NL1012769C2 - Schoen en schoenzool voorzien van een correctiegebied. - Google Patents

Description

Titel: Schoen en schoenzool voorzien van een correctiegebied.

De uitvinding heeft betrekking op een schoen, omvattende een zool met een steunvlak voor het steunen van een voet en een met de zool verbonden bovenwerk voor het op het steunvlak opsluiten van een voet, welke zool is 5 voorzien van een enigszins verhoogd uitgevoerd correctiegebied voor het corrigeren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het correctiegebied de afstand tussen het steunvlak en een loopvlak van de zool groter is.

10 Een dergelijke schoen is algemeen bekend en wordt toegepast ter bescherming van de voet bij het lopen, met name bij het lopen over een kunstmatig aangelegde, verharde vlakke bodem.

Bij de bekende schoen is het correctiegebied gelegen 15 onder het boogvormige, gewelfde deel van de binnenvoet, zodanig dat doorzakken van het gewelfde deel van de voet wordt tegengegaan.

Bij de bekende schoen kan de zool voorts zijn voorzien van een langwerpige torsieverstijving voor het 20 vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool. De torsieverstijving is stripvormig uitgevoerd en strekt zich langs de hartlijn van de zool uit vanaf een centraal onder de hiel gelegen deel van de hak tot aan een tijdens gebruik onder de bal van de voet gelegen, dwars op de 25 langsas verlopende buiglijn. De torsieverstijving is daarbij zodanig aangebracht dat de torsieweerstand om de langsas van de zool langs de torsieverstijving in hoofdzaak constant is en in binnenwaartse- en in buitenwaartse richting gelijk is. De torsieverstijving wordt door de 30 vakman gebruikelijkerwijs aangeduid met de benaming "cambreur".

Bij het lopen wordt de voet over de voetzool vanaf de hiel via de middenvoet tot en met de tenen afgewikkeld. De zool van de schoen waarop de voetzool steunt wordt 1012769 2 daarbij eveneens vanaf een nabij de hiel gelegen hakdeel over het loopvlak in de richting van de langsas van de zool afgewikkeld tot aan een voorbij de tenen gelegen neusdeel van de zool.

5 Nadelig van de bekende schoen is dat deze zowel tijdens stilstand als bij het lopen de voet dwingt een ongunstige positie in te nemen. In het bijzonder is de buitenrand van de voet bij stilstand relatief laag gelegen en wordt tijdens het lopen de voet langs de buitenrand 10 afgewikkeld. Hierdoor ontstaat tijdens het afwikkelen van de voet in toenemende mate de neiging om met de voet buitenwaarts te zwikken. Met name is de neiging om buitenwaarts te zwikken gedurende het tweede deel van de afwikkelbeweging aanwezig, dat wil zeggen, tijdens en vanaf 15 het afwikkelen van de middenvoet. Om deze ongunstige stand te corrigeren wordt door de mens zowel bij stilstand als tijdens het lopen getracht de stand van de voet met behulp van zijn spieren te corrigeren.

Niet alleen kost dit corrigeren relatief veel 20 energie, ook treedt een relatief zware belasting op van de spieren en de gewrichten. Met name bij mensen die hun voeten intensief gebruiken, zoals sporters, kunnen hierdoor blessures ontstaan en/of kunnen de loopprestaties negatief worden beïnvloed. Daarnaast kan bij ouderen het lopen door 25 gebrek aan correctieve spierkracht of door gewrichtspijn ten gevolge van de ongunstige stand van de voet worden bemoeilijkt.

De uitvinding beoogt een schoen van de in de aanhef genoemde soort waarbij bovengenoemde nadelen worden 30 vermeden. Daartoe heeft de schoen volgens de uitvinding het kenmerk dat het correctiegebied een eerste aan de binnenzijde van de zool gelegen deelcorrectiegebied omvat dat correspondeert met het sustentaculum tali en het os naviculare van de voet en een tweede, aan de buitenzijde 35 gelegen deelcorrectiegebied dat correspondeert met de buitenrand van de voet ter plaatse van de buitenste 3 metatarsalia en phalanges van de voet. Hierdoor wordt bereikt dat de voet bij stilstand en tijdens het lopen in een meer neutrale stand kan worden gebracht, dat wil zeggen meer in een stand die de voet zou innemen bij stilstand en 5 tijdens het lopen op een zachte bodem. In het bijzonder wordt met behulp van het eerste deelcorrectiegebied nabij het sustentaculum tali en het os naviculare binnenwaartse torsie om de langsas van de voet tegengegaan, terwijl met behulp van het tweede deelcorrectiegebied ter plaatse van 10 de buitenste metatarsalia en binnenste phalanges nabij de rand van de voet buitenwaartse torsie om de langsas van de voet wordt tegengegaan. Hierdoor kan het ontstaan van torsie van de voet ten opzichte van de langsas worden tegengegaan, waardoor de spieren tijdens het lopen en bij 15 stilstand voor wat betreft het corrigeren kunnen worden ontlast.' Niet alleen kan hierdoor bij sporters de kans op blessures worden verminderd, ook kunnen de loopprestaties worden verhoogd doordat meer energie beschikbaar komt voor de voorwaartse loopbeweging. Bij ouderen is minder 20 spierkracht benodigd voor het lopen, waardoor het lopen kan worden vergemakkelijkt. Doordat de voet bij stilstand en tijdens het afwikkelen beter wordt ondersteund kan bovendien worden bereikt dat onjuiste gewrichtsbelasting wordt voorkomen, hetgeen de kans op gewrichtspijn en 25 gewrichtslijtage vermindert. Met name bij ouderen kan dit lopen vergemakkelijken.

Door de zool nabij het steungebied van het os Cuneiforms en de metatarsalia aan de binnenzijde (mediale zijde) van de voet te voorzien van een verlaagd gebied waar 30 de afstand tussen het steunvlak en het loopvlak van de zool normaal is of althans ten opzichte van het eerste deelcorrectiegebied verkleind is, wordt bereikt dat het ontstaan van torsie verder kan worden tegengegaan, en de neutrale stand dichter kan worden benaderd.

35 In een voordelige uitvoering heeft een schoen volgens de uitvinding het kenmerk dat de zool is voorzien 10 I > > 6 9 4 van een langwerpige torsieverstijving voor het vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool, welke torsieverstijving zich in buitenwaartse richting diagonaal over de zool uitstrekt, zodanig dat tijdens het met de voet 5 langs de langsas afwikkelen van de zool, de weerstand tegen buitenwaartse torsie toeneemt. Hierdoor wordt bereikt dat het buitenwaarts zwikken van de voet met name gedurende het tweede deel van de afwikkelbeweging met behulp van de torsieverstijving kan worden tegengegaan, waardoor de 10 spieren tijdens het lopen voor wat betreft het corrigeren verder kunnen worden ontlast en bovengenoemde voordelen verder kunnen worden versterkt.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.

15 Opgemerkt wordt dat in deze context onder buiten waarts dient te worden verstaan de tijdens het lopen in voorwaartse richting van de zool vanaf de aan de kant van het voetgewelf gelegen binnenzijde van de voet naar de aan de overstaande kant aan de buitenrand van de voet gelegen 20 buitenzijde verlopende richting, dat wil zeggen bij oriëntatie in de looprichting voor de rechterzool naar rechts en ten opzichte van de langsas rechtsom en voor de linkerzool respectievelijk naar links en linksom, terwijl voor binnenwaarts mutatis mutandis het omgekeerde dient te 25 worden verstaan.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. In de tekening toont: fig. 1 een zij-aanzicht van een rechterschoen 30 volgens de uitvinding; fig. 2 een onderaanzicht van de schoen van fig. 1; fig. 3 een bovenaanzicht van de zool van de schoen van fig. 1, waarin de torsieverstijving en de correctieve deelgebieden zijn weergegeven; 35 fig. 4 een linker zool volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht waarop een voet is geplaatst;

, „ ;»/SH

5 fig. 5 de zool van fig. 4 in zijaanzicht vanaf de binnen- of mediale zijde, waarbij van de voet slechts het skelet is weergegeven/ en fig. 6 de zool van fig. 5 vanaf de buiten- of 5 laterale zijde bezien.

De figuren zijn slechts schematische weergaven van voorkeursuitvoeringsvormen. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwij zingscijfers weergegeven.

10 Refererend aan figuren 1 en 2 is daarin een schoen 1 weergegeven met een bovenwerk 2 en een zool 3. De zool 3 strekt zich langs een langsas L uit vanaf een tijdens gebruik nabij de hiel van de voet gelegen hak 4 tot aan een tijdens gebruik voor de tenen of phalanges gelegen neus 5. 15 In de figuren is een rechterschoen 1 weergegeven waarvan de mediale- of binnenzijde 6 van de zool tijdens gebruik correspondeert met het voetgewelf en de laterale- of buitenzijde 7 tijdens gebruik correspondeert met de buitenrand van de voet.

20 De zool 3 is opgebouwd uit een binnenzool 3A waar de voet op staat en een loopzooi 3B die het onderwerk van de schoen 1 vormt en die bij stilstand op de bodem is geplaatst en waarvan een loopvlak tijdens het lopen langs de bodem wordt afgewenteld. Op de hak 4 van de loopzooi 3B 25 kan een verhoogd hakgedeelte 4A zijn aangebracht.

De binnenzool 3A en de loopzooi 3B zijn aan elkaar bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een lijmverbinding. Tussen de binnenzool 3A en de loopzooi 3B is een langwerpige torsieverstijving of cambreur 8 aangebracht. De 30 torsieverstijving 8 strekt zich in buitenwaartse richting diagonaal over de zool 3 uit, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas L afwikkelen van de zool 3, de weerstand tegen buitenwaartse torsie om de langsas toeneemt. De buitenwaartse richting is voor de weergegeven 35 rechterschoen voor wat betreft torsie om de langsas L

aangegeven met de pijl 10 en voor wat betreft translatie in " ·' : 7 5 9 6 het vlak van de zool 3 weergegeven met de pijl 11. De langsas L' van de torsieverstijving 8 sluit derhalve in het vlak van de tekening van fig. 2 een scherpe hoek α in met de langsas L van de zool 3, terwijl de torsieverstijving 8 5 zich in een voorwaartse richting vanaf de hak 4 naar de neus 5 toe gezien uitstrekt vanaf de binnenzijde 6 naar de buitenzijde 7.

De torsieverstijving 8 strekt zich bij voorkeur uit vanaf het binnendeel 12 van de hak 4 nabij de binnenzijde 6 10 of het steungebied 13 van het hielbeen tot aan de buitenzijde 7 ter plaatse van de buiglijn 13 nabij het steungebied 15 van het gewricht van de kleine teen of vijfde phalange 45. In figuur 2 zijn de steungebieden van de gewrichten van deoverige vier tenen vanaf de grote of 15 eerste teen tot aan de vierde teen in oplopende volgorde aangegeven met de verwijzingscijfers 16, 17, 18 en 19.

Anatomisch vanuit een persoon gezien strekt de torsieverstijving 8 zich diagonaal voorwaarts en buitenwaarts uit vanaf de proximaal mediale zijde (nabije 20 binnenzijde) van de zool tot aan de distaal laterale zijde (verder weggelegen buitenzijde) van de zool. Tijdens gebruik strekt de torsieverstijving 8 zich uit tussen het nabij de binnenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen het sustentaculum tali 25 en het os naviculare van de voet, en het nabij de buitenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen de vijfde metatarsale en de vijfde phalanx van de voet.

De torsieverstijving is plaatvormig uitgevoerd en is 30 nabij de uiteinden 20 en 21 enigszins verbreed. In figuur 2 is zichtbaar dat de torsieverstijving 8 vanaf het verhoogde hakdeel 4A enigszins gekromd neerwaarts verloopt.

De torsieverstijving 8 kan worden uitgevoerd als een enkelvoudige strip uit bijvoorbeeld metaal of kunststof, 35 maar kan eveneens worden uitgevoerd als een sandwich-constructie.

. δ 9 7

Bij voorkeur heeft de torsieverstijving een lengte van circa 80-95%, meer bij voorkeur circa 85-90%, in het bijzonder circa 87% van de afstand van de achterrand van de hak 4 tot aan de buiglijn 15 van de zool 2, gemeten over de 5 langsas L.

Refererend aan fig. 3 is daarin aangegeven dat de zool is voorzien van door verdikking enigszins verhoogd uitgevoerde correctiegebieden 25A, 25B voor het corrigeren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool 3, 10 zodanig dat ter plaatse van een correctiegebied de afstand d tussen het steunvlak 26 en het loopvlak 27 van de zool 3 groter is. In Fig. 3 is in de doorsnedes aa, bb, cb, dd, ee het verloop van de hoogte d in casu, in deze uitvoeringsvorm dikte, over de dwarsdoorsnede van de zool 3 15 weergegeven.

Bij doorsnede aa is zichtbaar dat het correctiegebied een vanaf de binnenzijde 5 naar de buitenzijde 6 constant oplopend verloop heeft. In principe kunnen doorsneden bb en cb eenzelfde constant stijgend verloop 20 hebben, waarbij het punt b het hoogste punt van het gehele correctiegebied 25B is. In de figuur is echter weergegeven dat ook een voorvoetsteun kan zijn aangebracht bedoeld als extra ondersteuning voor de gewrichten aan de bases van de tweede en derde phalanges. Hierdoor wordt op het constante 25 stijgende verloop een boiling gesuperponeerd.

Het correctiegebied omvat een eerste, aan de binnenzijde 6 van de zool 3 gelegen deelcorrectiegebied 25A dat correspondeert met het steungebied van het sustentaculum tali 40 en het os naviculare 41 van de voet. 30 Dit eerste deelcorrectiegebied 25A is in de figuur gearceerd weergegeven. Het correctiegebied omvat voorts een tweede deelcorrectiegebied 25B dat aan de buitenzijde 7 is gelegen en dat correspondeert met het steungebied van de metatarsalia en de phalanges aan de buitenrand van de voet. 35 Het tweede deelcorrectiegebied 25B strekt zich uit langs een ten opzichte van de hartlijn L van de zool aan de 5 9 8 buitenzijde 7 gelegen buitenrand 28 van de zool 3. Het tweede deelcorrectiegebied 25B strekt zich vanaf de buitenrand 28A in binnenwaartse richting, aangegeven met de pijlen 29 neerwaarts uit, dat wil zeggen vanaf het 5 steunvlak 26 in de richting van het loopvlak 27, zodanig dat ten minste de vijfde, bij voorkeur ook de vierde en/of de derde phalanges en metatarsalia althans gedeeltelijk worden ondersteund.

Uit fig. 5 blijkt dat het eerste deelcorrectiegebied 10 25A als steun dient voor het sustentaculum tali 40 en het os naviculare 41, terwijl het eerste deelcorrectiegebied niet tot steun dient van het os cumeiforma 42 en ook de metatarsale 43 niet steunt.

Aan de buitenrand 28 heeft het tweede deelcorrectie-15 gebied 25B zijn grootste hoogte d nabij het steungebied 15 van het gewricht van de kleine of vijfde teen. Dit is onder meer getoond in fig. 6. Hier is eveneens zichtbaar dat het tweede correctiegebied zich aan de buitenrand 7 uitstrekt onder de vijfde metatarsale 44 en de vijfde phalange 45.

20 Met behulp van het eerste deelcorrectiegebied wordt nabij het sustentaculum tali 40 en het os naviculare 41 binnenwaartse torsie om de langsas van de voet tegengegaan, terwijl met behulp van het tweede deelcorrectiegebied nabij de rand van de voet buitenwaartse torsie ten opzichte van 25 de langsas van de voet wordt tegengegaan. Hierdoor kan het ontstaan van torsie van de voet om de langas worden tegengegaan, waardoor de spieren tijdens het lopen en bij stilstand voor wat betreft het corrigeren kunnen worden ontlast. In figuur 4 is dit weergegeven met behulp van 30 respectievelijk pijlen 30 en 31. Anatomisch gezien is de zool 3 voorzien van een distale en een mediale pronatie. Omwille van de overzichtelijkheid is in figuur 4 de torsieverstijving niet weergegeven.

Door combinatie van de zich diagonaal buitenwaarts 35 uitstrekkende torsieverstijving met de deelcorrectiegebieden voor het steunen van het sustenta- * (\ i v 7 6 9 9 culum tali en de buitenrand van de voet wordt bereikt dat bij stilstand en tijdens het lopen de voet in een natuurlijke stand kan staan en dat het tijdens het afwikkelen van de voet door buitenwaarts zwikken afwijken 5 van de natuurlijke stand wordt tegengegaan. Het zal duidelijk zijn dat deze maatregelen elkaar versterken, maar dat deze maatregelen ook elk afzonderlijk kunnen worden toegepast. De zool is bij voorkeur vervaardigd uit kunststof materiaal , bijvoorbeeld door middel van een verspanende 10 bewerking. Uiteraard zijn andere vervaardigingswijzen, zoals gieten of thermovormen eveneens mogelijk. De zool kan voorts worden vervaardigd uit ander materiaal, bijvoorbeeld hout, metaal of combinaties van diverse materialen. Bij voorkeur heeft de zool, wanneer deze bestemd is voor een 15 gezonde voet, een hardheid die overeenkomt met die van schoenleer. De zool kan uit delen zijn samengesteld, maar kan ook uit een stuk zijn vervaardigd.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een zool voor toepassing in een schoen. Hieronder dient eveneens te 20 worden verstaan een (los) in een schoen te plaatsen steunzool, bijvoorbeeld een steunzool die zich vanaf de hak uitstrekt tot aan het steungebied van de teengewrichten.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot het hier besproken uitvoeringsvoorbeeld, maar dat zeer veel 25 variaties mogelijk zijn. Zo kan de torsieverstijving althans plaatselijk een cilindrische, ovale of rechthoekige doorsnede hebben en kan de torsieverstijving voorts een aantal zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende delen omvatten. Daarnaast kan de torsieverstijving slechts nabij 30 één uiteinde verbreed zijn uitgevoerd of kan de torsieverstijving in langsrichting gezien overal even breed zijn of op andere plaatsen in breedte variëren. Tevens kan de dikte van de torsieverstijving variëren, bijvoorbeeld langs de langsas toe- en/of afnemend. Voorts kan de zool uit meer 35 of minder lagen zijn opgebouwd en kan de torsieverstijving direct in de zool zijn opgenomen, bijvoorbeeld door /?: 0

* *.;V

10 inklemmen of ingieten, en kan de torsieverstijving via een tussendeel met de zool zijn verbonden of daarop zijn geklemd. Daarnaast kan de zool een gebogen plaatvormig deel omvatten van in hoofdzaak gelijke dikte, al of niet 5 voorzien van steunmateriaal.

Dergelijke variaties zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het raam van de uitvinding zoals verwoord in de hierna volgende conclusies.

’ '/λ;. , 1 V ; ; :$ 9

Claims (18)

1. Schoen, omvattende een zool met een steunvlak voor het steunen van een voet en een met de zool verbonden bovenwerk voor het op het steunvlak opsluiten van een voet, welke zool is voorzien van een enigszins verhoogd 5 uitgevoerd correctiegebied voor het corrigeren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het correctiegebied de afstand tussen het steunvlak en een loopvlak van de zool groter is, met het kenmerk. dat het correctiegebied een eerste aan de 10 binnenzijde van de zool gelegen deelcorrectiegebied omvatten dat correpondeert met het steungebied van het sustentaculum tali en het os naviculare van de voet en een tweede, aan de buitenzijde gelegen deelcorrectiegebied omvat dat., correspondeert met het steungebied van de 15 buiteiïrah^Vwan de voet ter plaatse van althans een deel van de buitenste metatarsalia en buitenste phalanges van de vpet.

2. Schoen volgens conclusie 1, waarbij het tweede 20 deelcorrectiegebied zich uitstrekt langs een ten opzichte van de hartlijn van de zool aan de buitenzijde gegelegen buitenrand van de zool.

3. Schoen volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tweede 25 deelcorrectiegebied zich vanaf de buitenrand in binnenwaartse richting neerwaarts uitstrekt.

4. Schoen volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buitenrand van het tweede deelcorrectiegebied 30 aan de buitenrand nabij het steungebied van het gewricht aan de basis van de kleine teen de grootste hoogte heeft. Ί ϋ 1 2 7 β 9

5. Schoen, volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zool is voorzien van een langwerpige torsieverstijving voor het vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool, welke torsieverstijving zich in 5 buitenwaartse richting diagonaal over de zool uitstrekt, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas afwikkelen van de zool, de weerstand tegen buitenwaartse torsie toeneemt.

6. Schoen volgens conclusie 5,-waarbij de torsieverstijving in hoofdzaak plaatvormig is.

7. Schoen volgens conclusie 5 of 6, waarbij de torsieverstijving nabij althans één der uiteinden is 15 verbreed.

8. Schoen volgens een der conclusies 5-7, waarbij de torsieverstijving zich uitstrekt vanaf de binnenkant van de hak tot aan de buitenzijde nabij het steungebied van het 20 gewricht aan de basis van de kleine teen.

9. Schoen volgens een der conclusies 5-8, waarbij de torsieverstijving zich uitstrekt tussen het nabij de binnenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met 25 het gebied tussen het sustentaculum tali en het os naviculare, en het nabij de buitenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen de vijfde metatarsale en de vijfde phalange.

10. Zool voor het steunen van een voet, voorzien van een steunvlak met een enigszins verhoogd uitgevoerd correctiegebied voor het optimaliseren van de stand van de voet tijdens het steunen op de zool, zodanig dat ter plaatse van het correctiegebied de afstand tussen het 35 steunvlak en een loopvlak van de zool groter is, met het kenmerk, dat het correctiegebied een eerste aan de 7 δ 9 binnenzijde van de zool gelegen deelcorrectiegebied omvatten dat correspondeert met het steungebied van het sustentaculum tali en het os naviculare van de voet en een tweede, aan de buitenzijde gelegen deelcorrectiegebied 5 omvat dat correspondeert met het steungebied van de buitenrand van de voet ter plaatse van althans een deel van de buitenste metatarsalia en buitenste phalanges van de voet.

11. Zool volgens conclusie 10, waarbij het tweede deelcorrectiegebied zich uitstrekt langs een ten opzichte van de hartlijn van de zool aan de buitenzijde gelegen buitenrand van de zool.

12. Zool volgens conclusie 10 of 11, waarbij het tweede deelcorrectiegebied zich vanaf de buitenrand in binnenwaartse richting neerwaarts uitstrekt. '2 c-!f f:

13. Zool volgens een der conclusies 10-12, waarbij de 20 buitenrand van het tweede deelcorrectiegebied nabij het steungebied van het gewricht aan de basis van de kleine teen de grootste hoogte heeft.

14. Zool volgens een der conclusies 10-13, voorzien van 25 een langwerpige torsieverstijving voor het vergroten van de torsieweerstand om de langsas van de zool, welke torsieverstijving zich in buitenwaartse richting diagonaal over de zool uitstrekt, zodanig dat tijdens het met de voet langs de langsas af wikkelen van de zool, de weerstand tegen 30 buitenwaartse torsie toeneemt.

15. Zool volgens conclusie 14, waarbij de torsieverstijving in hoofdzaak plaatvormig is.

16. Zool volgens conclusie 14 of 15, waarbij de torsie verstijving nabij althans één der uiteinden is verbreed. 101^769

17. Zool volgens een der conclusies 14-16, waarbij de torsieverstijving zich uitstrekt vanaf de binnenkant van de hak tot aan de buitenzijde nabij het steungebied van het 5 gewricht van de kleine teen.

18. Zool volgens een der conclusies 14-17, waarbij de torsieverstijving zich uitstrekt tussen het nabij de binnenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met 10 het gebied tussen het sustentaculum tali en het os naviculare, en het nabij de buitenzijde gelegen deel van de zool dat correspondeert met het gebied tussen de vijfde metatarsale en de vijfde phalange. Ί ΰ 'i 7 3 9