NL1012806C2 - Aandrijfinrichting voor flexibele lans. - Google Patents

Description

Aandrij£inrichting voor flexibele lans

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een aandrijfinrichting voor een flexibele lans. Een flexibele lans wordt gebruikt voor het reinigen van de kanalen in een warmtewisselaar. Na verloop van tijd 5 vervuilen deze kanalen zodanig, dat de doorstroming in meer of mindere mate wordt geblokkeerd. Om de warmtewisselaar weer optimaal te laten werken worden de kanalen, in het bijzonder de pijpen daarvan, gereinigd, door onder hoge druk vloeistof door deze kanalen te spuiten, met 10 behulp van een hoge druk lans.

Een bekende inrichting maakt gebruik van lansen in de vorm van hoge druk slangen, die aan hun vooreinde een hoge druk spuitkop dragen. Deze slangen worden vanaf een haspel in de warmtewisselaar pijpen geduwd. Na het in 15 werking stellen van de hoge druk bron voor de spoelvloei-stof, wordt het vuil uit het kanaal verwijderd en daarbij kan de slang verder in de pijp worden geduwd, totdat de gehele lengte van de pijp is gereinigd.

Bij de bekende inrichting is de flexibele lans 20 opgenomen op een haspel, die roteerbaar is. Rondom de haspel is een mee bewegende opsluiting gevormd, zodat de slang met aandrijfkracht van de haspel afgespoeld kan worden, teneinde deze in de te reinigen leiding te duwen. Opgemerkt wordt dat daarbij de hoge druk kop van de lans 25 zodanig is uitgevoerd, dat een gedeelte van de hoge druk vloeistof achterwaarts wordt weg gespoten, zodat een trekkracht wordt ontwikkeld.

De bekende inrichting wordt daarbij vast opgesteld voor de te reinigen warmtewisselaar.

30 Het doel van de uitvinding is een inrichting van de onderhavige soort te verschaffen, waarmee handzaam gemanipuleerd kan worden en waarbij in het bijzonder moeilijk bereikbare en verticaal geplaatste warmtewisselaars goed gereinigd kunnen worden.

V ·-- .-n —. ;·> .. ·;!i 2

Dit doel wordt met de inrichting volgens de uitvinding bereikt, waarvan de uitvoeringsvorm in de bijgevoegde figuren is weergegeven.

Figuur 1 toont schematisch het gebruik van de 5 inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens pijl II in figuur 1.

Figuur 3 toont schematisch de pneumatische 10 schakeling voor de besturing van de inrichting.

Zoals op figuur 1 wordt getoond, wordt de aandrijfinrichting 1 voor flexibele lansen gebruikt door een bedieningspersoon, in dit geval voor het reinigen van de pijpen 3 van een staande warmtewisselaar 2.

15 De inrichting 1 omvat in het algemeen een nog nader te beschrijven aandrijfinrichting voor het in de pijpen 3 naar binnen en daaruit bewegen van hoge druk slangen 4. Deze hoge druk slangen 4 dragen aan hun voor-einde op zichzelf bekende wijze spuit mondstukken, waar-20 mee het zich in de pijpen 3 afgezette vuil kan worden los gespoten.

De toevoer van vloeistof onder hoge druk via de slangen 4 wordt hierbij geregeld via een nog nader te beschrijven bedieningshandgreep 6 aan een uitstekend deel 25 van de inrichting 1. De aandrijving van de lansen 4 geschiedt eveneens met een nog nader te beschrijven handgreep 7 aan de tegenoverliggende zijde van de inrichting 1. De leiding voor het besturen van de hoge druk generator en een luchtslang voor het van energie voorzien 30 van de verschillende componenten van de inrichting 1 lopen via een leiding 8, die eveneens met de inrichting 1 is verbonden.

Zoals figuur 1 duidelijk laat zien, is de inrichting 1 gemakkelijk te hanteren. Zelfs wanneer boven 35 de warmtewisselaar 2 maar zeer weinig ruimte beschikbaar is, kunnen toch op een voldoende comfortabele wijze de reinigingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Eventueel kan de inrichting 1 aan een zogeheten "balancer" worden 3 gehangen, die het gewicht van de inrichting 1 compenseert, zodat de bedieningspersoon slechts kracht hoeft uit te oefenen voor het bedienen van de inrichting. Op overeenkomstige wijze kan de inrichting 1 gebruikt worden 5 voor het reinigen van horizontale pijpenbundels. De inrichting 1 wordt dan in een A-frame aan een balancer gehangen, zodanig dat de pijpen 5 aan het vooreinde, waardoorheen de lansen 4 lopen, horizontaal gericht worden gehouden.

10 Een belangrijk aspect van de inrichting 1 is de aandrijving van de lansen. Deze wordt meer in detail en gedeeltelijk schematisch voor de duidelijkheid, in figuur 2 getoond.

De inrichting 11 heeft een kolom-vormig huis, 15 die hoofdzakelijk de aandrijving 12 herbergt. Door dit huis strekken zich in deze uitvoeringsvorm drie kanalen uit, waarmee drie flexibele lansen tegelijkertijd aangedreven kunnen worden. Een gedeelte van deze kanalen wordt gevormd door buizen 13, die de lansen 4 naar de aandrij-20 ving 12 en daar vanaf, naar de te bewerken warmtewisselaar pijpen 3 leiden. Tussen de buizen 13 in bevindt zich dus de aandrijving 12.

De aandrijving 12 omvat in hoofdzaak twee tegenover elkaar opgestelde kettingsystemen. In het huis 25 11 zijn vastgelagerd twee assen 14 en 15, waarop schematisch aangeduide kettingwielen zijn aangebracht, waarover kettingen lopen. Een tweede stel assen 18, 19 is gemonteerd in een subframe 21 dat verschuifbaar in geleidings-blokken 22 in het gestel 1 is gemonteerd, zodanig dat dit 30 subframe naar het tegenover liggende kettingstelsel toe en daar vanaf bewogen kan worden.

Zoals het duidelijkst te zien is aan het kettingstelsel dat aangebracht is aan het subframe 21, draagt de ketting 20 een aantal verbindingsbeugels 26, 35 die elk weer verbonden zijn met klemelementen 27. Elk klemelement omvat in deze uitvoeringsvorm drie half-cylindrische uitsparingen 25, die samenwerken met overeenkomstig geplaatste half cirkelvormige uitsparingen 30 r - '·, ·-· · · . * 1 · 4 van de klemelementen van het vast in het huis 11 gelagerde kettingstelsel. Tezamen kunnen de samenwerkende halfcirkelvormige uitsparingen een van de flexibele lansen 4 inklemmen en meenemen. De aandrijving van de ketting-5 stelsels geschiedt met pneumatische motoren, die in figuur 2 niet zijn getoond. Aan de assen 14, 18 zijn bovendien tandwielen 31 aangebracht, die in de toestand waarin het subframe 21 naar het tegenoverliggende vaste kettingstelsel toebewogen is, in aangrijping verkeren.

10 Tussen de parten van elke ketting is telkens een steunblok 29 opgenomen, dat in het linker, beweegbare deel vast verbonden is met zijplaten van het subframe 21 en bij het tegenoverliggende kettingstelsel met het huis 11 is verbonden.

15 De klemelementen 27 zijn aan hun achterzijde, dat wil zeggen aan hun van de half-cilindrische openingen 25 afgekeerde zijde, voorzien van glijdschoenen 28, welke met deze steunblokken 29 samenwerken. De glijdschoenen 28 glijden over het oppervlak van de steunblokken 29. Bij 20 voorkeur wordt voor de glijdschoenen 28 en/of het steunblok 29 een materiaal gekozen dat een lage wrijvingsco-eficiënt verzekerd, zodat de aandrijfmotoren effectief een zo groot mogelijk deel van hun vermogen gebruiken voor het aandrijven van de lansen.

25 Eenvoudigheidshalve is in figuur 2 getekend dat een pneumatische cilinder 23 verbonden is met de steunblokken 29. In werkelijkheid is de cilinder 23 verbonden met een zijplaat van het subframe 21 en is de zuigerstang 24 vast met het gestel 11 verbonden. Door aan de pneuma-30 tische cilinder 23 perslucht toe te voeren, op een nog nader te beschrijven wijze, zal de zuigerstang 24 aangetrokken worden en zal dus het steunblok 29 in de richting naar het tegenoverliggende steunblok worden gedwongen, waarbij de klemelementen 27 van de tegenoverliggende 35 kettingstelsels, via de met de steunblokken 29 in contact verkerende glijdschoenen 28 tegen elkaar aan worden gedrukt. De in de half-cirkelvormige uitsparingen opgeno- 5 men flexibele lansen worden daarbij krachtig vast geklemd en bij de rotatie van de aandrijving meegenomen.

De bediening van de inrichting 1 geschiedt met handgrepen 6, 7. Deze handgrepen zijn draaibaar aan het 5 huis gemonteerd. Door verdraaiing kunnen de verschillende functies in werking worden gesteld en gestopt. Het pneumatische schema waarmee de verschillende functies tot stand worden gebracht, wordt getoond in figuur 3.

De bediening geschiedt pneumatisch, zodat 10 perslucht aan het systeem wordt toegevoerd via de slang 8, zoals getoond in figuur 1. Perslucht komt uit een persluchtbron 35.

Het in- het uitschakelen van de hoge druk spoelvloeistof via de lansen 4 geschiedt met de handgreep 15 6. Door deze te verdraaien wordt, op verder voor de hand liggende wijze, een klep 36 bediend, die perslucht via de leiding 37 naar een klep van de hoge druk pomp stuurt.

De kettingstelsels van de aandrijving 12 worden aangedreven met, in dit geval, twee pneumatische motoren 20 37. Elk van deze motoren 37 kan op niet nader weergegeven, maar voor de hand liggende wijze, gekoppeld zijn met een van de assen van de kettingstelsels. Bij in werking stelling van de klep 38 zullen de motoren 37 in de ene rotatierichting worden aangedreven en bij in werking 25 stelling van de klep 39 in de andere. Hierdoor kan dus een uitgaande of ingaande aandrijving van de flexibele lansen teweeg worden gebracht. De kleppen 38 en 39 worden gestuurd met kleppen 40 respectievelijk 41, die zodanig samenwerken met de verdraaibare handgreep 7, dat bij de 30 ene draairichting vanuit een neutrale stand de klep 40 en bij de andere draairichting de klep 41 wordt geactiveerd. In de stuwleidingen voor de kleppen 38 en 39 is nog een aantal kleppen opgenomen. In de eerste plaats is dat een door de trekker 43 bediende hoofdklep 42. Pas wanneer de 35 trekker 43 wordt bediend, kan stuwlucht naar de kleppen 40, 41 worden gestuurd en door dus de kleppen 38, 39 worden bediend. In de praktijk wordt dus eerst met een geschikte draaiing van de handgreep 7 de gewenste bewe- 6 gingsrichting gekozen en wordt vervolgens de inrichting in werking gesteld door de trekker 43 in te trekken. Bij problemen kan de bedieningspersoon eenvoudig de trekker 43 loslaten, welke door veerbelasting in zijn ruststand 5 terugkeert, en waardoor de aandrijving stopt. Ook de bedieningsgreep 6 is veerbelast, zodat bij het loslaten van deze greep onmiddellijk de toevoer van spoelvloeistof onder druk, wordt stilgezet.

In de stuwleiding naar de kleppen 38, 39 zijn 10 verder eindschakelaars 44 en 45 opgenomen. De eindschake-laars 44 dienen bijvoorbeeld om te controleren of de flexibele lansen 4 aanwezig zijn in de kanalen. De lansen 4 kunnen voorzien zijn van een kraag, die de positie markeert tot waar de slangen 4 in de warmtewisselaar 15 pijpen 3 gestoken kunnen worden. Deze kragen kunnen met de andere eindschakelaar 44 worden gedetecteerd.

De eindschakelaar 45 is op niet nader getoonde wijze aan het vooreinde van de inrichting 1 aangebracht, zodanig dat deze ingedrukt is wanneer de inrichting 1 20 tegen de warmtewisselaar aangedrukt is, ofwel op de wijze van figuur 1 op de warmtewisselaar 2 rust. Zodra de lansen 4 een zodanig grote weerstand ondervinden dat deze niet verder in de pijpen dienen geduwd kunnen worden, zal de inrichting 1 opgetild worden, waardoor de eindschake-25 laar 45 in werking treedt en de aandrijving stopt. Wanneer de verstopping ter plekke is verholpen door de werking van de spuit-mondstukken van de lansen 4 is de inrichting 1 weer tegen de warmtewisselaar aan gedrukt, waardoor de eindschakelaar 45 wordt ingeduwd en de aan-30 drijving weer actief wordt.

De inklemming van de lansen 4 door de klemele-menten 27 geschiedt door de pneumatische cilinders 23, waarvan er bij voorkeur twee, ter weerszijden van elk kettingstelsel 1, aanwezig zijn. Deze pneumatische cilin-35 ders 23 worden met behulp van de klep 46 in- of uitgeschakeld. Dit kan geschieden met de schuifknop 47 aan de handgreep 7.

7

De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuur weer gegeven uitvoeringsvorm. Hoewel de beschreven aandrijfinrichting bijzonder geschikt is voor mobiel gebruik, waarbij deze door de bedieningspersoon wordt 5 gedragen, kan deze uiteraard ook op de grond worden opgesteld. Hierbij wordt dan een geschikt steungestel gebruikt, waarmee de inrichting beweegbaar ten opzichte van de pijp in de pijpenbundels wordt ondersteund. Afhankelijk van de diameter van de lansen 4 kan een ander 10 aantal lansen tegelijkertijd door de inrichting worden bewogen. Bij kleinere diameters kunnen bijvoorbeeld drie lansen worden gebruikt, bij grotere diameters kunnen dat er twee of een zijn. De klemelementen 27 zijn voor dit doel bij voorkeur verwisselbaar, zodanig dat deze vervan-15 gen kunnen worden door klemelementen met uitsparingen 25, 30, die aangepast zijn aan de te gebruiken lans 4. Ook pijpen 13 kunnen verwisselbaar zijn teneinde een ander aantal of andere diameters op te kunnen nemen.

Wanneer verscheidene lansen tegelijkertijd 20 aangedreven worden, zullen deze tegelijkertijd in verschillende pijpen van een warmtewisselaar gestoken worden. Teneinde de lansen op de juiste tussenafstand te brengen, overeenkomend met de hartafstand van de pijp van de pijpbundel, zal aan het vooreinde van de inrichting 1 25 een geleidestuk worden gemonteerd, waardoorheen de lansen 4 lopen.

* U \ / *·. s '" J.

Claims (6)

1. Inrichting voor het aandrijven van een flexibele lans voor het reinigen van een warmtewisselaar kanaal of dergelijke, voorzien van een gestel, waarin een flexibele lans voortstuwend middel is aangebracht voor 5 het in de richting van een uitvoer opening bewegen van die flexibele lans, met het kenmerk dat het voortstuwingsmiddel is voorzien van een rond de flexibele lans klembaar orgaan dat in het gestel naar die uitvoeropening toe en daar vanaf beweegbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het klemorgaan is gevormd door twee tegen elkaar drukbare parten, waarvan elk op een eindloos aandrijfelement is gemonteer, waarbij de werkzame parten van de twee eindloze aandrijfelementen parallel aan 15 elkaar verlopen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk eindloos aandrijfelement is voorzien van meer dan drie klemparten.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het 20 kenmerk, dat de eindloze aandrijfelementen in het huis van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn aangebracht .

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel tevens is voor- 25 zien tenminste een invoeropening voor telkens een flexibele lans.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving van de aandrijfelementen hydrolisch is uitgevoerd.