NL1013274C1 - Inrichting geschikt voor het afdichten van openingen tegen een flu´dum, zoals water. - Google Patents

Description

' 1

Korte aanduiding: Inrichting geschikt voor het afdichten van openingen tegen een fluïdum, zoals water.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting geschikt voor 5 het tijdelijk tegen een fluïdum, zoals water afdichten van een door wanden begrensde doorgang.

Bij wateroverlast ten gevolge van hevige regenbuien en/of overstromingen worden thans in de regel zandzakken toegepast welke voor een door wanden begrensde doorgang, zoals 10 bijvoorbeeld een deur of een raam worden gepositioneerd om het binnendringen van water in woningen of andere gebouwen te voorkomen. Indien de wateroverlast gedurende langere tijd aanhoudt zal het water door de zandzakken heen dringen en alsnog de woning of het gebouw binnengaan. Het gebruik van 15 zandzakken heeft verder als nadeel dat zandzakken relatief zwaar zijn en relatief veel ruimte innemen waardoor in de meeste woningen of gebouwen met zand gevulde zandzakken niet standaard aanwezig zijn. bij naderende wateroverlast dienen de zakken en het zand te worden aangevoerd en dienen de zakken 20 te worden gevuld hetgeen in relatie tot de op die momenten heersende tijdsdruk relatief tijdrovend en arbeidsintensief is.

Een andere situatie, waarbij water tijdelijk moet worden tegengehouden is bijvoorbeeld bij hoge waterstanden bij 25 slui zen of in geval van onderhoud van sluizen en dergelijke.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die eenvoudig kan worden aangebracht, bij opslag relatief weinig ruimte inneemt, relatief licht is en waarmee een doorgang kan worden afgedicht. Dit doel wordt bij de inrichting volgens de 30 uitvinding bereikt doordat de inrichting ten minste een opblaasbaar element omvat waarmee de doorgang afsluitbaar is. Dergelijke systemen zijn niet nieuw. Zo zijn onder andere bekend:

Een octrooi 1267733 op naam van Allen Raymond Mackewn, waarin 35 concreet een opblaasbaar element wordt omschreven. En voorts 1 01 3274 2 octrooi DE 19517232 Al, waarin een variant met een 'harmonica' constructie wordt getoond. Ook in octrooi G 91041066 wordt een constructie getoond, waarbij een afdichting wordt gerealiseerd door een opblaasbare slang.

5 Probleem bij veel van deze oplossingen is de aansluiting bij het maken van een scherpe hoek, bijvoorbeeld bij een deur in een kozijn. Met name de buitenhoek blijkt in de praktijk door dit soort systemen onvoldoende te worden afgedicht, waardoor het probleem van binnentredende vloeistof nog steeds 10 niet of slechts ten dele is opgelost. Bij veel van de aanbieders van dit soort oplossingen is dit probleem ook bekend gelet op de hulpstukken, die voor dit soort oplossingen worden beschreven. Zo wordt in octrooi GB 2246156 A een hoekstuk beschreven, dat aan de buitenzijde een scherpe hoek 15 heeft en aan de binnenzijde een afgeronde hoek, waardoor het opblaasbare element de hoek gemakkelijker kan volgen en waardoor een betere afdichting kan worden verkregen.

Een nadeel van deze oplossing is, dat er bij veel van de situaties, waarbij een dergelijk afdichtingsysteem gewenst is 20 geen ruimte is om een hoekstuk ter afronding van de scherpe hoek te plaatsen. In geval van bijvoorbeeld een deur is de ruimte tussen deur en onderdorpel, respectievelijk de stijl van het kozijn daarvoor te beperkt om voldoende 'afronding' te kunnen creëren.

25 Een ander nadeel van genoemde oplossingen is, dat na het installeren de zich in de doorgang bevindende deuren, poorten, ramen en dergelijke, niet meer kunnen worden gebruikt, zonder de aangebrachte afdichting te verstoren.

30 De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die voor veel van deze problemen een oplossing biedt.

De inrichting kan men beschouwen als bestaande uit twee hoofdelementen. Te weten een element, dat tijdelijk of permanent voor, in of achter de af te sluiten doorgang 35 gepositioneerd wordt. Dit element bestaat uit een railsysteem, 1 01 3274 3 bevestigd op, of onderdeel van een lichaam, dat relatief gemakkelijk permanent of tijdelijk is aan te sluiten op de omringende wand of kozijn van de af te sluiten doorgang. Voor deze aansluiting bestaan diverse oplossingen zoals 5 kitafdichtingen, welke hier ook als bekend verondersteld worden. Een aantal bijzondere aansluitingen wordt hierna nog besproken.

Het tweede hoofdelement bestaat uit een waterdichte afsluiting, die de opening uiteindelijk zal afdichten. Dit 10 element kan bijvoorbeeld bestaan uit een enkelwandig doek of kunststof dan wel een al dan niet opblaasbaar dubbelwandig doek, respectievelijk een luchtkussen. Deze afdichting wordt hierna aangeduid met 'blok'.

De aansluiting tussen de hoofdelementen wordt gerealiseerd 15 door een opblaasbare afdichting, bijvoorbeeld bestaande uit een onder druk uitzettende slang, waarbij deze opblaasbare afdichting deel uitmaakt, of meer specifiek de omranding vormt van het blok als hierboven beschreven. De slang of dergelijke kan bijvoorbeeld in kunststof zijn uitgevoerd of in andere 20 ondoorlaatbare materialen.

De eerste stap daarbij is dat de slang of dergelijke in onopgeblazen of zelfs in een vacuüm toestand door de rail, deeluitmakend van het eerste hoofdelement zoals hierboven beschreven, wordt geregen. Een verbijzondering daarbij is dat 25 in of aan de slang een pees, kabel of dergelijke is aangebracht, waarmee het rijgen wordt vergemakkelijkt en het risico van breuk of stagnatie wordt gereduceerd.

Nadat deze stap is voltooid, wordt de slang of dergelijke inwendig, via bijvoorbeeld een ventiel, met lucht of met een 30 ander medium, onder druk gebracht en/of in geval van een vacuüm slang de lucht erin gelaten. Ook is het mogelijk om de inrichting te voorzien van zelf oppompende middelen. Door deze handeling vindt er een volumevergroting van de slang of dergelijke plaats waardoor de gewenste afdichting tussen de 35 twee hiervoor beschreven hoofdelementen wordt gerealiseerd.

1 01 3274 4

De uitvinding is geïllustreerd met een aantal voorbeeld ui twerkingen.

Figuur 1 toont een aanzicht van een deurconstructie, uitgerust met de met deze uitvinding beoogde inrichting. Figuur 2 toont 5 een horizontale doorsnede en figuur 3 een verticale doorsnede van dit zelfde samenstel. In figuur 4 is de bij deze uitvinding behorende inrichting afzonderlijk weergegeven. De figuren 5 en 6 tonen een uitwerking van de bij deze uitvinding behorende inrichting.

10 In de figuren is een nummering aangebracht welke correspondeert met de nummering als hieronder gehanteerd.

In de figuren 2 en 3 is een bestaand kozijn (1) weergegeven dat aansluit op de gevelconstructie, in dit geval metselwerk (2). In figuur 1 is een aanzicht van dezelfde 15 situatie weergegeven, waarbij het kozijn niet is te zien. In het kozijn sluit een deur (3) aan waarin zich bijvoorbeeld een met glas gedichte opening (4) kan bevinden. In dit geval gaat het om een naar binnen draaiende deur, zoals bij voordeuren gebruikelijk is. De bij deze uitvinding behorende inrichting 20 wordt in het geval van een deur bij voorkeur geplaatst aan de tegenovergestelde zijde dan de draairichting van de deur. In het geval van figuur 1 t/m 3 derhalve de voorzijde. Het voordeel van deze positionering is dat na het aanbrengen van de bij deze uitvinding behorende inrichting de deur gewoon 25 geopend kan blijven worden zonder dat de waterbarriêre wordt verstoord. Getekend is voorts de bij deze uitvinding behorende inrichting bestaande uit een lichaam (5), waarvan een rail (6) deel uitmaakt, waarin de hiervoor beschreven slang (7) deel uitmakend van een 'blok' in dit geval getekend als een 30 kunststof slab (8) wordt geregen en via een ventiel met vulslang (9) onder druk wordt gebracht. In dit geval bevindt zich achter de slab een verhoogde drempel ofwel een verstijvingselement (10) om bij waterdruk van buitenaf de druk op de slab en daardoor de vervorming op te vangen. Zoals in 35 figuur 1 is te zien, wordt het railprofiel in de hoeken van 1 o) 3274 5 een afronding voorzien, waardoor het rijgen wordt vergemakkelijkt en de slang al dan niet met pees uit één stuk kan bestaan.

In figuur 4 is een andere methode gegeven om de slab (van 5 boven) te ondersteunen. De versterking wordt hier gerealiseerd door middel van een roede (11) welke wordt geregen door een rij van openingen, gaatjes (12) welke zich aan de bovenzijde van de slab (8) bevinden.

In figuur 5 is een nadere detaillering van het railprofiel 10 getekend. Getoond wordt een uitwerking van dit railprofiel, waarbij deze bestaat uit een doorsnede in de vorm van een ringsegment (13), met als kenmerk dat deze iets groter is dan een halve ring en deze voorts aan de uiteinden is voorzien van een verdikking (14), met als doel om te voorkomen, dat de 15 ingebrachte slang door de opening van het railprofiel kan losraken. Voorts is in dit detail een uitwerking van de verbinding met het metselwerk weergegeven, bestaande uit een vlakke plaat (15), welke door middel van bouten of ankers (16) aan het metselwerk worden verbonden, waarbij tussen de plaat 20 (15) en het metselwerk een afdichtingmateriaal (17), bijvoorbeeld cellenrubber, is aangebracht. Verder is als variant het railprofiel ter plaatse van de dorpel aangebracht onder straatniveau in een element (18), bijvoorbeeld bestaande uit beton. Door middel van een afdekking (19) kan de rail 25 worden weggewerkt voor de periode dat het systeem buiten gebruik is.

Het grote voordeel van de uitvinding is dat een vloeistofdichte aansluiting wordt verkregen op een wijze, 30 waarbij het mogelijk blijft de opening (deur) te blijven gebruiken.

Mogelijke toepassingen voor de uitvinding zijn zeer divers, zoals enkele en dubbele deurconstructies, schuifpuien, 35 garagedeuren, fabrieksdeuren, winkelpuien, open verbindingen 1 0 1 3274 6 respectievelijk sparingen in gevelconstructies, in gangen, (kelder)ramen en zogenaamde koekoeken, coupures in dijken, coupures in gebouwen, tijdelijke afdichting van koelwater kanalen, uit- en instroomkokers van gemalen, sluisdeuren, et 5 cetera.

Bij bovenstaande voorbeelden gaat het om het realiseren van afdichtingen tegen water. Nadrukkelijk is de uitvinding ook van toepassing voor het afdichten van een doorgang tegen andere ongewenste fluïda.

10 1 01 3274

Claims (11)

1. Inrichting geschikt voor het afdichten van openingen tegen een fluïdum, zoals water, met als kenmerk, dat deze ten minste bestaat uit een element, dat tijdelijk of 5 permanent tegen de omringende constructie wordt bevestigd en welk element is voorzien is van een railprofiel en daarnaast uit een afdichtingelement, dat aansluit op het bovenbedoelde railprofiel door middel van een in het railprofiel in te rijgen of anderszins aan te brengen voorziening welke 10 waterdicht verbonden is met of onderdeel is van bovenbedoeld afdichtingelement en waarbij de uiteindelijke afdichting wordt verkregen door deze voorziening in het railprofiel te laten expanderen.

2. Expanderende voorziening voor het afdichten van de 15 aansluiting tussen het in conclusie 1 bedoelde railprofiel en het eveneens in conclusie 1 bedoelde afdichtingelement met als kenmerk, dat deze voorziening bestaat uit een slang welke uitzet ten gevolge van een al dan niet via een ventiel onder druk ingebrachte lucht of ander medium en/of door een 20 van tevoren aangebracht vacuüm in bovenbedoelde slang op te heffen.

3. Een railprofiel als bedoeld in conclusie 1 met als kenmerk dat deze in doorsnede wordt gevormd door een segment van een ring, waarbij zulk segment ten minste iets meer dan 25 de helft van een cirkel bestaat.

4. een railprofiel als bedoeld onder conclusie 1 en 3 met als kenmerk, dat de beide uiteinden van de doorsnede van het in conclusie 3 bedoelde ringsegxnent een verdikking hebben. 1 01 3274

5. Een railprofiel als bedoeld onder de conclusies 1,3 en 4 met als kenmerk dat deze uit metaal of kunststof bestaat.

6. Een railprofiel als bedoeld in de conclusies 1,3,4 en 5. met als kenmerk, dat deze ten opzichte van de opening terugliggend zijn aangebracht en gedurende de periode dat de afdichting niet noodzakelijk is, kunnen worden afgedekt.

7. Een slang als bedoeld in conclusie 2, met als kenmerk, dat deze inwendig of uitwendig is voorzien of kan 10 worden voorzien van een pees, kabel, of dergelijke.

8. Een slang als bedoeld in conclusies 2 en 8 met als kenmerk, dat deze uit kunststof bestaat.

9. Een afdichtingelement als bedoeld in de conclusies 1 en 2 met als kenmerk dat deze bestaat uit een waterdichte 15 folie of doek, dat aan de niet belaste zijde kan worden ondersteund door een stijve constructie, die overigens niet waterdicht hoeft te zijn of aan de boven rand wordt voorzien van een verstijving, bijvoorbeeld door het inbrengen van een roede.

10. Een afdichtingelement als bedoeld in de conclusies 1 en 2 met als kenmerk dat deze bestaat uit een opblaasbaar kussen.

11. Een afdichtingelement als bedoeld in de conclusies 1, 2, 9 en 10 met als kenmerk dat deze bestaat 25 uit kunststof. 1 013274