NL1017547C1 - Verpakking bestaande uit een houder en een afsluitorgaan. - Google Patents

Description

-1-

Verpakking bestaande uit een houder en een afsluitorgaan.

De onderhavige aanvrage heeft betrekking op een verpakking bestaande uit een houder en een afsluitorgaan waar-5 bij houder en afsluitorgaan elk voorzien zijn van verbindingsmiddelen die bestemd zijn met elkaar samen te werken .

Dergelijke verpakkingen zijn in vele uitvoeringsvormen 10 bekend, waarbij er een duidelijk verschil bestaat of de verpakking bedoeld is gebruikt te worden voor losse pro-dukten of voor fijnkorrelige of vloeibare produkten. De voorgestelde verpakking is met name bedoeld gebruikt te worden voor losse produkten, waarbij een geheel afdich-15 tende afsluiting niet vereist is.

Belangrijk bij dergelijke verpakkingen is echter wel dat het enerzijds mogelijk is deze snel af te kunnen sluiten, hetgeen bij voorkeur in een geautomatiseerde procesgang 20 moet kunnen, en anderzijds dat de afsluiting ook gegarandeerd kan worden onder de meest diverse transport- en ορέ lagomstandigheden. Daarbij is het ook nog een vereiste dat de kosten voor de verpakking laag moeten zijn, zeker in verhouding tot de in de verpakking te brengen produk-25 ten.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voorzien dat een eerste deel van deze verbindingsmiddelen bestaan uit in de houder aangebrachte doorgangen of uit-30 stekende randdelen en een tweede deel van de bevestigingsmiddelen uit op het afsluitorgaan aangebrachte uitstekende randdelen of daarin aangebrachte doorgangen.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm is er daarbij in voor-35 zien dat de houder aan tenminste één zijde een opening heeft die begrensd wordt door een op een schouder aangebrachte houderrand, waarbij in de schouder of de houder- --- -¾ -2- rand spieetvormige doorgangen aangebracht zijn.

Een verdere uitwerking bestaat er daarbij uit dat de doorgangen in de schouder aangebracht zijn en het af-5 sluitorgaan bij benadering recht op de schouder staande omgezette randdelen heeft waarbij de randdelen tenminste ten dele een taps verloop hebben en over een deel een breedte hebben groter dan de breedte van een doorgang en over een aansluitende deel een breedte hebben kleiner dan 10 de breedte van de doorgang. Een dergelijk afsluitorgaan kan bij een houder met een aan de bovenzijde gelegen opening met de omlaag gerichte omgezette randdelen met een enkele omlaag gerichte beweging vast met de houder verbonden worden, hetgeen een eenvoudig te automatiseren be-15 weging is.

De taps verlopende randdelen zorgen ervoor dat deze makkelijk in de spieetvormige doorgangen te brengen zijn. De breedte van de doorgangen zijn daarbij breder dan de dik-20 te van de randdelen zodat binnen de doorgang ruimte geboden wordt om een randdeel voldoende te kunnen laten verbuigen en/of vervormen en op die manier met het deel met een grotere breedte dan die van de doorgang deze te kunnen laten passeren. Op het deel met een grotere breedte 25 volgt dan het deel met een kleinere breedte waardoor het randdeel achter de schouder haakt en het afsluitorgaan vast komt te zitten. Het materiaal van de randdelen moet hierbij voldoende veerkracht hebben in de zin dat bij doorbuiging vanuit een vlak dit weer geneigd is in de 30 oorspronkelijke vorm terug te keren. Aangezien dit bij een dergelijke verpakking doorgaans slechts een éénmalige gebeurtenis is kan voor het materiaal bijvoorbeeld een geschikte soort karton of kunststof reeds volstaan.

35 In plaats van in de schouder kunnen de doorgangen ook in de op de schouder aangebrachte houderrand aangebracht worden. De randdelen van het afsluitorgaan komen hierbij -3- dan in het afsluitvlak van het afsluitorgaan te liggen en steken derhalve naar opzij uit. Teneinde de randdelen in de doorgangen te kunnen brengen moet het afsluitvlak van het afsluitorgaan enigszins uit de vlakke vorm gebogen 5 worden, waarna het bij het in de doorgangen komen van de randdelen het afsluitvlak weer naar de oorspronkelijke vlakke vorm kan terugveren. Gebleken is dat bij houders met een rechthoekige opening met afgeronde hoeken het bijzonder goed voldoet om de doorgangen juist in de hoe-10 ken aan te brengen.

Volgens een tweede uitvoeringsvorm wordt er in voorzien dat de houder aan tenminste één zijde een opening heeft die begrensd wordt door een op een schouder aangebrachte 15 houderrand, waarbij aan de binnenzijde van de houderrand naar binnen uitstekende randdelen zijn aangebracht. Het afsluitorgaan is hierbij voorzien van bij benadering recht op de schouder staande omgezette randdelen waarbij de lengte in opstaande richting overeenkomt met de af-20 stand tussen schouder en een op de schouder aangebracht naar binnen uitstekend randdeel.

Hierbij wordt er bij voorkeur verder in voorzien dat de naar binnen uitstekende randdelen aan of nabij het vrije 25 uiteinde daarvan een omzetting in de richting van de schouder hebben. De omgezette randdelen van het afsluit-orgaan moeten bij deze uitvoeringsvorm onder de randdelen op de houderrand van de houder geduwd worden en blijven daar achter door het in de oorspronkelijke stand terugko-30 men van de daartoe enigszins doorgebogen randdelen.

Het afsluitorgaan voor de beide uitvoeringsvormen kan volgens een verdere uitwerking aan tenminste één zijde voorzien zijn van een opstaand vlak bestemd voor bijvoor-35 beeld een produktaanduiding, waarbij tenminste één uitstekend randdeel deel uitmaakt van dat vlak of waarbij in dat vlak een doorgang is aangebracht voor het kunnen op- -4- nemen van een aan de binnenzijde van de houderrand aangebrachte naar binnen uitstekend randdeel.

Volgens een nog nadere uitwerking wordt er in voorzien 5 dat het afsluitorgaan aan tenminste één zijde een opstaand vlak heeft bestemd om voor produktaanduiding te dienen, dat uit een eerste en een tweede deel bestaat waarbij het eerste deel vanuit het vlak van het afsluit-orgaan omgezet is en het tweede deel een omzetting van 10 het eerste deel is dat in tegengestelde richting terugvoert naar de houder en aan dan wel nabij het uiteinde voorzien is van een uitstekend randdeel of een doorgang heeft respectievelijk bestemd aan te grijpen op een doorgang in schouder of op een omgezet randdeel aangebracht 15 aan de binnenzijde van de schouderrand.

Het opstaande vlak voor bijvoorbeeld de produktaanduiding is nu in feite dubbel uitgevoerd. Door er daarbij verder in te voorzien dat tenminste het eerste en tweede deel 20 van een veerkrachtig materiaal zijn vervaardigd en tussen het eerste en tweede deel een lengteverschil is aangebracht wordt er bereikt dat het opstaande vlak na ombuiging tot tegen het afsluitvlak van het afsluitorgaan weer terugkeert naar een opstaande stand.

25

Dit is van belang voor de houders waarvan het opstaande vlak bij stapeling in bijvoorbeeld een doos omlaag tot mogelijk tegen het afsluitvlak van het afsluitorgaan gebogen wordt. Bij opening van de doos komen deze vlakken 30 dan weer terug in de oorspronkelijke stand.

De verpakking volgens de uitvinding wordt aan de hand van de in de tekening gegeven voorbeelden nader toegelicht, waarin: fig.lA,B,C opeenvolgende stappen tonen van het op een verpakking aanbrengen van een afsluitorgaan 35 -5- met naar beneden omgezette randdelen, fig.2A,B,C opeenvolgende stappen tonen van het op een verpakking aanbrengen van een verdere uitvoeringsvorm van een afsluitorgaan met naar 5 beneden omgezette randdelen, fig.3A,B,G opeenvolgende stappen tonen van het op een verpakking aanbrengen van een afsluitorgaan met naar boven omgezette randdelen, en fig.4A,B,C opeenvolgende stappen tonen van het op een 10 verpakking aanbrengen van een afsluitorgaan met naar opzij gerichte randdelen.

In fig.lA is een houder 1 aangegeven die nabij de aan de bovenzijde gelegen opening 2 een schouder 3 heeft en een 15 daarop aangebrachte houderrand 4. In de schouder 3 zijn een aantal doorgangen 5 aangebracht bestemd voor het daarin opnemen van omgezette randdelen 6 van een afsluit-orgaan 7. Het afsluitorgaan 7 is uit een plano gesneden of gestanst en bestaat uit afsluitvlak 8, randdelen 6 20 waarvan er één uit het afsluitvlak 8 gesneden of gestanst dient te worden, en een vlak 9 bestemd voor bijvoorbeeld een produktaanduiding. Langs de begrenzingen tussen de randdelen 6, afsluitvlak 8 en vlak 9 zijn vouwlijnen 10 aangebracht.

25

De randdelen 6 zijn in een pijlvorm uitgevoerd met een taps verlopend deel 11 en een smaller halsdeel 12. De maximale breedte van het tapse deel 11 is juist groter dan de breedte van de doorgangen 5 en de lengte van het 30 halsdeel 12 is juist groter dan de dikte van de schouder 3 .

In fig.lB zijn de randdelen naar beneden omgezet en het vlak 9 naar boven en kan het afsluitorgaan op de houder 35 aangebracht worden, hetgeen in fig.lC getoond is. De randdelen 6 steken door de doorgangen 5 en komen langs de buitenzijde van de houder 1 te liggen. Het afsluitvlak 8 -6- rust hierbij op schouder 3 en het vlak 9 ligt met een deel van de achterzijde tegen de houderrand 4, waardoor een stabiele ondersteuning voor het afsluitorgaan verkregen wordt.

5

In figuren 2A,B,C is een houder 1 met afsluitorgaan 7 getoond die in grote lijnen overeenkomen met die van de voorgaande figuur, zij het dat het vlak 9 een verlen-gingsvlak 13 heeft met aan het uiteinde een randdeel 6.

10 Het vlak 9 en het verlengingsvlak 13 komen met de achterzijden tegen elkaar aan te liggen waarbij het randdeel 6 aan het uiteinde van het verlengingsvlak naar beneden komt te wijzen. Na het omzetten van de andere randdelen kan het afsluitorgaan 7 op de houder 1 aangebracht wor-15 den.

De constructie met vlak 9 en verlengingsvlak 13 kunnen bij een juist gekozen lengteverschil er voor zorgen dat bij een naar voren in de richting van het afsluitvlak ge-20 bogen samenstel van vlak 9 en verlengingsvlak 13 bij een voldoende veerkracht van het gekozen materiaal het samenstel zich weer weet op te richten.

Verder kan er in voorzien zijn dat het verlengingsvlak 13 25 makkelijk van het vlak 9 afgescheurd kan worden, zodat verlengingsvlak 13 als aparte produktlabel gebruikt kan worden. In geval van bijvoorbeeld een bollenverpakking zou het verlengingsvlak 13 van een weerbestendig materiaal vervaardigd kunnen worden en kan deze in de grond ge-30 stoken worden naast de geplante bollen.

In fig.3A is een houder 1 getoond met een aan de bovenzijde gelegen opening 2, een schouder 3 en een daarop aangebrachte houderrand 4. Op de houderrand 4 zijn naar 35 binnen stekende randdelen 14 aangebracht met aan de uiteinden een kleine omlaag gerichte omzetting 15. Het af-sluitorgaan is uit een plano gesneden of gestanst en om- -7- vat een afsluitvlak 8 en een vlak 9, waarbij aan drie zijden van het afsluitvlak 8 in randdelen 16 is voorzien. In het vlak 9 is een spieetvormige doorgang 17 aangebracht die bedoeld is doorgang te kunnen bieden aan een 5 op de houderrand 4 aangebracht randdeel 14. Voor het omzetten van de randdelen 16 is in vouwlijnen 10 voorzien.

In fig.3B zijn de randdelen 16 van het afsluitorgaan 7 naar boven omgezet en kan het afsluitorgaan op houder 1 10 aangebracht worden. In fig.3C zijn drie randdelen van het afsluitorgaan 7 onder randdelen 14 op de houderrand 4 gebracht en vlak 9 met doorgang 17 over een verder randdeel 14, waarbij het afsluitvlak 8 op schouder 3 ligt.

15 De houder 1 volgens fig.4A heeft eveneens een aan de bovenzijde gelegen opening 2 en een op een schouder 3 aangebrachte houderrand 4. In de houderrand 4 zijn in de hoekpunten van houder 1 en houderrand 4 doorgangen 18 aangebracht. Het afsluitorgaan 7 heeft in de hoekpunten 20 van het afsluitvlak 8 randdelen 19 welke bestemd zijn in de doorgangen 18 gebracht te worden.

Voor het op de houder 1 kunnen aanbrengen van het af-sluitorgaan 7 hoeft alleen het vlak 9 omgezet te worden 25 waartoe in een vouwlijn 10 voorzien is. Bij deze uitvoeringsvorm is de hoogte van de doorgangen 18 zodanig groter dan de dikte van de randdelen 19 dat deze onder lichte vervorming van randdelen en/of afsluitvlak 8 in de doorgangen 18 gedwongen kunnen worden.

30

De afsluitorganen kunnen bijvoorbeeld van karton met een voldoende dikte gemaakt worden, maar ook bijvoorbeeld uit een kunststof.

Claims (12)

1. Verpakking bestaande uit een houder en een afsluitor-gaan waarbij houder en afsluitorgaan elk voorzien zijn 5 van verbindingsmiddelen die bestemd zijn met elkaar samen te werken, met het kenmerk dat een eerste deel van deze verbindingsmiddelen bestaat uit in de houder aangebrachte doorgangen of uitstekende randdelen en een tweede deel van de bevestigingsmiddelen uit op het afsluitorgaan aan-10 gebrachte uitstekende randdelen of daarin aangebrachte doorgangen.

2. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de houder aan tenminste één zijde een opening heeft die be-15 grensd wordt door een op een schouder aangebrachte hou-derrand, waarbij in de schouder of de houderrand spleet-vormige doorgangen aangebracht zijn.

3. Verpakking volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de 20 doorgangen in de schouder aangebracht zijn en het afsluitorgaan bij benadering recht op de schouder staande omgezette randdelen heeft waarbij de randdelen tenminste ten dele een taps verloop hebben en over een deel een breedte hebben groter dan de breedte van een·doorgang en 25 over een aansluitende deel een breedte hebben kleiner dan de breedte van de doorgang.

4. Verpakking volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de doorgangen in rechte delen van de schouder aangebracht 30 zijn.

5. Verpakking volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de doorgangen in de op de schouder aangebrachte houderrand zijn aangebracht en het afsluitorgaan naar opzij uitste-35 kende randdelen heeft. -9-

6. Verpakking volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de doorgangen in hoeken van de op de schouder aangebrachte houderrand zijn aangebracht.

7. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de houder aan tenminste één zijde een opening heeft die begrensd wordt door een op een schouder aangebrachte houderrand, waarbij aan de binnenzijde van de houderrand naar binnen uitstekende randdelen zijn aangebracht. 10

8. Verpakking volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de naar binnen uitstekende randdelen aan of nabij het vrije uiteinde daarvan een omzetting in de richting van de schouder hebben. 15

9. Verpakking volgens conclusies 7-8, met het kenmerk dat het afsluitorgaan bij benadering recht op de schouder staande omgezette randdelen heeft waarbij de lengte in opstaande richting overeenkomt met de afstand tussen 20 schouder en een op de schouder aangebracht naar binnen uitstekend randdeel.

10. Verpakking volgens één of meer van de conclusies 1-9, met het kenmerk dat het af sluitorgaan aan tenminste één 25 zijde een opstaand vlak heeft bestemd om voor produktaan-duiding te dienen, waarbij tenminste één uitstekend randdeel van dat vlak deel uitmaakt of waarbij in dat vlak een doorgang is aangebracht voor het kunnen opnemen van een aan de binnenzijde van de houderrand aangebrachte 30 naar binnen uitstekend randdeel.

11. Verpakking volgens één of meer van de conclusies 1-9, met het kenmerk dat het af sluitorgaan aan tenminste één zijde een opstaand vlak heeft bestemd om voor produktaan-35 duiding te dienen, dat uit een eerste en een tweede deel 'ΐ f ï Λ Λ · >! - : > ·’ l’ t -10- bestaat waarbij het eerste deel vanuit het vlak van het afsluitorgaan omgezet is en het tweede deel een omzetting van het eerste deel is dat in tegengestelde richting terugvoert naar de houder en aan dan wel nabij het uiteinde 5 voorzien is van een uitstekend randdeel of een doorgang heeft respectievelijk bestemd aan te grijpen op een doorgang in schouder of op een omgezet randdeel aangebracht aan de binnenzijde van de schouderrand.

12. Verpakking volgens conclusie 11, met het kenmerk dat van het afsluitorgaan tenminste het eerste en tweede deel van een veerkrachtig materiaal zijn vervaardigd en tussen het eerste en tweede deel een lengteverschil is aangebracht zodanig dat het opstaande vlak na ombuiging tot 15 tegen het afsluitvlak van het afsluitorgaan weer terug kan keren naar een opstaande stand. Λ · · '