NL1017431C2

NL1017431C2 - Inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren.

Info

Publication number: NL1017431C2
Application number: NL1017431A
Authority: NL
Inventors: Adriaan Coert Van Lenteren
Original assignee: Lely Entpr Ag
Priority date: 2001-02-22
Filing date: 2001-02-22
Publication date: 2002-09-06
Also published as: DE60202309T2; AU1679402A; DE60202309D1; US20020112668A1; JP2002291367A; DK1234497T3; EP1234497A2; EP1234497B1; CA2371518A1; ATE285173T1; EP1234497A3

Description

INRICHTING VOOR HET VOEREN ΕΝ/OF DRENKEN VAN DIEREN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Dergelijke inrichtingen zijn bekend en omvatten een verschuifbaar aangebracht verstrekorgaan. Een nadeel daarvan is onder andere, dat ook de toevoerleidingen naar het verstrekorgaan beweegbaar moeten zijn uitgevoerd. Verder treedt na verloop van tijd aan de beweegbare delen slijtage 10 op.

De uitvinding heeft tot doel een dergelijke inrichting te verbeteren. Volgens de uitvinding wordt dit door de maatregelen in het kenmerk van conclusie 1 bereikt. Het vaste 15 verstrekorgaan ondervindt weinig slijtage. Hierdoor wordt de gebruiksduur van de inrichting positief beïnvloed. Bovendien kunnen de toevoerleidingen ook vast worden aangebracht, zodat de inrichting robuust is. Het verhinderingsorgaan zorgt ervoor dat het gebruik van het verstrekorgaan regelbaar is.

20

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een inrichting 25 volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont een aanzicht van de inrichting volgens de pijlen II - II in Figuur 1 en

Figuur 3 toont een detail van de inrichting in twee verschillende posities.

30

In Figuur 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Een op zich bekende voedereenheid 1 omvat een reservoir voor voer en/of drank, 1017 4 p ' 2 een doseerinrichting en een programmeerbare stuureenheid zoals een computer voor het eventueel mengen en doseren van het voer en/of de drank. Een voederplaats 2 is voorzien van hekken voor het positioneren van een dier dat wil vreten of 5 drinken. Eventueel is de voederplaats 2 voorzien van dieridentificatiemiddelen voor het herkennen van een dier dat komt vreten of drinken. Deze identificatiemiddelen kunnen dan samenwerken met de computer in de voedereenheid 1, zodat een individuele voerverstrekking mogelijk is. Onder voer wordt 10 telkens ook drank of een mengsel van voer en drank verstaan. De inrichting is met name geschikt voor het voeren van jonge dieren, zoals kalveren, met in hoofdzaak vloeibaar voedsel.

De voedereenheid 1 is in het in Figuur 1 getoonde 15 uitvoeringsvoorbeeld via een toevoerleiding 3 met de voederplaats 2 verbonden. De toevoerleiding voor het toevoeren van voer mondt bij de voederplaats 2 uit in een speenachtig verstrekorgaan 4 dat geschikt is om voer af te geven aan een dier dat eraan zuigt of likt. Het 20 verstrekorgaan 4 is ten opzichte van de voederplaats 2 vast bevestigd, bijvoorbeeld aan een gedeelte van het hekwerk dat de voederplaats 2 in de richting van de voedereenheid 1 begrenst. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het verstrekorgaan 4 achter een wand 5 met een toegangsopening 6 25 voor de snuit van een dier aangebracht. Het dier kan zijn snuit door de opening 6 steken om het verstrekorgaan 4 te bereiken.

Volgens de uitvinding is de inrichting verder voorzien 30 van een activeerbaar en deactiveerbaar verhinderingsorgaan 7 dat, indien geactiveerd, geschikt is om een dier ervan te weerhouden aan het verstrekorgaan 4 te zuigen en/of likken. In Figuur 1 is het verhinderingsorgaan 7 in hoofdzaak koker-of cilindervormig uitgevoerd en ten opzichte van de 35 inrichting verplaatsbaar tussen een eerste, gedeactiveerde

1 fH 7 J iH

3 positie en een tweede, geactiveerde positie aangebracht, zoals in het vervolg nader zal worden toegelicht. Ook andere vormen zijn voor het verhinderingsorgaan 7 mogelijk.

5 Het gedeelte 8 van het verhinderingsorgaan 7 dat zich het dichtst bij het dier bevindt dient als wegdrukdeel voor de snuit van het dier en is bij voorkeur ring-, koker-, kegel- of cilindervormig. Het verstrekorgaan 4 en het verhinderingsorgaan 7 zijn in hoofdzaak coaxiaal aangebracht 10 en in axiale richting ten opzichte van elkaar verschuifbaar.

Een en ander is ter verduidelijking in de verdere

Figuren weergegeven. Figuur 2 toont een aanzicht van de inrichting volgens de pijlen II - II in Figuur 1 en Figuur 3 15 toont het verhinderingsorgaan 7 van de inrichting in twee verschillende posities. De beugels 9 dienen ter bevestiging aan de voederplaats 2. De opening of uitsparing 6 in de wand 5 kan natuurlijk vele vormen hebben.

20 Figuur 3A toont het verhinderingsorgaan 7 in zijn

eerste, gedeactiveerde positie. Het verstrekorgaan 4 is via de opening 6 in de wand 5 vrij toegankelijk voor de snuit van een dier dat in de voederplaats 2 komt staan. In Figuur 3B

bevindt zich het verhinderingsorgaan 7 in zijn tweede, 25 geactiveerde positie. Het wegdrukdeel 8 is nu met behulp van stuurcilinders 10 zo ver in de richting van het dier geschoven, dat zijn snuit het verstrekorgaan 4 niet meer kan bereiken. In deze tweede positie omgeeft het verhinderingsorgaan 7 het verstrekorgaan 4 grotendeels. De 30 cilinders 10 zijn uiteraard zo gedimensioneerd, dat zij in staat zijn om de snuit van een dier dat in de voerplaats 2 staat naar achter te drukken.

Bij voorkeur is de inrichting voorzien van reinigings-35 en/of desinfectiemiddelen voor het verstrekorgaan 4. Deze 1017431 4 reinigings- en/of desinfectiemiddelen kunnen ten minste ten dele aan en/of in het verhinderingsorgaan 7 zijn aangebracht. Zij zijn ten minste in de tweede positie, waarin het verstrekorgaan 4 wordt omgeven door het verhinderingsorgaan 5 7, activeerbaar voor het reinigen en/of desinfecteren van het verstrekorgaan 4.

In een compacte uitvoeringsvorm zijn de reinigings-en/of desinfectiemiddelen in hoofdzaak aan de binnenkant van 10 het verhinderingsorgaan 7 aangebracht. Daarbij kan het verhinderingsorgaan 7 ten minste ten dele zodanig dubbelwandig zijn uitgevoerd, dat tussen de wanden water en/of reinigings- en/of desinfectiemiddel geleid kan worden. Verder kan het verhinderingsorgaan 7 aan de binnenkant zijn 15 voorzien van openingen voor het toevoeren van water en/of reinigings- en/of desinfectiemiddel aan het verstrekorgaan 4.

In het in de Figuren getoonde uitvoeringsvoorbeeld is het wegdrukdeel 8 conisch gevormd en aan de binnenkant 20 voorzien van middelen, zoals sproeiers 11, voor het toevoeren van water en/of reinigings- en/of desinfectiemiddel aan het verstrekorgaan 4.

Het wegdrukdeel 8 kan geschikt zijn om in de tweede 25 positie nagenoeg tegen de wand 5 aan te liggen. Daarbij sluit het wegdrukdeel 8 een zodanig groot gedeelte van de opening 6 af, dat het dier met zijn snuit het verstrekorgaan 4 niet meer kan bereiken. In een andere, niet weergegeven uitvoeringsvorm is het wegdrukdeel 8 geschikt om in de tweede 30 positie de toegangsopening 6 nagenoeg geheel af te sluiten.

In een verdere, niet weergegeven uitvoeringsvorm omvat het verhinderingsorgaan 7 middelen voor het spuiten van een fluïdum zoals vloeistof of lucht of een ander gas in de 35 richting van de snuit van een dier. Het dier vindt dit 10 1?4$1 5 onaangenaam en zal zijn snuit terugtrekken. Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel, dat het verhinderingsorgaan 7 geen beweegbare delen hoeft te omvatten.

5

Ook kan het verhinderingsorgaan 7 zijn uitgevoerd als een verschuifbaar wanddeel met een toegangsopening voor de snuit van een dier. Op deze wijze wordt eveneens bereikt dat een dier de speen 4 tijdelijk niet meer kan bereiken.

10

De inrichting kan zijn voorzien van middelen voor het geven van een waarschuwingssignaal vóórdat het verhinderingsorgaan 7 wordt geactiveerd. Het dier wordt zo gewaarschuwd en kan zijn snuit tijdig terugtrekken.

15

In plaats van de voedereenheid 1 met de speen 4 en de toevoerleiding 3 kan bijvoorbeeld ook een zoutstaaf zijn voorzien waaraan een dier kan likken.

20 De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren met behulp van een verstrekorgaan voor voer en/of drank waaraan de dieren kunnen zuigen en/of likken, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een in hoofdzaak ring- of cilindervormig 25 verhinderingsorgaan, waarbij het verstrekorgaan en het verhinderingsorgaan zodanig zijn aangebracht dat zij ten opzichte van elkaar een relatieve beweging kunnen uitvoeren tussen een eerste positie waarin een dier aan het verstrekorgaan kan zuigen en/of likken en een tweede positie 30 waarin het verhinderingsorgaan een dier ervan weerhoudt om aan het verstrekorgaan te zuigen en/of te likken. Het verstrekorgaan is daarbij niet noodzakelijkerwijs vast ten opzichte van de inrichting aangebracht. Op deze wijze wordt het verstrekorgaan in de tweede positie beschermd door het 35 verhinderingsorgaan.

’ν' « i . __ .1

Claims

1. Inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren met behulp van een verstrekorgaan (4) voor voer en/of drank waaraan de dieren kunnen zuigen en/of likken, met het kenmerk, dat het verstrekorgaan (4) ten opzichte van de 5 inrichting vast is aangebracht, waarbij de inrichting is voorzien van een activeerbaar en deactiveerbaar verhinderingsorgaan (7) dat, indien geactiveerd, geschikt is om een dier ervan te weerhouden aan het verstrekorgaan (4) te zuigen en/of likken. 10

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) ten opzichte van de inrichting verplaatsbaar tussen een eerste, gedeactiveerde positie en een tweede, geactiveerde 15 positie is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) in hoofdzaak ring- of cilindervormig is uitgevoerd. 20

4. Inrichting volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het verstrekorgaan (4) en het verhinderingsorgaan (7) in hoofdzaak coaxiaal zijn aangebracht en in axiale richting ten opzichte van 25 elkaar verschuifbaar zijn.

5. Inrichting volgens één der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) het verstrekorgaan (4) ten minste in de tweede positie in 30 hoofdzaak omgeeft. 1017431

6. Inrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het verstrekorgaan (4) in hoofdzaak als een speen is uitgevoerd.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van reinigings-en/of desinfectiemiddelen (11) voor het verstrekorgaan (4) .

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de reinigings- en/of desinfectiemiddelen (11) voor het verstrekorgaan (4) ten minste ten dele aan en/of in het verhinderingsorgaan (7) zijn aangebracht.

9. Inrichting volgens één der conclusies 7 en 8, met het kenmerk, dat de reinigings- en/of desinfectiemiddelen (11) ten minste in de tweede positie activeerbaar zijn.

10. Inrichting volgens één der conclusies 8 en 9, met het 20 kenmerk, dat de reinigings- en/of desinfectiemiddelen (11) in hoofdzaak aan de binnenkant van het verhinderingsorgaan (7) zijn aangebracht.

11. Inrichting volgens één der conclusies 7-10, met het 25 kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) ten minste ten dele zodanig dubbelwandig is uitgevoerd, dat tussen de wanden water en/of reinigings- en/of desinfectiemiddel geleid kan worden.

12. Inrichting volgens één der conclusies 7-11, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) aan de binnenkant is voorzien van openingen voor het toevoeren van water en/of reinigings- en/of desinfectiemiddel aan het verstrekorgaan (4). 35 ff ff> * · , . __ ' f xj ƒ 1 4 ^ 'kJ ff

13. Inrichting volgens één der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) is voorzien van een wegdrukdeel (8) voor de snuit van een dier.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het wegdrukdeel (8) ringvormig, cilindrisch of conisch is uitgevoerd.

15. Inrichting volgens één der conclusies 13 en 14, met het 10 kenmerk, dat het wegdrukdeel (8) is voorzien van middelen (11) voor het toevoeren van water en/of reinigings- en/of desinfectiemiddel aan het verstrekorgaan (4).

16. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 15, met het kenmerk, dat het verstrekorgaan (4) en het verhinderingsorgaan (7) achter een wand (5) met een toegangsopening (6) voor de snuit van een dier zijn aangebracht. 20

17. Inrichting volgens één der conclusies 13 - 15 en conclusie 16, met het kenmerk, dat het wegdrukdeel (8) geschikt is om in de tweede positie nagenoeg tegen de wand (5) aan te liggen. 25

18. Inrichting volgens één der conclusies 16 en 17, met het kenmerk, dat het wegdrukdeel (8) geschikt is om in de tweede positie de toegangsopening (6) nagenoeg geheel af te sluiten. 30

19. Inrichting volgens één der conclusies 1-18, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) middelen omvat voor het spuiten van een fluïdum in de richting van de snuit van een dier. 35 1017431

20. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 19, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het geven van een waarschuwingssignaal vóórdat het verhinderingsorgaan (7) wordt geactiveerd. 5

21. Inrichting volgens één der conclusies 1-20, met het kenmerk, dat het verhinderingsorgaan (7) is uitgevoerd als een verschuifbaar wanddeel met een toegangsopening voor de snuit van een dier. 10

22. Inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren met behulp van een verstrekorgaan voor voer en/of drank waaraan de dieren kunnen zuigen en/of likken, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een in 15 hoofdzaak ring- of cilindervormig verhinderingsorgaan, waarbij het verstrekorgaan en het verhinderingsorgaan zodanig zijn aangebracht, dat zij ten opzichte van elkaar een relatieve beweging kunnen uitvoeren tussen een eerste positie waarin een dier aan het 20 verstrekorgaan kan zuigen en/of likken en een tweede positie waarin het verhinderingsorgaan een dier ervan weerhoudt om aan het verstrekorgaan te zuigen en/of te likken. f Ί1 1 "/ £ Λ 4 ' o i