NL1017745C2 - Trapauto. - Google Patents

Trapauto. Download PDF

Info

Publication number
NL1017745C2
NL1017745C2 NL1017745A NL1017745A NL1017745C2 NL 1017745 C2 NL1017745 C2 NL 1017745C2 NL 1017745 A NL1017745 A NL 1017745A NL 1017745 A NL1017745 A NL 1017745A NL 1017745 C2 NL1017745 C2 NL 1017745C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pedal
frame
rod
pedal car
disc
Prior art date
Application number
NL1017745A
Other languages
English (en)
Inventor
Eric Jan Van Ir Dalen
Jan Leendert Prof Spoormaker
Original Assignee
Eric Jan Van Ir Dalen
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Eric Jan Van Ir Dalen filed Critical Eric Jan Van Ir Dalen
Priority to NL1017745A priority Critical patent/NL1017745C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1017745C2 publication Critical patent/NL1017745C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62MRIDER PROPULSION OF WHEELED VEHICLES OR SLEDGES; POWERED PROPULSION OF SLEDGES OR SINGLE-TRACK CYCLES; TRANSMISSIONS SPECIALLY ADAPTED FOR SUCH VEHICLES
    • B62M1/00Rider propulsion of wheeled vehicles
    • B62M1/24Rider propulsion of wheeled vehicles with reciprocating levers, e.g. foot levers
    • B62M1/28Rider propulsion of wheeled vehicles with reciprocating levers, e.g. foot levers characterised by the use of flexible drive members, e.g. chains
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62KCYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
    • B62K5/00Cycles with handlebars, equipped with three or more main road wheels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62KCYCLES; CYCLE FRAMES; CYCLE STEERING DEVICES; RIDER-OPERATED TERMINAL CONTROLS SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES; CYCLE AXLE SUSPENSIONS; CYCLE SIDE-CARS, FORECARS, OR THE LIKE
    • B62K9/00Children's cycles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Control Devices (AREA)

Description

Trapauto
De uitvinding heeft betrekking op een trapauto die wordt aangedreven met spierkracht. Aangewende spier-5 kracht resulteert in een beweging van de trapauto.
Een trapauto is algemeen bekend. Een skelter is een bekend kinderspeelgoed, waarbij een met spierkracht opgewekt trappende beweging wordt omgezet in voortgaande beweging. Naast het gebruik voor de aandrijving wordt 10 spierkracht ook gebruikt voor het besturen van de trapau-t c .
Een probleem van bekende trapauto's, in het bijzonder kinderspeelgoed, is dat de trapauto's zijn uitgevoerd voor één bepaalde lengte van de bestuurder, en 15 niet kunnen meegroeien met de lengte, in het bijzonder de beenlengte, van de bestuurder.
De uitvinding beoogt nu een trapauto te verschaffen waarbij dit probleem is opgelost.
Dit doel wordt bij de werkwijze volgens de 20 uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 1 bereikt. Het aanbrengen van spierkracht op een trapper in de richting waarin de trapper bedoeld is te bewegen, leidt onafhankelijk van de toestand van een andere trapper tot een beweging van de trapauto. Wanneer één van de trappers 25 aeblokkeerc is, zaj de trapauto noc aütrijc kunnen worden aangedreven met de overgebleven trapper. De bewegingsloop van de trappers is niet afhankelijk van elkaar. Hierdoor is het mogelijk met twee benen tegelijk spierkracht aan te brengen op één of meer trappers en daarmee de trapauto 30 in beweging te brengen.
Het aanbrengen van spierkracht op een trapper wordt telkens herhaald, en vormt als zodanig een zich herhalende werkwijze. Het onafhankelijk zijn van de trapper maakt dat op een willekeurig moment, in de zich 35 herhalende werkwijze, spierkracht op de trapper kan worden aangebracht of kan worden gestopt met het aanbrengen van spierkracht, cq. het been kan worden ontspannen. De gebruiker past de zich herhalende werkwijze van het 2 aanbrengen van spierkracht aan aan zijn wensen. Een gebruiker met lange benen trapt een trapper verder en langduriger in dan een gebruiker met kortere benen. Deze eigenschap maakt een trapauto met onafhankelijke trappers 5 geschikt voor gebruikers van alle lengten. Daarnaast kan bij een dergelijke trapauto de spierkracht van beide benen tegelijk aangewend worden.
Een geschikte uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt de inrichting volgens de kenmerken van conclusie 2. 10 Bijvoorkeur wordt de maatregel van conclusie 3 tioegepsst . De aandri i fmiddel en brengen aangebrachte spierkracht op een trapper over op uiteindelijk, een aandrijfwiel. De trapper van een willekeurige vorm, bijvoorbeeld een schuiver, een zwenker, een draaier, of 15 een combinatie hiervan, is verbonden aan een buigzaam orgaan. Dit buigzame orgaan kan een band, een ketting, een v-snaar, of iets dergelijks zijn. Het buigzame orgaan is op en af te rollen rond een schijf. Het afrollen vindt plaats wanneer op de trapper spierkracht wordt aange-20 bracht. Wanneer de trapper vrij is van spierkracht, bevindt hij zich in een rustpositie. Nadat het aanbrengen van spierkracht is gestopt, zal de trapper terug worden bewogen naar deze rustpositie onder dwang van dwingende middelen, bijvoorbeeld een veer. De veer is aan het 25 geste] en aan de schijf verbonden, zodanig dat hij het buigzame orgaan zal doen oprollen rond de schijf wanneer de trapper vrij van spierkracht is. Het oprollen brengt de trapper terug in de rustpositie.
Een vrijloopkoppeling vormt de verbinding van 30 de schijf met een aandrijfwiel. Het afrollen van de schijf is gekoppeld aan de draaiende beweging van het aandrijfwiel. Het oprollen vindt echter plaats zonder koppeling met het aandrijfwiel. Deze maatregel maakt het onafhankelijk bewegen van een trapper mogelijk. De ge-35 bruiker is vrij te kiezen tot hoever hij de trapper beweegt, cq. het buigzame orgaan van de schijf afrolt.
Een trapauto kan zijn uitgerust met meerdere aandrijvingsmiddelen, dat wil zeggen meerdere trappers 3 die meerdere schijven en aandrijfwielen aandrijven. Het eerste aandrijfmiddel is onafhankelijk van een tweede aandrijfmiddel. De verschillende aandrijfmiddelen kunnen ook gekoppeld worden bijvoorbeeld door middel van een 5 extra buigzaam orgaan. Het oprollen van een eerste schijf vindt dan tegelijk met het afrollen van een tweede schijf plaats. Hierdoor kan de bekende fietsbeweging in de trapauto volgens de uitvinding worden ingebouwd.
De voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 4 10 kenmerkt zich door een zwenkbaar en hangend aan het gestel gemonteerde trapper. Dit in tegenstelling tot een schuiftrapper, die schuivend gemonteerd is. Deze beweging gelijkt aan een roeibeweging. De zwenktrapper1 brengt 1 aangebrachte spierkracht efficiënt over en kan nimmer in 15 een positie komen waarbij het onmogelijk is de trapauto in beweging te stellen. De trappers bevinden zich in tegenstelling tot bekende trapauto's altijd in één vastgestelde rustpositie.
Daarbij wordt op geschikte wijze de maatregel 20 van conclusie 6 toegepast. De ontkoppeling van het aandrijf middel maakt bewegingen van de trapauto in tweeërlei richtingen mogelijk. Deze mogelijkheid is essentieel voor het in een kleine ruimte, bijvoorbeeld binnenshuis, manoeuvreren van een trapauto. Het kunnen voor- en ach-25 teruit bewegen verhoogd tevens ae gebruiksvriendelijkheid van de trapauto.
De ontkoppeling wordt bijvoorkeur vorm gegeven door de uitvoeringsvorm volgens de maatregel van conclusie 7. Het samenstel van de ontkoppelingsnok en de ge-30 stelnok ontkoppelen de schijf van het aandrijfwiel, wanneer de schijf en de trapper zich in de rustpositie bevinden. De schijf omvat tevens een eindstuk, dat voorkomt dat de schijf door de dwingende middelen verder wordt opgerold dan de rustpositie.
35 Door toepassing van de maatregel van conclusie 8 kan de koppeling in de trapauto worden vormgegeven. De schijf is verschuifbaar gemonteerd rond de as van het aandrijfwiel. De as van het aandrijfwiel omvat ten minste 4 één astand en de schijf ten minste één vertanding zodanig dat tand en vertanding in elkaar kunnen aangrijpen. Bijvoorkeur wordt gebruik gemaakt van een aantal tanden en vertandingen. De schijf wordt door dwingende middelen, 5 bijvoorbeeld een veer, in de richting langs de as met de schijfvertanding aan de astanden gekoppeld. In de rusttoestand zorgen de maatregelen van conclusie 7 voor een ontkoppeling. Bijvoorkeur is het dwingende middel voor de verschuiving van de schijf dezelfde veer als die voor het 10 oprollen van de schijf. De vrijwielkoppeling kan zowel zijn aangebracht tussen de schijf en de vertanding als tussen astano en aandrijfas.
Het buigzame orgaan tussen trapper en schijf kan op geschikte wijze, zoals gekenmerkt in conclusie 9, 15 worden aangebracht. De mogelijkheid het verbindingspunt te kunnen verplaatsen in de lengterichting langs de zwenktrapper creëert een traploze versnelling. Immers een verbinding van het buigzame orgaan nabij het zwenkpunt zal minder afrollen van de schijf tot gevolg hebben dan 20 een verbinding van buigzaam orgaan verder weg van het zwenkpunt, wanneer de zwenktrapper als zodanig van de schijf wordt wegbewogen wanneer er spierkracht op wordt aangebracht. Een dergelijke verbinding aan de zwenktrapper maakt aanpassing aan de leeftijd en dus de spier-25 kracht van de gebruiker mogelijk.
Bijvoorkeur wordt volgens de maarregel van conclusie 10 het buigzame orgaan bevestigd aan het gestel en loopt vervolgens onder een hoek via een aangrijpingspunt aan de trapper naar de schijf. Een dergelijke monta-30 ge vormt een automatische progressieve versnelling bij het aanbrengen van spierkracht op de trapper. Het afrollen van het buigzame orgaan van de schijf zal als gevolg van de dode hoek verdraaiing progressief toenemen ten opzichte van de verplaatsing van de trapper.
35 De voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 11 maakt vering van een wiel van een trapauto mogelijk. Op- of neergaande stootbewegingen van een wiel worden 5 opgevangen via een verdraaiing van de wielophangingsstang die gelagerd met het gestel is verbonden.
Daarbij wordt op geschikte wijze de maatregel van conclusie 12 toegepast. Verdraaiing van de wielophan-5 gingsstang rond zijn lengte-as zal een op- en neergaande beweging van een verlenging dwars op deze lengte-as teweeg brengen. Deze beweging van de verlenging kan telkens door een dwingend middel worden opgevangen en daarna terug worden gebracht naar een evenwichtspositie.
10 Bijvoorkeur wordt volgens de maatregel van conclusie 13 het dwingende middel vormgegeven door een veer die is verbonden met de verlenging en het gestel. Andere dwingende middelen zijn tevens mogelijk. Deze maatregelen' - 1 maken de trapauto minder stug en zodoende minder slijta-15 gegevoelig.
De stuurmiddelen van de trapauto worden bij-voorkeur gekenmerkt door conclusie 14.
De draaiing van de stuurstang rond de lengte-as naar de verschuiving van de spoorstang wordt bijvoorkeur 20 vormgegeven door de maatregel van conclusie 15, waarbij het overbrengingsmiddel een buigzaam orgaan is.
Bijvoorkeur wordt volgens conclusie 16 de aangrijping van het overbrengingsmiddel aan de stuurstang vormgegeven door een stuurpen.
25 Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 17 wordt de draaiende beweging langs de as van de stuurstang overgebracht op de spoorstang via een cirkelvormige nok. Rond de cirkelvormige nok is een buigzaam orgaan opgerold dat bij een draaiende beweging 30 van de stuurstang op- of afrolt. De beweging van het buigzame orgaan komt overeen met de gewenste beweging, naar links of naar rechts, voor de spoorstang, die dan ook door dit buigzame orgaan geheel of gedeeltelijk gevormd wordt.
35 De voorkeursuitvoeringsvorm volgens conclusie 18 maakt dat de draaibeweging van de stuurstang progressief op de beweging van de spoorstang wordt overgebracht.
Bij een correcte samenstelling van de stuurstang en de 6 zich uit het midden van de stuurstang geplaatste cirkel-vormige nok zal een verdraaiing van de stuurstang rond zijn lengte-as een steeds verdere verdraaiing van het stuurwiel tot gevolg hebben. Het rechtuit sturen is bij 5 een dergelijke trapauto stabieler geworden, terwijl de manoeuvreerbaarheid door de progressieve uitwijking van de stuurwielen is toegenomen.
Uitvoering van de spoorstang gekenmerkt door conclusie 19 maakt de stuurmiddelen van de trapauto 10 stabieler alsmede duurzamer.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de trapauto tevens een bulldo2erophanging. Aan de voorzijde van de trapauto wordt een inrichting gehangen die functies overeenkomstig een bulldozer kan uitvoeren. In de 15 voorkeursuitvoeringsvorm is de bediening van de bulldo-zerinrichting mogelijk door middel van één hendel. In de uitgangspositie bevindt de bak zich in een laagse positie rustend op de ondergrond. Beweging van de hendel, zwenken voor- of achteruit afhankelijk van de inrichting van de 20 bulldozerophanging, resulteert door middel van koppeling van een tweetal staven over een hefboom rond een zwenk-baar aan het gestel gemonteerde as, in een achterover kippende beweging van de bak, waardoor de inhoud van de bak wordt opgevangen. Verdere beweging van de hendel 25 brengt een opgaande beweging van de bak en de ondersteunende staven teweeg, waardoor de bak met inhoud van de grond loskomt. De hendel wordt voorbij een dood punt getrokken in een positie waarbij de bak los is van de grond, en de trapauto vrij is te bewegen.
30 De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde figuren.
Figuur 1 toont een vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de trapauto met een gedeeltelijke openwerking.
35 Figuur 2 toont een schematische uitvoeringsvorm van het ontkoppelingsmechanisme van de schijf en de aandrijfas.
7
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van het overbrengingsmiddel van de stuurstang op de spoorstang.
Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van het overbrengingsmiddel van de stuurstang op de spoor-5 stang.
Figuur 5 A-C tonen de kippende bewegingsvoort-gang van de bulldozerbak.
Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de trapauto 1. Het gestel 2 vormt de behuizing van trap-10 auto 1 met een opening 3 waarin een gebruiker plaats kan nemer.. De gebruiker zal zijn benen bannen he;, geste] 7 plaatsen op omgebogen einde 4 van zwenktrapper 5. In deze uitvoeringsvorm omvat de trapauto 1 twee trappers 5. De trappers vormen zwenktrappers die zwenkbaar en hangend 15 aan het gestel 2 zijn gemonteerd rond een zwenkas 6.
Aan zwenktrapper 5 bevindt zich een verbindingspunt 7 waaraan buigzaam orgaan 8 is verbonden. Een in hoogte verstelbaar verbindingspunt 7 zou een traploze versnelling vormen. Een trappende beweging van de benen 20 van de gebruiker op trapper 5 brengen een naar voren gerichte beweging van trapper 5 tot stand. Verbindingspunt 7 en buigzaam orgaan 8 zullen tevens naar voren bewegen. Buigzaam orgaan 8 is gedeeltelijk opgerold rond schijf 9 en zal bij een voorgaande beweging van het 25 buigzame orgaan van schijf 9 afrollen. Schijf 9 vormt met aandrijfas 10 een vrijloopkoppeling. De afrollende beweging van buigzaam orgaan 8 rond schijf 9 wordt omgezet in een draaiende beweging van aandrijfas 10 rond zijn leng-te-as. Aandrijfas 10 is direct gekoppeld aan aandrijfwiel 30 11. Een trappende beweging op trapper 5 bewerkstelligt dus een voortgaande beweging in deze uitvoeringsvorm van de trapauto.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 is tevens stuur 21 te zien, dat door middel van spierkracht 35 gedraaid kan worden. Stuurstang 22, direct verbonden met stuur 21, zal draaien rond de lengte-as. De stuurstang 22 is gelagerd verbonden met gestel 2. De draaibeweging van stuurstang 22 wordt bij overbrengingsmiddel 23 omgezet in 8 een dwars op de lengterichting van het gestel 2 staande beweging van spoorstang 24. De spoorstang 24, is bijvoor-keur voorzien van een dubbele knik die aangrijpt aan fusee-arm 25. Fusee-arm 25 loopt uit in fusee-as 26 5 waarmee stuurwiel 27 gelagerd is verbonden. In de kromming tussen fusee-arm 25 en as 26 bevindt zich fuseebuis 28. De fuseebuis 28 kan zijn voorzien van een interne vering. Verdraaiing van stuur 21 rechtsom resulteert in een verdraaiing van de fusee-as 26 rond de fuseebuis 28 en 10 stuurwiel 27, ook rechtsom.
Fuseebuis 28 is gelagerd verbonden met de gekromde ophangstang 29, die gelagerd is opgehangen in gestel 2, waardoor zwenking rond de lengte-as van de ophangstang mogelijk is. In deze uitvoeringsvorm is 15 gebruik gemaakt van één ophangstang voor de linker en rechter voorwielen. In een andere uitvoeringsvorm kan zijn uitgevoerd met twee ophangstangen voor de voorwielen, alsmede voor de achterwielen.
De ophangstang 29 wordt in een evenwichtsposi-20 tie gehouden door een dwars op de ophangstang 29 staande verlenging 30 die door dwingend middel 31 dat verbonden is aan zwenk-as 6 en dus het gestel 2, in een evenwichts-positie wordt gehouden. Het dwingende middel 31, dat bijvoorkeur een verend materiaal omvat, wordt in de 25 uitvoeringsvorm van figuur ] gevormd door elastiek. De kromming in ophangstang 29 zorgt dat de as van stuurwielen 27 achter de lengte-as van ophangstang 29 ligt. Wanneer een ongelijkheid stuurwiel 28 naar boven stoot, zwenkt ophangstang 29 en daarmee verlenging 30. Een 30 stootbeweging omhoog van stuurwiel 27 resulteert in een draaiing naar voren tegen de klok in rond de lengte-as van ophangstang 29 en verlenging 30 en dus een uitrekking van elastiek 31. Elastiek 31 zal verlenging 30 en ophangstang 29 terug dwingen naar de evenwichtspositie.
35 Figuur 2 toont de voorkeursuitvoeringsvorm van de schijf 40. De schijf omvat afrolgedeelte 41, waaromheen buigzaam orgaan (niet weergegeven) op- en afgerold wordt, en tevens vertanding 42, ontkoppelingsnok 43 en '•.x 9 eindstop 44. De schijf is verder verbonden met veer 45 die vast verbonden is met het gestel (niet weergegeven). Verbonden door middel van vrijloopkoppeling met aandrijfas 46 is astandwiel 47. Astandwiel is zo samengesteld dat 5 het kan aangrijpen met vertanding 42.
Om de trapauto achteruit te laten bewegen zonder dat de aandrijfwielen blokkeren omvatten de aandrijf middelen het navolgende ontkoppelingsmechanisme, dat plaatsvindt wanneer de gebruiker geen spierkracht op een 10 trapper uitoefent en de trappers zich in de rustpositie bevinden.
De ontkoppelingsnok 43 zal door de torsiekracht van de veer 45 (welke ook dus schijf, 41, oprolt,) op de gestelnok (niet afgebeeld) bewogen worden, waardoor de 15 aandrijving ontkoppeld. Het astandwiel 47 komt los uit de vertanding 42, waarin astandwiel 47 aangrijpt in gekoppelde toestand (niet afgebeeld). De veer 45 wordt hierbij ingeduwd en de schijf beweegt van het vrijloop astandwiel 47 vandaan. Deze ontkoppeling komt tot stand, wanneer de 20 trappers in de ruststand zijn.
De eindstop 44 zorgt ervoor dat de schijf 41 bij het oprollen niet doorschiet. Zo blijft het mechanisme ontkoppeld, ook als het buigzame orgaan door bijvoorbeeld vochtopname of relaxatie langer wordt.
2E- De vri j loopkoppeling kan zowel in het tandwiel 47 als in schijf 41 uitgevoerd zijn.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van stuurstang 50 die door middel van overbrengingsmiddel 51 gekoppeld is aan spoorstang 52. Het overbrengingsmiddel 30 51 is in deze uitvoeringsvorm een buigzaam orgaan in de vorm van een ketting. De ketting 51, die eventueel uit twee delen bestaat, is gerold rondom stuurstang 50 en daarmee verbonden via stuurpen 53 die is geborgd in stuurstang 50. De ketting 51 grijpt tevens aan op twee 35 plekken op spoorstang 52. Een draaiende beweging rond de lengte-as van stuurstang 50 zal een verschuivende werking op spoorstang 52 teweeg brengen.
» 10
Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van het overbrengingsmiddel 61 tussen stuurstang 60 en spoor-stang 62. Aan het einde van stuurstang 60 is een cirkelvormige nok 61 bevestigd, waaromheen, in deze uitvoe-5 ringsvorm éénmaal, een buigzaam orgaan 62, samengesteld uit een weinig verend materiaal, is gewikkeld, en dit buigzame materiaal de spoorstang vormt of een gedeelte daarvan. Het buigzame orgaan kan vast verbonden zijn met de nok of door wrijving worden vastgehouden. Een vaste 10 verbinding limiteert het afdraaien in deze uitvoeringsvorm tot een halve slag met het stuur. De cirkelvormiae nok 61 is uit het midden van de cirkel bevestigd aan stuurstang 60. Verdraaiing van stuurstang 60 zal in eerste instantie weinig verschuiving van spoorstang 62 15 teweeg brengen, maar naarmate het meer wordt verdraaid zal de verschuiving van buigzaam orgaan 62 progressief toenemen.
Figuur 5 toont de bewegingsvoortgang van de bulldozerbak 79, die bevestigd is aan de voorzijde van 20 trapauto 70. Zwenkbaar aan het gestel van trapauto 70 is verbonden hendel 71. Deze is scharnierend verbonden met een eerste staaf 72, die aangrijpt op het middengedeelte van hefboom 73. Hefboom 73 is in deze uitvoeringsvorm zwenkbaar gekoppeld aan ophangstang 74 van de voorwielen. 25 Aan beide zijden van de ophangstang 74 zijn ook onder- steuningsstaven 75 en 76 zwenkbaar aangebracht. De onder-steuningsstaven 75 en 76 grijpen zwenkend aan aan bakas 77. Aan een uiteinde van hefboom 73 grijpt een tweede staaf 78 aan, die tevens aan de bovenzijde van bak 79 30 aangrijpt.
In figuren 5A, 5B en 5C is de werking van het bulldozermechanisme weergegeven. Figuur 5A toont de bak 79 is zijn laagste positie. Bediening van hendel 71 naar achter resulteert in de gekipte bak 79 volgens figuur 5B. 35 Verdere beweging van hendel 71 naar achter resulteert in de toestand volgens figuur 5C, waarin bak 79 los van de grond omhoog gekipt is. In de bovenste stand kan de bak 11 blijven staan, doordat de hendel 71 dan voorbij zijn dode hoek gedraaid is.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuur weergegeven uitvoeringsvormen. In het algemeen is 5 de uitvinding slechts beperkt door het kader van de bijgevoegde conclusies. Aandrijving kan bijvoorbeeld plaatsvinden op de voorwielen terwijl met de achterwielen wordt gestuurd.

Claims (18)

1 2
1. Trapauto, omvattende een gestel, tenminste drie roteerbaar aan het gestel gelagerde wielen, met het gestel 5 verbonden aandrijfmiddelen voor het aandrijven van tenminste één aandrij fwiel, voorzien van een zwenkbaar aan het gestel verbonden zwenktrapper en stuurmiddelen voor het besturen van tenminste één stuurwiel, waarbij de stuurmiddelen voorzien zijn van een stuui: , dat ronc een middelpunt draaibaar is, vair 10 een stuurstang, die draaibaar rond een lengte-as gelagerd met het gestel verbonden is, van een overbrengingsmiddel voor het koppelen van een draaibeweging van de stuurstang aan een in hoofdzaak dwars hierop staande beweging van een spoorstang, die verbonden is met tenminste één stuurwiel, dat gelagerd is 15 opgehangen aan een fusee van een wielophangingsstang.
2. Trapauto volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het overbrengingsmiddel tenminste één buigzaam orgaan is.
3. Trapauto volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stuurstang tenminste één stuurpen omvat, en 20 het overbrengingsmiddel de stuurpen aangrijpt.
4. Trapauto volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het overbrengingsmiddel een cirkelvormige nok omvat bevestigd aan de stuurstang en waarbij die nok tenminste één gedeeltelijk opgerold buigzaam orgaan omvat, en 25 waarbij de spoorstang gedeeltelijk wordt gevormd door dit buigzame orgaan.
5. Trapauto volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stuurstang uit het midden van de cirkelvormige nok is bevestigd.
6. Trapauto volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de spoorstang een verend materiaal omvat.
7. Trapauto volgens één van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat tenminste één wielophangingsstang zwenkbaar 1017745 rond zijn lengte-as is gelagerd aan het gestel en door dwingende middelen telkens in een evenwichtspositie wordt gehouden, waarbij de wielophangingsstang een kromming omvat, voorbij welke een wiel gelagerd is opgehangen.
8. Trapauto volgens conclusie 7, met het kenmerk dat dwars op de lengte-as van de wielophangingsstang een verlenging is aangebracht en dat deze verlenging aangrijpt met het dwingende middel.
5. Trapauto volgens conclusie 7 of £, met het kenmerk 10 dat het dwingende middel een veer is die verbonden is met het gestel. 1 -
10. Trapauto volgens één van de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de aandrij fmiddelen een ontkoppelingsmiddel omvatten.
11. Trapauto volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de schijf een ontkoppelingsnok en een eindstuk omvat en het gestel een gestelnok omvat, die in rustpositie aangrijpt met de ontkoppelingsnok en de schijf van het aandrijfwiel ontkoppelt.
12. Trapauto volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat een as van het aandrijfwiel tenminste één astand omvat en de schijf tenminste één schijfvertanding, die in gekoppelde toestand door dwingende middelen langs de asrichting de astand aangrijpt en de schijf verschuifbaar 25 langs de asrichting gemonteerd is.
13. Trapauto volgens één van de conclusies 10-12, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen, een door een vrijloopkoppeling met het aandrijfwiel verbonden schijf, een gedeeltelijk op de schijf opgerolde en daarmee verbonden en 30 met de trapper verbonden buigzaam orgaan omvatten, waarbij de vrijloopkoppeling aangrijpt bij het van de schijf afrollen van het buigzame orgaan en verder omvattende dwingende middelen voor het in oprolrichting belasten van de schijf. 1 o 1 7745 1 4
14. Trapauto volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het dwingende middel een met het gestel verbonden veer is.
15. Trapauto volgons conclusie 13 of 14, met het 5 kenmerk, dat het verbindingspunt van het buigzame orgaan aan de zwenktrapper verplaatsbaar is in de lengterichting langs de zwenktrapper van en naar het zwenkpunt.
16. Trapauto volgens één van de conclusies 13-15, met het kenmerk, dat het buigzame orgaan bevestigd is aan het 10 gestel en onder een hoek aangrijpt aan de zwenktrapper en verbonden is aan de schijf.
17. Trapauto volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één zwenkbaar aan het gestel verbonden hendel aangrijpt door middel van een 15 staaf aan een middendeel van een hefboom die zwenkbaar gelagerd is rond een aan het gestel bevestigde bulldozeras, de hefboom die met een tweede staaf aangrijpt aan een bovendeel van een bak, die zwenkbaar ondersteund wordt door ten minste één steunstaaf, die zwenkbaar aan bulldozeras is 20 gelagerd, waarbij een beweging van de hendel de bak achterover kipt en de bak omhoog beweegt. 1017745
NL1017745A 2001-03-30 2001-03-30 Trapauto. NL1017745C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017745A NL1017745C2 (nl) 2001-03-30 2001-03-30 Trapauto.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017745A NL1017745C2 (nl) 2001-03-30 2001-03-30 Trapauto.
NL1017745 2001-03-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1017745C2 true NL1017745C2 (nl) 2002-10-01

Family

ID=19773165

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1017745A NL1017745C2 (nl) 2001-03-30 2001-03-30 Trapauto.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1017745C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2653037A (en) * 1950-05-08 1953-09-22 Jerry B Lassiter Toy vehicle, including foot operated ratchet drive mechanism
US3161987A (en) * 1963-01-16 1964-12-22 Structo Mfg Company Bulldozer toy with automatic dump mechanism
US3884501A (en) * 1974-01-23 1975-05-20 Leisure Dynamics Foot-operated juvenile vehicle
DE4406245A1 (de) * 1993-07-16 1995-01-19 Harald Kutzke Lenkbares ein- oder mehrspuriges Leichtfahrzeug für Muskel- und/oder Motorantrieb
GB2341557A (en) * 1998-08-06 2000-03-22 John Palmer A toy digger

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2653037A (en) * 1950-05-08 1953-09-22 Jerry B Lassiter Toy vehicle, including foot operated ratchet drive mechanism
US3161987A (en) * 1963-01-16 1964-12-22 Structo Mfg Company Bulldozer toy with automatic dump mechanism
US3884501A (en) * 1974-01-23 1975-05-20 Leisure Dynamics Foot-operated juvenile vehicle
DE4406245A1 (de) * 1993-07-16 1995-01-19 Harald Kutzke Lenkbares ein- oder mehrspuriges Leichtfahrzeug für Muskel- und/oder Motorantrieb
GB2341557A (en) * 1998-08-06 2000-03-22 John Palmer A toy digger

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5050864A (en) Sporting and exercise apparatus
US5626539A (en) Treadmill apparatus with dual spring-loaded treads
US7575075B2 (en) Tracked vehicle
CA1144579A (en) Oscillating pedal cycle
US4476649A (en) Toy doll stroller and ferris wheel
US7044488B1 (en) Scooter assembly
JP3647383B2 (ja) 三輪スケータ
US7073805B2 (en) User-propelled riding toys and methods
WO2001010705A1 (en) Drive mechanism for vehicle
US5573257A (en) Flexible runner sled
NL1017745C2 (nl) Trapauto.
WO2010029949A1 (ja) 三輪車
CA2545862C (en) Articulated, steerable, toy vehicle
JP3113248U (ja) 自転車型の運動器材
US4568309A (en) Multi-action toy vehicle
US4667975A (en) Hand-powered toy vehicle
JP2523432B2 (ja) ロ―ラスキ―
US5997020A (en) Driving device
FR2535656A1 (fr) Dispositif de reglage de l'embrayage et de la transmission dans les vehicules
TWM618296U (zh) 滑行車改良
EP1057709A2 (en) Stroller
CN212047729U (zh) 自力式儿滑车
KR102578355B1 (ko) 운동방향의 전환 구조를 가지는 보드
JP2005047459A (ja) 手動式自転車
FR2494202A1 (fr) Vehicule pour le sport ou le jeu, mu a bras

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20061001