NL1017425C2 - Elektronische voertuigidentificatie-inrichting en systeem voor het verschaffen van ten minste een telematicadienst gekoppeld aan de voertuigidentificatie. - Google Patents

Description

. *

Elektronische voertuigidentificatie-inrichting en systeem voor het verschaffen van ten minste een telematicadienst gekoppeld aan de voertuigidentificatie

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voertuigidentificatie-5 inrichting die is ingericht voor het opslaan van gegevens die ten minste een identificatiecode van een voertuig omvatten en het, na ondervraging door een ondervraaginrichting langs een traject waarop het voertuig zich bevindt, verzenden van ten minste de identificatiecode naar de ondervraaginrichting. Tevens heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een systeem voor het verschaffen van ten minste 10 een telematicadienst in een voertuig op basis van gegevens die ontvangen worden van een voertuigidentificatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Op dit moment worden voertuigen op de weg geïdentificeerd door het fotografisch vastleggen van kentekens van een voertuig. Als alternatief bestaan er systemen die gebruik maken van videoregistratie, al dan niet gekoppeld met 15. automatische beeldverwerking om het voertuigkenteken te achterhalen. Het kenteken van een voertuig is echter niet ideaal voor een aantal handhavingstaken van de overheid, onder meer door het voorkomen van voertuig- en/of kentekenfraude.

De onderhavige uitvinding tracht het uitvoeren van handhavingstaken door de overheid doeltreffender mogelijk te maken en fraude met kentekenplaten en voertuigen 20 te voorkomen. De voertuigidentifïcatie-inrichting dient daartoe robuust, duurzaam en fraudebestendig te zijn en voertuigen op eenduidige en betrouwbare wijze te identificeren.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt daartoe een voertuigidentificatie-inrichting verschaft van de hierboven gedefinieerde soort, waarbij de 25 voertuigidentificatie-inrichting een communicatie-eeriheid en een identifïcatie-eenheid omvat, waarbij de identificatie-eenheid is ingericht voor het opslaan van de gegevens, de communicatie-eenheid is ingericht om ten minste de identificatiecode na ontvangst van de ondervraging uit de identificatie-eenheid te lezen en naar de ondervraaginrichting te verzenden, en de identificatie-eenheid onlosmakelijk 30 verbonden is met het voertuig, ruimtelijk gescheiden van de communicatie-eenheid geplaatst is en via een datacommunicatiemedium verbonden is met de communicatie-eenheid. De gegevens kunnen bestaan uit het chassisnummer (of Vehicle Identification Number, VIN) dat uniek is voor het voertuig, maar kunnen aangevuld worden met A017425 2 andere gegevens, zoals kenteken, merk en type voertuig, kleur, soort voertuig, aantal assen, classificatie van het voertuig enz. Deze voertuigidentificatie-inrichting is door de gescheiden identificatie-eenheid die onlosmakelijk met het voertuig is verbonden, bijzonder robuust en fraudebestendig en kan voertuigen eenduidig en betrouwbaar 5 identificeren. Met de voertuigidentificatie-inrichting kunnen ook verdere toepassingen uitgevoerd worden, zoals identificatie van gestolen voertuigen, en voertuig- en verkeersmanagement.

In een uitvoeringsvorm is de identificatie-eenheid ingericht om de opgeslagen gegevens te wijzigen na autorisatie. Hiermee is het mogelijk om de 10 voertuigidentifïcatie eenmalig, bijvoorbeeld bij de fabricage van het voertuig of later door een gecertificeerde instantie, op te slaan in de identificatie-eenheid. Wijziging daarna is dan niet meer mogelijk, waardoor het systeem nog robuuster en minder fraudegevoelig wordt.

In een verdere uitvoeringsvorm is het datacommunicatiemedium tussen de 15 identificatie-eenheid en de communicatie-eenheid een draadloze verbinding. Dit vereenvoudigt de installatie van de onderdelen: De identificatie-eenheid kan bij productie van het voertuig op een gunstige plaats onlosmakelijk gemonteerd worden, en de communicatie-inrichting kan later op een zo gunstig mogelijke plaats (bijvoorbeeld achter de voorruit) geplaatst worden, zonder dat het nodig is extra 20 bedrading aan te leggen.

Bij voorkeur is de identificatie-eenheid ingericht om ten minste een gedeelte van de gegevens, bijvoorbeeld het chassisnummer (of VIN) die naar de communicatie-eenheid verzonden worden, te versleutelen. Voorbeelden hiervoor zijn DES of Triple DES versleuteling van gegevens. Hierdoor wordt het onmogelijk om (versleutelde) 25 informatie die door de voertuigidentificatie-inrichting wordt uitgezonden af te luisteren of te manipuleren. Bij voorkeur wordt de versleuteling van de gegevens hardwarematig in de identificatie-eenheid geïmplementeerd, waardoor een hoge data-uitwisselsnelheid mogelijk blijft.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige voertuigidentificatie-inrichting vindt 30 de ondervraging door het ondervraagbaken en de verzending van gegevens door de communicatie-eenheid plaats volgens de DSRC-standaard, die vastgelegd is in CEN/TC278. Deze standaard wordt onder meer toegepast bij tolheffing op wegen en '1017425 3 garandeert dat de voertuigidentificatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding gebruikt kan worden met ondervraagbakens van verschillende fabrikanten.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat de voertuigidentificatie-inrichting verder geheugenmiddelen voor het opslaan van gegevens, waarbij de geheugenmiddelen 5 verbonden zijn met de communicatie-eenheid. Deze geheugenmiddelen kunnen bijvoorbeeld geïmplementeerd zijn als een kaartgeheugen en een bijbehorende kaartlezer. Op het kaartgeheugen kunnen verdere gegevens, zoals de identiteit van een individu in het voertuig, zoals de bestuurder, opgeslagen worden, en deze kunnen door de voertuigidentificatie-inrichting verzonden worden naar het ondervraagbaken. Als 10 alternatief kunnen de gegevens bijvoorbeeld een abonnementidentificatie omvatten. Dit maakt het mogelijk om bijvoorbeeld een bepaalde dienst (toegang tot gebied, zoals parkeergarage, rekeningrijden) mogelijk te maken, zonder dat de identiteit van de bestuurder geregistreerd hoeft te worden. Dit heeft met name voordeel op het gebied van bescherming van privacy.

15 In een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een systeem voor het verschaffen van ten minste een telematicadienst in een voertuig, omvattende ten minste een ondervraaginrichting op een vooraf bepaalde locatie, een verwerkingsinrichting die verbonden is met de ten minste ene ondervraaginrichting voor het ontvangen van gegevens van ten minste een voertuigidentificatie-inrichting 20 volgens de onderhavige uitvinding, die zich bevindt in het voertuig, waarbij de verwerkingsinrichting geheugenmiddelen omvat voor het opslaan van locatiegegevens van de ten minste ene ondervraaginrichting en registratiegegevens die ten minste een identificatie en een bijbehorende verwijzing omvatten, en waarbij de verwerkingsinrichting is ingericht voor het op basis van de vooraf bepaalde locatie van 25 de ten minste ene ondervraaginrichting, de van de ten minste ene ondervraaginrichting ontvangen identificatie van het voertuig, communiceren van de ten minste ene telematicadienst naar een communicatie-inrichting die behoort bij de bijbehorende verwijzing.

De identificatie kan een voertuigidentificatie, een individu-identificatie of een 30 abonnementidentificatie zijn. Dit systeem maakt het mogelijk om bepaalde diensten aan te bieden aan individuen in of buiten het voertuig, zoals bestuurders, passagiers, wegbeheerders, wetshandhavers, verzekeringsmaatschappijen, wagenparkbeheerders, die toegespitst zijn op de locatie van het voertuig waarin het individu zich bevindt. Te (1017425 4 denken valt aan file-informatie op de route voor de geregistreerde locatie, weersinformatie specifiek voor die route, informatie omtrent voorzieningen (restaurants, tankstations, hotels, enz.) langs de route, enz. De dienst kan voorbehouden zijn aan een bepaald voertuig (voertuigidentificatie), een bepaald persoon (individu-5 identificatie) of anoniem (abonnementidentificatie).

De onderhavige uitvinding zal aan de hand van een voorbeelduitvoeringsvorm in nader detail toegelicht worden met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin Fig. 1 een schematische weergave toont van een voertuigidentificatie-inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; en 10 Fig. 2 een schematische weergave toont van een systeem voor het verschaffen van locatie-afhankelijke informatie volgens de onderhavige uitvinding.

Met de voertuigidentificatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het mogelijk om met behulp van een langs de weg geplaatst baken te bepalen welk voertuig het baken passeert en op welk tijdstip en welke datum het voertuig het baken passeert. 15 Fig. 1 geeft een schematische weergave van de voertuigidentificatie-inrichting 17 volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. In de tekening wordt een onderscheid gemaakt tussen een voertuiggedeelte 12 en een walkantgedeelte 11. Het walkantgedeelte 11 kan (gedeeltelijk) naast of boven een weg of een traject waarop het voertuig zich bevindt geplaatst worden.

20 De voertuigidentificatie-inrichting 17 omvat een communicatie-eenheid of'on board unit' (OBU) 18 en een identificatie-eenheid 19 (bijvoorbeeld in de vorm van een identificatiechip). De identificatie-eenheid 19 is ingericht voor het opslaan van gegevens met betrekking tot de voertuigidentificatie. Deze gegevens omvatten ten minste het chassisnummer van het voertuig (of'vehicle identification number', VIN), 25 dat uniek is voor een voertuig, maar kan tevens verdere informatie omvatten zoals het kenteken, de voertuigsoort, het voertuigmerk, de kleur van het voertuig, het aantal wielen, de brandstofsoort, de massa van het voertuig, enz. De gegevens in de identificatie-eenheid 19 kunnen slechts met behulp van een autorisatie worden gewijzigd. In de praktijk worden de gegevens eenmalig (bijvoorbeeld bij productie) in 30 de identificatie-eenheid opgeslagen. Als alternatief is bijvoorbeeld latere wijziging van de gegevens mogelijk door een gecertificeerde instantie. De identificatie-eenheid 19 wordt onlosmakelijk met het voertuig verbonden. Bij voorkeur wordt de identificatie- J017 425 5 eenheid 19 onbruikbaar wanneer (met geweld) wordt geprobeerd deze te verwijderen (tamper-proof).

De communicatie-eenheid 18 is ingericht om de gegevens uit de identificatie-eenheid 19 te lezen, via een datacommunicatiepad 20. Het datacommunicatiepad 20 5 kan een directe elektrische verbinding zijn, maar kan tevens een draadloze verbinding zijn. Als optie is de communicatie-eenheid 18 voorzien van geheugenmiddelen 22, waarmee een aantal verdere functies geïmplementeerd kunnen worden, die in het vervolg van deze beschrijving in meer detail toegelicht zullen worden. De geheugenmiddelen 22 kunnen gevormd worden door een draadloze of contactloze chip, 10 die verwerkt is in een kaart of een sleutelhanger, of door een chip die via een fysieke verbinding met de communicatie-eenheid 18 kan communiceren. Verder is de communicatie-eenheid 18 ingericht om te communiceren met een ondervraagbaken 15 aan de walkant 11 via een communicatiepad 21.

Het ondervraagbaken 15 is verbonden met een computer 16, die is ingericht om 15 het ondervraagbaken 15 aan te sturen en om de via het ondervraagbaken verkregen gegevens te verwerken. De computer 16 kan een algemeen gebruikelijke PC zijn, of een ander soort dataverwerkingssysteem, maar ook een controller die is ingericht om meerdere ondervraagbakens 15 gelijktijdig aan te sturen. De computer 16 kan in de buurt van het ondervraagbaken 15 aan de walkant 11 geplaatst zijn, maar als alternatief 20 is het mogelijk dat de computer 16 op grote afstand is geplaatst van het ondervraagbaken 15.

De communicatie tussen ondervraagbaken 15 en communicatie-eenheid 18 verloopt in de onderhavige voorbeelduitvoeringsvorm via de zogenaamde DSRC-standaard (Dedicated Short Range Communication, bijvoorbeeld vastgelegd in 25 standaard CEN/TC278). Dit is een communicatie volgens het master-slave principe op een frequentie van 5,8 GHz, waarbij het ondervraagbaken 15 de master is. Het ondervraagbaken 15 initieert een ondervraging door (op de toepassing van elektronische voertuigidentificatie) toegespitste data naar de communicatie-eenheid 18 te zenden. Vervolgens genereert het ondervraagbaken 15 een ongemoduleerde 5,8 GHz 30 draaggolf. De communicatie-eenheid 18 werkt vervolgens als een transponder: het ontvangt de draaggolf, vraagt informatie op uit de identifïcatie-eenheid 19, moduleert de draaggolf met de opgevraagde informatie, waarna het ondervraagbaken 15 het gemoduleerde signaal kan ontvangen. Dit heeft het voordeel dat de gehele B J-7- 6 communicatie (of ondervraging van het te identificeren voertuig) vanaf de walkant 11 bestuurd kan worden, bijvoorbeeld onder besturing van de computer 16. Het gehele communicatiepad tussen identificatie-eenheid 19 en computer 16 is transparant. Dit betekent dat de communicatie-eenheid 18 uitgewisseld kan worden zonder 5 beïnvloeding van de functionaliteit van de gehele inrichting. Doordat de voertuigidentificatie niet in de communicatie-eenheid 18 is opgeslagen, heeft dit een gunstig effect op fraudegevoeligheid.

Bij voorkeur wordt de gegevensoverdracht beschermd door middel van versleuteling van gegevens. De identificatie-eenheid 19 is dan uitgerust met een 10 (hardwarematige) versleuteling, bijvoorbeeld volgens de 'triple-DES'-standaard. Hardwarematige versleuteling heeft de voorkeur omdat dit een zeer korte bewerkingstijd mogelijk maakt. Met name bij identificatie van voertuigen op snelwegen, waarbij de communicatie tussen ondervraagbaken 15 en communicatie-eenheid 18 zeer snel moet plaatsvinden, is dit een voordeel. Om afluisteren of 15 manipulatie van gegevens door derden te bemoeilijken, wordt bij voorkeur een dynamische versleuteling toegepast, waarbij bij elke passage een andere sleutel gebruikt wordt. De versleuteling kan toegepast worden op alle van de identificatie-eenheid 19 afkomstige gegevens of op een gedeelte daarvan.

Het ondervraagbaken 15 wordt bij voorkeur zodanig geplaatst dat een effectieve 20 communicatie met de communicatie-eenheid 18 (die bijvoorbeeld achter de voorruit van een voertuig geplaatst is) mogelijk is. Het ondervraagbaken 15 kan een beperkt zend-/ontvanggebied hebben, bijvoorbeeld in hoofdzaak overeenkomend met één rijbaan. Het ondervraagbaken 15 kan bijvoorbeeld op (bestaande) portalen boven een snelweg of op masten worden gemonteerd. Tevens is het mogelijk om het 25 ondervraagbaken 15 langs de kant van de weg te plaatsen, of als mobiele inrichting met behulp van een statief. Het is tevens mogelijk het ondervraagbaken 15 in te bouwen in een speciaal voertuig. Om een snelweg met meerdere rijbanen te bestrijken kunnen meerdere ondervraagbakens 15 boven de snelweg geplaatst worden, teneinde afscherming door bijvoorbeeld vrachtwagens te voorkomen.

30 In een verdere voorbeelduitvoeringsvorm worden de geheugenmiddelen 22 van de communicatie-eenheid 18 gebruikt om te bepalen wie er in een bepaald voertuig rijdt of aanwezig is, naast de gegevens die reeds in de hierboven beschreven voertuigidentificatie-inrichting 17 genoemd zijn. Dit kan bijvoorbeeld 1017425 7 geïmplementeerd worden door de geheugenmiddelen 22 van de communicatie-eenheid 18 uit te voeren als kaartlezer, waarin een kaart met geheugen geschoven kan worden. Met behulp van een eenvoudige (wellicht bestaande) identificatiekaart, waarop gegevens met betrekking tot de eigenaar van de identificatiekaart opgeslagen zijn, is het 5 dan mogelijk om persoonsgebonden gegevens middels de voertuigidentificatie-inrichting 17 aan de walkant te registreren. Tevens maakt deze uitvoeringsvorm het mogelijk om persoonsgebonden diensten uit te voeren, zoals toegangscontrole op basis van persoon i.p.v. op basis van voertuigidentiteit, heffen van tol op wegen, enz.

Een nog verdere uitvoeringsvorm wordt schematisch weergegeven in Fig. 2.

10 Wederom verzorgt de voertuigidentificatie-inrichting 17 via het ondervraagbaken 15 en de daarop aangesloten computer 16 een identificatie van het voertuig en of de bestuurder van het voertuig aan de voertuigzijde 12. De computer 16 is via een dataverbinding, die gevormd wordt door bijvoorbeeld een ISDN-verbinding, verbonden met een computerserver 30. De computerserver 30 is verbonden met een wereldwijd 15 netwerk 31 (bijvoorbeeld het Internet) en met een verdere communicatie-interface 32. De verdere communicatie-interface 32 is bijvoorbeeld een zendstation van een mobiel netwerk (bijvoorbeeld het GSM- of UMTS-netwerk, eventueel met gebruik van GPRS datacommunicatie, of een andere communicatie-implementatie, zoals DSRC) en is ingericht om berichten te versturen naar een mobiele opvanginrichting 33 (zoals een 20 GSM-telefoon) aan de voertuigzijde 12 via een draadloos communicatiepad 34.

Met het in Fig. 2 weergegeven systeem is het mogelijk om in een voertuig locatie-afhankelijke diensten of andere telematicadiensten te verlenen. Een gebruiker van de locatie-afhankelijke dienstverlening heeft een abonnement op de dienst, en zijn identiteit en mobiele-telefoonnummer zijn geregistreerd op de computerserver 30.

25 Zodra de gebruiker met zijn voertuig een bepaalde locatie met een ondervraagbaken 15 passeert, wordt via de computer 16 de identiteit van het voertuig (VIN) en de identiteit van de gebruiker (via de als kaartlezer uitgevoerde geheugenmiddelen 22) toegevoerd aan de computerserver 30. Uiteraard is het ook mogelijk dat gegevens zoals het mobiele-telefoonnummer opgeslagen zijn in de identificatie-eenheid 19 of 30 geheugenmiddelen 22 en via de datacommunicatie worden overgebracht naar de computerserver 30. Op deze computerserver 30 draait een softwareprogramma, dat bijvoorbeeld vanaf het netwerk 31 informatie verzamelt met betrekking tot de verkeerssituatie op de route die voor het ondervraagbaken 15 ligt. De informatie kan 11017425 8 , ♦ ook afkomstig zijn uit een (lokale) databank in de computerserver 30, zoals een databank met alle commerciële voertuigen van een transportbedrijf, een databank van gestolen voertuigen die bijvoorbeeld door een politiedienst wordt bij gehouden, een databank van voertuigen die op een bepaalde rijstrook mogen rijden (of juist niet).

5 Deze informatie wordt vervolgens omgezet in bijvoorbeeld een SMS-bericht of een gesynthetiseerde spraakboodschap en via de communicatie-interface 32 doorgestuurd naar de mobiele telefoon 33 met het geregistreerde mobiele-telefoonnummer (of naar een ander communicatieplatform in het voertuig, zoals een beeldscherm of een boordcomputer). Uiteraard is het ook mogelijk dat het abonnement geregistreerd wordt 10 met behulp van de voertuigidentificatie in plaats van de identiteit van de gebruiker. Als verder alternatief is het mogelijk om een abonnement op een bepaalde dienst geheel te anonimiseren, door bijvoorbeeld op de computerserver 30 een abonnement te registreren met behulp van een abonnee-identiteit (die niet-traceerbaar kan zijn) en een mobiele-telefoonnummer.

15 Daarnaast is het mogelijk om de geregistreerde gegevens op de computerserver 30 toegankelijk te maken voor de abonnee (mogelijk met een bepaalde beveiliging, zoals een wachtwoord), bijvoorbeeld via het netwerk 31. Op die wijze is het mogelijk dat een abonnee zelfbepaalde opties in een dienstenpakket beheert, zoals het aan- of uitzetten van een dienst, selectie van diensten en hoe uitgebreid de informatie dient te 20 zijn.

De mogelijk aan te bieden diensten bestrijken een breed gamma, waarvan de genoemde locatie-afhankelijke verkeersinformatie er een is. Andere mogelijke diensten betreffen toegangscontrole, bijvoorbeeld voor parkeerterreinen en -garages, intelligente toeritdosering bij snelwegen, verkrijgen van (statistische) informatie over weggebruik, 25 tolheffing, betaalstroken op snelwegen, automatische voertuiggeleiding, wagenparkbeheer, actieve verkeersinformatie (files, omleidingen, weer, mogelijke alternatieven (openbaar vervoer) voor een reis, informatie met betrekking tot dichtbij zijnde tankstations, restaurants, hotels, identificatie bij betaling, enz.

Voor de deskundige zal het duidelijk zijn dat in het voorgaande slechts 30 voorbeelden van mogelijke uitvoeringsvormen beschreven zijn. Varianten en modificaties hiervan worden geacht binnen de beschermingsomvang te vallen, die gedefinieerd wordt door de bij gevoegde conclusies.

,1017425

Claims (9)

1. Elektronische voertuigidentificatie-inrichting (17) die is ingericht voor het opslaan van gegevens die ten minste een identificatiecode van een voertuig omvatten 5 en het, na ondervraging door een ondervraaginrichting (15) langs een traject waarop het voertuig zich bevindt, verzenden van ten minste de identificatiecode naar de ondervraaginrichting (15), met het kenmerk, dat de voertuigidentificatie-inrichting (17) een communicatie-eenheid (18) en een identificatie-eenheid (19) omvat, waarbij de identificatie-eenheid 10 (19) is ingericht voor het opslaan van de gegevens, de communicatie-eenheid (18) is ingericht om ten minste de identificatiecode na ontvangst van de ondervraging uit de identificatie-eenheid (19) te lezen en naar de ondervraaginrichting (15) te verzenden, en de identificatie-eenheid (19) onlosmakelijk verbonden is met het voertuig, ruimtelijk gescheiden van de communicatie-eenheid (18) geplaatst is en via een 15 datacommunicatiemedium (20) verbonden is met de communicatie-eenheid (18).

2. Voertuigidentificatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de identificatie-eenheid (19) is ingericht om de opgeslagen gegevens te wijzigen na autorisatie

3. Voertuigidentificatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het datacommunicatiemedium (20) een draadloze verbinding is.

4. Voertuigidentificatie-inrichting volgens conclusie 1,2 of 3, waarbij de identificatie-eenheid (19) is ingericht om ten minste een gedeelte van de gegevens die 25 naar de communicatie-eenheid (18) verzonden worden, te versleutelen.

5. Voertuigidentificatie-inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de ondervraging door de ondervraaginrichting (15) en de verzending van gegevens door de communicatie-eenheid (18) plaatsvindt volgens de DSRC-standaard. 30

6. Voertuigidentificatie-inrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 5, waarbij de voertuigidentificatie-inrichting (17) verder geheugenmiddelen (22) omvat *10174 ? r * k voor het opslaan van gegevens, waarbij de geheugenmiddelen (22) verbonden zijn met de communicatie-eenheid (18).

7. Voertuigidentificatie-inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 5 waarbij de gegevens verder een individu-identificatie of een abonnementidentificatie omvat.

8. Systeem voor het verschaffen van ten minste een telematicadienst in een voertuig, omvattende ten minste een ondervraaginrichting (15) op een vooraf bepaalde 10 locatie, een verwerkingsinrichting (30) die verbonden is met de ten minste ene ondervraaginrichting (15) voor het ontvangen van gegevens van ten minste een voertuigidentificatie-inrichting (17) volgens een van de conclusies 1 tot en met 7, die zich bevindt in het voertuig, waarbij de verwerkingsinrichting (30) geheugenmiddelen omvat voor het opslaan 15 van locatiegegevens van de ten minste ene ondervraaginrichting (15) en registratiegegevens die ten minste een identificatie en een bijbehorende verwijzing omvatten, en waarbij de verwerkingsinrichting (30) is ingericht voor het op basis van de vooraf bepaalde locatie van de ten minste ene ondervraaginrichting (15), de van de ten 20 minste ene ondervraaginrichting (15) ontvangen identificatie van het voertuig, communiceren van de ten minste ene telematicadienstnaar een communicatie-inrichting (33) die behoort bij de bijbehorende verwijzing.

9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij de identificatie een voertuigidentificatie, 25 een individu-identificatie of een abonnementidentificatie is.