NL1013471C2 - Slokdarmsnijder. - Google Patents

Description

Nr. 1013471 Slokdarmsniider.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een bewerking aan karkassen van geslacht gevogelte, in het bijzonder het opheffen van de verbinding van een ingewandenpakket met het karkas via de 5 slokdarm.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het uitvoeren van zo een bewerking aan karkassen van geslacht gevogelte.

Een bewerking van de boven beschreven soort 10 wordt tot nu toe met de hand uit gevoerd wanneer het ingewandenpakket van geslacht gevogelte, bijvoorbeeld een geslachte kip, door een uithaler is uitgehaald en het pakket ingewanden zich buiten het gevogelte bevindt. Het ingewandenpakket zit dan nog vast met vet en met de slok-15 darm aan het karkas. Wanneer het ingewandenpakket moet worden verwijderd trekt men het ingewandenpakket handmatig los waardoor de slokdarm losscheurt. Hierbij treedt als nadeel op dat de scheur in de slokdarm niet altijd op de gewenste plaats ontstaat. Vaak scheurt de slokdarm net 20 voor de voormaag, waardoor de inhoud van de maag zich in het gevogelte kan verspreiden. Ook nadelig is dat voor het losscheuren van de slokdarm kracht nodig is en relatief veel tijd.

Het is een doel van de uitvinding een inrichting 25 en werkwijze te verschaffen waarmee deze nadelen worden 1 0 1 34 7 Ή 2 opgelost.

Hiertoe wordt een inrichting van de boven beschreven soort volgens de uitvinding gekenmerkt door snijmiddelen voor het doorsnijden van de slokdarm in het 5 karkas, waarbij middelen voorzien zijn voor het inbrengen van de snijmiddelen in het karkas, waarbij voorts middelen voorzien zijn voor het omgrijpen van de slokdarm.

Hierbij kan de slokdarm steeds op een zelfde bepaalde plaats binnen het karkas worden doorgesneden. Er 10 is minder kracht nodig voor het later losmaken van het ingewandenpakket omdat het ingewandenpakket dan nog slechts met -makkelijk te verbreken- vet aan het karkas verbonden is. Tevens is er dan minder tijd nodig voor het verwijderen van het ingewandenpakket.

15 Vanuit een ander aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het doorknippen van de slokdarm in gevogelte. Bij voorkeur is de inrichting voorzien van knipmiddelen, omvattend een van een eerste snij rand voorziene slokdarm-omgrijper en een daarmee samenwerkende 20 tweede snijrand.

Bij voorkeur is de inrichting aan een aandrijving bevestigbaar.

Bij voorkeur omvatten de middelen voor het omgrijpen van de slokdarm een grijperdeel, dat bij 25 voorkeur verdraaibaar is, in het bijzonder in een in hoofdzaak horizontaal vlak. Aldus kan op eenvoudige wijze de slokdarm, die zich verticaal zal uitstrekken, aangevat worden. De aangrijping van de slokdarm wordt bevorderd indien het grijperdeel haakvormig is.

3 0 Bij voorkeur is het grijperdeel -van boven af gezien- linksom verdraaibaar, hetgeen voordelig is gezien de positie die de slokdarm doorgaans in het karkas inneemt .

Bij voorkeur omvatten de snijmiddelen een -bij 35 voorkeur relatief stationaire- snijrand. Deze snijrand kan deel uitmaken van een inkeping, waarin het grijperdeel kan bewegen. Aldus kan in een vloeiende, doorgaande beweging 101 34 71-" 3 van het grijperdeel de slokdarm worden omvat en doorgesneden. Het grijperdeel is daartoe bij voorkeur voorzien van een scherpe rand, ter bevordering van de grijpwerking en van de snij werking. De inkeping kan ook een opneem-5 ruimte vormen voor het grijperdeel in invoer- en/of uit-voerstand, teneinde het profiel zo klein mogelijk te houden.

In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding omvat deze een holle buis met daarin 10 een draaibare stang, aan welke holle buis de snijrand, in het bijzonder de inkeping, is voorzien, welke draaibare stang is voorzien van het grijperdeel, in het bijzonder het haakvormige grijperdeel, dat buiten de holle buis reikt. De draaibare stang wordt hierbij afgeschermd door 15 de holle buis, waarbij het grijperdeel echter vrij is.

Bij voorkeur is de snijrand danwel de inkeping voorzien in een aan de holle buis bevestigd radiaal uitstekend gedeelte.

Bij voorkeur vormt het radiaal uitstekend 20 gedeelte tevens een neerwaarts uitsteeksel, voor bevordering van de invoering in het karkas. Hierbij reikt de draaibare stang van onder uit de holle buis, en is de draaibare stang aan bij voorkeur het uiteinde voorzien van een verdikt gedeelte voor de plaatsbepaling.

25 Alternatief kan het radiaal uitstekend gedeelte een verbinding vormt tussen een boven het grijperdeel gelegen gedeelte van de holle buis en een daaronder gelegen gedeelte daarvan. Het onderste gedeelte van de holle buis kan hierbij een afscherming en lager vormen 3 0 voor de draaibare stang, en bovendien een zoek- of in- voereind vormen voor de inrichting.

Het radiaal uitstekend gedeelte kan een trapeziumvormig verhoging vormen, en is bij voorkeur voorzien van een zoekvlak.

35 De middelen voor het roteren van de draaibare stang ten opzichte van de holle buis kunnen handmatig, elektrisch, pneumatisch of hydraulisch bedienbaar zijn. I n 1 01£4 i 4 een verdere ontwikkeling zijn middelen voorzien voor het verplaatsen van de slokdarm tot in de bewegingsbaan van de omgrijpmiddelen. Hiermee kan steeds verzekerd worden dat omgrijpmiddelen de slokdarm ook daadwerkelijk zullen 5 kunnen omgrijpen.

In een slachtlijn opstelling, waarbij de inrichtingen volgens de uitvinding in serie achter elkaar op een omlopend gestel aangebracht zijn, bijvoorbeeld in carrousel -vorm, heeft het de voorkeur indien de voornoemde 10 verplaatsingsmiddelen op het gestel zijn aangebracht, buiten de snij inrichting. De snij inrichting kan hierdoor eenvoudig worden gehouden.

Bij voorkeur zijn de verplaatsingsmiddelen dan eveneens in serie aangebracht, elk behorend bij een 15 snij inrichting. Bij voorkeur zijn de verplaatsingsmiddelen opgesteld om de buitenzijde van het karkas aan te grijpen.

Hiertoe kan een verdraaibare duwmiddel, zoals een stang voorzien zijn die bij voorkeur tussen de poten van het aan de poten hangende karkas grijpt, waarbij de 20 stang verplaatsbaar aangebracht is voor het uitoefenen van een duwkracht op het karkas, in het bijzonder een poot. De stang is daartoe bij voorkeur verdraaibaar, in het bijzonder om een verticale as, waarbij het voordelig is indien de stang tegen een veerkracht in verplaatsbaar is.

25 Bij voorkeur is het duwmiddel linksom verdraai baar, gezien de positie die de slokdarm doorgaans in het karkas inneemt.

Bij voorkeur maakt het duwmiddel deel uit van een beugel, die tussen de poten van het karkas reikt. De 30 beugel kan hierbij gevormd zijn om een verticale doorgang te verschaffen voor de snij inrichting.

Bij voorkeur is het grijperdeel opgesteld om bij aanvang van het verdraaien daarvan van het gestel af bewogen te worden, in een carrousel opstelling radiaal 35 naar buiten, en heeft het verplaatsingsmiddel, zoals de beugel, door kanteling van het karkas de slokdarm in de baan van het grijperdeel gebracht.

1 0 1 347 1¾ 5

Tevens voorziet de uitvinding in een samenstel voor het omvatten en doorsnijden van de slokdarm van gevogelte, omvattend een transporteur voor de karkassen van het gevogelte volgens een slachtbaan en middelen voor 5 het met de karkassen meebewegen van de inrichtingen zoals hiervoor beschreven.

De uitvinding voorziet verder in een werkwijze voor het doorsnijden van de slokdarm van gevogelte, met het kenmerk, dat een inrichting zoals hiervoor omschreven 10 gebruikt wordt, waarbij de inrichting in het karkas van geslacht gevogelte gebracht wordt, waarbij vervolgens de slokdarm wordt omvat en doorgeknipt, waarna de inrichting uit het gevogelte verwijderd wordt.

Ook voorziet de uitvinding in een werkwijze voor 15 het doorsnijden van de slokdarm van gevogelte, met het kenmerk, dat een samenstel zoals hiervoor omschreven gebruikt wordt, waarbij de inrichting in het karkas van geslacht gevogelte gebracht wordt, waarbij vervolgens de slokdarm wordt omvat en doorgeknipt, waarna de inrichting 20 uit het gevogelte verwijderd wordt.

In een verdere ontwikkeling wordt voorafgaande aan het omgrijpen van de slokdarm het karkas gekanteld om de slokdarm in de bewegingsbaan van een middel waarmee de slokdarm omgrepen wordt te brengen.

25 Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de tekeningen beschreven worden.

Figuur 1 is een verticaal aanzicht op de voor-beelduitvoering volgens de uitvinding.

3 0 Figuur 2 is een bovenaanzicht op een uitvoe ringsvoorbeeld van een beugel volgens de uitvinding.

Figuur 3 is een aanzicht van de voorbeelduitvoering volgens figuur 1 in combinatie met een uitvoeringsvoorbeeld van een beugel volgens figuur 2.

3 5 Figuur 4 is een bovenaanzicht op een uitvoe ringsvoorbeeld waarin voorbeelduitvoeringen volgens figuur 1 roteren volgens de roterende beweging van een carrousel.

1 0 1 34 7 UK

6

Figuur 5 is een weergave van de voorbeelduitvoe-ringen volgens figuur 1, bevestigd aan een carrousel waarbij de slokdarm van geslacht gevogelte wordt doorgesneden.

5 De voorbeelduitvoering volgens figuur 1 betreft een inrichting 20 met snijmiddelen voor het doorsnijden van de slokdarm in het karkas van geslacht gevogelte. In het bijzonder is de inrichting bedoeld voor het lossnijden van de slokdarm nadat het ingewandenpakket van het gevo-10 gelte door een uithaler is uitgehaald en het pakket ingewanden zich buiten het karkas bevindt. Het ingewandenpakket zit dan alleen nog met vet en met de slokdarm aan het karkas vast.

Getoond in figuur 1 zijn een ophangblok 19 met 15 doorgangen 9 voor geleidingsstangen (niet weergegeven) en met nokrol 14 die geleid wordt in stationaire curve- of nokkenbaan 15 van bijvoorbeeld een carrousel. Aan het blok 19 is een holle buis 1 bevestigd, met daarin een linksom, in de richting A draaibare stang 2. De holle buis 1 is 20 voorzien van een radiaal en neerwaarts reikende verhoging 3 met een inkeping 4. De draaibare stang 2 is voorzien van een haakvormig uitsteeksel 5. Het haakvormig uitsteeksel 5 is voorzien van een scherpe rand om goed te kunnen snijden. Het haakvormig uitsteeksel 5 is eveneens roteerbaar 25 in een horizontaal vlak om passend door de inkeping 4 heen bewogen te kunnen worden om zodoende de slokdarm door te snijden. De verhoging 3 is trapeziumvormig en is voorzien van een zoekrand of -vlak 6.

Bij voorkeur zijn het haakvormig uitsteeksel 5 30 en de verhoging 3 vervaardigd van gehard staal zodat een goede snijwerking, ook na zeer veel snij-bewerkingen, gegarandeerd blijft.

De draaibare stang 2 is aan een uiteinde voorzien van een verdikt gedeelte 7. Het verdikt gedeelte 7 35 vergemakkelijkt een correcte positionering van de holle buis 1 en de draaibare stang 2 in het karkas van geslacht gevogelte.

11513471¾ 7

Het roteren van de draaibare stang 2 ten opzichte van de holle buis 1 vindt plaats door middel van de tandwielen 8,21,22, waarbij het tandwiel 22 aangedreven wordt op een stationaire heugel.

5 Het doorsnijden van de slokdarm van geslacht gevogelte gaat nu als volgt: het gevogelte wordt met de borst naar het gestel gekeerd, aan de poten hangend onder de inrichting 20 gebracht. Vervolgens worden de holle buis 1 en de draaibare stang 2 neergelaten in het karkas van 10 geslacht gevogelte, door het in verticale richting verplaatsen van het blok 19 en de holle buis 1 en de draaibare stang 2 in het karkas, totdat de haakvormig uitsteeksel kort boven de nek gelegen is. Vervolgens wordt de draaibare stang 2 in rotatie gebracht en wordt de 15 slokdarm door het verdraaiende haakvormig uitsteeksel 5 omgrepen, naar de inkeping 4 gebracht en doorgeknipt door samenwerking met de scherpe rand daarvan.

Het roteren van de draaibare stang 2 en dus van het haakvormig uitsteeksel 5 wordt veroorzaakt door aan-20 drijving van het tandwiel 22, dat het tandwiel 21 aandrijft en daarmee het andere tandwiel 8, dat met de draaibare stang 2 is verbonden.

Na het doorsnijden van de slokdarm worden de holle buis 1 en de draaibare stang 2 uit het karkas ver-25 wijderd, door het in verticale richting opwaarts verplaatsen van het blok 19 en daarmee van de holle buis 1 en de draaibare stang 2 ten opzichte van het karkas.

Op de hierboven beschreven wijze wordt de slokdarm op een gewenste plaats, dicht bij de nek, doorge-30 sneden. Het ingewandenpakket, waaraan ook het afgeknipte deel van de slokdarm vastzit, zit nu nog alleen met vet vast aan het geslachte gevogelte. Het losnemen van het ingewandenpakket dat alleen met vet vastzit aan het karkas kost veel minder kracht dan het losnemen van het ingewan-3 5 denpakket wat met vet èn slokdarm vastzit aan het karkas en kan op een verdere plaats in het proces eenvoudig geschieden door divergerende banen. Bovendien gaat het 101 34? 1¾ 8 doorsnijden van de slokdarm sneller dan het met de hand losscheuren van de slokdarm. Er is dus een besparing mogelijk met betrekking tot inzet van personeel.

De bovengenoemde inrichting 20 zal in serie 5 opgenomen kunnen worden in een slachtlijn, bijvoorbeeld in een carrousel, waarbij een hangtransporteur voor de karkassen van het gevogelte langs de carrousel geleid wordt. Het doorsnijden van de slokdarm met het samenstel gebeurt nu op dezelfde wijze zoals hierboven beschreven. Het 10 gevogelte zal hierbij met de borst richting de hartlijn van de carrousel aankomen en zo inlopen.

Figuur 2 toont een roteerbare pootbeugel 10. Deze roteerbare beugel 10 is voorzien voor het in een horizontaal vlak kantelen van het karkas om de slokdarm 15 zonodig in de draaibaan van de haak 4 te brengen. Dit kan nodig zijn, omdat de slokdarm niet altijd voldoende dicht bij het midden van het karkas zal liggen, doch in bewerkingsrichting enigszins achter de snij inrichting. De roteerbare beugel 10 is roteerbaar of kantelbaar linksom, 2 0 in richting C om een stang 11 en voorgespannen naar de weergegeven positie, steunend tegen de stang 23, middels torsieveer 12. De stangen 11 en 23 kunnen tevens de geleidingen vormen voor het blok 19.

De roteerbare beugel 10 is aan de gestelzijde 25 voorzien van een rol 13, die aankomt tegen een omlopende baan op het gestel, welke baan radiaal naar buiten gelegen gedeelten omvat. Door de veerwerking is aanligging van de rol 13 tegen de baan steeds verzekerd en beweegt de beugel 10 automatisch terug wanneer de verhoging van de baan op-30 houdt. De rotatiebeweging van de beugel 10 heeft als voordeel ten opzichte van een translatiebeweging van de beugel 10 dat voorkomen wordt dat de slokdarm aankomt tegen de buitenzijde van het haakvormig uitsteeksel 5 (zie ook de beschrijving bij figuur 4) . De oriëntatie van de 35 roteerbare beugel 10 is zodanig dat het vlak welke de U-vormige beugel 10 definieert loodrecht staat op de hartlijn van de holle buis 1 en draaibare stang 2 uit figuur 101 3471¾ 1.

9

Figuur 3 toont de inrichting uit figuur 1 in combinatie met de roteerbare beugel 10. De locatie van de roteerbare beugel 10 kan zodanig zijn dat de holle buis 1 5 en de draaibare stang 2 door de beugel 10 heen steken.

Figuur 4 toont een schematisch bovenaanzicht op een uitvoeringsvoorbeeld waarin voorbeelduitvoeringen volgens figuur 1 bevestigd zijn aan een in procesrichting B roterend carrousel. Het bovenaanzicht is weergegeven ter 10 hoogte van het haakvormig uitsteeksel 5 en de verhoging 3. De slokdarm 25 bevindt zich aanvankelijk buiten bereik van het haakvormig uitsteeksel 5 en benedenstrooms van de snij inrichting zoals blijkt uit positie a in figuur 4. Om de slokdarm 25 binnen het bereik van het haakvormig 15 uitsteeksel 5 te brengen wordt de beugel geroteerd; de slokdarm 25 komt dan op een positie te liggen zoals aangegeven bij b. Doordat de beugel in richting C geroteerd wordt, wordt het karkas relatief naar voren en naar buiten gekanteld en verplaatst de slokdarm 25 zich meer naar de 20 inrichting 20 en enigszins radiaal naar buiten toe. Vervolgens wordt, zoals aangegeven bij c, het haakvormig uitsteeksel 5 geroteerd, aanvankelijk in radiale richting haar buiten toe ten opzichte van de carrousel. Deze rotatie wordt voortgezet, zoals aangegeven bij c,d,e om de 25 slokdarm 25 te omgrijpen, mee te verdraaien en door te snijden, zoals aangegeven bij f, waar het haakvormig uitsteeksel 5 door de inkeping in de verhoging 3 heen bewogen wordt. Het doorsnijden van de slokdarm 25 is nu voltooid en de snij inrichting kan nu uit de kip bewogen 30 worden. De rotatierichting van het haakvormig uitsteeksel 5 kan gelijk zijn aan de rotatierichting van de carrousel.

Figuur 5 is een weergave van de voorbeelduitvoeringen volgens figuur 1, bevestigd aan een carrousel waarbij de slokdarm van geslacht gevogelte wordt doorge- 35 sneden. Het karkas S hangt met de borst aan de binnenzijde van de carrousel en met de rug naar de buitenzijde. Eerst wordt de inrichting 20 neerwaarts in het karkas 21 van het

1 o 1 347 "N

10 geslacht gevogelte bewogen. De inrichting 20 wordt in- en uit het karkas 21 van geslacht gevogelte verplaatst doordat de inrichting 20 een curvebaan 15 volgt. Daarna vindt rotatie van de beugel plaats in de richting C. Vervolgens 5 wordt de draaibare stang 2 geroteerd in de richting A en de slokdarm doorgesneden. Daarna kan de beugel 10 weer terugkantelen. Tenslotte wordt de inrichting 20 weer geheven in de uitloop.

1 0 1 34 T 1r’

Claims (29)

1. Inrichting voor het uitvoeren van een bewerking aan karkassen van geslacht gevogelte, omvattend snijmiddelen voor het doorsnijden van de slokdarm in het karkas, waarbij middelen voorzien zijn voor het inbrengen 5 van de snijmiddelen in het karkas, waarbij voorts middelen voorzien zijn voor het omgrijpen van de slokdarm.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het omgrijpen van de slokdarm een -bij voorkeur haakvormig- grijperdeel omvatten, 10 dat bij voorkeur vervaardigd is van gehard staal.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het grijperdeel verdraaibaar is in een in hoofdzaak horizontaal vlak, bij voorkeur linksom.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het 15 kenmerk, dat het grijperdeel deel uitmaakt van de snijmiddelen, en bij voorkeur voorzien is van een scherpe rand.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het grijperdeel opgesteld is om bij aanvang van het verdraaien daarvan voor het omvatten en doorsnijden van de slokdarm, 20 deze in radiale richting naar buiten beweegt ten opzichte van een roterende voortbewegingsrichting van de snij - inrichting.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de snijmiddelen een -bij voorkeur 25 relatief stationaire- snijrand omvatten om met het grij perdeel een knipmiddel te vormen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de snij rand deel uitmaakt van een inkeping, waarin het grijperdeel kan bewegen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, omvattend een holle buis met daarin een draaibare stang, aan welke holle buis de snijrand, in het bijzonder de inkeping, is 101 347 Ή voorzien, welke draaibare stang is voorzien van het grij-perdeel, in het bijzonder het haakvormige grijperdeel, dat bij voorkeur buiten de holle buis reikt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de 5 snijrand danwel de inkeping voorzien is in een aan de holle buis bevestigd radiaal uitstekend gedeelte, dat bij voorkeur trapeziumvormig is en voorzien is van een zoek-vlak.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het 10 radiaal uitstekend gedeelte tevens een neerwaarts uitsteeksel vormt.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de draaibare stang van onder uit de holle buis reikt en bij voorkeur een verdikt eind vormt, in het bijzonder voor 15 plaatsbepaling.

12. Inrichting volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de middelen voor het roteren van de draaibare stang ten opzichte van de holle buis elektrisch, pneumatisch of hydraulisch zijn.

13. Inrichting voor het doorknippen van de slok darm in gevogelte.

14. Inrichting volgens conclusie 13, voorzien van knipmiddelen, omvattend een van een eerste snijrand voorziene slokdarm-omgrijper en een daarmee samenwerkende 25 tweede snijrand.

15. Samenstel van een gestel en een daarop aangebrachte inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts voorzien van middelen voor het verplaatsen van de slokdarm tot in de bewegingsbaan van de 30 omgrijpmiddelen.

16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de voornoemde verplaatsingsmiddelen op het gestel zijn aangebracht, buiten de snij inrichting.

17. Samenstel volgens conclusie 16, waarbij 35 meerdere inrichtingen volgens een der conclusies 1-14 in serie zijn aangebracht op het gestel, waarbij tevens de verplaatsingsmiddelen in serie aangebracht zijn, elk 1013471* behorend bij een snij inrichting.

18. Samenstel volgens conclusie 16 of 17, waarbij de verplaatsingsmiddelen opgesteld zijn om de buitenzijde van het karkas aan te grijpen.

19. Samenstel volgens conclusie 18, waarbij een verdraaibare duwmiddel, zoals een stang voorzien is, die bij voorkeur tussen de poten van het aan de poten hangende karkas grijpt, waarbij de stang verplaatsbaar aangebracht is voor het uitoefenen van een duwkracht op het karkas, in 10 het bijzonder een poot.

20. Samenstel volgens conclusie 19, waarbij de stang verdraaibaar is aangebracht, in het bijzonder om een verticale as, bij voorkeur linksom verdraaibaar.

21. Samenstel volgens conclusie 20, waarbij de 15 stang tegen een veerkracht in verplaatsbaar is.

22. Samenstel volgens conclusie 19, 20 of 21, waarbij het duwmiddel deel uit maakt van een beugel, die tussen de poten van het karkas reikt.

23. Samenstel volgens conclusie 22, waarbij de 20 beugel gevormd is om een verticale doorgang te verschaffen voor de snijinrichting.

24. Samenstel volgens een der conclusies 15-23, waarbij het grijperdeel opgesteld is om bij aanvang van het verdraaien daarvan van het gestel af bewogen te wor- 25 den, in een carrousel opstelling radiaal naar buiten, en is het verplaatsingsmiddel opgesteld om daarvoor door kanteling van het karkas de slokdarm in de baan van het grijperdeel gebracht te hebben, bij voorkeur door kanteling linksom.

25. Samenstel voor het omvatten en doorsnijden van de slokdarm van gevogelte, omvattend een transporteur voor de karkassen van het gevogelte volgens een slachtbaan en middelen voor het met de karkassen meebewegen van de inrichtingen volgens een der conclusies 1-14, alsmede 35 middelen voor het aandrijven van de grijpermiddelen.

26. Werkwijze voor het doorsnijden van de slokdarm van geslacht gevogelte, met het kenmerk, dat knipmid- 1013471* delen in het karkas worden ingevoerd, waarbij vervolgens de slokdarm wordt omvat en doorgeknipt, waarna de knipmid-delen uit het gevogelte verwijderd worden.

27. Werkwijze vlgens conclusie 26, waarbij met 5 het omgrijpen de slokdarm naar een tegensnijmiddel gevoerd wordt.

28. Werkwijze volgens conclusie 26 of 27, waarbij het karkas gekanteld wordt om de slokdarm in de baan van een grijpmiddel te brengen, vervolgens de slokdarm met 10 het grijpmiddel wordt omvat en naar een snijmiddel wordt genomen en daar in een doorgaande beweging wordt doorgeknipt, waarna de inrichting uit het gevogelte verwijderd wordt.

29. Werkwijze volgens conclusie 28, waarbij de 15 kanteling en de beweging van het grijpmiddel beide linksom plaatsvinden. -o-o-o-o-o-o-o-o- AF/MB/KP A <!}. O f ' 7 7 '.-A-s i 0 ti O-.· ii 1