NL1015105C2

NL1015105C2 - Four wheeled vehicle propelled by pedals has free-wheel coupling between pedal chain wheel and pedal crank

Info

Publication number: NL1015105C2
Application number: NL1015105A
Authority: NL
Inventors: Teunis Karel Van Ee
Original assignee: Teunis Karel Van Ee
Priority date: 2000-05-03
Filing date: 2000-05-03
Publication date: 2000-12-28
Also published as: NL1015105A1

Abstract

The vehicle (1) has front wheels (6) which are steered by a steering wheel and a steering rack mechanism. The rear wheels (5) are driven by pedals (10) via a chain (11) . The chain wheel to which the pedals are attached has an eccentric central mechanism (100) which decouples the crank shaft from the chain wheel if the user stops pedaling while the vehicle is moving.

Description

Trapauto met vrijloopkopoelino.Pedal car with freewheel head pulley.

De uitvinding heeft betrekking op een trapauto of skelter met een vrijloopkoppeling.The invention relates to a pedal car or go-kart with a freewheel clutch.

Het is bekend om een trapauto te voorzien van een vrijloopkoppeling op de achteras. Hiervoor wordt 5 verwezen naar het Nederlands octrooi 1005378 op naam van aanvraagster, van welk octrooi de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd.It is known to provide a pedal car with a freewheel coupling on the rear axle. For this, reference is made to the Dutch patent 1005378 in the name of the applicant, the patent of which the content is to be regarded as inserted here.

De bekende vrijloopkoppeling heeft in de praktijk bewezen goed te werken. Een nadeel is echter dat de 10 van een vrijloopkoppeling voorziene trapauto's op voorraad moeten worden gemaakt en niet direct op vraag geproduceerd kunnen worden, omdat de vrijloopkoppeling in de achteras opgenomen is en dus deel uitmaakt van een omvangrijk gedeelte van de trapauto en moeilijk bereikbaar is. Indien 15 dat nodig mocht zijn is vervanging van (onderdelen van) de vrijloopkoppeling een tijdrovende aangelegenheid.The known freewheel coupling has proven to work well in practice. A drawback, however, is that the pedal trucks provided with a freewheel clutch must be kept in stock and cannot be produced immediately on demand, because the freewheel coupling is incorporated in the rear axle and thus forms part of a large part of the pedal car and is difficult to access. If necessary, replacement of (parts of) the freewheel clutch is a time-consuming matter.

Een doel van de aanvrage is om hierin verbetering te brengen. Hiertoe voorziet de aanvrage in een trapauto of skelter met trapas met daarmee verbonden 20 trappers, en een op een trapas aangebrachte, een aandrijf-ketting aangrijpend eerste kettingwiel en een op een wielas aangebracht tweede kettingwiel, alsmede een om de beide kettingwielen lopende overbrengingsketting, waarbij tussen het eerste kettingwiel en de trapas een vrijloop-25 koppeling aangebracht is.An aim of the application is to improve on this. To this end, the application provides a pedal car or pedal go-kart with a crankshaft with associated pedals, and a first chain wheel mounted on a crank shaft, engaging a drive chain and a second chain wheel mounted on a wheel axle, and a transmission chain running around the two chain wheels. a freewheel clutch is fitted between the first chain wheel and the bottom bracket.

1015105 21015105 2

De trapaandrijving is een onderdeel dat gemakkelijk bereikbaar is en zonder dat veel andere onderdelen verwijdert behoeven te worden gemonteerd of gedemonteerd kan worden. Ditzelfde geldt dan ook voor de op de trapas 5 geplaatste vrijloopkoppeling. De overige aandrijvingson-derdelen, de ketting en daarachter gelegen onderdelen, kunnen op de trapauto blijven en standaard zijn. Voorts is de radiale ruimte die bij het kettingwiel beschikbaar is vrij groot, zodat een gunstige krachtoverdracht kan 10 plaatsvinden, zonder dat extra plaats wordt ingenomen.The pedal drive is a part that is easily accessible and can be mounted or dismantled without removing many other parts. The same also applies to the freewheel clutch placed on the bottom bracket 5. The remaining drive parts, the chain and parts behind it, can remain on the pedal car and be standard. Furthermore, the radial space available at the sprocket wheel is quite large, so that a favorable power transfer can take place without additional space being taken up.

De vrijloopkoppeling volgens de uitvinding functioneert op betrouwbare, positieve wijze in een radiaal vlak ten opzichte van de as met eenvoudige nokken die door de toch al voorhanden zijnde rotatiebeweging in, 15 respectievelijk uit ineengrijping met elkaar gebracht worden. Hierdoor is de koppeling eenvoudig en compact.The freewheel clutch according to the invention functions in a reliable, positive manner in a radial plane with respect to the shaft with simple cams which are brought into engagement with one another by the rotational movement which is already present. This makes the coupling simple and compact.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaans octrooi-schrift 2.125.763 een vrijloopkoppeling voor trapauto's bekend is, waarbij de wielas gelagerd is in de wielnaaf en 20 daarin voorzien is van een excentrisch gedeelte. In de naaf ligt een cilindervormig staafje, dat daarin vrij kan rollen wanneer de trappers stil worden gehouden en radiaal binnenwaarts reikt in de baan van het excentrische gedeelte. Wanneer de as geroteerd wordt, komt het excentrische 25 gedeelte als vanzelf in aangrijping met het staafje en moet door wrijving en door klemming een verbinding tot stand gebracht worden tussen de as en de naaf. Op den duur is de betrouwbaarheid van de werking in het geding door slijtage. Bovendien kan de koppeling onregelmatig werken 30 wanneer deze meerdere malen achter elkaar, in eenzelfde richting, wordt gebruikt, doordat het staafje dan over de as bewogen zal worden naar de andere zijde daarvan.It is noted that US patent specification 2,125,763 discloses a freewheel clutch for pedal cars, wherein the wheel axle is mounted in the wheel hub and is provided with an eccentric part therein. In the hub is a cylindrical rod that can roll freely therein when the pedals are held still and extends radially inwardly in the path of the eccentric portion. When the shaft is rotated, the eccentric part automatically engages the rod and a connection must be made between the shaft and the hub by friction and clamping. In the long run, the reliability of the operation is at stake due to wear. Moreover, the coupling can operate irregularly when it is used several times in a row, in the same direction, because the rod will then be moved over the shaft to the other side thereof.

Bij voorkeur omvat de vrijloopkoppeling tenminste een eerste, met de trapas in meeroterende toes-3 5 tand brengbare nok en tenminste een tweede, met het kettingwiel vaste nok, waarbij de eerste nok excentrisch om de trapas verdraaibaar is tussen een relatief radiaal J 0 1 5 1 0 5 3 buitengelegen, in de baan van de tweede nok grijpende eerste aandrijfstand en een relatief radiaal binnengelegen, buiten de baan van de tweede nok vallende vrij-loopstand.Preferably, the freewheel clutch comprises at least a first cam which can be brought into rotation with the crankshaft and a at least a second cam fixed with the sprocket wheel, the first cam being rotatable eccentrically about the crankshaft between a relatively radial 1 0 5 3 outer, first driving position engaging in the track of the second cam and a relatively radially inner, free-running position falling outside the path of the second cam.

5 De vrijloopkoppeling volgens de uitvinding functioneert in een radiaal vlak ten opzichte van de aandrijfas met eenvoudige nokken die door de toch al voorhanden zijnde rotatiebeweging in respectievelijk uit ineengrijping met elkaar gebracht worden. Hierdoor is de 10 koppeling eenvoudig en compact.The freewheel clutch according to the invention functions in a radial plane with respect to the drive shaft with simple cams which are brought together or disengaged by the rotational movement which is already present. This makes the 10 coupling simple and compact.

Bij voorkeur omvat de vrijloopkoppeling tenminste een eerste, met de trapas in meeroterende toestand brengbare nok en tenminste een tweede, met het eerste ket-tingwiel vaste nok, waarbij de eerste nok excentrisch om 15 de trapas verdraaibaar is tussen een relatief radiaal buitengelegen, in de baan van de tweede nok grijpende eerste aandrijfstand en een relatief radiaal binnengelegen, buiten de baan van de tweede nok vallende vrij-loopstand.Preferably, the freewheel clutch comprises at least a first cam, which can be rotated with the crankshaft in rotatable condition and at least a second cam, fixed with the first chain wheel, the first cam being rotatable eccentrically about the crankshaft between a relatively radially outer, in the first drive position engaging the trajectory of the second cam and a relatively radially inner free-running position falling outside the trajectory of the second cam.

20 Bij voorkeur omvat de vrijloopkoppeling voorts met de trapas rotatievaste middelen voor het bij verdraaiing van trapas meenemen van de eerste nok naar de tweede nok tot in de eerste aandrijfstand, waarmee op snelle en eenvoudige wijze de koppeling tot stand kan worden ge-25 bracht.Preferably, the freewheel clutch further comprises rotation-proof means with the bottom bracket for moving the first cam to the second cam into the first drive position when the crankshaft is rotated, with which the coupling can be established in a quick and simple manner.

De koppeling volgens de uitvinding kan op eenvoudige wijze ingericht worden voor werking in twee tegengestelde rotatierichtingen.The coupling according to the invention can be arranged in a simple manner for operation in two opposite directions of rotation.

Bij voorkeur omvat de trapauto voorts een eer-30 ste, rotatievast met de trapas verbonden cirkelvormige, met de trapas excentrische ring, waarbij de eerste nok bevestigd is op een tweede, cirkelvormige, met de trapas excentrische ring, die roteerbaar gelagerd is op de eerste ring.Preferably, the pedal car further comprises a first, rotationally connected to the crankshaft, rotationally connected to the crankshaft eccentric ring, the first cam being mounted on a second, circular, crank-eccentric ring, which is rotatably mounted on the first ring.

35 Bij voorkeur vormen de meeneemmiddelen een vast geheel vormen met de eerste ring en zijn bij voorkeur voorzien van in twee tegengestelde omtreksrichtingen 1015 10§ 4 gekeerde meeneemoppervlakken, die symmetrisch gelegen zijn ten opzichte van de lijn door het midden van de trapas en het excenterpunt.Preferably, the carrier means form a solid unit with the first ring and are preferably provided with carrier surfaces turned in two opposite circumferential directions, which are located symmetrically with respect to the line through the center of the crankshaft and the eccentric point.

Bij voorkeur is de tweede nok radiaal beschouwd 5 binnen het eerste kettingwiel gelegen. Het heeft dan de voorkeur dat de tweede nok aangebracht is op een met de trapas concentrische ring.Preferably, the second cam is located radially within the first sprocket. It is then preferred that the second cam is arranged on a ring concentric with the bottom bracket.

De tijd die benodigd is voor het koppelen wordt geminimaliseerd indien overeenkomstig een verdere 10 ontwikkeling volgens de uitvinding een aantal in rotatierichting op afstand van elkaar gelegen tweede nokken voorzien zijn.The time required for coupling is minimized if, in accordance with a further development according to the invention, a number of second cams spaced apart in rotation direction are provided.

Een eenvoudige en sterke uitvoering is die, waarin de meeneemmiddelen bevestigd zijn op een dwars op 15 de trapas staande plaat, die rotatievast is met de trapas. De plaat kan eventueel deel uitmaken van een kap, zie hierna.A simple and strong embodiment is that in which the carrying means are mounted on a plate standing transversely of the crankshaft, which is rotationally resistant to the crankshaft. The plate can possibly be part of a hood, see below.

Volgens een verdere ontwikkeling van de trapauto volgens de uitvinding vormen de meeneemmiddelen een vast 2 0 geheel met een crank. De koppeling bevindt zich hier dus ergens tussen een trapper met traphefboom en het kettingwiel.According to a further development of the pedal car according to the invention, the carrying means form a fixed unit with a crank. The clutch is therefore somewhere between a crank with crank lever and the chain wheel.

Bij voorkeur vormt de eerste ring een vast geheel met de eigenlijke trapas.The first ring preferably forms a fixed whole with the actual bottom bracket.

25 Het heeft daarbij de voorkeur indien de tweede nok aangebracht is op een over de koppeling reikende kap, bij voorkeur in of op het radiaal binnenwaarts gekeerde omtreksoppervlak daarvan, waardoor de koppeling afgeschermd wordt met een onderdeel dat toch al aanwezig is en · 30 aldus de compactheid vergroot is.It is thereby preferred if the second cam is mounted on a cap extending over the coupling, preferably in or on the radially inwardly facing circumferential surface thereof, so that the coupling is shielded with a part which is already present and thus the compactness is increased.

Bij voorkeur is de kap voorzien van een eerste bus die om de trapas grijpt, waarbij op de trapas een daarmee rotatievaste tweede bus voorzien is, die gelagerd is op de eerste bus. Aldus wordt een onderlinge uitrich-35 ting van kap, kettingwiel en trapas bevorderd.Preferably, the hood is provided with a first sleeve which engages around the crankshaft, a second sleeve which is rotationally fixed therewith provided on the crankshaft and which is mounted on the first sleeve. Thus mutual alignment of the hood, chain wheel and bottom bracket is promoted.

Anders omschreven is/zijn de tweede nok/nokken gelegen op een schaal die met de bodem de zijwaarste 1015105 . 5 begrenzing vormt voor een koppelingsruimte van de vrij -loopkoppeling, welke ruimte naar de tegengestelde zijde afgeschermd is door een kettingkast.Otherwise, the second cam (s) is / are located on a scale with the bottom side 1015105. 5 forms a boundary for a coupling space of the freewheel coupling, which space is shielded to the opposite side by a chain guard.

Bij voorkeur is de vrijloopkoppeling opgenomen 5 in een kettingkast.The freewheel clutch is preferably included in a chain guard.

Verder logistiek voordeel kan verkregen worden indien de trapas gelagerd is in een trapaslager, dat op losneembare wijze bevestigd is aan een chassisbalk van de trapauto.A further logistical advantage can be obtained if the bottom bracket is mounted in a bottom bracket bearing, which is releasably attached to a chassis beam of the pedal car.

10 Bij voorkeur is de vrijloopkoppeling gelegen tussen de eigenlijke trapas en het eerste kettingwiel.Preferably, the freewheel clutch is located between the actual bottom bracket and the first chain wheel.

Bij voorkeur zijn voorts middelen voorzien voor het tegen door de meeneemmiddelen bij rotatie veroorzaakte wrijvingskrachten op haar plaats houden van de eerste nok 15 in de vrijloopstand.Preferably, further means are provided for holding the first cam 15 in the free-running position against frictional forces caused by the dragging means during rotation.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een vrijloopkoppeling zoals hiervoor omschreven, kennelijk geschikt en bestemd voor een trapauto.The invention further relates to a freewheel clutch as described above, apparently suitable and intended for a pedal car.

De uitvinding heeft daarbij in het bijzonder 20 betrekking op een vrijloopkoppeling voor een trapauto, voor het koppelen van een trapaandrijving van de trapauto met een tandwiel, omvattend enerzijds een met de as concentrisch en rotatievast met het tandwiel verbonden lichaam, zoals bijvoorbeeld een kap, met tenminste een 25 radiaal binnenwaarts reikende nok die op een met de trapas concentrische cirkelbaan ligt, en anderzijds een binnen het voornoemde lichaam verdraaibare, ten opzichte van de trapas excentrische nok, die verplaatsbaar is tussen een relatief radiaal binnengelegen, buiten de cirkelbaan van 3 0 de nok aan het lichaam vallende vrij loopstand en een relatief buitengelegen, in de cirkelbaan van die nok grijpende aandrijf- of koppelstand. Hierbij is de trapaandrijving bij voorkeur voorzien van daarmee rotatievaste meenemer voor het in rotatierichting meevoeren van de 35 excentrische nok naar de aandrijf stand en deze daarin aangedrukt te houden. De excentrische nok is direct of indirect gelagerd op de trapas.The invention particularly relates to a freewheel clutch for a pedal car, for coupling a pedal drive of the pedal car to a gear wheel, comprising on the one hand a body concentrically and rotationally fixed to the gear wheel, such as for instance a cap, with the gear wheel at least one radially inwardly extending cam which lies on a circular track concentric with the crankshaft, and on the other hand a cam rotatable within the aforementioned body, eccentrically with respect to the crankshaft, which is movable between a relatively radially inwardly, outside the circular track of the Free running position falling on the cam and a relatively external driving or coupling position which engages in the circular path of that cam. In this case, the pedal drive is preferably provided with a rotationally-resistant carrier for carrying the eccentric cam in the direction of rotation and keeping it pressed therein. The eccentric cam is mounted directly or indirectly on the bottom bracket.

“te 1 5 1 0 5 6“At 1 5 1 0 5 6

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de toegevoegde tekeningen.The invention will be elucidated on the basis of exemplary embodiments, with reference to the appended drawings.

Figuur 1 toont een trapauto waarin aangegeven de 5 plaats van een vrijloopkoppeling volgens de volgende figuren.Figure 1 shows a pedal car in which the location of a freewheel clutch according to the following figures is indicated.

Figuur 2 toont een doorsnede door een voorbeeld-uitvoering van de vrijloopkoppeling volgens de aanvrage, gemonteerd op de trapas van de trapauto van figuur 1, in 10 de stand voor aandrijving achteruit.Figure 2 shows a cross section through an exemplary embodiment of the freewheel clutch according to the application, mounted on the bottom bracket of the pedal car of Figure 1, in the reverse drive position.

Figuur 3 toont de vrijloopkoppeling van figuur 2, in de vrijloopstand.Figure 3 shows the freewheel clutch of figure 2, in the freewheel position.

Figuur 4 toont de vrijloopkoppeling van figuren 2 en 3, nu echter in de stand voor aandrijving vooruit.Figure 4 shows the freewheel clutch of Figures 2 and 3, but now in the forward drive position.

15 Figuur 5 toont een schematisch perspectivisch aanzicht op de vrijloopkoppeling van de figuren 2-4, in gemonteerde toestand.Figure 5 shows a schematic perspective view of the freewheel coupling of Figures 2-4, in mounted condition.

In figuur 1 is weergegeven de - motorloze trapauto of skelter 1 volgens de uitvinding, die een 20 chassis met hoofdbalk 2 omvat, een daarop bevestigde stoel 3, met een achterbalk 4 en achterwielen 5, die bevestigd zijn op de uiteinden van achter- of aandrijfassen 7 om daardoor aangedreven te worden. De aandrijfassen 7 zelf worden aangedreven met behulp van een daarop vast aange- 25 bracht tandwiel 25, dat aangegrepen wordt door een ketting 11, die via tandwielvormig voorblad 9 en vrijloopkoppeling 100 aangedreven kan worden met behulp van trapas 30 en daarop gemonteerde trappers 10.Figure 1 shows the motorless pedal car or go-kart 1 according to the invention, which comprises a chassis with main beam 2, a seat 3 mounted thereon, with a rear beam 4 and rear wheels 5, which are mounted on the ends of rear or drive axles 7 to be powered by it. The drive shafts 7 themselves are driven by means of a gear 25 fixedly mounted thereon, which is engaged by a chain 11 which can be driven via gear-shaped front blade 9 and freewheel clutch 100 by means of bottom bracket 30 and pedals 10 mounted thereon.

Vooraan is de trapauto 1 voorzien van voorwielen 30 6, die vrij roteerbaar aangebracht zijn op de einden van een voorbalk 12 van het chassis en aan de fusee-einden van een spoorstang 8 die heen en weer bewogen kan worden met behulp van stuurstang en stuurwiel.At the front, the pedal car 1 is provided with front wheels 30, which are freely rotatably mounted on the ends of a front beam 12 of the chassis and on the pivot ends of a track rod 8 which can be moved back and forth using the steering rod and steering wheel.

Met behulp van de vrij loopkoppeling 100 van de 3 5 figuren 2-5 is de trapauto 1 naar keuze van de gebruiker in de richting A, vooruit of in de richting B, achteruit aangedreven kan worden of in een van die richtingen zonder 1015109 7 actieve aandrijving uit kan rijden.Using the freewheel clutch 100 of the Figures 2-5, the pedal car 1 can be driven backwards in the direction A, forwards or in the direction B, or in one of those directions, without the driver being active 1015109 7 drive can drive out.

Op het tandwiel 9 is een kap 13 vastgezet, bijvoorbeeld door lassen, om daarmee één roteerbaar geheel te vormen. De kap 13 omvat een bodem 14a en een omtreks-5 wand 14b. De trapas 30 reikt door de bodem 14a en is roteerbaar ten opzichte daarvan. In de figuren 2-4 is de kap 13 verticaal doorgesneden. Zoals in figuur l te zien is, is de kap 13 omgeven door een kettingkast 40 en naar één zijde gesloten en aan de tegengestelde, open zijde 10 gekeerd naar een montagebus 50, die voorzien is van een lager 51 voor de trapas en vrijloopkoppleing en van monta-geflenzen 52 waarmee het geheel van trapas 30, vrijloop-koppeling 100 en montagebus 50 aan de chassisbalk 2 - middels gebruikelijke bouten- gemonteerd kunnen worden.A cap 13 is fixed on the gear wheel 9, for instance by welding, to form one rotatable whole therewith. The hood 13 includes a bottom 14a and a circumferential wall 14b. The bottom bracket 30 extends through the bottom 14a and is rotatable relative to it. In Figures 2-4, the hood 13 is cut vertically. As can be seen in figure 1, the cover 13 is surrounded by a chain guard 40 and closed on one side and on the opposite, open side 10 faces a mounting sleeve 50, which is provided with a bearing 51 for the bottom bracket and free-wheel coupling and of mounting flanges 52 with which the whole of bottom bracket 30, freewheel coupling 100 and mounting sleeve 50 can be mounted on the chassis beam 2 - using conventional bolts.

15 Binnen de kap 13, tussen die kap en de trapas 30, bevinden zich verdere onderdelen van de vrijloopkoppe- ling 100 volgens de aanvrage.Within the hood 13, between that hood and the bottom bracket 30, there are further parts of the freewheel clutch 100 according to the application.

Radiaal van binnen naar buiten beschouwd is eerst een bus 15 nauwpassend doch relatief roteerbaar op 20 de door de kap 13 reikende trapas 30 met een straal Rx van bijvoorbeeld 7,5 mm geplaatst. Deze bus 15, die zo lang is dat deze door de montagebus 50 reikt, kan een buitenomtrek met een straal van 7 mm bezitten, en is aan een eind vast bevestigd aan de bodem van de kap 13.Viewed radially from the inside out, a sleeve 15 is first placed snugly but relatively rotatably on the bottom bracket 30 extending through the cap 13 with a radius Rx of, for example, 7.5 mm. This sleeve 15, which is so long that it passes through the mounting sleeve 50, can have an outer circumference with a radius of 7 mm, and is fixed at one end to the bottom of the cap 13.

25 Op de bus 15 is een bus 31 gelagerd, die even eens lang genoeg is om door de montagebus 50 te reiken om daarin gelagerd te zijn. De bus 31 is aan de trapas 30 vastgelast om daarmee te roteren en is nabij de bodem van de kap 13 vastgelast aan een plaat 16.A bush 31 is mounted on the bush 15, which is also long enough to pass through the mounting bush 50 to be supported therein. The sleeve 31 is welded to the bottom bracket 30 to rotate therewith and is welded to a plate 16 near the bottom of the cap 13.

30 Op de plaat 16 is een verdere, om de bus 31 gelegen bus 17 vastgelast, die echter een middelpunt heeft dat op een afstand e ligt van de hartlijn van de trapas 30. Om de bus 17 is een verdere bus 18 geplaatst, die met binnenoppervlak 18a in omtreksrichting vrij kan bewegen 35 over buitenoppervlak 17a van de bus 17. De bussen 17 en 18 bezitten nagenoeg dezelfde lengtes. De bussen 17 en 18 worden in axiale richting, weg van de kap 13 op hun plaats ie 15 n 5 8 gehouden middels de montagebus 50.A further sleeve 17, which surrounds the sleeve 31, is welded onto the plate 16, but which has a center which is at a distance e from the center line of the bottom bracket 30. A further sleeve 18 is placed around the sleeve 17, which inner surface 18a can move freely in circumferential direction over outer surface 17a of the sleeve 17. The sleeves 17 and 18 have substantially the same lengths. Bushings 17 and 18 are held in axial direction away from hood 13 ie 15 and 5 by mounting bush 50.

De plaat 16 reikt met een meenemer 16e radiaal tot buiten de bus 18. De bus 18 is aan het buitenoppervlak voorzien van een daaraan gelaste (eerste) nok 19, die - in 5 een richting van het vlak van tekening loodrecht naar boven - voorbij de rand van de bus 18 reikt, tot aan het naar de kap 13 gekeerde eindvlak van de plaat 16 en ligt in een radiaal vlak dat samenvalt met de plaat 16. De nok 19 bezit in in hoofdzaak tegengestelde richtingen gekeerde 10 aanslagoppervlakken 19a en 19b. Deze aanslagoppervlakken (of tweede nokken) 19a en 19b zijn bestemd om tijdens het bedrijf van de vrijloopkoppeling volgens de uitvinding naar keuze samen te werken met meeneemoppervlakken 16a, 16b, die gevormd zijn op de randen van de meenemer 16e, en 15 aandrijfoppervlakken 20a, 20b, 21a, 21b en 22a, 22b, die respectievelijk gevormd zijn op indeukingen of inkepingen 20, 21 en 22 in de omtrekswand 14 van de kap 13. Deze inkepingen lopen bij voorkeur over de volledige hoogte van de omtrekswand 14, althans tot over de volledige lengte 20 van de nok 19, voor het verschaffen van een zo groot mogelijk aandrijfoppervlak.The plate 16 extends radially outwardly from the bush 18 with a driver 16e. The bush 18 is provided on the outer surface with a welded (first) projection 19, which - in a direction of the plane of the drawing perpendicularly upwards - beyond the edge of the sleeve 18 extends to the end face of the plate 16 facing the cap 13 and lies in a radial plane coinciding with the plate 16. The cam 19 has abutment surfaces 19a and 19b facing in substantially opposite directions. These stop surfaces (or second cams) 19a and 19b are intended to optionally cooperate with the drive surfaces 16a, 16b formed on the edges of the driver 16e, and drive surfaces 20a, 20b during operation of the freewheel clutch according to the invention. , 21a, 21b and 22a, 22b, which are respectively formed on indentations or notches 20, 21 and 22 in the circumferential wall 14 of the hood 13. These notches preferably extend over the full height of the circumferential wall 14, at least up to the full length 20 of the cam 19, to provide the largest possible drive surface.

De plaat 16 bezit een cirkelvormige eindrand 16c, die bij rotatie van de trapas 30 een cirkelbaan beschrijft met straal R4 van bijvoorbeeld 36 mm welke 25 concentrisch is met de hartlijn M van de trapas 30. De kap 13 en de omtrekswand 14b daarvan zijn eveneens concentrisch met de trapas 3 0 en bezitten ten opzichte van de hartlijn daarvan een straal -ter plaatse van het binnenop-pervlak- van R2 van bijvoorbeeld 48 mm. De toppen van de 30 inkepingen 20, 21 en 22 liggen op een cirkel met straal R3 ten opzichte van de hartlijn van de trapas 30, die bijvoorbeeld 40 mm bedraagt en groter is dan R4.The plate 16 has a circular end edge 16c, which, when rotating the crankshaft 30, describes a circular path with radius R4 of, for example, 36 mm, which is concentric with the center line M of the crankshaft 30. The cap 13 and the peripheral wall 14b thereof are also concentric with the crankshaft 30 and have a radius - at the location of the inner surface - of R2 of, for example, 48 mm with respect to the axis thereof. The tips of the notches 20, 21 and 22 lie on a circle with radius R3 with respect to the centerline of the bottom bracket 30, which is for instance 40 mm and larger than R4.

De nok 19, die op de tekening gezien naar beneden uitsteekt ten opzichte van de eindrand van de bus 18, 35 ligt met het buitenste vlak op een straal R5 van bijvoorbeeld 40 mm vanaf de hartlijn N van de bus 18, welke hartlijn N, zoals reeds gemeld is, op een afstand e van fo15 109 9 bijvoorbeeld 4 mm van de hartlijn van de trapas 30 ligt. Het buitenoppervlak van de bus 118 bezit een straal van R6 van bijvoorbeeld 25 mm. Deze straal R6 is zodanig dat het gedeelte 16e van de plaat 16 radiaal buiten de bus 18 5 reikt en met het meeneemoppervlak 16a of 16b in de baan van de nok reikt, zodat ofwel de oppervlakken 16a en 19b elkaar kunnen aangrijpen ofwel de oppervlakken 19a en 16b.The cam 19, which, seen in the drawing, protrudes downwards with respect to the end edge of the sleeve 18, 35 lies with the outer surface at a radius R5 of, for example, 40 mm from the center line N of the sleeve 18, which center line N, such as it has already been reported, at a distance e of fo15 109 9, for example, 4 mm from the center line of the bottom bracket 30. The outer surface of the sleeve 118 has a radius of R6 of, for example, 25 mm. This radius R6 is such that the portion 16e of the plate 16 extends radially outside the sleeve 185 and extends with the entrainment surface 16a or 16b in the path of the cam, so that either the surfaces 16a and 19b can engage each other or the surfaces 19a and 16b.

Daar straal R4 kleiner is dan de straal R3 kan de plaat of nok 16 in principe vrij omlopen binnen de kap 10 13. Indien dat gebeurt, en de situatie in figuur 8 aanwe zig is, is er geen koppeling aanwezig tussen de trapas 30 (met de plaat 16) en het tandwiel 22 (met de kap 13). Dit is de vrijlooptoestand.Since radius R4 is smaller than radius R3, the plate or cam 16 can in principle circulate freely within the hood 10 13. If this happens, and the situation in figure 8 is present, there is no coupling between the bottom bracket 30 (with the plate 16) and the gear 22 (with the cap 13). This is the freewheel condition.

Wanneer met behulp van de trappers 10 de ketting 15 11 weer wordt aangedreven om naar achteren te rijden, zal de trapas 3 0 verdraaien in de richting C (zie figuur 2) .When the chain 15 11 is again driven with the aid of the pedals 10 to drive backwards, the crankshaft 30 will rotate in the direction C (see figure 2).

Dit geldt ook voor de plaat 16, en deze zal op een gegeven moment met het meeneemoppervlak 16a aankomen tegen het oppervlak 19b van de nok 19. Deze nok 19 wordt dan door de 20 plaat 16 op positieve, directe wijze rondgedraaid, waarbij de bus 18 meeroteert over de bus 17. Voorafgaande aan de aangrijping door de plaat 16 is als gevolg van de excentrische ligging van de bus 18 ten opzichte van de rotatie-hartlijn van de trapas 30 de nok 19 ten opzichte daarvan 25 radiaal naar buiten bewogen, dat wil zeggen dichter naar de met de trapas 30 concentrische wand 14b van kap 13.This also applies to the plate 16, and it will at some point come into contact with the surface 19b of the cam 19 with the carrier surface 16a. This cam 19 is then rotated in a positive, direct manner by the plate 16, whereby the sleeve 18 rotates about the sleeve 17. Prior to the engagement by the plate 16, the cam 19 is moved radially outward relative to it because of the eccentric location of the sleeve 18 relative to the axis of rotation of the crankshaft 30, i.e. say closer to the concentric wall 14b of hood 13 concentric with the bottom bracket 30.

Voordat de nok 19 echter de maximale radiale stand, gelegen in het vlak S kan bereiken, is deze reeds tegen het meeneemoppervlak 16a van de plaat 16 aangekomen. 30 Hierdoor wordt voorkomen dat de nok 19 vast zou kunnen lopen tegen het binnenoppervlak van de wand 14b tussen de inkepingen 20, 21 en 22, maar waarbij dan wel een kap 13 gebruikt kan worden met een zo klein mogelijke diameter.However, before the cam 19 can reach the maximum radial position, located in the plane S, it has already contacted the carrier surface 16a of the plate 16. This prevents the projection 19 from jamming against the inner surface of the wall 14b between the notches 20, 21 and 22, but in which case a cap 13 of the smallest diameter can then be used.

De plaat 16 neemt als gevolg van de aandrijving 35 via trapas 3 0 de nok 19 mee totdat deze met oppervlak 19a aankomt tegen oppervlak 22a (in dit voorbeeld) van inkeping 22. Vanaf dat moment wordt de aandrijfkracht op 1015109 10 zekere wijze van de trapas 30, via plaat 16 overgedragen op de nok 19 en van de nok 19 op de inkeping 22 en daarmee op de kap 13 en daarmee op het tandwiel 09.The plate 16, as a result of the drive 35 via crankshaft 30, takes the cam 19 with it until it touches with surface 19a against surface 22a (in this example) of notch 22. From that moment on, the driving force is 1015109 10 from the crankshaft 30, transferred via plate 16 to the cam 19 and from the cam 19 to the notch 22 and thus to the cap 13 and thus to the gear 09.

Wanneer de trappers 10 worden stilgehouden zal 5 plaat 16 eveneens tot stilstand komen, maar doordat de wielen 05 voort blijven rollen en de ketting 11 blijft omlopen zal het tandwiel doorgaan met roteren en hetzelfde geldt voor de kap 13. Hierdoor zal de inkeping 22 wegdraaien van de nok 19 en zal de volgende nok 21 met het 10 oppervlak 21b het oppervlak 19b aangrijpen en de nok 19, die vast verbonden is met de vrij verdraaibare bus 18, in de richting C meenemen totdat, als gevolg van de onderling excentrische ligging van bus 18 en kap 13, de oppervlakken 21b en 19b buiten eikaars bereik divergeren. Op dat moment 15 is weer de vrijlooptoestand bereikt.When the pedals 10 are held still, plate 16 will also come to a standstill, but as the wheels 05 continue to roll and the chain 11 continues to rotate, the sprocket will continue to rotate and the same applies to the cover 13. This will cause the notch 22 to rotate away from the cam 19 and will engage the next cam 21 with the surface 21b the surface 19b and take the cam 19, which is fixedly connected to the freely rotatable sleeve 18, in the direction C until, due to the mutually eccentric location of the sleeve 18 and hood 13, surfaces 21b and 19b diverge from each other's range. At that moment the free-running state has been reached again.

Wanneer van de vri j loopstand van figuur 3 overgegaan moet worden naar de aandrijfstand vooruit in figuur 4, vinden dezelfde gebeurtenissen plaats als die welke omschreven zijn bij de bespreking van figuur 2, alleen dan 20 in tegengestelde richting D. De nok 19 wordt dan enerzijds aangegrepen door meeneemoppervlak 16b van de plaat 16 en anderzijds tegengehouden door oppervlak 21b van de inkeping 21, zodat de kap 13 mee roteert in de richting D. Door deze inklemming wordt voorts voorkomen dat de nok 19 25 met bus 18 kan gaan klapperen.When changing from the free running position of Figure 3 to the forward driving position in Figure 4, the same events as those described in the discussion of Figure 2 occur, only 20 in the opposite direction D. The cam 19 then becomes on the one hand engaged by the carrying surface 16b of the plate 16 and, on the other hand, restrained by the surface 21b of the notch 21, so that the cap 13 rotates in the direction D. This clamping also prevents the cam 19 from chattering with the sleeve 18.

Gezien zal worden dat de vrijloopkoppeling 100 volgens de uitvinding zeer eenvoudig van opbouw is en derhalve betrouwbaar kan functioneren en bovendien weinig plaats inneemt. Bovendien is de vrijloopkoppeling gemakke-30 lijk te plaatsen of te verwijderen.It will be seen that the freewheel clutch 100 according to the invention has a very simple construction and can therefore function reliably and, moreover, takes up little space. In addition, the freewheel clutch is easy to install or remove.

De uitvinding is niet beperkt tot de boven omschreven uitvoeringsvoorbeelden; de beschermingsomvang wordt bepaald door de hierna volgende conclusies.The invention is not limited to the above-described exemplary embodiments; the scope of protection is defined by the following claims.

10151051015105

Claims

1. Pedal car or pedal go-kart with bottom bracket and connected pedals, and a first sprocket engaging a drive chain engaging a crank shaft and a second sprocket mounted on a wheel axle, as well as a transmission chain running around the two sprockets, between the first sprocket and the a freewheel clutch is fitted.

Pedal car according to claim 1, wherein the freewheel coupling comprises at least a first cam which can be rotated with the crankshaft in rotatable condition and at least a second cam fixed with the first sprocket wheel, wherein the first cam can be rotated eccentrically about the crankshaft between a relatively radial outer first driving position engaging in the track of the second cam and a relatively radially inner freewheel position falling outside the path of the second cam.

Pedal car according to claim 2, wherein the freewheel coupling further comprises rotation-proof means with the bottom bracket for moving the first cam to the second cam into the first drive position when the crankshaft is turned.

Pedal car according to claim 3, wherein the carrying means are adapted for operation in two opposite directions of rotation.

Pedal vehicle as claimed in claim 3 or 4, with a first circular, eccentric ring connected to the bottom bracket rotatably, the first cam being mounted on a second, circular eccentric ring, which is rotatably mounted on the first 3. ring.

6. Pedal car according to claim 5, wherein the carrier means form a fixed whole with the first ring and preferably comprise carrier surfaces turned in two opposite circumferential directions, which are symmetrically located relative to the line through the center of the crankshaft and the eccentric point.

Pedal car according to any one of claims 3-6, wherein the second cam is located radially within the first sprocket wheel.

Pedal car according to claim 7, wherein the second cam is arranged on a ring concentric with the crankshaft.

Pedal car according to any one of claims 3-8, 10, wherein a number of second cams spaced in rotation direction are provided.

Pedal car according to any one of claims 3-9, wherein the carrying means are mounted on a plate standing transversely of the crankshaft, which is rotationally resistant to the crankshaft.

Pedal car according to any one of claims 3-10, wherein the carrying means form a fixed whole with a crank.

12. Pedal car as claimed in any of the claims 5-11, wherein the first ring forms a fixed whole with the actual crankshaft.

Pedal car according to claim 12, wherein the second cam is arranged on a hood extending over the coupling, preferably in or on the radially inwardly facing peripheral surface thereof.

Pedal car as claimed in claim 13, wherein the hood is provided with a first sleeve which engages around the bottom bracket, wherein on the bottom bracket a rotation-resistant second sleeve is provided, which is mounted on the first sleeve.

15. Pedal car as claimed in claims 12-14, wherein the second cam / cams located on a scale which with the bottom forms the lateral boundary for a coupling space of the freewheel coupling, which space is shielded to the opposite side by a chain box.

Pedal car as claimed in any of the claims 12-15, 3. wherein the freewheel coupling is accommodated in a chain guard.

Pedal car as claimed in any of the claims 12-16, 1015109. 13 wherein the bottom bracket is mounted in a bottom bracket bearing, which is releasably attached to a chassis beam of the pedal car.

18. Pedal car according to any one of claims 12-17, wherein the freewheel clutch is located between the actual crankshaft and the first sprocket wheel.

A pedal car according to any one of claims 2-18, wherein means are provided for holding the first cam in the free-running position against frictional forces 10 caused by the dragging means during rotation.

Freewheel clutch as defined in any one of the preceding claims, apparently suitable and intended for a pedal car.

21. Free-running coupling for a pedal car, for coupling a pedal drive of the pedal car with a gear wheel, comprising on the one hand a body concentrically and rotationally fixed to the gear wheel, such as a hood, with a radial 2. inwardly extending cam which lies on a circular track concentric with the crankshaft and on the other hand a cam rotatable within the aforementioned body, eccentrically with respect to the crankshaft, which is movable between a relatively radially located, free running position falling on the body outside the circular track of the cam and a relatively external driving or coupling position engaging in the circular path of said cam.

22. Freewheel clutch according to claim 21, wherein the pedal drive is provided with a rotationally-resistant driver for carrying along the eccentric cam in the direction of rotation and keeping it pressed therein.

The freewheel clutch of claim 22, wherein the eccentric cam is directly or indirectly mounted on the bottom bracket. -o-o-o-o-o-o-o-o- * 0 15 109