NL1013835C2

NL1013835C2 - Ploeg.

Info

Publication number: NL1013835C2
Application number: NL1013835A
Authority: NL
Inventors: Dirk Arij Piek
Original assignee: Lely Res Holding
Priority date: 1999-12-13
Filing date: 1999-12-13
Publication date: 2001-06-14
Also published as: EP1108349A1

Description

De uitvinding heeft betrekking op een ploeg, voorzien van een frame met ten minste één ploeglichaam dat een rister omvat en welk ploeglichaam tevens een voorsnijelement, zoals bijvoorbeeld een ploegschaar omvat, 5 met behulp van welk voorsnijelement tijdens het ploegen althans een deel van een grondbalk wordt losgesneden.

Een dergelijke ploeg is bekend. Bij de bekende ploeg wordt via de wielen van een de ploeg voortbewegend voertuig, zoals bijvoorbeeld een trekker, het vermogen van de 10 trekker op de grond overgebracht. Vooral onder zware omstandigheden, zoals bijvoorbeeld zware klei en een vochtige bodem, kan het soms voorkomen dat de wielen van de trekker doorslippen. Dit laatste leidt tot structuurbederf van de grond. Verder is het door de wielen op de grond overgebrachte 15 trekvermogen van de trekker bepalend voor het maximaal aantal aanwezige ploeglichamen van de ploeg.

Het is een doel van de uitvinding een ploeg te verschaffen die ten opzichte van de normale conventionele ploeg minder trekkracht behoeft.

20 Overeenkomstig de uitvinding wordt dit bereikt doordat de ploeg aandrijfbare bewegingsmiddelen omvat met behulp waarvan tijdens het ploegen althans een deel van het ploeglichaam ten opzichte van de ploeg in beweging wordt gebracht. Door het in beweging brengen van een deel van het 25 ploeglichaam wordt de wrijvingskracht met de grond verminderd, waardoor de benodigde trekkracht tevens afneemt. Opgemerkt wordt dat onder ploeglichaam wordt verstaan die delen van de ploeg die tijdens het ploegen met de grond in aanraking komen en die ervoor zorgen dat een grondbalk wordt 30 losgesneden en/of omgekeerd. Volgens een kenmerk van de uitvinding wordt het voorsnijelement en/of het rister in beweging gebracht. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding worden de bewegingsmiddelen hydraulisch en/of 1013835 2 ft elektrisch en/of via een aftakas van een voertuig, zoals bijvoorbeeld een trekker, aangedreven. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is de beweging een oscillerende beweging, meer in het bijzonder een trillende of vibrerende 5 beweging. Teneinde de beweging op gang te brengen omvatten de aandrijfbare bewegingsmiddelen volgens een kenmerk van de uitvinding een excentrische aandrijving. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding is de excentrische aandrijving verbonden met een stang die door de aandrijving 10 in een oscillerende beweging wordt gebracht. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding is de stang direct of indirect met het voorsnijelement en/of het rister verbonden. Volgens weer een ander uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding is de stang via een verbindingsbalk, zoals 15 bijvoorbeeld een ploegboom, met het rister en/of het voorsnijelement verbonden. In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is het voorsnijelement een voorschaar. Met de voorschaar wordt slechts een beperkt deel van de grondbalk losgesneden, waarna met het achtervolgend 20 deel van het ploeglichaam de rest van de grondbalk wordt losgesneden en omgekeerd. In weer een ander uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding kan het rister ook in trilling worden gebracht. Gemakshalve wordt dan het voorsnijelement als rister betiteld. Volgens een nader 25 kenmerk van de uitvinding omvat het voorsnijelement of het rister een geleiding waarin respectievelijk althans een deel van het rister of het voorsni jelement is gelegen. De geleiding zorgt er voor dat tijdens het ploegen het rister of het voorsnijelement wordt ondersteund. In een bijzonder 30 uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding wordt de geleiding gevormd door een sleuf.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het verminderen van de benodigde trekkracht tijdens het ploegen, waarbij een ploeg, in het bijzonder de 35 ploeg zoals hierboven beschreven een frame omvat met ten

1njQQQR

\ I w I w <-· ^ * 3 minste één ploeglichaam met een rister en een voorsnijelement, waarbij tijdens het ploegen de hele ploeg of althans een deel daarvan door aandrijfbare bewegingsmiddelen in beweging wordt gebracht. In een bijzonder 5 uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvinding wordt het ploeglichaam of althans een deel daarvan in beweging gebracht. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is de beweging een vibrerende beweging. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding omvat de beweging, in de 10 rijrichting van de ploeg gezien, een heen-en-weergaande bewegingscomponent. Uit het experiment is gebleken dat het zeer gunstig is om het aantal bewegingen per minuut ongeveer tussen de 500 en 1200 te kiezen. Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding bedraagt de afstand waarover 15 bewogen wordt ongeveer 5-10 millimeter. In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de uitvinding is deze afstand bij voorkeur 7 of 8 millimeter.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 20 hand van een uitvoeringsvoorbeeld, waarin:

Figuur 1 een zijaanzicht toont van een ploeg overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een onderaanzicht toont van de ploeg overeenkomstig figuur 1; 25 Figuur 3 een detail toont van een ploeglichaam meer in het bijzonder het rister en de ploegschaar.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een deel van een ploeg 1 die is gekoppeld met een trekker 2 en die is voorzien 30 van een frame 3 met een ploeglichaam 4. Het ploeglichaam 4 omvat een rister 5 dat via een ploegboom met het frame 3 is verbonden. Het ploeglichaam 4 is verder voorzien van een voorsnijelement 7 dat in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door een ploegschaar 8. De ploeg 1 is verder 35 voorzien van aandrijfbare bewegingsmiddelen 9 met behulp '1 013 8 35 4 waarvan tijdens het ploegen het voorsnijelement 7 in beweging kan worden gebracht. De aandrij fbare bewegingsmiddelen 9 omvatten een excentrische aandrijving 10 die met het frame 3 is verbonden. De excentrische aandrijving 10 is met een 5 uiteinde verbonden met een stang 11 die met het andere uiteinde scharnierbaar met het frame 3 is verbonden. Door de excentrische aandrijving 10 wordt de stang 11 in een oscillerende beweging gebracht. De stang 11 is met een verdere stang 12 verbonden die met het andere uiteinde met de 10 ploegschaar 8 is verbonden (figuur 2 en figuur 3) . Zoals in figuur 3 is weergegeven omvat de ploegschaar 8 een geleiding 13 welke in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door een sleuf waarin het rister 5 is gelegen.

Tijdens het ploegen wordt de ploegschaar 8 door de 15 excentrische aandrijving 10 heen en weer bewogen en kan deze afsteunen op het rister 5. De heen-en-weergaande beweging bedraagt ongeveer 7 a 8 millimeter, terwijl het aantal trillingen tussen de 500 en 1200 per minuut is gelegen. Het rister 5 omvat verder, zoals in figuur 1 en 2 is weergegeven, 20 een zoolijzer 14 dat via een verbindingsconstructie 15 met het rister is verbonden.

Tijdens het ploegen worden de aandrijfbare bewegingsmiddelen bijvoorbeeld door de aftakas van de trekker en/of door het hydraulische circuit van de trekker 25 aangedreven. Op deze wijze wordt het extra vermogen dat nog beschikbaar is bij de trekker optimaal benut tijdens het ploegen. Op deze wijze wordt het mogelijk om met een trekker met een relatief gering vermogen toch een grote ploeg voort te trekken. De in figuur 1-3 weergegeven ploeg kan ook 30 worden uitgerust met een voorschaar die eveneens door de aandrijfbare bewegingsmiddelen 9 in trilling kan worden gebracht.

,1 Cl 38 35

Claims

1. Ploeg (1), voorzien van een frame (3) met ten minste één ploeglichaam (4) dat een rister (5) omvat en welk 5 ploeglichaam (4) tevens een voorsnijelement (7), zoals bijvoorbeeld een ploegschaar (8) omvat, met behulp van welk voorsnijelement (7) tijdens het ploegen althans een deel van een grondbalk wordt losgesneden, met het kenmerk, dat de ploeg (1) aandrijfbare bewegingsmiddelen (9) omvat met behulp 10 waarvan tijdens het ploegen althans een deel van het ploeglichaam ten opzichte van de ploeg (1) in beweging wordt gebracht.

2. Ploeg volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voorsnijelement (7) en/of het rister (5) in beweging wordt 15 gebracht.

3. Ploeg volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bewegingsmiddelen (9) hydraulisch en/of elektrisch en/of via een aftakas van een voertuig, zoals bijvoorbeeld een trekker (2), worden aangedreven.

4. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beweging een oscillerende, meer in het bijzonder een trillende of vibrerende beweging is.

5. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfbare bewegingsmiddelen (9) een 25 excentrische aandrijving (10) omvatten.

6. Ploeg volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de excentrische aandrijving (10) is verbonden met een stang (11) die door de aandrijving in een oscillerende beweging wordt gebracht.

7. Ploeg volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de stang (11) direct of indirect met het voorsnijelement (7) en/of het rister (5) is verbonden.

8. Ploeg volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de stang (11) via een verbindingshalk (12) , zoals bijvoorbeeld 1. f 3 A ς r >4 een ploegboom (6), met het rister (5) en/of het voorsnijelement (7) is verbonden.

9. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorsnijelement (7) een voorschaar is.

10. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorsnijelement (7) het rister (5) is.

11. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voorsni jelement (7) of het rister (5) een geleiding (13) omvat waarin respectievelijk althans een 10 deel van het rister (5) of het voorsni jelement (7) is gelegen.

12. Ploeg volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de geleiding (13) wordt gevormd door een sleuf.

13. Werkwijze voor het verminderen van de benodigde 15 trekkracht tijdens het ploegen, waarbij een ploeg (1), in het bijzonder de ploeg (1) zoals beschreven in een der conclusies 1-12, een frame (3) omvat met ten minste één ploeglichaam (4) met een rister (5) en een voorsni jelement (7) en waarbij tijdens het ploegen de hele ploeg (1) of althans een deel 20 daarvan door aandrijfbare bewegingsmiddelen (9) in beweging wordt gebracht.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de beweging een vibrerende beweging is.

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, met het 25 kenmerk, dat de beweging in de rijrichting van de ploeg (1) gezien een heen-en-weergaande bewegingscomponent omvat.

16. Werkwijze volgens een der conclusies 13-15, met het kenmerk, dat het aantal bewegingen per minuut ongeveer tussen de 500 en 1200 is gelegen.

17. Werkwijze volgens een der conclusies 13-16, met het kenmerk, dat de afstand waarover bewogen wordt ongeveer tussen de 5 en 10 millimeter bedraagt.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de afstand bij voorkeur 7 of 8 millimeter is. 1013835