NL1014118C2 - Afvoerput. - Google Patents

Description

{

AFVOERPUT

5

De uitvinding heeft betrekking op een afvoerput voor het afvoeren van water uit een ruimte, omvattende een behuizing met ten minste een instroomopening waardoorheen het water in de behuizing kan stromen, en een 10 uitstroomopening welke op een afvoerleiding kan worden aangesloten en waardoorheen het water uit de behuizing kan stromen.

Gewoonlijk is een dergelijke afvoerput, die kan worden 15 toegepast in doucheruimtes en andere ruimtes welke regelmatig nat worden, voorzien van een waterslot. De werking van een waterslot, welke ook wel de vorm kan aannemen van een "zwanenhals", wordt bekend verondersteld. Een dergelijk waterslot is een zeer 20 efficiënte wijze om ervoor zorg te dragen dat er geen stank vanuit het riool, waarop de afvoerleiding gewoonlijk is aangesloten, de ruimte kan binnendringen. Een probleem ontstaat echter, indien een dergelijke waterput enige tijd niet gebruikt wordt, waarbij het 25 water in het waterslot verdampt, en ongewenste geuren de ruimte kunnen binnendringen.

Doel van de uitvinding is een afvoerput welke op eenvoudige, effectieve en goedkope wijze voorkomt dat 30 ongewenste geuren de ruimte waar de afvoerput zich bevindt binnendringt, indien het waterslot van de afvoerput niet meer functioneert, of indien een dergelijk waterslot niet aanwezig is.

35 Daartoe omvat de afvoerput voorts een zich in de behuizing bevindende afsluitklep, welke beweegbaar is tussen een eerste stand waarbij de weg tussen de instroomopening en de uitstroomopening open is, en een 101411ft 2 tweede stand waarbij een doorstroomopening in de behuizing in hoofdzaak luchtdicht is afgesloten. De afvoerput kan middels een dergelijke afsluitklep luchtdicht worden afgesloten, bijvoorbeeld indien de 5 gebruiker verwacht hem langere tijd niet te zullen gebruiken, of indien de gebruiker vervelende geuren waarneemt. Een dergelijke klep heeft tevens als voordeel dat ongedierte dat wel door een waterslot zou kunnen binnendringen, niet vanuit het riool in de ruimte kan 10 komen, en dat er geen vuil de afvoerput kan binnendringen. Indien de klep zodanig wordt uitgevoerd, dat hij behalve luchtdicht ook waterdicht afsluit, kan hij tevens als waterstop dienen, wat voordelig kan zijn indien een bepaalde hoeveelheid water in de ruimte moet 15 worden vastgehouden.

Bij voorkeur bevindt de doorstroomopening zich in een plaat die in de afvoerput aanwezig is, waarbij de plaat bij voorkeur een deksel vormt van de afvoerput, en 20 waarbij de doorstroomopening de instroomopening van de afvoerput vormt. Dit maakt een compacte en goedkope vervaardiging van de afvoerput mogelijk. Eveneens bij voorkeur zijn de doorstroomopeningen daarbij in een cirkel in de plaat aangebracht, wat een veel gezien 25 uiterlijk is van het deksel van een afvoerput.

In een eerste voorkeursuitvoering kan de afsluitklep van de eerste naar de tweede stand worden geroteerd rond een as welke in hoofdzaak loodrecht op de afsluitklep staat. 30 Daarbij is de afsluitklep bij voorkeur voorzien van ten minste een klepopening, waarbij in de eerste stand de klepopening en de doorstroomopening een doorgang vormen, en in de tweede stand de doorstroomopening door de klep bedekt wordt, de afsluitklep kan daarbij bijvoorbeeld 35 een ronde schijf zijn met openingen zijn, welke zich roteerbaar onder het hierboven beschreven deksel bevindt.

1014118 3

In een tweede voorkeursuitvoering kan de afsluitklep van de eerste naar de tweede stand worden getransleerd in een richting die in hoofdzaak loodrecht op de afsluitklep staat. Daarbij is de afsluitklep bij 5 voorkeur van flexibel materiaal vervaardigd, en vertoont de afsluitklep bij voorkeur een schuine rand, welke in de tweede stand in de doorstroomopening klemt. De klep kan op deze wijze een deksel zoals hierboven beschreven afdichten, de klep kan echter ook een andere 10 doorstroomopening in de behuizing afdichten.

Bij voorkeur is de afsluitklep voorzien van een bedieningsorgaan welke vanaf de buitenzijde van de behuizing bedienbaar is, middels welk bedieningsorgaan 15 de klep van de eerste naar de tweede stand kan worden bewogen. Daarbij reikt het bedieningsorgaan in een voorkeursuitvoering tot buiten de behuizing, waarbij bij voorkeur het bedieningsorgaan een as vormt van de afsluitklep, middels welke as de afsluitklep in de 20 behuizing is opgehangen. Het bedieningsorgaan kan zich echter ook nabij de rand van de klep bevinden, waarbij de klep op andere wijze in de behuizing is opgehangen.

In een volgende voorkeursuitvoering vormt het bedieningsorgaan een oppervlak van de afsluitklep, 25 waarbij bij voorkeur het bedieningsorgaan zich nabij de rand van de klep bevindt.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, met verwijzing naar 30 de figuren, waarin:

Figuur la een schematisch bovenaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van een afvoerput; 35 Figuur lb een schematische dwarsdoorsnede is van de afvoerput van figuur la; 1014118 4

Figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede is van een tweede uitvoeringsvorm van een afvoerput;

Figuur 3 een schematische dwarsdoorsnede is van een 5 derde uitvoeringsvorm van een afvoerput;

Figuren la, lb, 2 en 3 tonen een waterput welke een cilindervormige behuizing 1 omvat. In de behuizing 1 is een afvoerpijp 2 aangebracht, met een uitstroomopening 3 10 welke op een afvoerleiding, bijvoorbeeld het riool, kan worden aangesloten, en een bovenste opening 4 die zich in de behuizing 1 bevindt. Onder het deksel 5 van de behuizing 1 bevindt zich een stuk pijp 6 met een grotere diameter dan de afvoerpijp 2, met een onderste opening 7 15 die zich op een lager niveau bevindt dan de bovenste opening van afvoerpijp 2 en welke pijp 6 aan de bovenzijde is gesloten. In deksel 5 zijn in een cirkel een aantal instroomopeningen 8 aangebracht, waardoorheen water de afvoerput kan binnenstromen.

20

Afvoerpijp 2 en pijp 6 vormen samen een zogenaamd waterslot, doordat water in de behuizing 1 zal blijven staan tot het niveau van de bovenste opening van afvoerpijp 2, zodat er geen luchtdoorgang is van het 25 riool naar de ruimte waar de put geplaatst is. Indien echter de afvoerput langere tijd niet gebruikt wordt, zal er water verdampen, totdat op een moment het waterniveau onder de onderste opening 7 van pijp 6 komt, waardoor er een luchtdoorgang ontstaat tussen het riool 30 en de ruimte, zodat onaangename lucht de ruimte in kan stromen. Om dit tegen te gaan is de afvoerput voorzien van een afsluitklep 9.

Volgens figuren la en lb bestaat de afsluitklep 9 uit 35 een roteerbare schijf, welke in het middelpunt roteerbaar onder het deksel 5 is bevestigd. In de schijf zijn in een cirkel een aantal klepopeningen 10 1014118 5 aangebracht, welke overeenkomen met de instroomopeningen 8 in het deksel 5. In de getekende stand worden de instroomopeningen 8 bedekt door de schijf. De schijf kan worden geroteerd doordat een oppervlak ll aan de rand 5 van de schijf, dat dient als bedieningsorgaan, voor de gebruiker bereikbaar is door een gat in het deksel 5. Door rotatie kunnen de klepopeningen 10 voor de instroomopeningen 8 geplaatst worden, zodat water in de afvoerput kan stromen.

10

Volgens figuur 2 bestaat de afsluitklep 9 uit een aantal in een kring geplaatste deelkleppen 12, die in vorm corresponderen met de instroomopeningen 8. De deelkleppen 12 zijn bevestigd aan een centrale as 23 van 15 de afsluitklep 9, die in het deksel 5 is gelagerd zodanig dat de afsluitklep 9 op en neer kan worden bewogen ("getransleerd") door middel van een knopvormig bedieningsorgaan 21. In de getekende stand worden de instroomopeningen 8 afgesloten. In het bijzonder wordt 20 een goede afsluiting verkregen omdat de zijden van de klep die contact maken met de instroomopeningen 8 afgeschuind zijn, en het materiaal van de afsluitklep 9 enigszins flexibel is, zodat de afsluitklep in de instroomopeningen 8 kan klemmen. De afvoerput kan 25 geopend worden door het bedieningsorgaan 21 naar beneden te duwen.

Volgens figuur 3 bestaat de klep 9 uit een rubberen lichaam, welke in de bovenste opening 4 van de 30 afvoerpijp 2 kan worden geklemd. De afsluitklep 9 is bevestigd aan een centrale as 33 van de afsluitklep 9, die in het deksel 5 is gelagerd, zodanig dat de afsluitklep 9 op en neer kan worden bewogen ("getransleerd") door middel van een knopvormig 35 bedieningsorgaan 31. In de getekende stand wordt de bovenste opening 4 van de afvoerpijp 2, welke een doorstroomopening vormt, afgesloten. In het bijzonder 1014118 6 wordt een goede afsluiting verkregen omdat de zijden van de klep die contact maken met de opening 4 afgeschuind zijn, en het materiaal van de afsluitklep 9 enigszins flexibel is, zodat de afsluitklep in de opening 4 kan 5 klemmen. De afvoerput kan geopend worden door het bedieningsorgaan 31 omhoog te trekken.

Bovenstaande uitvoeringsvoorbeelden zijn slechts bedoeld ter illustratie van de uitvinding, waarop vele varianten 10 mogelijk zijn die binnen de reikwijdte van de uitvinding vallen.

1014118

Claims (15)

1. Afvoerput voor het afvoeren van water uit een ruimte, omvattende een behuizing met ten minste een 5 instroomopening waardoorheen het water in de behuizing kan stromen, en een uitstroomopening welke op een afvoerleiding kan worden aangesloten en waardoorheen het water uit de behuizing kan stromen, met het kenmerk, dat de afvoerput voorts 10 een zich in de behuizing bevindende afsluitklep omvat, welke beweegbaar is tussen een eerste stand waarbij de weg tussen de instroomopening en de uitstroomopening open is, en een tweede stand waarbij een doorstroomopening in de behuizing in hoofdzaak 15 luchtdicht is afgesloten.

2. Afvoerput volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorstroomopening zich bevindt in een plaat die in de afvoerput aanwezig is. 20

3. Afvoerput volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de plaat een deksel vormt van de afvoerput, waarbij de doorstroomopening de instroomopening van de afvoerput vormt. 25

4. Afvoerput volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de doorstroomopeningen in een cirkel in de plaat zijn aangebracht.

5. Afvoerput volgens een van voorgaande conclusies 1 - 4, met het kenmerk, dat de afsluitklep van de eerste naar de tweede stand kan worden geroteerd rond een as welke in hoofdzaak loodrecht op de afsluitklep staat. 35

6. Afvoerput volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afsluitklep is voorzien van ten minste een 1014118 klepopening, waarbij in de eerste stand de klepopening en de doorstroomopening een doorgang vormen, en in de tweede stand de doorstroomopening door de klep bedekt wordt. 5

7. Afvoerput volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de afsluitklep van de eerste naar de tweede stand kan worden getransleerd in een richting die in hoofdzaak loodrecht op de 10 afsluitklep staat.

8. Afvoerput volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de afsluitklep van flexibel materiaal is vervaardigd. 15

9. Afvoerput volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de afsluitklep een schuine rand vertoont, welke in de tweede stand in de doorstroomopening klemt. 20

10. Afvoerput volgens een van de voorgaande conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de afsluitklep is voorzien van een bedieningsorgaan welke vanaf de buitenzijde van de behuizing bedienbaar is, middels 25 welk bedieningsorgaan de klep van de eerste naar de tweede stand kan worden bewogen.

11. Afvoerput volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan tot buiten de behuizing 30 reikt.

12. Afvoerput volgens conclusie 11, met het kenmerk, het bedieningsorgaan een as vormt van de afsluitklep, middels welke as de afsluitklep in de 35 behuizing is opgehangen.

13. Afvoerput volgens conclusie 10, met het kenmerk, 1014118 dat het bedieningsorgaan een oppervlak van de afsluitklep vormt.

14. Afvoerput volgens een van de voorgaande conclusies 5 10-13, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan zich nabij de rand van de klep bevindt.

15. Afvoerput volgens een van de voorgaande conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de afvoerput voorts is 10 voorzien van een waterslot. 1014118