NL1015443C2 - Worstvorminrichting. - Google Patents

Description

Titel: Worstvorminrichting

De uitvinding heeft betrekking op een worstvorminrichting voor het vormen van worsten.

Bij het maken van worst, en in het bijzonder bij het maken van droge worst, wordt door middel van een vulmachine een darm of ander 5 slangvormig membraan gevuld met worstvulling. Hierbij wordt telkens een tussenruimte in de darm leeg gelaten; deze lege plek geeft het begin en einde van een worst aan. Voor het vormen van een worst worden de segmenten van de gevulde darm op de juiste lengte afgesneden. Per afgesneden segment worden de uiteinden van de afgesneden worst met de hand naar el-10 kaar toe gebogen om zodoende een rond gebogen worst te vormen. De uiteinden van de worst worden vervolgens handmatig in een clipmachine gebracht die de uiteinden door middel van een clip afsluit en de uiteinden met elkaar verbindt, bijvoorbeeld door middel van een koordje. De aldus gevormde worst kan vervolgens verder verwerkt worden; zo kan de worst bij-15 voorbeeld gedroogd worden.

Nadelig aan deze bekende wijze van het vervaardigen van worsten is dat het veel handmatig te verrichten handelingen met zich meebrengt. De arbeidskosten zijn hierdoor hoog, en daarnaast zijn de gevormde worsten relatief onregelmatig.

20 De uitvinding heeft tot doel dit nadeel op te heffen door een worst vorminrichting te verschaffen waarmee worsten gevormd kunnen worden in een korte tijd, met een grote nauwkeurigheid en regelmaat.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een worstvorminrichting volgens conclusie 1. Met deze inrichting wordt een worst gevormd door een met tus-25 senruimten gevuld worstmembraan ter plaatse van een tussenruimte in te klemmen in respectieve eerste en tweede klemmen van een eerste aangrij-peenheid die in een invoerstand naast elkaar zijn gelegen, en een volgende tussenruimte in te klemmen in respectieve eerste en tweede klemmen van 101544 3 2 een tweede aangrijpeenheid die in een invoerstand naast elkaar zijn gelegen, en vervolgens door middel van bedieningsmiddelen een tweede klem van de eerste aangrijpeenheid en een eerste klem van het tweede aangrijpeenheid van de invoerstand te verplaatsen naar een sluitstand waarbij de 5 tweede klem van de eerste aangrijpeenheid en de eerste klem van de tweede aangrijpeenheid nabij elkaar zijn gelegen. Hierdoor ontstaat een rond gebogen worst waarvan vervolgens de uiteinden aan elkaar gedipt kunnen worden. Het aangrijpen van de worstmembraan en het rondbuigen van de worst heeft plaats door middel van de verplaatsbare klemmen zodat handmatige 10 handelingen achterwege blijven. Daarnaast kan de inrichting volgens de uitvinding met een hoge snelheid werken, waarbij tevens een goede herha-lingsnauwkeurigheid te bereiken is.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoerige beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding aan 15 de hand van de tekening. Hierin toont:

Fig.l een schematisch bovenaanzicht van een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 in perspectief een uitvoeringsvoorbeeld van een aangrijpsta-tion volgens de uitvinding, 20 Fig. 3 een zijaanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van een klemin- richting volgens de uitvinding,

Fig. 4 een vooraanzicht van de kleminrichting volgens fig. 3,

Fig. 5 een vooraanzicht van een deel van een aangrijpstation voorzien van een snijinrichting afgebeeld schematisch in doorsnede, 25 Fig. 6 een zijaanzicht van een gedeelte van een carrousel volgens de uitvinding in uitgangstoestand,

Fig. 7 het gedeelte van fig. 6 in eindtoestand,

Fig. 8 een ingeklemde worst, en

Fig. 9 een aanzicht van een snijinrichting volgens de uitvinding.

mi 5443 3

In de fig. 1 is een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een worstvorminrichting volgens de uitvinding getoond. In deze beschrijving wordt onder het vormen van een worst geacht te zijn begrepen het op een gewenste lengte afsnijden van een gevuld worstmembraan, het naar elkaar 5 brengen van de afgesneden uiteinden en het sluiten van de naar elkaar gebrachte uiteinden. De inrichting 1 omvat een toevoerinrichting 2 voor een worststreng; hiermee wordt een darm of een andere buisvormig, flexibel membraan gevuld met worstmassa, waarbij telkens een tussenruimte wordt opengelaten en vervolgens afgegeven. Dergelijke toevoerinrichtingen zijn uit 10 de praktijk bekend zodat kortheidshalve wordt afgezien van een uitvoerige beschrijving. Overigens is de uitvinding niet beperkt tot worsten; de uitvinding kan ook worden toegepast met andere buisvormige flexibele membranen, met elke gewenste vulling, al dan niet eetbaar. De toevoerinrichting 2 geeft de gevulde darm af aan een invoerstation 3. Dit invoerstation 3 kan 15 bijvoorbeeld bemand worden door een bediener of geheel automatisch werken. Door middel van dit invoerstation 3 wordt de darm ingevoerd in een stationcarrousel 4.

De stationcarrousel 4 heeft een cirkelvormig frame waarop een aantal, in dit voorbeeld een twintigtal, aangrijpeenheden in de vorm van 20 aangrijpstations 100 zijn geplaatst, die in fig. 1 gedeeltelijk schematisch zijn aangegeven. Overigens is de uitvinding geenszins beperkt tot het hier bij wijze van voorbeeld genoemde aantal aangrijpstations; volgens de uitvinding kan het aantal aangrijpstations twee en meer bedragen. De uitvinding is tevens niet beperkt tot de hier bij wijze van voorbeeld genoemde cir-25 keivormige opstelling van de aangrijpstations; de uitvinding voorziet in elke gewenste opstelling waarbij de aangrijpstations op onderlinge afstand zijn gelegen, zoals bijvoorbeeld een rechtlijnige opstelling.

In fign. 2 en 3 is een voorbeeld van een aangrijpstation 100 in meer detail getoond. Het aangrijpstation heeft een eerste frameplaat 101 en een 30 in hoofdzaak evenwijdige op afstand daarvan gelegen tweede frameplaat inifil4 3 4 102. De beide frameplaten zijn aangebracht op de carrousel 4. In beide fra-meplaten 101 en 102 zijn op gelijke hoogte twee gaten respectievelijk 103, 104 en 105, 106 aangebracht, waarbij een eerste as 107 in de gaten 103 en 105 is aangebracht en een tweede as 108 in de gaten 104 en 106 is aange- 5 bracht. De beide assen 107 en 108 zijn door middel van lagers roteerbaar in de frameplaten 101,102 gemonteerd. Op elke as 107, 108 is nabij de tweede frameplaat 102 een tandwiel 109, respectievelijk 110 rotatievast aangebracht, zoals schematisch aangeduid in fig 2. De beide tandwielen 109 en 110 grijpen op elkaar aan. Verder is de eerste as 107 aan de achterzijde van 10 de frameplaat 102 voorzien van een hefboom 111 die aan het van de as 107 afgekeerde uiteinde voorzien is van een wiel 112.

Aan het voorbij de eerste frameplaat 101 gelegen uiteinde zijn de beide assen 107 en 108 voorzien van een hefboom 113, 114. Aan het van de as afgekeerde uiteinde is elke hefboom voorzien van een klem in de vorm 15 van een kleminrichting 115, respectievelijk 116. Een voorbeeld van een dergelijke kleminrichting is in fign. 3 en 4 in meer detail getoond. De kleminrichting heeft een eerste bekdeel 117 en een tweede bekdeel 118, die ten opzichte van elkaar scharnierend zijn verbonden door middel van een scharnier 119. In fig. 3 is de kleminrichting getoond in gesloten toestand, terwijl 20 in het vooraanzicht van fig. 4 de kleminrichting is getoond in geopende toestand. Het eerste bekdeel 117 heeft een klemvlak 120, dat voorzien is van een centraal gelegen uitsparing 121. Het tweede bekdeel 118 heeft een klemvlak 122, voorzien van een centraal gelegen uitstekend deel 122’, waarvan de breedte overeenstemt met de uitsparing 121 zodat in gesloten 25 toestand van de kleminrichting het uitstekende deel 122’ van het klemvlak 122 rust binnen de begrenzing van de uitsparing 121.

De bekdelen 117 en 118 zijn voorbij de betreffende klemvlakken voorzien van uitwijkende inloopdelen resp. 123 en 124, die een zodanige hoek hebben ten opzichte van de klemvlakken 120,122 dat het invoeren van 30 een in te klemmen darm gemakkelijk verloopt Een ingevoerde darm wordt IΠ 1 5.4 4 3 5 vervolgens geklemd tussen het klemvlak 120 met de uitsparing 121 en het klemvlak 122 met het uitstekende deel 122’. Doordat het uitstekende deel 122’ en de uitsparing 121 op wijze als messing en groef ineen passen wordt een goede inklemming van de darm verkregen.

5 Bij voorkeur zijn alle overgangen van randen van de bekdelen 117 en 118 afgerond om de kans op het achterblijven van vuil te verkleinen en het reinigen van de bekdelen te vereenvoudigen.

Voorbij het scharnier 119 loopt het tweede bekdeel aan de van het klemvlak afgekeerde zijde door in een hefboom 125. Deze hefboom 125 10 wordt door middel van een niet getoonde veer ten opzichte van het eerste bekdeel 117 naar boven gedrukt, zodat in rusttoestand de kleminrichting in klemtoestand verkeert. Door het indrukken van de hefboom 125 tegen de veerdruk in wordt de het tweede bekdeel 118 van het eerste bekdeel 117 bewogen in de richting aangeduid met B waardoor de klemming van de 15 bekdelen wordt op geheven. Het invoeren van een darm in de klem heeft plaats met de bekdelen in gesloten toestand; hierbij worden de bekdelen door middel van de veer op elkaar gedrukt. Door middel van de inloopdelen 123 en 124 kan gemakkelijk de darm tussen de bekdelen gebracht worden tot in de hierboven beschreven ingeklemde toestand.

20 In fig. 2 is het aangrijpstation 100 met de kleminrichtingen in uit gangspositie getoond; hierbij bevinden de hefbomen 113 en 114 zich in verticale positie, waarbij de kleminrichtingen 115, 116 zich vlak naast elkaar bevinden. Tussen de kleminrichtingen is enige ruimte vrij waarin een snij-inrichting is opgenomen, zoals hierna zal worden beschreven. Overigens kan 25 de uitvinding ook worden uitgevoerd zodanig dat de kleminrichtingen zich in de uitgangspositie tegen elkaar bevinden. Het wiel 112 met de hefboom 111 is in deze stand nagenoeg horizontaal. Door nu het wiel 112 omhoog te bewegen wordt via de hefboom 111 de as 107 geroteerd. Hierdoor beweegt de hefboom 113 naar buiten, aangeduid met de pijl C. Doordat de as 107 via 30 de tandwielen 109, 110 gekoppeld is met de andere as 108, beweegt ook de i ri 1 5A A 3 6 hefboom 114 naar buiten. Doordat geen slip mogelijk is in de overbrenging die wordt gevormd door de beide tandwielen 109, 110 heeft het naar buiten bewegen van de hefbomen 113, 114 gelijktijdig plaats. Als het wiel 112 zich verplaatst heeft tot een boven gelegen positie, bevinden de hefbomen 113, 5 114 zich in een horizontale oriëntatie; in het vervolg zal deze horizontale stand als sluitstand worden aangeduid. Overigens is het niet noodzakelijk dat de hefbomen zich in een horizontale positie bevinden in de sluitstand; zo kan het buigen van de worst ook worden bereikt door de hefbomen onder een hoek met de horizontaal te plaatsen. Door het zwenken van de hefbo-10 men 113, 114 wordt een eenvoudige en efficiënte wijze van verplaatsen van de hefbomen 113, 114 verkregen. Door het zwenken van de beide hefbomen te koppelen door middel van tandwielen of een ander type vormsluitende koppeling, kan geen slip ontstaan en wordt gegarandeerd dat de beweging van beide hefbomen synchroon verloopt.

15 De uitvinding is niet beperkt tot de hier als voorbeeld genoemde manier van het verplaatsen van de kleminrichtingen van de uitgangspositie naar de clippositie. De uitvinding voorziet ook andere wijzen van het verplaatsen van de kleminrichtingen, bijvoorbeeld door middel van translatie.

In of nabij elk aangrijpstation 100 is een tussen de beide klemin-20 richtingen 113,114 werkende snijinrichting 130 aangebracht, bijvoorbeeld voorzien van een snijmes, zoals schematisch in doorsnede getoond in fig. 5, en in meer detail in aanzicht getoond in fig. 9. Deze snijinrichting is niet getoond in fig. 2. De snijinrichting 130 heeft in dit uitvoeringsvoorbeeld een in hoofdzaak rechthoekig hoofddeel 400 waarin een uitsparing 410 is aange-25 bracht. Het hoofddeel 400 is vast aangebracht op het aangrijpstation 100.

De uitsparing 410 heeft een bovenwand in de vorm van een bovenvlak 131” en een op afstand van het bovenvlak 131” gelegen onderwand in de vorm van een ondervlak 131’. In het hoofddeel 400 is een uitsparing 420 aangebracht met een in hoofdzaak langwerpige dwarsdoorsnede die zich uitstrekt 30 vanaf het ondervlak 131’ in een richting afgekeerd van het bovenvlak 131”.

101 5443 7

In de uitsparing 420 is een mes 132 met een snijkant 132’ gelegen. Het mes 132 kan door middel van een aandrijfinrichting 133 die in dit voorbeeld wordt gevormd door een hefboom worden bewogen in de uitsparing 420 van een vrije stand, waarbij de ruimte in de uitsparing 410 tussen de vlakken 5 131’ en 131” is vrijgegeven, naar een snijstand, waarbij het mes 132 door de opening 420 in het vlak 131’ steekt. In fig. 5 is de vrije stand weergegeven, en is de mogelijke beweging van het mes 132 aangegeven met de pijl D. In fig. 9 is het mes 132 weergegeven in een stand waar de snijkant van het mes net boven het vlak 131’ uit komt; het mes kan hierna door de aandrijfinrich-10 ting 133 verder bewogen worden in de richting naar het vlak 131” toe, daarbij mogelijk in de uitsparing 410 aanwezige worst afsnijdend. In de invoer-stand is de ruimte van de uitsparing 410 tussen de vlakken 131’ en 131” vrij en kan een worstmembraan in de uitsparing 410 worden gebracht. Overigens is de uitvinding niet beperkt tot de hier bij wijze van voorbeeld ge-15 noemde uitvoering van de snijinrichting; de uitvinding voorziet in de toepassing elke voor het snijden van een worstmembraan geschikte snijinrichting, zoals bijvoorbeeld een schaar of een roterend mes.

Op de stationcarrousel 4 is een 20-tal aangrijpstations 100 aangebracht. De aangrijpstations 100 zijn regelmatig over de omtrek van de car-20 rousel 4 verdeeld, en zijn zo gepositioneerd dat de kleminrichtingen 115, 116 van elk aangrijpstation 100 aan de buitenzijde van de carrousel 4 zijn gelegen. De carrousel 4 is voorzien van een niet getoonde aandrijfinrichting waardoor de carrousel 4 met de aangrijpstations 100 geroteerd kan worden. De rotatierichting is in de fig. 1 aangeduid met A.

25 De onderlinge afstand tussen de aangrijpstations 100 is zodanig dat indien de armen van de aangrijpstations 100 zich in de sluitstand bevinden, de kleminrichtingen 116, 115 van naar elkaar gekeerde armen van naast elkaar gelegen stations 100 zich dicht bij elkaar bevinden.

De machine 1 is verder voorzien van een sluitinrichting in de vorm 30 van een clipstation 200 dat aan de rand van de carrousel 4 is geplaatst, 1015443' 8 stroomafwaarts in de richting A van de toevoer 2. Het clipstation 200 is ingericht voor het aanbrengen van clips op de uiteinden van een worst; dergelijke inrichtingen zijn uit de praktijk bekend en op de markt verkrijgbaar zodat kortheidshalve van een uitvoerige beschrijving wordt afgezien. Overi-5 gens is de uitvinding niet beperkt tot toepassing met het bij wijze van voorbeeld genoemde clipstation 200; de uitvinding voorziet in toepassing van andere sluitinrichtingen voor het sluiten van worsten, zoals bijvoorbeeld een afbindinrichting waarmee worsten worden afgesloten door middel van afbinden met bijvoorbeeld touw of koord.

10 Stroomafwaarts in de richting A van het clipstation 200 is een af- voerinrichting 210 naast de carrousel 4 geplaatst; deze afvoerinrichting 210 is ingericht voor het afvoeren van door het clipstation 200 vastgeclipte worsten.

Stroomafwaarts in de richting A van de afvoerinrichting 210 is een 15 reinigingsinrichting 220 naast de carrousel 4 geplaatst; deze reinigingsin-richting 220 is ingericht voor het reinigen vart de kleminrichtingen van langs de reinigingsinrichting 220 roterende aangrijp stations 100.

Het vormen van een worst door middel van de aangrijp stations 100 zal aan de hand van de fign. 6 en 7 worden toegelicht. In fig. 6 zijn twee 20 naast elkaar gelegen aangrijpstations 100 getoond, elk met de hefbomen 113, 114 in de aangrijppositie, zoals hiervoor beschreven. Een darm 300 gevuld met een worstvulling301, waarbij de darm ongevuld is op posities 302 tussen de vulling, is in de kleminrichtingen 115, 116 geplaatst. Hierbij grijpen de kleminrichtingen 115, 116 aan op de ongevulde gedeelten 302 van de 25 darm 300, zodanig dat tussen de twee stations 100 een lengte gevulde darm aanwezig is die overeenkomt met de lengte van een te vormen worst. Vervolgens wordt, met de kleminrichtingen 115, 116 in de aangrijpstand de darm tussen de naast elkaar gelegen kleminrichtingen van een station 100 doorgesneden op de positie aangeduid met E, bijvoorbeeld door de in deze 30 figuur niet getoonde maar hiervoor beschreven snijinrichting 130, waardoor im RA4 3 9 uiteinden 140 ontstaan. De te vormen worst blijft hierbij in de kleminrich-tingen geklemd. Hierna worden de hefbomen 113, 114 van de aangrijpstati-ons 100 naar de sluitstand verplaatst in de richting van de pijl C zoals hiervoor beschreven door het verplaatsen van het wiel 112 van het betreffende 5 station 100. Hierdoor ontstaat de situatie zoals getoond in fig. 7, en in meer detail in fig. 8. Doordat de kleminrichtingen 115,116 in de sluitstand dicht tegen elkaar liggen wordt de worst in de gewenste ronde vorm gedwongen. Voor het afwerken van de worst worden de afgesneden uiteinden 140 van de worst op een positie dicht tegen de inklemming door de kleminrichtingen, 10 zoals aangeduid met F, door middel van een clipinrichting met een clip met elkaar verbonden. Tot slot wordt de nu vastgeclipte worst van de kleminrichtingen verwijderd door de darm tussen de kleminrichtingen en de op de positie F aangebrachte clip door te snijden. De worst is nu vrij en kan door een afvoerinrichting worden afgevoerd. In de kleminrichtingen wordt nog 15 het afgesneden uiteinde 140 van de darm vastgehouden; dit kan worden verwijderd door de kleminrichtingen te openen en de rest darm uit te nemen.

Het hiervoor beschreven proces van het vormen van worsten heeft in de worstvorminrichting 1 als volgt plaats. In fig. 1 is de worstvorminrich-20 ting in bovenaanzicht getoond, waarbij in bedrijf de carrousel 4 in de met A aangegeven richting draait. Door middel van de toevoerinrichting 2 wordt een met tussenruimtes 302 gevulde darm 300 (fig.6) toegevoerd aan de in-voerstation 3. In het invoerstation 3 wordt de darm 300 met de lege tussenruimtes 302 in de kleminrichtingen van de langs de invoerinrichting 3 25 draaiende aangrijpstations 100 geplaatst. In een invoervoerzone I zijn hiertoe de kleminrichtingen gesloten en wordt de darm op de hierboven beschreven wijze in de kleminrichtingen gebracht. Nadat de darm in de kleminrichtingen is geplaatst, draaien de stations 100 verder, waarbij de kleminrichtingen 115, 116 de darm onder veerdruk aangrijpen, en de darm vast 30 houden.

101544 3 10

Na de invoerzone I draaien de stations 100 door naar de snijzone II, waarin de darm tussen de kleminrichtingen wordt afgesneden door middel van de snijinrichting 130 van de stations 100, zoals hiervoor reeds beschreven naar aanleiding van fïg. 5. Hiertoe is langs de carrousel 4 in de 5 snijzone II een inrichting geplaatst die de snijinrichting 130 van een langskomend station 100 bedient door aan te grijpen op de hefboom 133.

Vervolgens draait de carrousel 4 door naar de samenvoegzone III, waarin de armen van de stations naar de sluitstand worden gedraaid, zoals reeds beschreven en getoond in fig. 7. Hiertoe is de carrousel in de samen-10 voegzone III aan de binnenzijde voorzien van een niet getoonde geleiding waarin de wielen 112 van de stations 100 grijpen. Deze geleiding loopt omhoog in de richting van de pijl A, zodanig dat gedurende het traject van de samenvoegzone III de hefbomen van de stations 100 geleidelijk naar de horizontale sluitstand worden bewogen.

15 Aan het eind van de samenvoegzone III bevinden de armen zich in de horizontale sluitstand, zoals getoond in fig. 7, zodat de armen in deze stand langs de clipzone IV bewegen. Hier wordt door middel van het clipsta-tion 200 zoals hiervoor beschreven een clip aangebracht rond de beide uiteinden van de worst en wordt de worst afgesneden. Hiertoe is het clipstation 20 voorzien van een schematisch getoond mes 212; bij voorkeur is dit een horizontaal aangebracht rond mes dat aan de omtrek is voorzien van een snijkant. Bij voorkeur draait het mes rond om de snijdende werking van het mes te bevorderen.

De afgesneden worst wordt vervolgens in de afvoerzone V, die volgt 25 op de clipzone IV, opgevangen door een afvoerinrichting 210. De afvoerin-richting 210 vangt de worst op als deze wordt losgesneden van de kleminrichtingen en transporteert de opgevangen worst weg van de carrousel 4. De afvoerinrichting kan bijvoorbeeld een langgerekte transportbaan 215 omvatten, die voorzien is van een rij ophanghaken 216 waarop de afgevoerde 30 worsten worden opgehangen. Is eenmaal een rij worsten op de ophanghaken 101 544 3 11 216 gehangen, dan kan deze rij worsten eenvoudig worden afgenomen door een stang door de rij worsten te steken en de gehele rij ineens van de haken te lichten.

Na de afvoerzone V draait de carrousel 4 verder in de reinigingszo-5 ne VI. De geleiding voor de wielen 112 loopt hierbij weer omlaag zodat de hefbomen zich weer in de aangrijppositie bewegen. Voorts worden de klem-inrichtingen geopend. Hiertoe kan langs de baan bijvoorbeeld een inrichting, bijvoorbeeld in de vorm van een vast ten opzichte van de carrousel 4 aangebrachte rail 160 of een ander bedieningsinrichting zijn aangebracht 10 die de hefboom 125 van de kleminrichtingen 115, 116 indrukt om de klem-inrichtingen te openen. Hierdoor komt het afgesneden stuk darm 140 vrij. De langs de carrousel 4 geplaatste reinigingsinrichting 220 kan bijvoorbeeld roterende borstels omvatten die langs de geopende kleminrichtingen lopen om de darmresten en mogelijk andere verontreinigingen te verwijderen.

15 Desgewenst kan een reinigingsvloeistof en water worden toegevoerd om de reinigende werking van de borstels te verbeteren. Overigens kan de reinigingsinrichting 220 volgens de uitvinding ook op andere wijze worden uitgevoerd. Voorts kan de inrichting 160 voor het openen van de klemmen 115, 116 volgens de uitvinding desgewenst ook op andere posities langs de car-20 rousel geplaatst worden om de klemmen te openen.

Na de reinigingszone VI bereiken de aangrijpstations 100 weer de invoerzone I, en wordt de worstvormcyclus weer van voren af aan doorlopen.

Hoewel in het beschreven voorbeeld de aangrijpstations telkens een fysieke eenheid vormen is de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvorm 25 beperkt. De uitvinding voorziet tevens in aangrijpeenheden die meerdere kleminrichtingen omvatten; daarnaast omvat het begrip aangrijpeenheid volgens de uitvinding een logische combinatie van twee naast elkaar gepositioneerde kleminrichtingen, waarbij het niet van belang is of deze twee kleminrichtingen deel uitmaken een fysieke eenheid.

1015443 12

Hoewel in het beschreven voorbeeld per aangrijpstation een snijin-richting is gebruikt, kan de uitvinding bijvoorbeeld ook worden uitgevoerd met een of meerdere snijinrichtingen die in de snij zone II naast de carrousel is geplaatst. Dit heeft tot voordeel dat de aangrijpstations eenvoudiger uit-5 gevoerd kunnen worden.

< n 1 C a A Q

Claims (18)

1. Worstvorminrichting, omvattende een toevoerinrichting (2, 3) voor het toevoeren van een met tussenruimten gevuld worstmembraan, een eerste aangrijpeenheid (100) voor het aangrijpen van het met 5 tussen ruimten gevuld worstmembraan ter plaatse van de tussenruimten, met een verplaatsbare eerste klem (115) en een verplaatsbare tweede klem (116) die in een invoerstand naast elkaar zijn gelegen, tenminste één op afstand van de eerste aangrijpeenheid (100) gelegen tweede aangrijpeenheid (100) voor het bij een volgende tussenruimte 10 aangrijpen van het worstmembraan, met een verplaatsbare eerste klem (115) en een verplaatsbare tweede klem (116) die in een invoerstand naast elkaar zijn gelegen, bedieningsmiddelen (111, 112) die zijn ingericht om een tweede klem (116) van de eerste aangrijpeenheid (100) en een eerste klem (115) van 15 het tweede aangrijpeenheid (100) van de invoerstand te verplaatsen naar een sluitstand waarbij de tweede klem (116) van de eerste aangrijpeenheid (100) en de eerste klem (115) van de tweede aangrijpeenheid (100) nabij elkaar zijn gelegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een frame (101, 20 102) waarop de eerste en tweede klem (115, 116) van elke aangrijpeenheid zwenkbaar zijn aangebracht, waarbij de betreffende klemmen (115, 116) zwenkbaar zijn tussen de invoerstand en de sluitstand.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en tweede klem (115, 116) van elke aangrijpeenheid door middel van een 25 slipvrije overbrenging met elkaar gekoppeld zijn voor het synchroon doen zwenken van de eerste en tweede klem (115, 116). 101544 3

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de slipvrije overbrenging wordt gevormd door een tandwieloverbrenging.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klemmen (115, 116) elk een eerste bekdeel (117) en een tweede bekdeel 5 (118) omvatten, waarbij het eerste bekdeel (117) is voorzien van een klem- vlak voorzien van een centrale uitsparing, en waarbij het tweede bekdeel (118) is voorzien van een klemdeel dat in gesloten toestand van de klem (115, 116) in de uitsparing van het klemvlak van het eerste bekdeel valt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de bekdelen (117, 118) door 10 veerspanning op elkaar worden gedrukt.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat althans één der bekdelen (118) is voorzien van een bedieningsorgaan (125) voor het doen openen van de klem (115, 116).

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het ken-15 merk, dat elke aangrijpeenheid (100) is voorzien van een snijinrichting (130), voorzien van snijmiddelen in de invoerstand gepositioneerd tussen de eerste en tweede klem (115, 116) van de betreffende aangrijpeenheid.

9. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de snijinrichting (130) is voorzien van bedieningsmiddelen voor het uitvoeren van een 20 snijbeweging met de klemmen (115, 116) van de betreffende aangrijpeenheid (100) in de invoerstand.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de respectieve aangrijpeenheden (100) verdeeld langs de omtrek van een cirkelvormige carrousel (4) zijn aangebracht, die voorzien is van een 25 aandrijfinrichting voor het doen roteren van de carrousel (4).

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de toevoerin-richting is ingericht voor het aan de op de carrousel (4) aanwezige klemmen (115, 116) van de aangrijpeenheden (100) toevoeren van met tussenruimten gevuld worstmembraan. 1 Ω 1 5A43

12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt door een stroomafwaarts van de toevoerinrichting gelegen inrichting voor het doorsnijden van een zich tussen twee klemmen (115, 116) uitstrekkend niet gevuld gedeelte van een worstmembraan.

13. Inrichting volgens conclusie 12, gekenmerkt door een stroomaf waarts van de snijinrichting gelegen samenvoeginrichting voor het van de invoerstand naar de sluitstand bewegen van de respectieve klemmen (115, 116) van de aangrijpeenheden, waarbij een gevuld stuk worstmembraan in een rondgebogen stand wordt gebracht.

14. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt door een stroomaf waarts van de samenvoeginrichting gelegen sluitinrichting (200) voor het aanbrengen van een sluiting op twee worstuiteinden van in de sluitstand nabij elkaar gelegen klemmen (115, 116).

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de clipin-15 richting een horizontaal opgesteld roterend snijmes omvat voor het van de klemmen lossnijden van gedipte worstuiteinden.

16. Inrichting volgens een der conclusies 14- 15, gekenmerkt door een stroomafwaarts van de sluitinrichting gelegen reiningsinrichting (220).

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de reinings-20 inrichting (220) is voorzien van nabij de klemmen (115, 116) gelegen borstels.

18. Inrichting volgens een conclusies 10-17, gekenmerkt door een langs de carrousel gelegen inrichting (160) voor het openen van de klemmen (115, 116). 25 nifiA43