NL1013563C1 - Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond. Download PDF

Info

Publication number
NL1013563C1
NL1013563C1 NL1013563A NL1013563A NL1013563C1 NL 1013563 C1 NL1013563 C1 NL 1013563C1 NL 1013563 A NL1013563 A NL 1013563A NL 1013563 A NL1013563 A NL 1013563A NL 1013563 C1 NL1013563 C1 NL 1013563C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drilling
tunnel
control parameters
determining
controlling
Prior art date
Application number
NL1013563A
Other languages
English (en)
Inventor
Bastiaan Karel Jacques Obladen
Original Assignee
Ballast Nedam Infra B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ballast Nedam Infra B V filed Critical Ballast Nedam Infra B V
Priority to NL1013563A priority Critical patent/NL1013563C1/nl
Priority to NL1015324A priority patent/NL1015324C2/nl
Priority to EP00980103A priority patent/EP1228291A1/en
Priority to PCT/NL2000/000803 priority patent/WO2001034941A1/en
Priority to AU17403/01A priority patent/AU773458B2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1013563C1 publication Critical patent/NL1013563C1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D9/00Tunnels or galleries, with or without linings; Methods or apparatus for making thereof; Layout of tunnels or galleries
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D9/00Tunnels or galleries, with or without linings; Methods or apparatus for making thereof; Layout of tunnels or galleries
    • E21D9/06Making by using a driving shield, i.e. advanced by pushing means bearing against the already placed lining
    • E21D9/08Making by using a driving shield, i.e. advanced by pushing means bearing against the already placed lining with additional boring or cutting means other than the conventional cutting edge of the shield
    • E21D9/0875Making by using a driving shield, i.e. advanced by pushing means bearing against the already placed lining with additional boring or cutting means other than the conventional cutting edge of the shield with a movable support arm carrying cutting tools for attacking the front face, e.g. a bucket
    • E21D9/0879Making by using a driving shield, i.e. advanced by pushing means bearing against the already placed lining with additional boring or cutting means other than the conventional cutting edge of the shield with a movable support arm carrying cutting tools for attacking the front face, e.g. a bucket the shield being provided with devices for lining the tunnel, e.g. shuttering

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Excavating Of Shafts Or Tunnels (AREA)

Description

5
INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET BOREN IN EEN ONDERGROND
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het boren in een ondergrond, meer in het bijzonder voor het boren van een tunnel in een bodem.
5 Voor het boren van tunnels of andere bouwwerken in een deformatiegevoelige bodem zijn recent ontwikkelde tunnelboormachines bekend, waarbij met behulp van een graafwiel aan het uiteinde van een stalen mantel, een schild genoemd, bodemmateriaal wordt ontgraven welk 10 bodemmateriaal met behulp van een vloeistof getransporteerd wordt tot boven het maaiveld. Het schild sluit aan op het reeds vervaardigde deel van de tunnelwand, welke is opgebouwd uit achter elkaar geplaatste ringen, waarbij per voorafbepaalde verplaatsing van het schild telkens 15 een extra ring aan de tunnelwand wordt toegevoegd. De voortgang van het schild met het daarin geplaatste graafwiel wordt bewerkstelligd door het schild met behulp van een aantal aandrukvijzeis tegen de tunnelwand af te zetten.
20 Dergelijke tunnelboormachines worden groten deels handmatig aangestuurd door een daartoe opgeleide persoon of operator. De operator kan het boorproces besturen met behulp van een aantal stuurparameters, waaronder de rotatiesnelheid van de boor, de mate van het 25 af zetten van elk van de aandrukvij zeis, de afvoersnelheid van het losgewoelde bodemmateriaal, etc.
Een bezwaar van dergelijke tunnelboormachines is dat aan het oppervlak van de ondergrond deformaties, dat wil zeggen verplaatsingen van de ondergrond zowel in 30 horizontale als in verticale richting, kunnen optreden, welke grote schade kunnen toebrengen aan de infrastructuur en de bebouwing aan het oppervlak.
1013563 2
Teneinde de genoemde deformaties te minimaliseren, past de operator op basis van zijn opleiding en ervaring de stuurparameters van de boormachine aan. Hierbij kan de operator tevens gebruik maken van theore-5 tisch bepaalde stuurparameters, die met behulp van bijvoorbeeld een eindige-elementenmodel van de bodem en de boormachine op basis van de gemeten deformaties en bodem-parameters, die representatief zijn voor de eigenschappen van de bodem, berekend zijn.
10 Een bezwaar hiervan is dat het berekenen van dergelijke stuurparameters een lange berekeningstijd vraagt. Een verder bezwaar is dat voor het berekenen van de stuurparameters een grote hoeveelheid gegevens over de opbouw van de bodem voorhanden dient te zijn, hetgeen een 15 uitgebreid systeem voor metingen (boringen) in de bodem vergt. Deze gegevens zullen bovendien telkens ververst moeten worden aangezien de opbouw van de bodem over het traject aan veranderingen onderhevig is.
Het is derhalve een doel van de onderhavige 2 0 uitvinding een werkwijze en inrichting voor het boren in een ondergrond te verschaffen waarbij bovengenoemde bezwaren zijn ondervangen.
Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze voor het boren in een 25 ondergrond verschaft, welke de stappen omvat van: - het a priori bepalen van de wijze van besturen van boormiddelen voor het boren in de ondergrond; - het op de a priori bepaalde wijze aansturen van de boormiddelen; 3 0 - het tijdens het met de boormiddelen boren bepalen van deformatiegegevens van de ondergrond; - het aan de hand van de deformatiegegevens in hoofdzaak real-time bepalen van de wijze van aansturen van de boormiddelen en het vervolgen met stap c.
35 Een dergelijke wijze van aansturen is bij voor keur geparametriseerd in een aantal stuurparameters. Uitgangspunt voor het boren zijn dan a priori bepaalde stuurparameters waarmee het boren kan aanvangen. Tijdens 101 3563 3 het boren worden vervolgens de deformaties aan het oppervlak van de ondergrond gemeten, hetzij direct door middel van in de bodem gestoken zakbakens of indirect door het meten van verplaatsingen van de bebouwing. Opgemerkt 5 wordt dat de wijze van aansturen niet alleen afhankelijk kan worden gemaakt van de uitkomst van de deformatieme-tingen, maar ook van de uitkomst van metingen aan andere toestandsgegevens, zoals de druk op een aantal posities nabij de boormiddelen, de druk en debiet in bepaalde 10 leidingen of andere elementen van de tunnelboormachine. Gebruik makend van de deformatiegegevens en eventueel rekening houdend met vooraf vastgelegde specifieke defor-matiegrenzen wordt een al dan niet aangepaste wijze van aansturen van de boormiddelen bepaald.
15 Deze bepaling van de wijze van aansturing ge schiedt bij voorkeur in hoofdzaak real-time, zodat min of meer directe relaties tussen de stuurparameters enerzijds en de gemeten deformaties en/of toestandgegevens anderzijds te leggen zijn.
20 Een verder voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat de wijze van besturing in wezen onafhankelijk van de opbouw van de bodem en onafhankelijk van de ruis in de gebruikte meetgegevens is. Bovendien zijn de veranderingen van de bodem in de tijd cq. af gelegde 25 weg in de meetgegevens zelf opgenomen.
De bepaling van stuurparameters aan de hand van deformatiegegevens van de ondergrond en de toestandgegevens geschiedt in een bepaalde voorkeursuitvoering met behulp van kennissystemen waarin kennis en ervaring over 30 de verbanden tussen deformatiegegevens en stuurparameters zijn opgenomen. Dergelijke kennissystemen kunnen een groot aantal "regels" of vaste relaties omvatten waarmee de juiste stuurparameters worden bepaald. In een bijzondere voordelige uitvoeringswijze van de uitvinding omvat 35 het kennissysteem een neuraal netwerk waarin de verbanden tussen de deformatiegegevens, toestandgegevens en stuurparameters vast te leggen is. Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding omvat de werkwijze derhalve: 1013563 4 -a) het a priori bepalen van stuurparameters voor het besturen van boormiddelen; -b) het met de a priori bepaalde stuurparameters aansturen van boormiddelen voor het boren in de 5 ondergrond; -c) het tijdens het boren bepalen van deforma-tiegegevens van de ondergrond; -d) het tijdens het boren bepalen van toestand- gegevens; 10 -e) het invoeren van de de formatiegegevens en toestandgegevens in een neuraal netwerk en het uitvoeren van de met het neurale netwerk bepaalde stuurparameters voor het aansturen van de boormiddelen en het vervolgen met stap c. De uitvoer van het neurale netwerk verschaft 15 aan de operator een aantal stuurparameters ter besturing van de boormiddelen. De operator kan hiervan al dan niet gebruik maken bij het besturen van de tunnelboormachine.
Bij voorkeur worden de stappen van het bepalen van de deformatiegegevens en het invoeren van deformatie-20 gegevens in een neuraal netwerk zodanig vaak herhaald, dat aan de hand van de toestandgegevens, de ingevoerde deformatiegegevens en de uiteindelijk door de operator voor het besturen van de boormiddelen gekozen stuurparameters het neurale netwerk getraind wordt. Hierdoor is 25 het bijvoorbeeld mogelijk om de bij de operator aanwezige kennis en ervaring over te brengen op het neurale netwerk.
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt het neurale netwerk van tevoren getraind, bijvoor-30 beeld tijdens het boren van een eerdere tunnel of leiding, zodat het trainen van het neurale netwerk tijdens het boren van een volgende tunnel of leiding achterwege kan blijven.
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm van 3 5 de uitvinding omvat de werkwijze het aan een bedienend persoon of operator tonen van één of meer van de bepaalde stuurparameters. Het bedienend persoon of de operator kan dan aan de hand van de getoonde stuurparameters bepalen 1013563 5 met welke stuurparameters hij de boormiddelen zou willen aansturen.
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm worden de boormiddelen direct aangestuurd met de door het 5 neurale netwerk berekende stuurparameters, dat wil zeggen zonder directe tussenkomst van de operator. Afhankelijk van de situatie kan een goed getraind neuraal netwerk betere boorprestaties leveren dan een operator.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 10 omvat de werkwijze het vergelijken van de a priori bepaalde wijze van aansturen (stap a) met de in stap e bepaalde wijze van aansturen van de boormiddelen, en het afhankelijk van het resultaat van de vergelijking kiezen van een voorkeurswijze van aansturen van de boormiddelen. 15 Het vergelijken omvat bijv. het bepalen van het verschil tussen de stuurparameters. Indien het verschil groter is dan een vooraf bepaalde waarde, wordt bijv. de operator daarvan verwittigd door middel van een akoestisch of optisch waarschuwingssignaal.
20 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze het herhalen van de stappen a tot en met e per een vooraf bepaalde boorafstand, die bij voorkeur overeenkomt met de lengte van de eerder genoemde ringen van de tunnelwand. Voor elke nieuwe ring wordt 25 uitgegaan van de a priori bepaalde startwaarde van de stuurparameters, die vervolgens al dan niet worden aangepast aan de hand van de resultaten van de berekeningen met behulp van het neurale netwerk.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 30 omvat de werkwijze het aan het neurale netwerk toevoegen van a priori analytisch bepaalde grenswaarden voor het voorspellen van onstabiele situaties, waardoor dergelijke situaties op verbeterde wijze te vermijden zijn.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 35 worden tijdens het boren van een eerste tunnel of leiding toegepaste stuurparameters opgeslagen, bijv. in een database, terwijl bij het boren van een tweede tunnel deze stuurparameters worden opgehaald en vergeleken met 1013563 6 de voor het boren van de tweede tunnel of leiding bepaalde stuurparameters. Hierdoor kan gebruik worden gemaakt van de ervaring die is opgedaan bij het boren van de eerste tunnel, waardoor de kans op deformaties, en derge-5 lijke verder verkleind kan worden.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de stap van het bepalen van deformatiegegevens het meten van deformaties op posities voor, boven en achter het boorschild van de boormiddelen, en/of omvat deze stap 10 het meten van deformaties als functie van de verstreken tijd.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de werkwijze het op basis van een fysisch model van onder meer de ondergrond en van de 15 boormiddelen simuleren van het boren van de tunnel of leiding in de ondergrond. In plaats van het uitvoeren van daadwerkelijke boring, wordt in deze uitvoeringsvorm het boren gesimuleerd met behulp van het fysische model. Bij voorkeur wordt een dergelijke simulatie uitgevoerd voor 20 het trainen van een operator, waarbij deze ervaring kan opdoen zonder dat er gevaar voor schade kan optreden. Bovendien kunnen dergelijke simulaties a priori, dat wil zeggen alvorens te boren, worden uitgevoerd voor teneinde het boren te kunnen optimaliseren.
25 Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het testen van een of meer onderdelen van de boormiddelen door het simuleren van het boren. Hierdoor kan in een fabriek of ter plaatse ten minste een onderdeel getest worden, zonder dat daarvoor een kostbare 30 proefboring vereist is.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze, bijv. bij het optreden van een calamiteit, het stopzetten van de boren, het simuleren van een aantal boorvarianten, het kiezen van een boorvariant en het 35 vervolgen van het boren, met de gekozen boorvariant. Door het simuleren van een aantal mogelijke boorvarianten, kan de meest optimale boorvariant gekozen worden waarmee het 1 01 3563 7 boren vervolgd kan worden. Hierbij worden de nadelige gevolgen van de calamiteit geminimaliseerd.
Volgens een ander aspect van de onderhavige uitvinding wordt een inrichting verschaft voor het boren 5 in een ondergrond, omvattende - boormiddelen voor het boren in een ondergrond; - met de boormiddelen verbonden besturingsmid-delen voor het besturen van de boormiddelen; 10 - deformatiebepalingsmiddelen voor het bepalen van de deformatiegegevens die een maat zijn voor de door het boren veroorzaakte deformaties; - toestandbepalingsmiddelen voor het bepalen van de toestandgegevens die kenmerkend zijn voor het 15 boorproces; - communicatiemiddelen voor het communiceren tussen de deformatiebepalingsmiddelen, de toestandbepalingsmiddelen en de besturingsmiddelen; waarbij de bestu-ringsmiddelen zijn uitgerust voor het in hoofdzaak real- 20 time bepalen van de wijze van aansturen van de boormiddelen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de boormiddelen: - een schildorgaan met daaraan aangebracht een 25 roteerbaar boorelement; - een aantal duworganen tussen een tegenover het boorelement liggend uiteinde van het schildorgaan en de tunnelwand voor het voortduwen van het schildorgaan; waarbij zowel het boorelement als de duworganen via de 30 besturingsmiddelen zijn aan te sturen.
Het boren zelf geschiedt in een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm door het roteren van een boorelement, zoals bijvoorbeeld een graafwiel, dat bestuurd wordt door besturingsmiddelen, terwijl het verplaatsen 35 van het schildorgaan plaatsvindt door een aantal duworganen, zoals aanduwvijzeis, en dergelijke, die eveneens met behulp van besturingsmiddelen zijn aan te sturen. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm geschiedt het boren in de 1013563 8 ondergrond door het persen van een element, zoals bijvoorbeeld een stalen leiding, door de bodem. Ook in een dergelijk geval kunnen deformaties aan het oppervlak van de ondergrond optreden. Wanneer in het vervolg derhalve 5 de term "boren" voor het maken van een opening in de ondergrond wordt gebruikt, wordt daarmee ook het "persen" of het op soortgelijke wijze "aanbrengen" van elementen in een ondergrond verstaan.
Bij voorkeur omvatten de boormiddelen tevens 10 spuitmiddelen voor het spuiten van vulmateriaal, welke spuitmiddelen aansluitbaar zijn aan de besturingsmiddelen voor het aansturen van daarvan. De werking en het doel van de bovengenoemde spuitmiddelen zullen hierna worden verduidelijkt. Door aansturing van de spuitmiddelen is de 15 wijze van boren aan te passen.
Het boorelement, de duworganen en de spuitmiddelen zijn door de besturingsmiddelen aanstuurbaar, waarbij de wijze van aansturing hiervan wordt bepaald door het daaraan verschaffen van de juiste stuurparame-20 ters.
Verdere, voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding volgen uit de navolgende beschrij-ving van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren, 25 waarin tonen: - figuur 1 een schematisch aanzicht in perspectief van een tunnelboormachine, die een tunnel onder een tweetal gebouwen boort; - figuur 2 een uitvergroot aanzicht van de 3 0 voorkeursuitvoeringsvorm van figuur 1, en - figuur 3 een diagram, waarin schematisch de werking van de uitvoeringsvorm van fig. 1 wordt verklaard.
Bij het aanleggen van een tunnel of een soort-35 gelijk bouwwerk in een deformatiegevoelige ondergrond, zoals bijvoorbeeld een relatief slappe bodem, zijn ondermeer twee technieken beschikbaar. Als eerste kan in de ondergrond een sleuf worden gegraven, waarin tunnelseg- 1013563 9 menten worden aangebracht, waarna de sleuf al dan niet weer wordt toegedekt. Een dergelijke techniek is zowel op het land als onder het water toepasbaar. De bouwkosten voor het volgens een dergelijke techniek aanleggen van 5 een tunnel zijn relatief laag. Een bezwaar van deze bekende techniek is echter dat deze niet of zeer moeilijk toepasbaar is in dichtbebouwde gebieden. Bovendien is het in bepaalde gevallen maatschappelijk nauwelijks acceptabel om dergelijke tunnels in natuurgebieden, gebieden van 10 bijzonder cultuurhistorische aard of soortgelijke gebieden aan te leggen. Een verder bezwaar is dat bij de bouw van een dergelijke tunnel in zo'n geval de bestaande infrastructuur van wegen, water-, electriciteits-, en communicatieleidingen etc. gedurende langere tijd aange-15 past moet worden, hetgeen tot hoge indirecte kosten kan leiden.
Volgens een tweede techniek wordt de tunnel in een deformatiegevoelige ondergrond geboord met behulp van een tunnelboormachine 1 (TBM). Een dergelijke tunnel-20 boormachine 1 is weergegeven in figuur 1. In de figuur wordt in een bodem b een tunnel gegraven met behulp van tunnelboormachine 1. Het reeds voltooide deel van de tunnelwand bestaat uit een aantal achter elkaar geplaatste betonnen tunnelwandringen R. Aan het booruiteinde van 25 de tunnel is een stalen mantel of schild 6 voorzien, welk schild in meer detail in figuur 2 is weergegeven en afmetingen heeft die enigszins groter zijn dan die van de tunnelwandringen R, zodat het schild over enige afstand over de laatste tunnelwandringen van de tunnelwand ge-30 schoven is (fig. 2) . Aan het booruiteinde van het schild 6 is een roteerbaar graafwiel 2 voorzien. Het graafwiel 2 wordt in rotatie gebracht (linksom of rechtsom) door een aan het schild aangebrachte (electrische) aandrijfmotor 3. Het graafwiel 2 woelt al roterend het bodemmateriaal 35 van de bodem b los waarbij tegelijkertijd in een transle-rende beweging in de richting van pijl A het schild 6 wordt voortgeduwd. Dit voortduwen geschiedt door middel van een aantal tussen het schild 6 en de laatste tunnel- 1013563 10 wandring R aangebrachte drukvijzels 5. De drukvijzels 5 zijn hierbij gelijkmatig over het eindoppervlak van de tunnelwandring R verdeeld.
Elke tunnelwandring R is opgebouwd uit een 5 aantal, bijv. zeven segmenten S. Bij het monteren van een tunnelwandring R dienen de genoemde aandrukvijzeis 5 paarsgewijs te worden teruggetrokken om ruimte te maken voor het te plaatsen segment S. Door het successievelijk aanbrengen van nieuwe tunnelwandsegmenten S wordt telkens 10 een nieuwe tunnelwandring R tegen de laatste tunnelwand-ring aangebracht, waardoor de lengte van de tunnel in stappen van één tunnelwandring vergroot wordt.
Het bij het graven losgewoelde bodemmateriaal b wordt in de weergegeven uitvoeringsvorm als volgt afge-15 voerd. Via een vloeistoftoevoerbuis 12 wordt bentoniet-vloeistof toegevoerd in een ruimte tussen het graafwiel 2 en een daarachter geplaatste drukwand 14 van het schild 6. In deze ruimte komt tevens het losgewoelde bodemmateriaal b terecht. De bentonietvloeistof vermengt zich met 20 het losgewoelde bodemmateriaal en het mengsel wordt via een afzuigmond 13 en een niet-weergegeven afvoerleiding afgevoerd naar een lokatie boven het maaiveld.
Ter realisering van voldoende stabiliteit is op de bentonietvloeistofspiegel een verhoogde luchtdruk 25 nodig om de water- en gronddruk op de desbetreffende diepte te kunnen weerstaan. Daartoe is in het schild 2 een tweede wand geplaatst, de zogenoemde duikwand 15.
Door tussen de duikwand 15 en de drukwand 14 een lucht-drukkussen of luchtdrukbel 17 te verschaffen, wordt deze 30 druk via de bentonietvloeistof overgebracht op het boor-front.
In figuur 2 heeft de duikwand 15 aan de onderzijde een opening zodat het losgewoelde bodemmateriaal via zuigmond 13 is af te zuigen. In geval van onderhouds-35 werkzaamheden is de duikwand 15 echter te sluiten, en kan onderhoudspersoneel via luchtsluis 16 de ruimte tussen de drukwand 14 en duikwand 15 betreden.
1 01 356 3 11
De tunnelboormachine 1 omvat tevens één of meer op spoorrails 8 verplaatsbare volgwagens 7, waarop een voorraad tunnelsegmenten S rust. Bovendien is op de volgwagens 7 een aantal pompen aangebracht voor het via 5 een aantal toe- en afvoerleidingen, ondermeer voor het toevoeren van bentonietvloeistof respectievelijk het afvoeren van het mengsel van bentonietvloeistof en losgewoeld bodemmateriaal.
Tussen het zich over de tunnelwand uitstrekken-10 de uiteinde van het schild 6 enerzijds en de tunnelwand anderzijds is een staartafdichting 10 voorzien, waarin een aanvoermechanisme 19 voor het aanvoeren van een groutmengsel kan zijn aangebracht. Het aanvoermechanisme dient voor het spuiten van groutmateriaal in de ruimte 15 die bij het boren rondom de tunnelwand ontstaat, met name doordat de buitendiameter van het schild 6 groter is dan de buitendiameter van de tunnelwand en doordat het schild 6 in veel gevallen niet geheel evenwijdig met de tunnelwand is gepositioneerd. Deze ruimte wordt gevuld met 2 0 groutmateriaal, teneinde verzakkingen aan het oppervlak van de bodem b zoveel mogelijk te voorkomen.
De tunnelboormachine 1 is te bedienen met een aantal instelbare stuurparameters, zoals bijvoorbeeld de draaisnelheid en draairichting van het graafwiel 2, het 25 moment dat door de graafwielaandrijving 23 op het graafwiel 2 wordt overgebracht, de aandrukkracht van elk van de aandrukvij zeis 5, de druk van het via de toevoer 12 toegevoerde bentoniet, de mate van afzuiging via zuigmond 13, de hoeveelheid en samenstelling van het groutmateri-30 aal dat via het aanvoermechanisme 19 rondom de tunnelwand wordt gespoten, etc. Bij het instellen kan gebruik worden gemaakt van toestandinformatie die verkregen is via een groot aantal sensoren, zoals druksensoren 20 voor het meten van de druk in de graaf kamer, sensoren 21 voor het 35 meten van de hydraulische druk van elk van de vijzels 5 en/of de afstand waarover elk van de vijzels 5 is uitgeduwd, in aanvoerkanaal 19 aangebrachte debietmeter 22 1013563 12 voor het meten van het debiet van het aangevoerde grout-materiaal, etc..
Aan het oppervlak van de bodem b worden metingen uitgevoerd van de verplaatsingen in opwaartse en 5 neerwaartse richting als gevolg van het naderen en passeren van de tunnelboormachine 1. De zettingen wanneer slechts verticale verplaatsingen beschouwd worden of de deformaties wanneer tevens de horizontale verplaatsingen beschouwd worden kunnen direct gemeten worden met behulp 10 van zakbakens 20 of indirect met behulp van een aan een gebouw G aangebrachte meetapparatuur 21. De meetgegevens worden opgevangen in een verwerkingseenheid en van daaruit verzonden naar de tunnelboormachine 1. De meetgegevens kunnen grafisch worden weergegeven. De metingen 15 worden zowel een positie voor, boven alsmede achter het schild van de tunnelboormachine geplaatst, teneinde een goed beeld te kunnen verkrijgen van de door het boren veroorzaakte deformaties van het bodemoppervlak.
Alvorens te boren worden aan de hand van grond-20 mechanische sommen de aanvangsparameters voor de besturing van de tunnelboormachine bepaald. De boring vangt aan met de instelling van deze aanvangsparameters. Tijdens het boren worden in hoofdzaak real-time de deformat-iegegevens naar de operator verstuurd, welke deformatie-25 gegevens samen met de toestandgegevens worden gebruikt om de- tunnelboormachine zodanig met stuurparameters aan te sturen, dat deformaties (zettingen) minimaal blijven. De stappen van het bepalen van de zettingegevens tot en met het aansturen van de tunnelboormachine 1 geschiedt tij -30 dens het boren en wordt derhalve in hoofdzaak real-time uitgevoerd, hetgeen wil zeggen dat de tijdsvertraging minimaal is. In de praktijk treedt een tijdsvertraging op van maximaal circa een kwartier. Een tijdsvertraging van maximaal 5^6 minuten is echter in sommige gevallen 35 realiseerbaar.
In figuur 3 is schematisch de werking van de tunnelboormachine weergegeven. De tunnelboormachine 1 wordt bestuurd met behulp van een TBM-besturing 40. Deze 1013563 13 besturing 40 is met behulp van een groot aantal verbindingslijnen 41a, 41b, 41c, 41d verbonden met de diverse elementen van de tunnelboormachine 1 voor het besturen van onder meer de vijzeldruk, de rotatiesnelheid 5 en rotatierichting van het graafwiel 2, etc. Bovendien is de besturing 40 verbonden met een groot aantal toestand-bepalingssensoren, waaronder sensoren 20, 21, 22, in de figuur schematisch aangegeven onder referentienummer 44, waarmee het boorproces in de gaten kan worden gehouden.
10 In de praktijk kunnen wel circa 900 of meer sensoren worden toegepast voor het bepalen van één van de grootheden die representatief zijn voor het boorproces. Hierbij kan gedacht worden aan druksensoren op diverse posities, temperatuursensoren, etc.
15 De besturing 40 van de tunnelboormachine 1 is aangesloten op een stuurcomputer 40 die door een operator 0 te bedienen is. besturing van de tunnelboormachine 1 geschiedt bijvoorbeeld door de verplaatsingssnelheid van het schild 6 te verkleinen (bijvoorbeeld door de vijzel-20 druk in de vijzels 5 te verkleinen). Hierdoor kunnen grote deformaties vermeden worden, aangezien door het inspuiten van groutmateriaal, zoals hier eerder is aangegeven, aan de buitenzijde van de tunnelwand de bodem b in voldoende mate gestabiliseerd kan worden. Een dergelijke 25 lage verplaatsingssnelheid zal het boren echter economisch onrendabel maken. Wanneer echter de verplaatsingssnelheid wordt vergroot, neemt echter de kans op deformaties of zelfs op een totale "blow-out" toe, hetgeen schade aan gebouwen en infrastructuur kan veroorzaken.
30 Voor het bepalen van het tunnelproject wordt de operator O op een in het vakgebied bekende wijze geholpen door een (niet-weergegeven) laser die in de tunnel wordt opgesteld en die het ideale boortrajeet weergeeft, gebruik makend van de laser krijgt de operator O via de 35 besturing 40 en stuurcomputer 45 een indicatie van hoever het daadwerkelijk geboorde tunneltraject afwijkt van het ideale traject.
1013563 14
De operator 0 wordt bij het besturen van de tunnelboormachine 1 geholpen door de tunnelboormachine-computer 45 die hetzij aangeeft welke voorkeurswaarden de verschillende stuurparameters dienen te bezitten om 5 gegeven het te volgen boortraject, de deformaties aan het oppervlak aan de ondergrond b te minimaliseren, hetzij de besturing 40 direct aanstuurt, in welk laatste geval de operator O slechts een controlerende functie heeft.
De bepaling van de voorkeursstuurparameters ge-10 schiedt door gegevens van de zakbakens 20 of de meetapparatuur 21, die de deformaties meten, in te voeren in een neuraal netwerk 46. Bovendien worden de toestandspara-meters die het boorproces karakteriseren in het neurale netwerk 46 ingevoerd. In het geval dat het neurale net-15 werk 46 eenmaal getraind is, zal de uitvoer van dit netwerk de voorkeursstuurparameters opleveren. De aldus bepaalde stuurparameters worden vervolgens op een willekeurige wijze aan de operator O kenbaar gemaakt, bijvoorbeeld door een grafische afbeelding op het beeldscherm 20 van de stuurcomputer 45.
Bij het bepalen van voorkeursstuurparameters kunnen de door het neurale netwerk 46 bepaalde stuurparameters vergeleken worden met stuurparameters die zijn opgeslagen in de theoretische database 50, die vóór het 25 boren is gevuld met theoretisch bepaalde stuurparameters. Deze stuurparameters kunnen bijvoorbeeld zijn bepaald door het uitvoeren van theoretische berekeningen aan de hand van een fysisch model van de ondergrond en van de tunnelboormachine.
30 Bovendien kunnen de voorkeursstuurparameters vergeleken worden met de stuurparameters uit een "as-built" database 51, waarin stuurparameters zijn opgeslagen tijdens het boren van een eerdere tunnel, bijvoorbeeld de eerste tunnel van een tweelingtunnel, of een 35 eerder in een soortgelijke bodem aangelegde tunnel. Bij te grote verschillen tussen de stuurparameters in de theoretische database 50 en/of de "as-built" database 51 enerzijds en de door het neurale netwerk berekende stuur- 1013563 15 parameters anderzijds wordt een waarschuwing afgegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een optisch of akoestisch signaal. Hierdoor kan de operator O handmatig de stuurpa-rameters aanpassen teneinde calamiteiten te vermijden.
5 In het geval dat het neurale netwerk nog niet getraind is, worden de deformatiegegevens en de toestand-gegevens als invoer en de door een operator 0 gebruikte of toegepaste stuurparameters als uitvoer gebruikt om de coëfficiënten van het neurale netwerk te trainen. Indien 10 na verloop van tijd tijdens het boren het neurale netwerk in voldoende mate getraind is, kan de tunnelboormachine-computer 45 in voorkomende gevallen de besturing overnemen van de operator 0.
In figuur 3 is met een onderbroken lijn weerge-15 geven dat de bij het boren toegepaste stuurparameters alsmede de daarbij behorende waarden van de toestandgege-vens ten behoeve van later gebruik in een database, bijvoorbeeld de as-built database 51, zijn op te slaan.
Naast de boven beschreven toepassing van de 2 0 uitvinding op het in een ondergrond boren van tunnels, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding tevens andere toepassingen omhelst, zoals toepassing op het in een ondergrond persen van buizen, zoals bijvoorbeeld het persen van stalen buizen door een slappe bodem voor 25 realiseren van een olieleiding, etc.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is het systeem van de tunnelboormachinecompu-ter 45, het neurale netwerk 46, de zettingsmeetsensoren 44 en als optie de databases 50 en 51 aan te sluiten op 3 0 een simulator waarin het gedrag van de tunnelboormachine 1 wordt gesimuleerd. Een dergelijke simulator kan softwarematig en hardwarematig worden geïmplementeerd.
In een eenvoudig simulatiemodel wordt bijvoorbeeld gedrag gesimuleerd van het schild 6, de drukschot-3 5 ten 14,15, de voortstuwingsvij zeis 5, het graafwiel of snij rad 2 met verschuivingscilinders, een systeem voor het opvangen van drukvariaties, dat wil zeggen het systeem voor het luchtdrukkussen, het gedrag van het aan- en 1013563 16 afvoersysteem voor vloeistof en losgewoeld bodemmateri-aal, van compressoren en luchtdrukregeling, het gevolg van een bepaalde waterdruk, gronddruk, wrijving langs het schild 6, bodemtype, etc..
5 Met de simulator kunnen van tevoren simulaties worden uitgevoerd voor het boortraject dat doorlopen zal gaan worden met als doel het boortraject te optimaliseren. Een dergelijke simulator is tevens toepasbaar voor het trainen van operatoren. Aangezien het trainen van 10 operatoren in de praktijk zeer veel tijd vergt (enige jaren) en bovendien gevaarlijke situaties niet of nauwelijks getraind kunnen worden, is het voordeliger om een operator op een dergelijke simulator te trainen. De simulator kan tevens toegepast worden bij optredende 15 calamiteiten. Hierbij wordt bijvoorbeeld het boren van de tunnel stopgezet, wordt een simulatie uitgevoerd van het uitgevoerde boorwerk, en wordt bekeken tot in welke stand men met de TBM terug moet gaan om weer stabiele situatie te geraken.
2 0 In een andere voorkeursuitvoeringsvorm kan de simulator worden toegepast om subsystemen van de tunnel-boormachine bij de fabrikant van de tunnelboormachine TBM te kunnen testen om te zien of alle sub-systemen juist functioneren. Tijdens het fabricageproces kan in een 25 dergelijk geval de simulatie van bepaalde subsystemen vervangen worden door de werkelijke subsystemen of componenten op het moment dat deze gereed zijn gekomen. Als de gehele machine gereed is, kan de simulator op alle subsystemen van de tunnelboormachine worden aangesloten en 30 kan worden proefgedraaid. Hierdoor kan het in huidige praktijk gebruikelijke proefboren (over meer dan 200 m) vermeden.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan; de 35 gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.
1013563

Claims (32)

1. Werkwijze voor het boren en/of persen in een ondergrond, de stappen omvattende van: - het a priori bepalen van de wijze van besturen van boormiddelen voor het boren en/of persen in de 5 ondergrond; - het op de a priori bepaalde wijze aansturen van de boormiddelen; - het tijdens het met de boormiddelen boren en/of persen bepalen van deformatiegegevens van de onder- 10 grond; - het aan de hand van de deformatiegegevens in hoofdzaak real-time bepalen van de wijze van aansturen van de boormiddelen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de 15 wijze van besturen wordt bepaald door een aantal stuurpa-rameters.
3. Werkwijze voor het boren en/of persen in een ondergrond, bij voorkeur volgens conclusie 2, de stappen omvattende van: 20 -a) het a priori bepalen van stuurparameters voor het besturen van boormiddelen voor het boren en/of persen in de ondergrond; -b) het met de a priori bepaalde stuurparameters aansturen van boormiddelen voor het boren en/of 25 persen in de ondergrond; -c) het tijdens het boren en/of persen bepalen van deformatiegegevens van de ondergrond; -d) het tijdens het boren en/of persen bepalen van toestandgegevens; 30 -e) het invoeren van de deformatiegegevens en toestandgegevens in een neuraal netwerk en het uitvoeren van de met het neurale netwerk bepaalde stuurparameters voor het aansturen van de boormiddelen en het vervolgen met stap c. 101 3563
4. Werkwijze volgens conclusie 3, omvattende het tijdens het boren en/of persen trainen van het neurale netwerk aan de hand van de invoer van de bepaalde deformatiegegevens en de toestandgegevens en de uitvoer 5 van de stuurparameters.
5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, omvattende het a priori trainen van het neurale netwerk.
6. Werkwijze volgens een van de conclusies 3-5, stap e omvattende: 10 -el) het aan een bedienend persoon tonen van een of meer van de bepaalde stuurparameters.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, stap e omvattende : - e2) het door het bedienend persoon al dan 15 niet aanpassen van de stuurparameters aan de hand van de getoonde stuurparameters en het met de al dan niet aangepaste stuurparameters aansturen van de boormiddelen.
8. Werkwijze volgens een der conclusies 3-6, stap e omvattende: 20 -e3) het met de bepaalde stuurparameters aan sturen van de boormiddelen.
9. Werkwijze volgens een der conclusies 3-8, omvattende: - het vergelijken van de bij stap a en bij stap 25. bepaalde wijzen van aansturen van de boormiddelen; en - het afhankelijk van het resultaat van de vergelijking aanpassen van de wijze waarmee de boormiddelen worden aangestuurd.
10. Werkwijze volgens een der conclusies 3-9, 3. omvattende het herhalen van de stappen a-e per een vooraf bepaalde boorafstand.
11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het boren omvat het graven van een tunnel of het persen van een leiding in de ondergrond.
12. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de vooraf bepaalde boorafstand in hoofdzaak overeenkomt met de lengte van een ringvormig tunnelsegment van de tunnel wand. 1013563
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies , omvattende het aan het neurale netwerk toevoegen van a priori analytisch bepaalde grenswaarden.
14. Werkwijze volgens conclusie 11, omvattende 5 het opslaan van de tijdens het boren van een eerste tunnel of leiding toegepaste stuurparameters en/of toe-standgegevens.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, omvattende het bij het boren van een tweede tunnel of leiding verge- 10 lijken van toe te passen stuurparameters met de bij het boren van de eerste tunnel of leiding toegepaste stuurparameters .
16. Werkwijze volgens conclusie 15, omvattende het aanpassen van de toe te passen stuurparameters afhan- 15 kelijk van de vergelijking van de stuurparameters.
17. Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, omvattende het situeren van de eerste en tweede tunnel respectievelijk leiding in eikaars nabijheid.
18. Werkwijze volgens een der voorgaande con- 20 clusies, waarbij de stap van het bepalen van deformatie- gegevens omvat het meten van deformaties op posities voor, boven en achter het boorschild van de boormiddelen.
19. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stap van het bepalen van deformatie- 25 gegevens omvat het meten van deformaties als functie van de. verstreken tijd.
20. Werkwijze volgens een der conclusies 3-19, in stap a omvattende het toepassen van grondmechanische en/of empirische relaties voor het bepalen van de a 30 priori stuurparameters.
21. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het op basis van een fysisch model van ondermeer de ondergrond en van de boormiddelen simuleren van het boren van een tunnel in de ondergrond.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, omvattende het trainen van een operator door het simuleren van het boren van een tunnel in de ondergrond. 1013563
23. Werkwijze volgens conclusie 21, omvattende het a priori uitvoeren van simulaties voor optimalisatie van het boren.
24. Werkwijze volgens conclusie 21, omvattende 5 het testen van een of meer onderdelen van de boormiddelen door het simuleren van het boren.
25. Werkwijze volgens conclusie 21, omvattende het stopzetten van het boren, het simuleren van een aantal boorvarianten, het kiezen van een boorvariant, en 10 het vervolgen van het boren met de gekozen boorvariant.
26. Inrichting voor het boren in een ondergrond, omvattende: - boormiddelen voor het boren in een ondergrond ; 15. met de boormiddelen verbonden besturingsmid- delen voor het besturen van de boormiddelen; - deformatiebepalingsmiddelen voor het bepalen van de deformatiegegevens die een maat zijn voor de door het boren veroorzaakte deformaties; 20. toestandbepalingsmiddelen voor het bepalen van de toestandgegevens die kenmerkend zijn voor het borenproces; - communicatiemiddelen voor het communiceren tussen de deformatiebepalingsmiddelen, de toestandbepa- 25 lingsmiddelen en de besturingsmiddelen; waarbij de bestu-ringsmiddelen zijn uitgerust voor het in hoofdzaak realtime bepalen van de wijze van aansturen van de boormiddelen .
27. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij de 30 besturingsmiddelen een neuraal netwerk omvatten met als invoer de deformatiegegevens en de toestandgegevens en als uitvoer de stuurparameters voor het besturen van de boormiddelen.
28. Inrichting volgens conclusie 26 of 27, 35 waarbij de boormiddelen omvatten: - een schildorgaan met daaraan aangebracht een roteerbaar boorelement; 1013563 - een aantal duworganen tussen een tegenover het boorelement liggend uiteinde van het schildorgaan en de tunnelwand voor het voortduwen van het schildorgaan; waarbij zowel het boorelement als de duworganen via de 5 besturingsmiddelen zijn aan te sturen.
29. Inrichting volgens conclusie 26, 27 of 28, omvattende spuitmiddelen voor het spuiten van groutmate-riaal, welke spuitmiddelen aansluitbaar zijn aan de besturingsmiddelen voor het aansturen daarvan.
30. Inrichting volgens een der conclusies 26- 29, welke gegevensopslagmiddelen omvat waarin voor het boren toegepaste stuurparameters zijn op te slaan.
31. Inrichting voor het boren in een ondergrond, waarbij de werkwijze volgens ten minste een van 15 de conclusies 1-25 wordt toegepast.
32. Werkwijze voor het boren in een ondergrond, waarbij de inrichting volgens een der conclusies 26-30 wordt toegepast. 1013563
NL1013563A 1999-11-11 1999-11-11 Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond. NL1013563C1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013563A NL1013563C1 (nl) 1999-11-11 1999-11-11 Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond.
NL1015324A NL1015324C2 (nl) 1999-11-11 2000-05-29 Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond.
EP00980103A EP1228291A1 (en) 1999-11-11 2000-11-03 Device and method for drilling in a subsurface
PCT/NL2000/000803 WO2001034941A1 (en) 1999-11-11 2000-11-03 Device and method for drilling in a subsurface
AU17403/01A AU773458B2 (en) 1999-11-11 2000-11-03 Device and method for drilling in a subsurface

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1013563 1999-11-11
NL1013563A NL1013563C1 (nl) 1999-11-11 1999-11-11 Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1013563C1 true NL1013563C1 (nl) 2001-05-14

Family

ID=19770245

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1013563A NL1013563C1 (nl) 1999-11-11 1999-11-11 Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1013563C1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1015324C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond.
US11105157B2 (en) Method and system for directional drilling
CN102979501B (zh) 自动地提升钻头离开地下地层中的开孔底面的方法
US9534446B2 (en) Formation dip geo-steering method
CN111989456B (zh) 用于井筒操作中定向钻井的基于模型的参数估计
DE112013007374T5 (de) Schätzen und Vorhersagen der Bohrlochgewundenheit
US20040028476A1 (en) System and method for automatically drilling and backreaming a horizontal bore underground
JP3135207B2 (ja) トンネル掘進機の施工管理システム
CA2842161C (en) Method and system of displaying data associated with drilling a borehole
JP7219181B2 (ja) シールド掘進機の施工管理方法
JP6954002B2 (ja) シールド掘進機の方向制御システム
NL1013563C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het boren in een ondergrond.
JP2022143625A (ja) シールド掘進機の施工管理方法
JP4423783B2 (ja) シールド掘進機の掘削管理方法
CN113802561B (zh) 污水管线的灌浆移除方法
KR102513958B1 (ko) 장거리 시공이 가능한 터널 굴진 장치 및 방법
Carpenter Drilling-systems automation roadmap improves decision making
JPH0335604B2 (nl)
JP3515719B2 (ja) 滑材供給方法
Yonan Pipe jacking forces in sand
CN117552485A (zh) 钢管沉井下沉纠偏工艺
JP2960996B2 (ja) シールド掘削機及びその方向制御方法
Verwey Real time data acquisition and prediction model comparison using maxi directional drills
KR20230016946A (ko) 장거리 시공이 가능한 터널 굴진 장치 및 방법
NeSmith Jr et al. Installation effort, current calculation methods and uses in design and construction in the US: W. Morgan NeSmith Jr. Willie M. NeSmith, PE

Legal Events

Date Code Title Description
ZD Corrections to earlier publications

Free format text: PAT. BUL. 04/2001, HEADING PD, SECTION 5, PAGE 867: AT THE NAME "BALLAST NEDAM INFRA B.V." THE FOLLOWING DATA SHOULD BE ADDED; E21D 9/093

VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040601