NL1014547C2

NL1014547C2 - Werkwijze en inrichting voor het reinigen van mosselschelpen.

Info

Publication number: NL1014547C2
Application number: NL1014547A
Authority: NL
Inventors: Cornelis De Kroeyer
Original assignee: Mosselhandel Triton B V
Priority date: 2000-03-02
Filing date: 2000-03-02
Publication date: 2001-09-04
Also published as: EP1129622B1; EP1129622A1; NO20011058L; ATE268121T1; NO20011058D0; DE60103570D1

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het reinigen van mosselschelpen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het reinigen van mosselschelpen, in het bijzonder voor het verwijderen van "pokken", dit zijn aangroeisels van levende organismen, en/of een vrijwel 5 altijd aanwezig "cement- of grijslaagje" daarop. Zonder deze reiniging zijn de mosselen voor directe consumptie veelal ongeschikt.

Overeenkomstig de uitvinding vindt daarom een reiniging van mosselschelpen plaats, waarbij de mosselen in 10 een roterende, door tevens om hun as roterende borstelvormige elementen opgespannen trommelstructuur aan een schuur- of borstelbewerking worden onderworpen.

In het bijzonder worden daarbij de te reinigen mosselen in schuin opgaande richting onder waterdruk in en 15 door de trommelstructuur worden gespoeld. De gewenste doorvoersnelheid van de mosselen kan dan worden verkregen door het op basis van de grootte en de vervuilingsgraad van de mosselaanvoer instellen van de schuinstand van de trommelstructuur en de hoeveelheid water die wordt gebruikt 20 voor het in en door de trommelstructuur spoelen van de mosselen. De scheefstand kan daarbij plaats vinden onder een hoek van 3 tot 12°, doch bij voorkeur van 6 tot 8°.

Om een gewenste schuur- of borstelwerking te krijgen is de rotatiesnelheid van de borstelvormige elementen 25 gelegen in het interval van 300 tot 400 omwentelingen per minuut, terwijl de rotatiesnelheid van de trommelstructuur is gelegen in het interval van 30 tot 40 omwentelingen per minuut.

De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een 30 werkwijze, maar ook op een inrichting voor het reinigen van mosselschelpen. Een dergelijke inrichting is dan f014547 2 voorzien van een aantal, onderling parallelle borstelvormige elementen, die tezamen een trommelstructuur opspannen en die aan of nabij hun uiteinden zijn gelagerd in flensvormige elementen, terwijl voorts eerste 5 aandrijfmiddelen aanwezig zijn voor het onderling synchroon aandrijven van de borstelvormige elementen, alsmede tweede aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de gehele trommelstructuur met flensvormige elementen.

Bij voorkeur worden de eerste aandrijfmiddelen gevormd 10 door een eerste overbrengingselement om een onderling synchrone beweging van de borstelvormige elementen mogelijk te maken en door een eerste motor met een regelbaar toerental en een tweede overbrengingselement voor het aandrijven van een of meer borstelvormige elementen. De 15 tweede aandrijfmiddelen kunnen worden gevormd door een, op een van de flensvormige elementen aangrijpende tweede motor met een regelbaar toerental. Uiteraard zijn allerlei bekende typen motoren en toerentalregelingen mogelijk.

Het is gunstig wanneer de borstelvormige elementen 20 worden gevormd door assen met in hoofdzaak radiaal gerichte borstelharen, waarbij de uiteinden van de naar elkaar toe gerichte delen van twee naburige borstelvormige elementen elkaar raken of vrijwel raken. Hierdoor wordt voorkomen, dat mosselen tussen de borstelvormige elementen kunnen 25 geraken, terwijl toch een goed schuur- of borsteleffect kan worden verkregen.

In een concrete uitvoeringsvorm is een van de flensvormige elementen is voorzien van een invoeropening, en strekken de borstelvormige elementen zich vanaf dit 30 flensvormige element uit tot op een afstand van het andere flensvormige element, terwijl de uitvoeropeningen worden gevormd door de ruimten tussen de assen van de borstelvormige elementen nabij het andere flensvormige element. Om de gereinigde mosselen op te kunnen vangen en 35 af te voeren is onder de uitvoeropeningen een transportorgaan aangebracht.

1014547 3

Het is voorts gunstig wanneer door de vrije ruimte in de trommelstructuur een watertoevoerleiding is aangebracht met openingen voor het sproeien van zich in de trommelstructuur bevindende mosselen. Zand, gruis en 5 pokkenrestanten worden dan gemakkelijk weggespoeld.

Voorts zijn hefmiddelen aanwezig voor het zodanig onder een hoek in de werkstand plaatsen van de trommelstructuur dat de invoeropening het meest laag gelegen deel vormt. Om de mosselen toch in en door de 10 trommelstructuur te kunnen leiden, is een door de invoeropening heen gaande glijgoot aanwezig is, via welke mosselen onder waterdruk in en door de trommelstructuur kunnen worden gespoeld.

15 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Hierin toont:

Fig. 1 een op schematische wij ze een deel van de inrichting overeenkomstig de uitvinding in lengtedoorsnede;

Fig. 2 een dwarsdoorsnede daarvan volgens de lijn I-I 20 in fig. l;

Fig. 3 een aanzicht tegen de kopse achterzijde van de inrichting overeenkomstig de uitvinding; en

Fig. 4 een lengtedoorsnede door het achterste gedeelte van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

25 In de figuren zijn overeenkomstige delen door gelijke verwijzingscij fers aangegeven.

De figuren tonen een trommelstructuur 1 die wordt opgespannen door een aantal, onderling parallelle 30 borstelvormige elementen 2. Deze borstelvormige elementen zijn aan en nabij hun uiteinden gelagerd in flensvormige elementen 3, respectievelijk 4. Zij strekken zich derhalve uit vanaf het flensvormige element 3 tot op een afstand van het flensvormige element 4. De borstelvormige elementen 2 35 worden gevormd door assen 5 met in hoofdzaak radiaal gerichte borstelharen, bij voorkeur van een kunststof, 1014547 4 zoals abralon 6.l2k46. De uiteinden van de naar elkaar toe gerichte delen van twee naburige borstelvormige elementen raken elkaar of raken elkaar vrijwel. De door de borstelvormige elementen 2 opgespannen trommelstructuur 5 vormt derhalve een gesloten geheel. Het gedeelte van de trommelstructuur nabij het flensvormig element 4 vertoont daarentegen open ruimten tussen de assen 5. Deze ruimten dienen voor de afvoer van gereinigde mosselen. Onder deze ruimten bevindt zich een transportorgaan 6 voor de opvang 10 en de afvoer van de tussen de assen 5 door gevallen mosselen. De trommelstructuur 1 wordt aangedreven vanaf de zijde waar zich het flensvormige element 4 bevindt; dit flensvormig element is uitgevoerd als een gesloten plaat. Het flensvormige element 3 daarentegen is voorzien van een 15 invoeropening 7 voor te reinigen mosselen. Door deze invoeropening 7 heen steekt een glijgoot 8 via welke te reinigen mosselen in de trommelstructuur 1 kunnen worden gebracht.

De flensvormige elementen 3 en 4 steunen met behulp 20 van rollen draaibaar af op een verder niet weergegeven ondersteuningsframe. Rustend op deze rollen kan de trommelstructuur 1 worden aangedreven door een motor 9 met een regelbaar toerental, van welke motor de uitgaande as 10 vast is bevestigd aan het flensvormige element 4. Om de 25 borstelvormige elementen 3 rond hun eigen assen 5 aan te drijven, is elk van deze assen 5 draaibaar gelagerd in de flensvormige elementen 3 en 4 en is aan het door het flensvormige elementen 4 heen stekende uiteinde voorzien van een tweetal poelies of getande wielen 11 en 12. Om de 30 poelies of getande wielen 11 van een aantal assen 5 en een poelie of getand wiel 13 om de uitgaande as 14 van een motor 15 is een overbrengingselement 16, zoals een aandrijfband, snaar of ketting, geslagen. Om er voor te zorgen dat alle borstelvormige elementen 2 synchroon 35 ronddraaien, is rond de poelies of getanden wielen 12 een 1014547 5 verder overbrengingselement 17, zoals een aandrijfband, snaar of ketting, geslagen.

Door de vrije ruimte in de trommelstructuur 1 is verder via de toevoeropening 7 een watertoevoerleiding 18 5 aangebracht. Aan de ene zijde is deze toevoerleiding 18 bevestigd aan het ondersteuningeframe van de trommelstructuur en aan de andere zijde rust deze toevoerleiding in een huls die is verbonden met het uiteinde van het door het flensvormig element 4 heen 10 stekende uiteinde van.de uitgaande as 10. De toevoerleiding 18 is voorzien van openingen voor het besproeien van zich in de trommelstructuur bevindende mosselen.

Voorts zijn hefmiddelen in de vorm van een in dit uitvoeringsvoorbeeld hydraulische cilinder aanwezig om de 15 stand van de trommelstructuur te kunnen verstellen. Deze verder niet weergegeven hefmiddelen grijpen aan op het ondersteuningsframe van de trommelstructuur 1. Ten slotte zij vermeld dat plaatvormige beschermingsmiddelen 19 om de trommelstructuur en de aandrijfmiddelen aanwezig kunnen 20 zijn.

De werking van de hiervoor beschreven inrichting is als volgt. Allereerst wordt de trommelstructuur 1 in een scheve positie gebracht met behulp van de genoemde hefmiddelen en wel in een positie als weergegeven in fig.

25 1, waarbij de scheefstand plaats vindt onder een hoek van 3 tot 12°, en bij voorkeur van 6 tot 8°. Vervolgens worden de trommelstructuur 1 en de borstelvormige elementen 2 in beweging gebracht tot een rotatiesnelheid voor de trommelstructuur 1 in het interval van 30 tot 40 30 omwentelingen per minuut en voor de borstelvormige elementen 2 tot een rotatiesnelheid in het interval van 300 tot 400 omwentelingen per minuut. De juiste snelheden zullen onder meer afhankelijk zijn van de vervuilingsgraad van de mosselen. De mosselen worden met water via de 35 glijgoot 8 in en door de trommelstructuur gespoeld en daarna, achterin de trommelstructuur, via de ruimten tussen 1014547 6 de assen 5 en het transportorgaan 6 afgevoerd. Tegelijkertijd worden zij via de openingen in de watertoevoerleiding 18 besproeid. Het water loopt tussen de borstelvormige elementen 2 door op de grond of naar 5 waterafvoermiddelen. De doorvoersnelheid van de mosselen wordt in hoofdzaak bepaald door het op basis van de grootte en de vervuilingsgraad van de mosselaanvoer instellen van de scheefstand van de trommelstructuur en door de hoeveelheid water en de grootte van de druk van het water 10 dat gebruikt wordt voor het in en door de trommelstructuur spoelen van de mosselen.

De uitvinding is niet beperkt tot het hier aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvoorbeeld, doch omvat allerlei modificaties hierop, uiteraard voor zover deze 15 vallen binnen de beschermingsomvang van de hiernavolgende conclusies.

1014547

Claims

1. Werkwijze voor het reinigen van mosselschelpen, in het bijzonder voor het verwijderen van pokken en/of cementlaag daarvan, waarbij de mosselen in een roterende, door tevens om hun as roterende borstelvormige elementen opgespannen ‘ 5 trommelstructuur aan een schuur- of borstelbewerking worden onderworpen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de te reinigen mosselen in schuin opgaande richting onder waterdruk in en door de trommelstructuur worden gespoeld.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de gewenste doorvoersnelheid van de mosselen wordt verkregen door het op basis van de grootte en de vervuilingsgraad van de mosselaanvoer instellen van de schuinstand van de trommelstructuur en de hoeveelheid water die wordt gebruikt 15 voor het in en door de trommelstructuur spoelen van de mosselen.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de scheefstand plaats vindt onder een hoek van 3 tot 12°, en bij voorkeur van 6 tot 8°.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rotatiesnelheid van de borstelvormige elementen is gelegen in het interval van 300 tot 400 omwentelingen per minuut.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de rotatiesnelheid van de trommelstructuur is gelegen in het interval van 30 tot 40 omwentelingen per minuut.

7. Inrichting voor het reinigen van mosselschelpen, in het bijzonder voor het verwijderen van pokken en/of 30 cementlaag daarvan, voorzien van een aantal, onderling parallelle borstelvormige elementen, die tezamen een trommelstructuur opspannen en die aan of nabij hun uiteinden zijn gelagerd in flensvormige elementen, terwijl voorts eerste aandrijfmiddelen aanwezig zijn voor het 101454?' onderling synchroon aandrijven van de borstelvormige elementen, alsmede tweede aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de gehele trommels truc tuur met f lensvormig'e elementen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de eerste aandrijfmiddelen worden gevormd door een eerste overbrengingselement om een onderling synchrone beweging van de borstelvormige elementen mogelijk te maken en door een eerste motor met een regelbaar toerental en een tweede 10 overbrengingselement yoor het aandrijven van een of meer borstelvormige elementen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de tweede aandrijfmiddelen worden gevormd door een, op een van de flensvormige elementen aangrijpende tweede motor 15 met een regelbaar toerental.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de borstelvormige elementen worden gevormd door assen met in hoofdzaak radiaal gerichte borstelharen, waarbij de uiteinden van de naar elkaar toe gerichte delen 20 van twee naburige borstelvormige elementen elkaar raken of vrijwel raken.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 7-10, met het kenmerk, dat een van de flensvormige elementen is voorzien van een invoeropening, de borstelvormige elementen zich 25 vanaf dit flensvormige element uitstrekken tot op een afstand van het andere flensvormige element, en uitvoeropeningen worden gevormd door de ruimten tussen de assen van de borstelvormige elementen nabij het andere flensvormige element.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat onder de uitvoeropeningen een transportorgaan voor in de trommelstructuur te reinigen mosselen is aangebracht.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 7-12, met het kenmerk, dat door de vrije ruimte in de trommelstructuur 35 een watertoevoerleiding is aangebracht met openingen voor 1014*4 7 het sproeien van zich in de trommelstructuur bevindende mosselen. ♦

14. Inrichting volgens een van de conclusies 7-13, met het kenmerk, dat hefmiddelen aanwezig zijn voor het zodanig 5 onder een hoek in de werkstand plaatsen van de trommelstructuur dat de invoeropening het meest laag gelegen deel vormt.

15. Inrichting volgens een van de conclusies 7-14, met het kenmerk, dat een door de invoeropening heen gaande 10 glijgoot aanwezig is,.via welke mosselen onder waterdruk in en door de trommelstructuur kunnen worden gespoeld. 1014547