NL1015413C2 - Kathetersamenstel. - Google Patents

Description

«' · ,.

Korte aanduiding: Kathetersamenstel.

De uitvinding heeft betrekking op een kathetersamenstel omvattende een positioneringskatheter en een met het distale einde . daarvan samenwerkend werkzaam element.

Dergelijke katheter-stentsamenstellen zijn in de praktijk in 5 vele variaties bekend; door middel van de katheter wordt bijvoorbeeld een stent op een gewenste plaats in een lichaamsvat geplaatst voor het daar uitoefenen van een ondersteunende en/of therapeutische functie, of wordt een dilatatieballon in een vernauwing van een lichaamsvat gebracht om deze aandoening te belt) handelen.

De huidige en op zich bekende uitvoeringen van dergelijke kathetersamenstellen vormen steeds een betrekkelijk volumineus en dus soms moeilijk hanteerbaar geheel, wat in het bijzonder bezwaren heeft wanneer de door de stent te verrichten therapeu-15 tische inwerking bestaat uit het bestralen van omliggend weefsel met ioniserende straling waartoe de stent vóór gebruik radio-ac-tief moet worden "opgeladen".

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen. Volgens de uitvinding wordt daartoe voorgesteld dat de katheter enerzijds 20 en het werkzame element anderzijds zijn uitgevoerd als separate eenheden die onafhankelijk van elkaar kunnen worden opgeslagen en behandeld en vóór gebruik tot een functioneel geheel kunnen worden gecombineerd.

Met de maatregelen volgens de uitvinding wordt bereikt dat 25 het thans gebruikte, betrekkelijk volumineuze, samenstel wordt opgedeeld in de, nog steeds betrekkelijk volumineuze plaatsings-katheter enerzijds en het veel kleinere werkzame element anderzijds, welke laatste eenheid nu veel beter hanteerbaar is geworden waardoor interessante mogelijkheden ontstaan.

30 Wanneer het uitzetmiddel bijvoorbeeld een op zich bekende dilatatieballon is kan deze, als aparte eenheid, voorafgaand aan het plaatsen met een therapeutisch werkzame stof, bijvoorbeeld heparine, worden bekleed, zodat tijdens het "dotteren" tevens een plaatselijke behandeling met deze stof kan worden uitge-35 voerd.

1015413 ' * -2-

De uitvoeringsvorm volgens conclusie 5 heeft het voordeel dat de, reeds met het uitzetmiddel gecombineerde, stent zonder problemen voorafgaand aan het gebruik bepaalde behandelingen kan ondergaan, bijvoorbeeld radioactief kan worden opgeladen of 5 met een therapeutisch werkzame stof, bijvoorbeeld heparine, kan worden bekleed. Radioactief opladen van een stent die zich aan het kathetersamenstel bevindt is niet praktisch uitvoerbaar.

Een verdere uitvoeringsvorm is onderwerp van conclusie 6 en heeft de voordelen als hierboven toegelicht.

10 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Daarbij toont:

Fig. 1 een langsdoorsnede door een eerste uitvoeringsvorm van een voor een kathetersamenstel volgens de uitvinding bestemde eenheid, bestaande uit een uitzettingsballon en een daar-15 omheen aangebrachte uitzetbare stent; fig. 2 gedeeltelijk in langsdoorsnede en gedeeltelijk in aanzicht een combinatie van een dergelijke eenheid met het lichaam van de bijbehorende katheter; fig. 3 een gedeeltelijk aanzicht van het einde van het katheter-20 samenstel gecombineerd met een bedieningseenheid voor het "oppompen" van de ballon; fig. 4 een langsdoorsnede op vergrote schaal van het verbin-dingsgedeelte van de beide eenheden; fig. 5 een schematisch aanzicht van het einde van een tweede 25 uitvoeringsvorm van een werkzaam element, hier een zelf-uitzet-tende stent, en een deze opsluitende huls met de delen los van elkaar getekend, fig. 6 een afbeelding overeenkomstig fig. 5, doch nu met de delen gekoppeld, 30 fig. 7 een afbeelding overeenkomstig fig. 5, doch nu met de opsluithuls teruggetrokken en de zelf-uitzettende stent uitgezet.

Fig. 1 toont, sterk vergroot en met de verschillende samenstellende delen duidelijkheidshalve niet in de juiste onderlinge 35 afmetingsverhoudingen getekend, een stent-balloneenheid voor gebruik in een eerste uitvoeringsvorm der uitvinding. Deze eenheid, in zijn geheel aangegeven met het verwijzingscijfer 2, omvat het opgerolde ballonlichaam 4, waardoorheen - afdichtend - 1015413 -3- de betrekkelijk starre voerdraadgeleidebuis 6 gaat (zoals op zich bekend), terwijl aan het proximale einde 8 daarvan ter plaatse van 9 het ballonmateriaal afdichtend is vastgezet rond een korte geleidebuis 10 die dus ook afdichtend door dit proxi-5 male balloneinde 8 gaat. Het proximale einde van de buis 10 draagt schroefdraad 11, beter zichtbaar in fig. 4. Rond het bal-lonpakket 4 bevindt zich de op zich bekende, door het uitzetten van de ballon in de gewenste uiteindelijke vorm te brengen stent 12, bijvoorbeeld een stent waarvan het lichaam is gedrenkt in 10 een door bestraling met U-straling gecontroleerd tot uitharding te brengen kunsthars.

Rond de buis 12 is ter plaatse 9 ook het distale einde 14a van een dunne vulslang 14 vastgezet, die gaat door de buis 10 en waarvan het proximale einde tot een pakketje 14b is opgerold.

15 De eenheid 2 vormt aldus een compact en gemakkelijk te han teren geheel dat slechts weinig ruimte in beslag neemt en dus probleemloos met een aantal soortgelijke eenheden voor het ra-dio-actief opladen ervan kan worden geplaatst in een reactorvat.

Wanneer deze eenheid 2 ten behoeve van het plaatsen van de 20 stent 12 moet worden gecombineerd met een plaatsingskatheter wordt eerst - zie fig. 2 - de voerdraad 16 via de gekozen bloedvaten van de patiënt tot op de gewenste plaats gebracht waarna om het buiten het lichaam gelegen einde daarvan de eenheid 2 op de voerdraad wordt opgestoken, het afgerolde proximale einde 14b 25 van de vulslang 14 in het distale einde 18 van de plaatsingskatheter 20 wordt ingebracht en het geheel zo ver wordt doorgeschoven tot het proximale einde van de slang bij de handgreep 22 uit de katheter 20 uitsteekt en over het distale einde van het katheterlichaam 20 k - bij 22 wordt teruggevouwen. Deze situatie 30 is getoond in fig. 3, welke fig. eveneens toont hoe daarna het vuleinde 24 van de mediumvulpomp 26 afdichtend kan worden aangesloten.

Aan het distale einde van de katheter is de situatie zoals op vergrote schaal getekend in fig. 4: het van schroefdraad 17 35 voorziene distale einde 18 van het katheterlichaam 20 is om de schroefdraad 11 van de geleidebuis 10 geschroefd waarbij een perfecte en afdichtende bevestiging wordt verkregen - het samenstel vormt thans één geheel.

i n 1 R 413 -4-

Nadat deze handelingen zijn voltooid wordt op de gebruikelijke wijze de ballon tot uitzetting gebracht waardoor ook de stent 12 wordt uitgezet; na belichting met UV-straling (op bekende wijze via een door de katheter gaande, niet getekende 5 lichtgeleider ), hardt deze uit en verkrijgt zijn uiteindelijke vorm.

Bekend zijn stents die z.g. "zelf-uitzetbaar" zijn, dus stents die door hun eigen veerkracht na het verwijderen van een opsluitende huls de gewenste uiteindelijke configuratie aanne-10 men. Fig. 5 toont in zijaanzicht een dergelijke stent 52 in de gecomprimeerde toestand, nauw omsloten door de huls 54. Van de te gebruiken plaatsingskatheter is slechts het distale einde 56 getoond met een daardoor geleide trekdraad 58 waarvan het haakvormig omgezette einde 60 kan worden gekoppeld met een trekoog 15 62 aan de huls 54. Het distale einde 56 wordt in de huls 54 ge schroefd - zie fig. 6 - waarna een functionele eenheid is verkregen die als geheel op de gewenste plaats wordt gemanipuleerd. Daarna wordt door middel van de trekdraad 58, die is gekoppeld aan de huls 54, deze laatste teruggetrokken en expandeert de 20 stent tot de gewenste uiteindelijke vorm, zoals in fig. 7 getoond.

1015413

Claims (6)

1. Kathetersamenstel omvattende een positioneringskatheter en een met het distale einde daarvan samenwerkend werkzaam ele-5 ment, met het kenmerk, dat de katheter enerzijds en het werkzame element anderzijds zijn uitgevoerd als separate eenheden die onafhankelijk van elkaar kunnen worden opgeslagen en behandeld en vóór gebruik tot een functioneel geheel kunnen worden gecombineerd.

2. Kathetersamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het werkzame element een uitzetballon is.

3. Kathetersamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat van het ballonlichaam het proximale einde overgaat in een lange, smalle oprolbare vulslang geschikt om door het lumen van een po- 15 sitioneringskatheter te worden geleid en aan het proximale einde daarvan te worden aangesloten op een drukmediumbron.

4. Kathetersamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat door het proximale einde van de ballon een in hoofdzaak starre, met het lumen der bron in verbinding staande buis gaat 20 ter ondersteuning van de ballonvulslang en ter koppeling met het distale einde van de positioneringskatheter.

5. Kathetersamenstel volgens conclusie 2-4, met het kenmerk, dat rond de uitzetballon een na uitzetting in vormvaste toestand te brengen stent is aangebracht.

6. Kathetersamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stent is van de zelf-uitzettende soort, en is omringd door een de stent in gecomprimeerde toestand houdende huls, voorzien van een koppelorgaan ter verbinding daarvan met een door de katheter geleide manipulatiedraad. 1015413