NL1014775C2 - Inrichting voor het afleveren van vloeibare koolwaterstoffen, welke inrichting voorzien is van middelen voor het terugwinnen van dampen. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET AFLEVEREN VAN VLOEIBARE KOOLWATERSTOFFEN, WELKE INRICHTING VOORZIEN IS VAN MIDDELEN VOOR 5 HET TERUGWINNEN VAN DAMPEN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afleveren van koolwaterstoffen vanuit een opslagtank, omvattende: 10 - een vloeistofpomp, welke wordt gevolgd door een scheider tussen vloeistof en gas, welke verbonden is met een vloeistofmeetinrichting, welke stroomopwaarts van een verdeelkraan is geplaatst; - een circuit voor het terugwinnen van dampen van 15 koolwaterstoffen, welk circuit verbonden is met de afle- verkraan voor het opvangen van de dampen van de koolwaterstoffen aan de uitgangsaansluiting van het reservoir tijdens het vullen, waarbij de kraan verbonden is met een zuigpomp voor dampen, waarvan de uitgangsaansluiting 20 verbonden is met de opslagtank; - een besturingscentrale, welke verbonden is voor het meten van het volume van de vloeistof en voor het controleren van het dampdebiet en van de damppomp voor het besturen van het dampdebiet als functie van het 25 debiet van de vloeistof, welke door de kraan is af-geleverd; en - een scheider voor damp en vloeistof, welke voorzien is van een ontvangstkamer voor het ontvangen van de vloeistof.

30 Een dergelijke inrichting is bekend uit EP-A-0 486 910.

Nationale en internationale voorschriften met betrekking tot luchtverontreiniging eisen een eliminatie of terugwinning van dampen van koolwaterstoffen, welke daar-35 buiten worden uitgeworpen vanuit tanks van voertuigen (naar de omgeving) tijdens het vullen van de tank.

In het bijzonder bevat het volume boven de vloeistof in een tank dampen van koolwaterstoffen. Volgens geldende 1014775 2 regelingen moeten de dampen worden teruggewonnen en deze terugwinning wordt strikter, waarbij in bepaalde gevallen dampen moeten worden teruggewonnen met verliezen, welke kleiner zijn dan 5 %.

5 Of, wanneer de terugwinnning plaatsvindt op het niveau van de verdeelkraan (tankpistool), waarbij het stoppen van afleveringen in het algemeen bestuurd wordt door het stijgen van de vloeistof in de vulleiding van de tank van het voertuig, kan het zich voordoen dat vloei-10 stof wordt opgezogen door het terugwinningsysteem voor dampen. Dit is onbevredigend, omdat dit de werking van het zuigsysteem en van de terugwinning van de dampen verstoort. Wanneer de verdeelkraan zich niet automatisch sluit wanneer de vloeistof de opening van het tank van 15 het voertuig bereikt, kan deze overstromen.

Tenslotte, volgens de voorwaarden van de werking van de installatie en de toestand van het voertuig (warmvoer-tuig in de zomer, koud leidingwerk) kan er condensatie van teruggewonnen dampen plaatsvinden in de koude leiding 20 van het terugwinningscircuit voor de dampen. Het condensaat verzamelt zich en verstoort de werking van de middelen voor het besturen van het debiet van dampen en de zuigpomp voor de damp, welke stroomopwaarts van de be-sturingsmiddelen is geplaatst.

25 Het doel van de onderhavige uitvinding is het ver mijden van deze nadelen en deze verschaft hiertoe een afleverinrichting van de hierbovengenoemde soort, welke wordt gekenmerkt doordat de scheider is opgenomen in het circuit voor het terugwinnen van de dampen, stroomop-30 waarts van de controleinrichting voor het debiet van de damp en doordat de terugwinningskamer verbonden is met een afzuigbuis, waarvan de invoeropening voorzien is van een terugslagklep.

Omdat de dampzuigpomp niet meer het gevaar loopt 35 condensaat op te zuigen, kan zij op een zeer nauwkeurige effectieve wijze werken voor het opzuigen van het gas- 10 1 4 7 7 5 3 volume (dampen) vanaf het reservoir dat overeenkomt met het volume van de vloeistof, welke tegelijkertijd daarin wordt gevoerd door de afleverkraan.

Volgens een andere aantrekkelijke maatregel heeft de 5 dampuitgangsaansluiting van de scheider tussen dampen en vloeistoffen en deeltjesfilter.

Volgens een andere aantrekkelijke maatregel omvat de scheider tussen damp en vloeistof een kamer met een centrifugaal effect met een tangentiele invoeropening, 10 welke verbonden is met de dampleiding, en welke zelf verbonden is met de afleverkraan, een bodem waarin de afzuigbuis uitmondt, en een bovendeel, in het centrum van de kamer waarin een ontrekkingsbuis geplaatst is.

De installatie omvat eveneens een besturingscentrale 15 voor het ontvangen van informatie van de scheider om de goede werking ervan na te gaan.

Volgens een andere aantrekkelijke maatregel omvat de scheider tussen dampen en vloeistoffen een drijver, welke de opening van de afzuigbuis bestuurt als functie van het 20 niveau van de vloeistof, welke in de kamer is opgenomen.

Volgens een andere aantrekkelijke maatregel heeft de afzuigbuis een zeer kleine diameter om als vlamdover te werken.

Volgens andere aantrekkelijke maatregelen is: 25 - de bodem van de kamer van de scheider verbonden met een venturie, welke in de leiding geplaatst is die de meetinrichting met de afleverkraan verbindt; - is de zuigbuis verbonden met de ingangsopening van de pomp; 30 - is de bodem van de kamer van de scheider verbonden met een venturie, welke gemonteerd is in een leiding welke de uitgangsaansluiting van de damppomp met de tank verbindt; - is de drijver van de scheider voorzien van niveau-35 opnemer, welke is gekozen uit de groep weke wordt gevormd door een magneetopnemer een contactlamellenopnemer, een Hall-effectsonde of een met optische vezelswerkende opnemer of een optische koppelinrichting.

ί 0 1 4 7 75 4

Hierna zal de onderhavige uitvinding gedetailleerder worden beschreven met behulp van een enkele bijgevoegde figuur, welke een schema toont van een installatie voor het afleveren van vloeibare koolwaterstoffen volgens de 5 uitvinding.

Volgens de figuur heeft de uitvinding betrekking op een installatie voor het afleveren van koolwaterstoffen, omvattende een opslagtank 1, welke in de aarde is ingelaten en welke een volume van vloeibare koolwater-10 stoffen HL bevatten, waarboven zich een dampfase PH

bevindt, evenals een ventilatiebuis 101 met een veiligheidsklep 102. Een zuigpomp is met zijn zuigleiding 21 ondergedompeld in de vloeistof HL van het reservoir 1. Deze pomp 2 is aan zijn uitgangsaansluiting verbonden met 15 een scheider tussen vloeistof en gas 3, waarmee gas en dampen welke opgelost zijn in de opgepompte vloeistof kunnen ontsnappen om hiermee zeker te stellen, dat de vloeistofvolumemeter 4 welke stroomafwaarts van de scheider 3 geplaatst is alleen vloeistof ontvangt en 20 meet. Deze meetinrichting voedt het afleverpistool of de afleverkraan 5. Deze is weergegeven in de vorm, waar deze is ingebracht in de vulleiding 61 van een reservoir 6 van een voertuig. De meeteenheid levert de informatie die 1 als een meetsignaal toe aan de besturingsinrichting van 25 de installatie voor het aangeven van het afgeleverde volume en de prijs op een visuele weergaveinrichting.

Het reservoir 6 omvat een volume vloeistof VL, waarboven een volumedamp W aanwezig is. Het pistool (de afleverkraan) 5 omvat een leiding 51 voor de vloeistof en 30 een hulpleiding 52 voor het terugwinnen van de dampen die afkomstig zijn van het volumedamp 5 en voor het meten van het stijgen van niveau van het volumevloeistof VL.

Deze damp 52 is verbonden met het circuit voor het terugwinnen van dampen van koolwaterstoffen, en wordt 35 gevormd door een leiding 7, welke verbonden is met een scheider voor dampvloeistof 8, en welke volgens het centrifugaalpricipe werkt. De scheider 8 wordt gevormd door een kamer 81 waarbij de dampleiding 7 binnentreedt 10 1 4 7 7 5 5 bij de binnentree opening 82 op een tangentiële wijze in het bovenste deel. In het centrum van deze kamer 81 bevindt zich een afvoerleiding 83 welke wordt beschermd door een deeltjesfilter 84. In de bodem van de kamer 81 5 mondt een afzuigbuis 85 uit, welke voorzien is van een terugslagklep 86, welke zich slechts opent in de richting van de pijl A voor het afvoeren van vloeistof uit de kamer 81, door het centrifuge-effect worden de druppeltjes van vloeistof, welke zijn meegenomen of welke gecon-10 denseerd zijn, uitgeworpen vanuit de stroom van damp bij de rotatie in de kamer 81 om neer te slaan op de wand van de kamer, waarbij zij zich in het onderste deel verzamelen. De van druppeltjes ontdane koolwaterstof-dampen worden afgezogen in het centrale deel door de 15 afvoerbuis 83.

De invoeropening van de afzuigbuis 85 is eveneens gesloten door een drijverklep 87, welke zich opent wanneer voldoende vloeistof verzameld is, op de bodem van de kamer 81 voor het opheffen van de drijver 87. De op de 20 bodem van de kamer 81 ontvangen vloeistof wordt afgezogen via de afzuigbuis 85 door de ponrp 2.

Volgens een variant wordt de gecondenseerde vloeistof afgezogen door een venturi 13, welke geïnstalleerd is in de leiding 41, welke de uitlaatopening van de 25 meetinrichting verbindt met de afleverkraan 5. Deze installatie maakt het aldus mogelijk de in het reservoir 6 gecondenseerde koolwaterstofdampen direct terug te injecteren, waar zij zijn afgescheiden. De venturi 13 is direct verbonden met de afzuigbuis 85 door een afzuigbuis 30 88, welke stroomafwaarts van de terugslagklep 86 is geplaatst .

De vloeistof kan evenzeer terugkeren naar de tank 1.

Volgens een andere variant wordt het condensaat afgevoerd door een venturi 14, welke bevestigd is in de 35 leiding 104, en welke door een leiding of een afzuigbuis 89 verbonden is met de afzuigbuis 85 stroomafwaarts van de klep 86 bij de uitgangsaansluiting van de kamer 81.

10 1 4 775 6 «

De uitlooptuit 83 van de scheider 8 is verbonden met een regelinrichting voor het dampdebiet 9, bijvoorbeeld een elektrische klep of een romp met een variabel debiet, welke het dampdebiet vaststelt, en stroomafwaarts daarvan 5 een zuigpomp 10. De zuigpomp 10 vormt een onderdruk in de kamer 81 van de scheider 8 voor het afzuigen van de dampfase op niveau van het pistool 5. De door de pomp 10 afgezogen dampen worden teruggevoerd naar de dampfase PH van de tank l door de leiding 104.

10 Een besturingscentrale 11 beheerst de werking van het samenstel van de installatie. Deze installatie 11 ontvangt informatie over het debiet I index 1 dat wordt geleverd door het meten van het volume van de vloeistof 4 en deze (11) levert een besturingssignaal af voor het 15 meten van het vloeistof debiet 4 en zij (11) levert een besturingssignaal af voor het besturen van het afgezogen dampdebiet op dat dit hoofdzakelijk overeenkomt met het vloeistofdebiet dat in het reservoir 6 gevoerd is.

De zuigbuis 85 is verbonden met de entreeopening van 20 de vloeistofzuigpomp 2 of met de dompelbuis 21. Deze kan evenzeer verbonden zijn met de venturi 13, 14.

De zuigbuizen 85, 88, 89 worden bij voorkeur gevormd door capilaire buizen, waarvan de lengte voldoende is om te werken als vlamdover tussen de scheider 8 en de andere 25 delen van de installatie.

De controle en besturingsinstallatie 11 bewaakt eveneens de positie van de drijver 87 voor het aldus controleren van de werking ervan.

Hiertoe is de drijver voorzien van een niveau-30 opnemer, bijvoorbeeld met een magneet, een lamelcontact een Hall-effectsonde, optische vezels of een optische opnemer (niet weergegeven).

De uitvinding vindt bijzondere toepassing in het gebied van de bescherming van het milieu tegen dampen van 35 koolwaterstoffen, in het bijzonder in het geval van een aflevering in automobielen.

1014775

Claims (10)

1. Installatie voor het afleveren van koolwaterstof-5 fen vanuit een opslagtank, omvattende: - een vloeistofpomp (2) , welke wordt gevolgd door een scheider tussen vloeistof en gas (3), welke verbonden is met een vloeistofmeetinrichting (4), welke stroomopwaarts van een verdeelkraan (5) is geplaatst; 10. een circuit voor het terugwinnen van dampen van koolwaterstoffen, welk circuit verbonden is met de afle-verkraan (5) voor het opvangen van de dampen van de koolwaterstoffen aan de uitgangsaansluiting van het reservoir (6) tijdens het vullen, waarbij de kraan (5) 15 verbonden is met een zuigpomp voor dampen (10), waarvan de uitgangsaansluiting verbonden is met de opslagtank (2) ; - een besturingscentrale (11), welke verbonden is voor het meten van het volume van de vloeistof (4) en 20 voor het controleren van het dampdebiet (9) en van de damppomp (10) voor het besturen van het dampdebiet als functie van het debiet van de vloeistof, welke door de kraan (5) is afgeleverd; en - een scheider voor damp en vloeistof (8), welke 25 voorzien is van een ontvangstkamer (81) voor het ontvangen van de vloeistof, met het kenmerk dat de scheider is opgenomen in het circuit voor het terugwinnen van de dampen, stroomopwaarts van de controleinrichting voor het debiet van de damp (9) en doordat de terugwinningskamer 30 (81) verbonden is met een afzuigbuis (85), waarvan de intreeopening voorzien is van een terugslagklep (86).

2. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scheider tussen damp en vloeistof (8) wordt gevormd door een kamer (81) met een centrifugaaleffect, 35 welke voorzien is van een tangentiële invoeropening (82) welke verbonden is met de stoomleiding, welke zelf verbonden is met de afleverkraan (5), en in de bodem waarvan een zuigbuis (85) uitmondt, en waarbij in het bovenste 1014775 * % δ deel, in het centrum van de kamer een afvoerbuis (83) uitmondt.

3. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de invoeropening van de afzuigbuis (83) wordt be- 5 schermd door een deeltjesfilter (84).

4. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een besturingscentrale (11) omvat, welke infor-matiesignalen 13 van de scheider (8) ontvangt voor het verifiëren van de goede werking ervan.

5. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de scheider tussen vloeistof en damp (8) een drijver (87) omvat, welke de opening van de zuigbuis (85) bestuurt als functie van het niveau van de vloeistof welke in de kamer (81) is ontvangen.

6. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zuigbuis (85,87,89) een zeer kleine diameter heeft om te functioneren als vlamdover.

7. Installatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bodem van de kamer (81) van de scheider (8) door 20 een zuigbuis (8) stroomafwaarts van de klep (86) verbonden is met een venturi (13), welke is opgenomen in de leiding (41) welke de meetinrichting (4) verbindt met de verdeelkraan (5).

8. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de zuigbuis (85) verbonden is met de invoeropening van de pomp (2).

9. Installatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bodem van de kamer (81) van de scheider (8) door de afzuigbuis (85) stroomafwaarts van de klep (86) ver- 30 bonden is met een venturi (14), welke is opgenomen in een leiding (103), welke de uitgangsaansluiting van de damp-pomp (10) met de tank (1) verbindt.

10. installatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de drijver (87) van de scheider (8) voorzien is 35 van een niveauopnemer, welke is gekozen uit de groep welke wordt gevormd door een opnemer met een magneet en contactlamellen, een Hall-effectsonde of een opnemer met optische vezels of een optische koppelinrichting. 1014775