden van droge mest, waarbij de genoemde nadelen worden opgeheven, met behoud van de 1017983· 2 voordelen ervan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
Het volgens de uitvinding combineren van het verbranden van mest met het drogen van mest biedt de volgende voordelen. Ten eerste 5 worden de bij de verbranding vrijkomende rookgassen gereinigd in de mestdrooginrichting, tijdens het doorstromen van de mest en/of eventueel andere in de drooginrichting aanwezige filtersystemen. Hierdoor neemt de uitstoot aan schadelijke rookgassen af en zal de installatie minder snel tegen de vastgestelde emissie normen aanlopen en bij voorkeur geheel 10 daaronder blijven. Er is daarom een minder kostbare rookgas reinigende installatie nodig, waardoor een economisch rendabele verbrandingsinstallatie wordt verkregen.
Verder neemt het rendement van de mestdrooginrichting toe, doordat de warmte van de rookgassen bijdraagt aan het drogen van de mest. 15 De warmte vergroot het vochtopnemend vermogen van de lucht en daarmee de droogcapaciteit van de mestdrooginrichting. Theoretisch kan het vochtopnemend vermogen zelfs toenemen met ten minste een factor vier.
Ook het rendement van de verbrandingsinstallatie neemt toe, aangezien de warmte in de rookgassen die voorheen teloorging, bij bovenstaande 20 werkwijze nuttig wordt aangewend.
Bovendien worden grotere afzetmogelijkheden van de mest verkregen. De na verbranding resterende minerale as voldoet aan de export eisen en kan derhalve worden uitgevoerd naar landen met een mineralentekort. Tot slot is het proces milieuvriendelijker doordat minder 25 energie verloren gaat en doordat minder schadelijke stoffen worden uitgestoten.
In een voordelige uitvoering wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 2.
Door de bij de verbranding vrijgekomen rookgassen aan te vullen 30 met lucht van buiten de inrichting wordt een voldoende hoeveelheid gas- 1017983· 3 luchtmengsel verkregen voor het drogen van de mest in de mestdrooginrichting. Om de temperatuur van het gas-luchtmengsel op een gewenste waarde te houden, is het voordelig om lucht uit naburige stallen te gebruiken. Deze stallucht is reeds opgewarmd door de in de stal 5 verblijvende dieren. Daarbij heeft stallucht in vergelijking met de buitenlucht over het algemeen een lagere luchtvochtigheid, waardoor het meer vocht op kan nemen. Voor het verplaatsen van de stallucht naar de drooginrichting kan bovendien gebruik worden gemaakt van reeds in de stal aanwezige luchtcirculatiemiddelen.
10 Verder kan een deel van de bij de mestverbranding vrijkomende warmte worden gebruikt om het mengsel van rookgassen en stallucht of buitenlucht op te warmen tot een voor de mestdrooginrichting geschikte temperatuur.
In een verdere voordelige uitvoering wordt een werkwijze volgens 15 de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 5.
Het afvangen van ammoniakrijke lucht in de mestdrooginrichting en het vervolgens toevoegen daarvan aan het mestverbrandingsproces biedt het voordeel dat enerzijds het ammoniakgehalte van de lucht in de drooginrichting afneemt. Anderzijds veroorzaakt de ammoniak tijdens het 20 verbrandingsproces een op zichzelf uit de praktijk bekende chemische reactie waardoor de uitstoot van stikstofoxiden wordt beperkt.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor de verbranding van mest, gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 10.
Met een dergelijke inrichting kan op milieuvriendelijke en 25 energetische wijze mest worden verwerkt, in het bijzonder met een werkwijze volgens onderhavige uitvinding.
In nadere uitvoering wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 12.
Door de mestdrooginrichting uit te rusten met een aantal filters 30 kan het gas-luchtmengsel met daarin het uit de mest opgenomen vocht nog 1017983* 4 verder worden gereinigd alvorens naar buiten te worden afgevoerd. Mogelijke filters voor het verwijderen van ongewenste componenten uit de lucht en de rookgassen zijn bijvoorbeeld een biofilter, een biotrickling filter, chemische filters, met behulp van zuur water, en stof afvang filters. Met 5 deze op zichzelf bekende filters worden de rookgassen ontdaan van onder andere Stikstofoxiden (NOx), stofdeeltjes en andere verontreinigingen. Een bijkomend voordeel is, dat, wanneer de rookgassen de temperatuur van het biotricklingfilter verhogen, de werking daarvan wordt verbeterd. De optimale werktemperatuur van een dergelijk filter ligt rond de 35° C.
10 In een voordelige uitvoering wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 16.
De bij de verbranding gegenereerde warmte kan ter plekke worden gebruikt voor het verwarmen van veestallen en woningen, of door middel van bijvoorbeeld een warmtebuffer aan een bestaand energiecircuit worden 15 toegevoerd. Daarnaast is het mogelijk een deel van de warmte, zoals hiervoor reeds aangegeven, te gebruiken om het gas-luchtmengsel dat door de mestdrooginrichting wordt geleid te verwarmen, zodat het vochtopnemend vermogen toeneemt.
Met name indien de opgewekte warmte is bestemd voor gebruik 20 binnen een veebedrijf verdient het de voorkeur de inrichting te voorzien van een opslagtank voor vloeibare of deels gedroogde mest met voldoende opslagcapaciteit om de mestproductie over een langere periode, bij voorkeur tenminste een halfjaar, op te slaan in natte of reeds gedeeltelijk gedroogde vorm. Hiermee wordt de vrijheid verkregen de verbrandingsinstallatie 25 slechts dan in werking te stellen wanneer behoefte bestaat aan de extra warmte die de mestverbranding oplevert.
In de verdere volgconclusies worden nadere voordelige uitvoeringsvormen van een verbrandingsinrichting volgens de uitvinding beschreven.
1017983* 5
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen een uitvoeringsvoorbeeld van een verbrandingsinstallatie en werkwijze volgens onderhavige uitvinding worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont de enkele figuur schematisch een verbrandingsinrichting 5 volgens onderhavige uitvinding.
In deze beschrijving wordt onder droge mest ten minste verstaan, mest met een relatief hoog gehalte droge stof, bijvoorbeeld meer dan 50 %, terwijl onder vloeibare mest wordt verstaan, mest met een droge stofpercentage van minder dan 20%. Mest met een daartussen gelegen 10 percentage droge stof, dus tussen 20% en 50% wordt stapelbare mest genoemd. Verbranding van mest is mogelijk bij droge stof percentages vanaf ongeveer 30%. Genoemde percentages zijn volume percentages. Droge stof dient in deze te worden begrepen als ten minste omvattende alle relatief vaste delen welke in vloeibare mest aanwezig zijn en daaruit kunnen 15 worden afgescheiden met behulp van een scheider of door indrogen.
Figuur 1 toont schematisch een verbrandingsinrichting 1 voor droge mest geschikt voor een werkwijze volgens de uitvinding. De verbrandingsinrichting 1 omvat een verbrandingsinstallatie 2 en een mestdrooginrichting 3. Een dergelijke mestdrooginrichting 3 is bijvoorbeeld 20 bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 1010772, welke octrooiaanvrage hierin door referentie geacht wordt te zijn opgenomen, ten minste voor wat betreft de daarin beschreven drooginrichting. De mestdrooginrichting 3 is voorzien van een mengtank 4, waarin stromen mest met verschillende percentages droge stof worden gemengd, welke vanuit verschillende stadia 25 van het mestdroogproces, waarop nog nader wordt teruggekomen, worden aangevoerd via respectievelijk eerste, tweede en derde mestaanvoermiddelen 5, 10 en 22. Het aldus verkregen mengsel wordt via eerste mestafvoermiddelen 7 in een mechanische scheider 6 gebracht. In een dergelijke scheider, bijvoorbeeld van het type FAN Separator, geleverd door 30 de firma Fan Separator GmbH te Duitsland, wordt het mengsel gescheiden 1017983« 6 in mest met een relatief hoog percentage droge stof en mest met een lager percentage droge stof. De scheider 6 is via de genoemde tweede aanvoermiddelen 10 aangesloten op de mengtank 4 voor het terugvoeren van een gedeelte van de mest met een relatief laag percentage droge stof.
5 Voorts is de scheider 6 via tweede mestafvoermiddelen 11 aangesloten op in de mestdrooginrichting 3 boven elkaar opgestelde droogplateaus 12 voor het naar die plateaus 12 afvoeren van de verdere mest met een relatief hoog percentage droge stof. Eventueel kan ook stapelbare mest rechtstreeks vanuit de mengtank 4, zonder tussenkomst van de scheider 6, aan de 10 mestdrooginrichting 3 worden toegevoerd, via vierde mestaanvoermiddelen 8.
Rondom de droogplateaus 12 zijn eerste en tweede luchtaanvoermiddelen 14, 15 voorzien. Door de eerste luchtaanvoermiddelen 14 wordt buitenlucht of lucht uit naburige stallen 15 aangevoerd, door de tweede luchtaanvoermiddelen 15 wordt hete lucht in de vorm van rookgassen uit de verbrandingsinstallatie 2 aangevoerd. Voor het mengen van de aangevoerde lucht en de rookgassen zijn ventilatoren 16 voorzien, waarmee het gas-luchtmengsel tevens langs en door de op de droogplateaus 12 uitgestalde mest kan worden geleid, zodat vocht uit de 20 mest in het gas-luchtmengsel wordt opgenomen. Verder zijn eerste luchtafvoermiddelen 18 voorzien, die het met vocht verzadigde gas-luchtmengsel langs en door een aantal filtersystemen 19 voeren, waarin het luchtmengsel wordt ontdaan van ongewenste componenten.
Boven een eerste, bovenste droogplateau 12a zijn tweede 25 luchtafvoermiddelen 20 voorzien voor het afvangen en transporteren van ammoniakrijke lucht naar de verbrandingsinstallatie 2. Een onderste droogplateau 12d staat in verbinding met de eerder genoemde derde mestaanvoermiddelen 22 waarmee een gedeelte van de droge mest kan worden teruggevoerd naar mengtank 4 en derde mestafvoermiddelen 23 30 voor de afvoer van de overige mest naar verwerkingsmiddelen 25, zoals een T017983- 7 pers- of een pelletiseerinrichting. Deze verwerken de droge mest tot een voor opslag en verbranding geschikte vorm. De verwerkingsmiddelen 25 zijn aangesloten op een opslagtank 26 voor droge mest, waaruit de verbrandingsinstallatie 2 via aanvoermiddelen 27 wordt gevoed. Deze 5 verbrandingsinstallatie 2, bijvoorbeeld van het type wervelbed- of pulsbrander, is verbonden met asafvoermiddelen 28 voor de afvoer van mineraalrijke verbrandingsas en de tweede luchtaanvoermiddelen 15 voor het opvangen van rookgassen in en het vervolgens verplaatsen daarvan uit de verbrandingsinstallatie 2 naar de drooginrichting 3. Voorts omvat de 10 verbrandingsinstallatie 2 tenminste een afvoerkanaal 30 om tijdens de verbranding gegenereerde warmte af te voeren naar bijvoorbeeld een stadsverwarmingscircuit 31, bij voorkeur via een warmtewisselaar (niet getoond).
De inrichting volgens figuur 1 kan als volgt worden gebruikt.
15 Vloeibare mest met bijvoorbeeld een percentage droge stof tussen 4 en 10 % wordt vanuit bijvoorbeeld stallen of een gierput via de eerste mestaanvoermiddelen 5 naar een mengtank 4 gebracht. Voor een goede werking van de scheider 6 verdient het de voorkeur dat daarin vanuit de mengtank 4 aangeleverde mest een percentage droge stof omvat dat bij 20 voorkeur tussen ongeveer 6 en 15% bedraagt. Dit wordt gerealiseerd door de vloeibare mest in mengtank 4 te vermengen met uit de drooginrichting 3 afkomstige droge mest, welke een relatief hoog percentage droge stof, bijvoorbeeld tussen 85 en 95% bezit en/of met uit de scheider 6 teruggevoerde vloeibare mest met een relatief laag percentage droge stof, 25 bijvoorbeeld tussen 2 en 5 %. De verhouding tussen de hoeveelheden toegevoegde mest met verschillende percentages droge stof wordt zodanig op elkaar afgestemd dat het resulterende mestmengsel de gewenste 6 tot 15 % droge stof omvat. Eventueel kan van buiten af droge stof zoals stro worden bijgevoegd om het gewenste droge stof percentage te bereiken. Bijkomend 30 voordeel van dit mengen is dat het in de scheider 6 afgescheiden deel met tOt7983· 8 het lage droge stof percentage, de zogenaamde dunne fractie, niet hoeft te worden afgevoerd uit de inrichting.
De mest wordt vervolgens uit mengtank 4 in de mechanische scheider 6 gebracht, alwaar het wordt gescheiden in een deel vloeibare mest 5 met een laag droge stofpercentage tussen 2 en 5 %, welk deel, zoals hierboven vermeld, als dunne fractie wordt teruggeleid naar de mengtank 4, en een deel stapelbare mest met een hoger percentage droge stof, bijvoorbeeld 30 %, welk deel via de tweede mestafvoermiddelen 11 wordt doorgevoerd richting de mestdrooginrichting 3. Overigens zij op gemerkt dat 10 de aan de mestdrooginrichting 3 toe te voeren, stapelbare mest ook rechtstreeks in de mengtank 4 kan worden gevormd, zonder tussenkomst van een scheider 6, door in de mengtank 4 geschikte hoeveelheden vloeibare en droge mest met elkaar te vermengen. De aldus verkregen stapelbare mest kan vervolgens rechtstreeks vanuit de mengtank 4 aan de 15 mestdrooginrichting 3 worden toegevoerd via vierde mestaanvoermiddelen 8, welke in bijgaande tekening met een onderbroken lijn zijn weergegeven, teneinde aan te geven dat het hier een alternatief betreft.
In de mestdrooginrichting 3 doorloopt de mest met behulp van niet nader getoonde transportmiddelen achtereenvolgens een aantal 20 droogplateaus 12. Langs en door deze plateaus 12 wordt een relatief droog luchtmengsel geleid, dat wordt aangevoerd via de eerste en tweede luchtaanvoermiddelen 14, 15. Het luchtmengsel omvat enerzijds buitenlucht of stallucht en anderzijds uit de verbrandingsinstallatie 2 afkomstige rookgassen. De warmte van de rookgassen vergroot het 25 vochtopnemend vermogen van het luchtmengsel. Hierdoor kan meer vocht uit de mest worden opgenomen, zodat het percentage droge stof in de mest toeneemt. Daarbij draagt de mest bij aan het reinigen van de rookgassen, doordat de mest werkt als een stoffilter.
Het met vocht verzadigde luchtmengsel wordt afgevoerd via de 30 eerste luchtafvoermiddelen 18, die het mengsel door diverse op zichzelf f0TT983* 9 bekende filtersystemen 19 leiden, zoals een chemisch filter of een biotricklingfilter. Met behulp van deze filters wordt het luchtmengsel verder gereinigd, zoals ontdaan van stofdelen en milieu onvriendelijke componenten als stikstofoxiden. Voorts wordt door de tweede 5 luchtafvoermiddelen 20 boven het eerste droogplateau 12a ammoniakrijke lucht afgevangen, waarvan het nut verderop in deze beschrijving duidelijk zal worden.
Na doorlopen van de drooginrichting 3 bezit de mest, afhankelijk van onder andere de verblijfsduur in de drooginrichting een percentage 10 droge stof tussen de 85% en 95%. Een deel van deze droge mest wordt, zoals hierboven reeds aangegeven, teruggeleid in de mengtank 4, voor het op peil houden van het gewenste percentage droge stof in deze tank. Het resterende deel wordt afgevoerd naar verwerkingsmiddelen 25, die de droge mest in een voor de verbranding geschikte vorm brengen. Overigens zij opgemerkt 15 dat verbranding van mest reeds mogelijk is bij mest met een percentage droge stof vanaf ongeveer 30%. De hierboven genoemde percentages droge stof dienen dan ook slechts als voorkeurswaarden te worden gezien en geenszins beperkend te worden uitgelegd. Eventueel kan de mest vervolgens in een opslagbuffer 26 worden opgeslagen tot nader gebruik.
20 Vanuit de verwerkingsmiddelen 25 of de opslagbuffer 26 wordt de droge mest naar de verbrandingsinstallatie 2 gebracht. Deze verbrandingsinstallatie 2 kan een conventionele kachel zijn, maar omvat bij voorkeur een wervelbed- of pulsbrander, waarmee een optimale verbranding kan worden gerealiseerd. Tijdens het verbranden wordt de uit de 25 drooginrichting opgevangen ammoniakrijke lucht toegevoegd. Hierdoor treedt een op zichzelf bekende chemische reactie op, waardoor de uitstoot van stikstofoxiden vermindert.
De warmte die bij de verbranding vrijkomt wordt opgevangen, bijvoorbeeld door hiermee water te verhitten. Deze warmte kan worden 30 gebruikt binnen het veebedrijf, bijvoorbeeld voor de verwarming van de T0T7988· 10 stallen en dergelijke of aan een groter energie netwerk worden afgedragen, bijvoorbeeld een stadsverwarmingscircuit. De as, welke dankzij de hoge verbrandingstemperaturen vrij is van kiemen, ongedierte en dergelijke kan als mineraalhoudend product worden geëxporteerd naar gebieden met een 5 mineralen tekort.
Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.
10 Zo kan het beschreven proces continu worden uitgevoerd, hetgeen gunstig is voor het verminderen van de mestoverschotten. Het verbrandingsproces kan echter ook slechts dan in werking worden gesteld, wanneer behoefte bestaat aan de extra warmte die bij deze verbranding vrijkomt. Het is daarbij van belang voldoende opslagcapaciteit te voorzien 15 voor vloeibare en/of droge mest om de periode te overbruggen waarin de installatie stil ligt.
Voorts kan de verbrandingsinstallatie zijn uitgerust met aanvullende rookgas reinigende middelen teneinde de uitstoot van stikstofoxiden nog verder te minimaliseren. Evenzo kan de drooginrichting 20 zijn voorzien van aanvullende of andere dan de reeds genoemde filters voor het reinigen van het voor het drogen van de mest gebruikte luchtmengsel. Verder is het mogelijk meerdere drooginrichtingen aan te sluiten op één verbrandingsinstallatie.
Hetzelfde proces kan ook uitgevoerd worden met een andere 25 drooginrichting dan de hierboven beschreven inrichting waarbij de mest achtereenvolgens een aantal droogplateaus doorloopt. Hetzelfde geldt voor de mechanische scheider en verbrandingsinstallatie; zij kunnen wat betreft type afwijken van het hierboven beschrevene. Ook kunnen de genoemde percentages droge stof in de verschillende stadia van het proces verschillen 30 van de in bovenstaande beschrijving genoemde waarden.
f017983· 11
Deze en vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.
1017983*

Claims (19)

1 Werkwijze voor het verbranden van mest, omvattende de volgende stappen: verbranden van mest met een relatief hoog percentage droge stof in een verbrandingsinstallatie (2), 5. opvang van tijdens verbranding uitgestoten rookgassen en overbrenging daarvan naar een mestdrooginrichting (3), drogen van in de mestdrooginrichting (3) aanwezige mest door de rookgassen langs, bij voorkeur door deze mest te leiden, waarbij de rookgassen vocht uit de mest opnemen en afvoeren en de mest stofdeeltjes 10 filtert uit de rookgassen, afvoer van de in de mestdrooginrichting (3) gedroogde mest; en afvoer van na de verbranding resterende as uit de verbrandingsinstallatie (2).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de rookgassen, alvorens 15 door de mestdrooginrichting (3) te worden geleid, worden gemengd met van buiten de mestdrooginrichting (3) aangevoerde lucht.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de aangevoerde lucht afkomstig is uit een stal.
4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 20 rookgassen of het mengsel van rookgassen en lucht met daarin uit de mest opgenomen vocht voorts door ten minste één filter (19) wordt geleid dat de rookgassen of het gas-luchtmengsel verder reinigt.
5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ammoniakrijke lucht uit de mestdrooginrichting (3) wordt opgevangen en 25 ingebracht in het mestverbrandingsproces, zodanig dat deze ammoniakrijke lucht door middel van een chemische reactie de vorming van stikstofoxiden beperkt. f017983·
6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de uit de mestdrooginrichting (3) afgevoerde droge mest en aan de verbrandingsinstallatie (2) toegevoerde mest tenminste 30%, meer in het bijzonder ten minste 50% en bij voorkeur ten minste ongeveer 80 % droge 5 stof bevatten.
7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de tijdens de verbranding geproduceerde warmte wordt opgevangen en afgegeven aan een energienetwerk.
8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 10 tijdens de verbranding gegenereerde warmte wordt toegepast binnen de veehouderij.
9. Werkwijze volgens conclusies 2-8, waarbij ten minste een deel van de tijdens de verbranding gegenereerde warmte wordt gebruikt om de lucht waarmee de rookgassen worden vermengd op te warmen.
10. Inrichting voor het verbranden van mest, omvattende een verbrandingsinstallatie (2) en een mestdrooginrichting (3), waarbij de verbrandingsinstallatie (2) is voorzien van aanvoermiddelen (23, 27) voor mest met een relatief hoog percentage droge stof, afvoermiddelen (28) voor het verwijderen van na verbranding resterende as en middelen (20) voor het 20 opvangen en transporteren van tijdens de verbranding uitgestoten rookgassen naar de mestdrooginrichting (3), waarbij de mestdrooginrichting (3) is voorzien van middelen voor de toevoer van mest met een relatief laag gehalte droge stof, blaasmiddelen (16) voor het langs, bij voorkeur door de in de mestdrooginrichting (3) aanwezige mest voeren van de rookgassen, 25 zodanig dat de rookgassen vocht op kunnen nemen uit de mest en de mest stof afkan vangen uit de rookgassen, en waarbij voorts middelen (18) zijn voorzien voor de afvoer van de met vocht verzadigde rookgassen en middelen (23) voor de afvoer van de in de mestdrooginrichting (3) gedroogde mest naar de verbrandingsinstallatie (2). §017983«
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de inrichting voorts luchtaanzuigmiddelen (14) omvat voor het aanzuigen van stallucht of buitenlucht en mengmiddelen (16) voor het mengen van de aangezogen lucht en de uit de verbrandingsinstallatie (2) afkomstige rookgassen tot een 5 in de mestdrooginrichting (3) te gebruiken gas-luchtmengsel.
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de inrichting voorts ten minste één filter (19) omvat voor het verder reinigen van het luchtmengsel en het daarin opgenomen mestvocht.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij het ten minste ene filter 10 (19) omvat een biotricklingfilter voor het uitfilteren van stikstofoxiden, een luchtreinigingsfilter voor het uitfilteren van stofdeeltjes en een chemisch filter voor het uitfilteren van ammoniak.
14. Inrichting volgens een van de conclusies 10-13, waarbij de verbrandingsinstallatie (2) aanvullende rookgasreinigende middelen omvat.
15. Inrichting volgens een van de conclusies 10-14, waarbij de mestdrooginrichting (3) een afzuigsysteem (20) omvat voor de afvang van in de mestdrooginrichting (3) aanwezige ammoniakrijke lucht en middelen voor het transporteren en inbrengen daarvan in de mestverbrandingsinstallatie (2).
16. Inrichting volgens een van de conclusies 10-15, waarbij de verbrandingsinstallatie (2) is aangesloten op een verwarmingscircuit (31) voor de afvoer van tijdens de verbranding gegenereerde warmte.
17. Inrichting volgens een van de conclusies 10-16, waarbij buffers zijn voorzien voor de opslag van as uit de verbrandingsinstallatie en voor de 25 opslag van mest voor de mestdrooginrichting (3) en/of voor de verbrandingsinstallatie (2).
18. Inrichting volgens een van de conclusies 10-17, waarbij de inrichting verwerkingsmiddelen (25) voor relatief droge mest omvat, die de gedroogde mest in een voor de verbranding in de verbrandingsinstallatie (2) 30 geschikte vorm brengen. 1017981«
19. Inrichting volgens een van de conclusies 10-18, waarbij de verbrandingsinstallatie (2) een wervelbedbrander of pulsbrander omvat. 1017983·
NL1017983A 2001-05-02 2001-05-02 Werkwijze voor het verbranden van mest. NL1017983C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017983A NL1017983C2 (nl) 2001-05-02 2001-05-02 Werkwijze voor het verbranden van mest.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017983 2001-05-02
NL1017983A NL1017983C2 (nl) 2001-05-02 2001-05-02 Werkwijze voor het verbranden van mest.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1017983C2 true NL1017983C2 (nl) 2002-11-05

Family

ID=19773337

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1017983A NL1017983C2 (nl) 2001-05-02 2001-05-02 Werkwijze voor het verbranden van mest.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1017983C2 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4359006A (en) * 1979-03-26 1982-11-16 Henrik Have Method of extracting heat from manure sewage mud and other wet waste by combustion
DE19606640A1 (de) * 1995-02-22 1996-08-29 Roderich Mettner Vorrichtung und Verfahren zur Klärschlammverbrennung

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4359006A (en) * 1979-03-26 1982-11-16 Henrik Have Method of extracting heat from manure sewage mud and other wet waste by combustion
DE19606640A1 (de) * 1995-02-22 1996-08-29 Roderich Mettner Vorrichtung und Verfahren zur Klärschlammverbrennung

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4330411A (en) Process for treating clarified sludge
CN100478294C (zh) 包括分流引出含有害物质的转炉废气的水泥熟料生产方法
EP2284129A1 (en) Biomass converters and processes
EP2162403B1 (en) System and method for drying a water-containing substance
JP2010523935A5 (nl)
KR20070063502A (ko) 원료 건조 비료 장치 및 제조 방법
EP0457203A1 (de) Verfahren zum emissionsfreien Trocknen einer Substanz in einer Trocknungstrommel
CN110723858A (zh) 一种脱硫废水零排放处理系统及处理工艺
CN2910920Y (zh) 污泥干化与焚烧系统
WO2010057713A2 (en) An energy conversion system
US6367395B1 (en) Method of disposing of animal waste
US6135035A (en) Animal waste disposal system
US20020020677A1 (en) Thermal processing system for farm animal waste
NL9200763A (nl) Milieuvriendelijk en energiebesparend dierenverblijf voor bijvoorbeeld varkens.
NL1017983C2 (nl) Werkwijze voor het verbranden van mest.
NL1004887C2 (nl) Stalsysteem voorzien van een primaire scheidingsinrichting en geïntegreerde emissie-arme verwerking van de gescheiden fracties op het bedrijf.
DK201570447A1 (da) Fremgangsmåde og tørreanlæg til tørring af tørregods og udnyttelse af varme fra tørreanlægget
CN1171516A (zh) 废弃物供给锅炉的方法及其装置
JPH0693974B2 (ja) 燃焼排ガス処理方法
EP0396390A1 (en) Method for processing organic waste and apparatus therefor
EP2488470A1 (en) A machine for the disposal of chicken manure
CN110776241A (zh) 一种余热回收烘干系统及方法
RU2038344C1 (ru) Устройство для переработки помета
CN117651831A (zh) 污泥焚烧系统以及污泥焚烧方法
JP5878276B2 (ja) 肥料製造方法及び肥料製造装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20051201