NL1013228C2 - Kantelmechanisme voor het kantelen van een voertuigcabine. - Google Patents

Description

t f

Korte aanduiding: Kantelmechanisme voor het kantelen van een voertuigcabine 5

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kantelmechanisme voor het doen kantelen van de cabine van een voertuig ten opzichte van het chassis van het voertuig, omvattende: een inschuifbare en uitschuifbare actuator; een 10 eerste koppelingsmiddel, bestemd voor het koppelen van de actuator met de cabine; een tweede koppelingsmiddel, bestemd voor het koppelen van de actuator met het chassis.

Kantelmechanismen voor het doen kantelen van een voertuigcabine, bijvoorbeeld een vrachtwagencabine, zijn 15 bekend.

Een dergelijk kantelmechanisme omvat doorgaans als actuator een hydraulische zuiger/cilinder-inrichting waarvan de zuigerstang ten opzichte van de cilinder kan worden uitgeschoven en ingeschoven. De actuator wordt 20 aangebracht tussen het chassis en de cabine van een voertuig. De cilinder van de zuiger/cilinder-inrichting wordt meestal bij zijn onderuiteinde scharnierbaar bevestigd in een steun op het chassis van het voertuig, en de zuigerstang van de zuiger/cilinder-inrichting wordt dan 25 bij zijn bovenuiteinde scharnierbaar bevestigd in een steun op de onderkant van de voertuigcabine.

Normaliter wordt -bij de assemblage van het voertuig-de bevestiging van de cilinder aan het chassis respectievelijk van de zuigerstang aan dé cabine handmatig 30 tot stand gebracht onder toepassing van een bekende bout/pin-verbinding, zoals bijvoorbeeld is beschreven in EP 0 429 757 BI.

In het assemblageproces van een vrachtwagen wordt doorgaans de zuiger/cilinder-inrichting eerst aan het 35 chassis bevestigd, en wordt de zuigerstang pas in een later stadium van de assemblage aan de cabine bevestigd. De bevestiging van de cilinder aan het chassis komt op eenvoudige wij ze tot stand door het aanbrengen van bovengenoemde bekende bout/pin-verbinding tussen het onder- 1013228 2 uiteinde van de cilinder en een steun op het chassis. In een later stadium van de assemblage vinden de plaatsing en de montage van de kantelbare bestuurderscabine op het chassis plaats. Daarbij wordt de zuigerstang gewoonlijk aan 5 de cabine bevestigd door het aanbrengen van genoemde bout/pin-verbinding tussen het bovenuiteinde van de zuigerstang en een steun op de onderkant van de cabine.

Voor de montage van de zuigerstang aan de onderkant van de cabine wordt bij het bekende assemblageproces de 10 zuigerstang handmatig een eind uit de cilinder getrokken. Deze werkwijze brengt echter twee belangrijke nadelen met zich mee: 1) degene die de zuigerstang een eind uit de cilinder trekt, moet daartoe een behoorlijke krachtsinspanning 15 leveren onder een lastige lichamelijke houding, en 2) bij het uittrekken van de zuigerstang uit de cilinder . wordt lucht in de zuiger/cilinder-inrichting getrokken, dat er later weer aan onttrokken dient te worden.

Het als tweede genoemde nadeel is vooral een nadeel 20 voor het assemblageproces. De lucht moet na de montage van het kantelmechanisme hieruit worden verwijderd, bijvoorbeeld door de zuigerstang uit te schuiven met de hydraulische pomp. Dit kost tijd en vereist de inzet van een extra persoon, waardoor het assemblageproces 25 gecompliceerder en duurder wordt.

Als derde nadeel kan het volgende worden genoemd: 3) de handmatige montage van de zuigerstang aan de cabine is tijdrovend. Daardoor kan de montage van de zuigerstang een bepalende factor zijn voor het gehele assemblageproces 30 van het voertuig.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een kantelmechanisme te verschaffen, dat -bij het assemblageproces van het voertuig- de montage van de actuator tussen het chassis en de cabine van een voertuig vergemakkelijkt.

35 Hierdoor wordt de kans op gezondheidsproblemen bij degene die de montage uitvoert verkleind en kunnen de benodigde montagetijd en -kosten worden gereduceerd.

Λ 013228 3

Om het bovengenoemde doel te bereiken, verschaft de onderhavige uitvinding een kantelmechanisme volgens de aanhef van conclusie 1 met het kenmerk, dat ten minste één van het eerste koppelingsmiddel en het tweede koppelings-5 middel een bevestigingsmiddel met een eerste bevestigings-deel en een tweede bevestigingsdeel omvat, waarbij het eerste bevestigingsdeel en het tweede bevestigingsdeel zijn ingericht om met elkaar in een permanente ingrijping te komen als gevolg van een naar elkaar toe brengen van het 10 eerste bevestigingsdeel en het tweede bevestigingsdeel bij de assemblage van het voertuig.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt op de onderkant van de cabine een steun aangebracht, die een vergrendelhaak en een 15 permanent blokkeermechanisme, bijvoorbeeld een opsluitpen omvat. Het bovenuiteinde van de zuigerstang is voorzien van . een nok, en wordt zodanig gepositioneerd, dat deze nok in ingrijping kan worden gebracht met de vergrendelhaak. De montage van de zuigerstang aan de cabine vindt dan 20 automatisch plaats wanneer de cabine in de richting van het chassis wordt bewogen, doordat de nok en de vergrendelhaak in elkaar grijpen en vervolgens de opsluitpen de vergrendelhaak in een bepaalde positie ten opzichte van de steun fixeert, waardoor een permanente koppeling tussen het 25 bovenuiteinde van de zuigerstang en de cabine resulteert.

Opgemerkt wordt, dat een kantelmechanisme dat is voorzien van een bevestigingsdeel dat in ingrijping kan komen met een ander bevestigingsdeel op de onderkant van de 30 cabine van een voertuig op zich bekend is, bijvoorbeeld uit EP 0 520 587 Al. Bij dat kantelmechanisme worden de bevestigingsdelen in tijdelijke ingrijping met elkaar gebracht, wanneer de cabine ten opzichte van het chassis van het voertuig dient te worden gekanteld. In 35 tegenstelling hiermee worden onder toepassing van een kantelmechanisme volgens de onderhavige uitvinding de bevestigingsdelen eenmalig en permanent in ingrijping met 1013228 4 elkaar gebracht, namelijk bij de assemblage van het voertuig.

De reeds beschreven en andere aspecten, kenmerken en 5 voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt in de hiernavolgende beschrijving van een tweetal voorkeursuitvoeringsvormen van een kantelmechanisme volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin: 10 figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een op het chassis van een voertuig gemonteerd kantelmechanisme volgens de onderhavige uitvinding vóór montage aan de cabine van het voertuig; figuur 2 een schematisch zijaanzicht is van een 15 kantelmechanisme volgens de onderhavige uitvinding na montage tussen de cabine en het chassis van een voertuig; figuur 3 een schematisch zijaanzicht is van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een kantelmechanisme volgens de onderhavige uitvinding; 20 figuur 4 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede is van een gedeelte van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een kantelmechanisme volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 1 toont een op een chassis 3 van een voertuig 25 gemonteerd kantelmechanisme 1 volgens de onderhavige uitvinding vóór montage aan een cabine 2 van het voertuig. Een zuiger/cilinder-inrichting 4 is bij het onderuiteinde van een cilinder 5 via een steun 6 scharnierbaar bevestigd aan het chassis 3, bijvoorbeeld door middel van een 30 bout/pin-verbinding. Het bovenuiteinde van een zuigerstang 7 omvat een nok 11. Op de onderkant van de cabine 2 is een steun 8 aangebracht, die een vergrendelhaak 12 omvat. De steun 8 omvat voorts een geleider 13, die is vormgegeven als een V-vormige uitsparing in de steun 8.

35 Vóór de montage van het op het chassis 3 gemonteerde kantelmechanisme 1 aan de cabine 2 kunnen bij het kantelmechanisme 1 positioneermiddelen (niet getoond) worden 1 013 228 5 geplaatst om een juist positioneren van de nok 11 ten opzichte van de geleider 13 te vergemakkelijken. Wanneer de cabine 2 vervolgens in de richting van het chassis 3 wordt bewogen, schuift de geleider 13 over de nok 11 heen en 5 dwingt deze in de juiste positie om in ingrijping te kunnen komen met de vergrendelhaak 12. Wanneer de nok 11 en de vergrendelhaak 12 met elkaar in ingrijping zijn, wordt de vergrendelhaak 12 in een vergrendelde positie ten opzichte van de steun 8 gefixeerd, bijvoorbeeld door een opsluitpen 10 die verbonden is met een (schroef-.)veer.

Figuur 2 toont het kantelmechanisme 1 volgens de onderhavige uitvinding na montage tussen de cabine 2 en het chassis 3. De nok 11 en de vergrendelhaak 12 zijn in deze 15 toestand permanent en scharnierbaar met elkaar gekoppeld, bijvoorbeeld doordat een opsluitpen de vergrendelhaak 12 in • een bepaalde positie heeft gefixeerd, en deze op zijn beurt de nok 11 scharnierbaar omsluit. Na montage kunnen de positioneermiddelen (niet getoond) worden verwijderd.

20

In de figuren 1 en 2 wordt een kantelmechanisme 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond, waarbij de steun 8 met de vergrendelhaak 12 is aangebracht op de onderkant van de cabine 2. Het is echter ook mogelijk om het chassis 25 3 te voorzien van een dergelijke steun, zodat de verbinding tussen het onderuiteinde van de cilinder 5 en het chassis 3 op de bovenbeschreven wijze tot stand kan komen, terwijl het bovenuiteinde van de zuigerstang 7 en de cabine 2 bijvoorbeeld door middel van een bout/pin-verbinding aan 30 elkaar zijn bevestigd. Het is tevens mogelijk om zowel de onderkant van de cabine 2 alsook het chassis 3 te voorzien van een steun met vergrendelhaak, zodat de gehele montage van het kantelmechanisme 1 tussen de cabine 2 en het chassis 3 kan plaatsvinden zonder toepassing van bout/pin-35 verbindingen of dergelijke.

In de beschrijving en de figuren wordt er steeds vanuit gegaan, dat de steun 8 met vergrendelhaak 12 op de 1 013 228 6 cabine 2 en/of het chassis 3 is aangebracht, en de nok 11 op de zuigerstang 7 en/of de cilinder 5. Het is echter ook mogelijk om de zuigerstang 7 en/of de cilinder 5 te voorzien van de steun 8 met vergrendelhaak 12, en de cabine 5 2 en/of het chassis 3 van de nok 11.

Het is in het kader van de onderhavige uitvinding ook mogelijk om het kantelmechanisme 1 te monteren tussen de cabine 2 en het chassis 3, terwijl de cabine 2 reeds op het chassis 3 ligt. Hiertoe wordt de zuigerstang 7 ten opzichte 10 van de cilinder 5 uitgeschoven onder toepassing van een hydraulisch systeem waarmee de zuiger/cilinder-inrichting 4 wordt bediend.

Figuur 3 toont een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van 15 een kantelmechanisme 20 volgens de onderhavige uitvinding vóór montage aan een cabine 21 van een voertuig. Dit . kantelmechanisme 20 omvat een zuiger/cilinder-inrichting 23 en een schommelarm 24. Een dergelijke schommelarm is op zich bekend, en is aangebracht om te voorkomen dat tijdens 20 het rijden van het voertuig de zuiger/cilinder-inrichting 23 van het kantelmechanisme 20 een negatieve invloed heeft op het rij comfort in de cabine 21, door een directe werking van bewegingen van de cabine 21 op de zuiger/cilinder-inrichting 23 te verhinderen.

25 In de in figuur 3 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van het kantelmechanisme 20 volgens de onderhavige uitvinding is de zuiger/cilinder-inrichting 23 bij het onderuiteinde van een cilinder 25 via een steun 26 scharnierbaar bevestigd aan een chassis 22 van het 30 voertuig. De zuiger/cilinder-inrichting 23 is bij het bovenuiteinde van een zuigerstang 27 scharnierbaar gekoppeld met een uiteinde van de schommelarm 24. Het andere, vrije uiteinde van de schommelarm 24 omvat een nok 31. Op de onderkant van de cabine 21 is een steun 28 35 aangebracht, die een vergrendelhaak 32 omvat. De steun 28 omvat voorts een geleider 33, die is vormgegeven als een V-vormige uitsparing in de steun 28.

1 013 228 7 Vóór de montage van het kantelmechanisme 20 aan de cabine 21 kunnen met behulp van positioneermiddelen (niet getoond) de zuiger/cilinder-inrichting 23 en de schommelarm 24 in een positie worden gebracht, waarin de nok 31 op het 5 vrije uiteinde van de schommelarm 24 in de geleider 33 kan schuiven. Wanneer de cabine 21 vervolgens in de richting van het chassis 22 wordt bewogen, schuift de geleider 33 over de nok 31 heen en dwingt deze in de juiste positie om in ingrijping te kunnen komen met de vergrendelhaak 32.

10 Wanneer de nok 31 en de vergrendelhaak 32 met elkaar in ingrijping zijn, wordt de vergrendelhaak 32 in een bepaalde positie ten opzichte van de steun 28 gefixeerd, waarbij een permanente koppeling tussen de nok 31 en de vergrendelhaak 32 resulteert. Nadat deze koppeling tot stand is gebracht, 15 kunnen de positioneermiddelen (niet getoond) worden verwijderd.

In de beschreven eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het kantelmechanisme 20 volgens de onderhavige uitvinding 20 wordt een permanente verbinding tussen de schommelarm 24 en de cabine 21 tot stand gebracht wanneer laatstgenoemde in de richting van het chassis 22 wordt bewogen. De permanente verbinding zou bijvoorbeeld ook tot stand kunnen worden gebracht tussen één uiteinde van de schommelarm 24 en het 25 bovenuiteinde van de zuigerstang 27, waarbij het andere uiteinde van de schommelarm 24 via een steun schamierbaar is bevestigd aan de cabine 21. De steun 28 met de vergrendelhaak 32 is dan aangebracht op een uiteinde van de schommelarm 24 of op het bovenuiteinde van de zuigerstang 30 27.

Figuur 4 toont een gedeelte van een tweede voorkeurs-uitvoeringsvorm van een kantelmechanisme 100 volgens de onderhavige uitvinding. Een steun 105 met een V-vormige 35 geleider 106 is bevestigd op de onderkant van een cabine (niet getoond) en omvat een in hoofdzaak U-vormige vergrendelhaak 110 met een haakoppervlak 113, een 1 013228 8 nokgeleidingsoppervlak 114 en een pengeleidingsoppervlak 115. De vergrendelhaak 110 is gelagerd gemonteerd op een gefixeerd met de steun 105 verbonden pen 111. De centrale as 112 van de pen 111 is in hoofdzaak evenwijdig met de 5 centrale as 131 van een nok 130 die is aangebracht op het bovenuiteinde van een zuigerstang 120.

De steun 105 omvat voorts een aanslagpen 116 die gefixeerd met de steun 105 is verbonden en een aanslag vormt voor de vergrendelhaak 110 wanneer deze zich in de 10 beginpositie bevindt, dat wil zeggen vóór de montage van het kantelmechanisme 100 aan de cabine.

Een opsluitpen 140 bevindt zich in een behuizing 141 die is opgesteld in de steun 105. De opsluitpen 140 is verschuifbaar in een boring 142 in de behuizing 141. De 15 behuizing 141 omvat tevens een schroefveer 143, die bij één uiteinde tegen de opsluitpen 140 aan drukt en bij het andere uiteinde is opgesloten in een boring 144 in een op de behuizing 141 geschroefd opsluitstuk 145.

De beginpositie van de vergrendelhaak 110 is door 20 middel van stippellijnen in figuur 4 aangegeven. In deze positie ligt de vergrendelhaak 110 tegen de aanslagpen 116 aan, en drukt de opsluitpen 140 onder invloed van de schroefveer 143 tegen het pengeleidingsoppervlak 115 aan. Wanneer bij de montage van het kantelmechanisme 100 aan de 25 cabine de steun 105 in de richting van de zuigerstang 120 wordt bewogen, schuift de geleider 106 over de nok 130 heen en komt de vergrendelhaak 110 met zijn nokgeleidingsoppervlak 114 tegen de nok 130 aan. Onder invloed van het gewicht van de cabine waaraan de steun 105 is bevestigd, 30 glijdt het pengeleidingsoppervlak 115 langs de opsluitpen 140, en wordt deze tegen de werking van de schroefveer 143 in in de boring 142 verschoven. Hierbij wordt het nokgeleidingsoppervlak 114 in de richting van de cabine gedrukt, waarbij de vergrendelhaak 110 roteert om de pen 35 111, en het haakoppervlak 113 in ingrijping komt met de nok 130. Zodra het pengeleidingsoppervlak 115 voorbij de opsluitpen 140 komt, is het haakoppervlak 113 in volledige 1 013 228· 9 ingrijping met de nok 130 en wordt de opsluitpen 140 onder invloed van de werking van de schroefveer 143 over het nokgeleidingsoppervlak geschoven.

5 Het zal voor de deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals 10 gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Met een permanente koppeling, een permanente ingrijping of een permanente verbinding wordt een koppeling, een ingrijping of een verbinding bedoeld, die onder normale omstandigheden, bijvoorbeeld tijdens het 15 rijden met een voertuig of het kantelen van een voertuig-cabine, niet los kan geraken. Een dergelijke koppeling, ingrijping óf verbinding kan echter wel worden losgemaakt in een daarop gerichte handeling, die bijvoorbeeld wordt verricht in een werkplaats onder toepassing van bepaalde 2 0 gereedschappen.

t 01 3228

Claims (4)

1. Kantelmechanisme voor het doen kantelen van de cabine van een voertuig ten opzichte van het chassis van het 5 voertuig, omvattende: een inschuifbare en uitschuifbare actuator; een eerste koppelingsmiddel, bestemd voor het koppelen van de actuator met de cabine; een tweede koppelingsmiddel, bestemd voor het koppelen van 10 de actuator met het chassis; met het kenmerk, dat ten minste één van het eerste koppelingsmiddel en het tweede koppelingsmiddel een bevestigingsmiddel met een eerste bevestigingsdeel (11) en een tweede bevestigingsdeel 15 (12) omvat, waarbij het eerste bevestigingsdeel (11) en het tweede bevestigingsdeel (12) zijn ingericht om met elkaar . in een permanente ingrijping te komen als gevolg van een naar elkaar toe brengen van het eerste bevestigingsdeel (11) en het tweede bevestigingsdeel (12) bij de assemblage 20 van het voertuig.

2. Kantelmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste bevestigingsdeel (11) en het tweede 25 bevestigingsdeel (12) zijn ingericht om met elkaar in een permanente ingrijping te komen als gevolg van een naar elkaar toe brengen van de cabine (2) van het voertuig en het chassis (3) van het voertuig bij de assemblage van het voertuig. 30

3. Kantelmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste bevestigingsdeel (11) en het tweede bevestigingsdeel (12) zijn ingericht om met elkaar in een 35 permanente ingrijping te komen als gevolg van een uitschuiven van de actuator (4) bij de assemblage van het voertuig. 1013228

4. Voertuig met een cabine en een chassis, waarbij de cabine kantelbaar is ten opzichte van het chassis, omvattende een kantelmechanisme met een inschuifbare en uitschuifbare 5 actuator, een eerste koppelingsmiddel, bestemd voor het koppelen van de actuator met de cabine, een tweede koppelingsmiddel, bestemd voor het koppelen van de actuator met het chassis, met het kenmerk, 10 dat ten minste één van het eerste koppelingsmiddel en het tweede koppelingsmiddel een bevestigingsmiddel met een eerste bevestigingsdeel (11) en een tweede bevestigingsdeel (12) omvat, waarbij het eerste bevestigingsdeel (11) en het tweede bevestigingsdeel (12) zijn ingericht om met elkaar 15 in een permanente ingrijping te komen als gevolg van een naar elkaar toe brengen van het eerste bevestigingsdeel . (11) en het tweede bevestigingsdeel (12) bij de assemblage van het voertuig. 1 013228