NL1012723C2 - Dakpan met een waterafvoergoot en een daarin aangebrachte waterdoorvoeropening. - Google Patents

Description

ψ

Titel: Dakpan met een waterafvoergoot en een daarin aangebrachte waterdoorvoeropening.

De uitvinding heeft betrekking op een dakpan voorzien van ten minste één 5 waterafvoergoot waarin een waterdoorvoeropening is aangebracht.

Een dergelijke dakpan is bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 3537163. De daarin beschreven van waterdoorloopopeningen voorziene dakpannen vervullen een rol bij het opvangen van regenwater in een in het dak geïntegreerde wateropvanginrichting die in 10 verbinding staat met een spoelvoorziening voor een toilet.

Het doel van de onderhavige uitvinding is de in aanhef aangeduide dakpan zo uit te voeren dat van de pannen afstromend water - ook bij een zware regenbui - gericht in een al of niet verholen dakgoot wordt geleid.

15

Volgens de uitvinding is de dakpan hiertoe gekenmerkt doordat in de waterdoorvoeropening een gootvormig lichaam steekt, waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van de waterafvoergoot en waarvan de bodem een deel van de waterdoorlaatopening bedekt en een ander deel vrijlaat, en dat tenminste het niet door 20 de bodem van het gootvormig lichaam bedekte deel van de opening door tot dat gootvormig lichaam behorende ruggen is verdeeld in kleinere delen.

Om te verhinderen dat bladeren zich op de bodem van het gootvormig lichaam kunnen hechten strekken de genoemde ruggen zich tevens over de gootbodem uit.

25

Bij voorkeur is het gootvormig lichaam voorbij het niet door de bodem van dat gootvormig lichaam bedekte deel van de waterdoorvoeropening voorzien van een zich dwars op de langsrichting van het gootvormig lichaam uitstrekkende opstaande eindwand.

30

Om het water zo veel mogelijk benedenwaarts te geleiden zet de genoemde eindwand zich naar beneden toe voort tot onder de bodem van het gootvormig lichaam.

1012723 2

Verankering van het gootvormig deel kan plaatsvinden wanneer aan een ach onder de bodem van het gootvormig lichaam uitstrekkend deel van de eindwand een verankeringslip ter verankering van de pan aan een profiel of panstrip is aangebracht.

5 Bij voorkeur is de verankeringslip van trapvormige ribben voorzien.

Het gootvormig lichaam kan door een hoger gelegen pan op zijn plaats worden gehouden indien het gootvormig lichaam in de richting weg van de eindwand een ten opzichte van de gootbodem hoger gelegen overlapstuk heeft.

10

De uitvinding betreft verder een gootvormig lichaam kennelijk bestemd voor de bovenbeschreven dakpan, evenals een schuin dak met een onder de onderste rijen dakpannen aangebrachte dakgoot waarbij één van die onderste rijen dakpannen op de bovenbeschreven wijze is uitgevoerd.

15

De dakgoot kan door middel van gootbeugels zijn bevestigd aan het dakbeschot of daarmee verbonden delen zoals panlatten en het gootvormig lichaam van de volgens de uitvinding uitgevoerde dakpannen kan een verankeringslip bezitten die aangrijpt onder een aan de gootbeugels bevestigd verankeringsprofiel.

20

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een dakpan met waterdoorvoeropeningen.

25

Figuur 2 toont een deel van de dakpan volgens figuur 1 op grotere schaal met een in één van de doorvoeropeningen aangebracht gootvormig lichaam.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht op de bovenzijde van genoemd gootvormig 30 lichaam.

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht op de onderzijde van genoemd gootvormig lichaam.

1 Ö ί 2 7 2 3 3

Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede door een deel van een schuin dak met verholen dakgoot en dakpannen volgens de uitvinding.

5 Figuur 6 toont een dwarsdoorsnede door een deel van een schuin dak met een zichtbare dakgoot en dakpannen volgens de uitvinding.

De in figuur 1 weergegeven dakpan is van het gebruikelijke type met twee hemelwatergoten 1 en 2, gescheiden door een centrale welving 3 en aan de buitenzijde 10 begrensd door welvingen 4 respectievelijk 5, waarvan de welving 4 aan het bovenoppervlak, nabij de langsrand, van groeven 6 en de welving 5 aan het onderoppervlak van niet weergegeven groeven is voorzien. Verscheidene in een horizontale rij aangebrachte pannen overlappen elkaar in zijdelingse richting, waarbij een deel van de groeven aan de ene zijde van een pan de groeven aan de andere zijde 15 van een volgende pan overlappen.

In elke goot 1 en 2 is een waterdoorlaatopening 7 uitgespaard en in elk van die openingen 7 is een uit kunststof gefabriceerd gootvormig lichaam 8 ingebracht. Dit lichaam 8 heeft een bodem 9 die in een opening 7 steekt en een deel van de doorlaat 20 van de opening 7 bedekt, twee gewelfde zijwanden 10 die op de welvingen 4 respectievelijk 5 passend aanliggen, een op de bodem van de pangoot 1 of 2 aangrijpend, zich tussen de zijwanden 10 uitstrekkend vlak gedeelte 11 en een - gezien in langsrichting van het gootvormig lichaam 8 - aan het andere einde ten opzichte van . het vlakke gedeelte 11 aangebrachte dwarse eindwand 12. Tussen een eindrand 13 van 25 de bodem 9 en de dwarse eindwand 12 is een waterdoorlaatopening 14 in het gootvormig lichaam uitgespaard.

Over het bovenoppervlak van de bodem 9 lopen twee verticale ruggen 15, die vanaf een bepaald punt hellend oplopen tot de eindwand 12 en boven de doorlaatopening 14 30 zodanig inspringen dat de hoogte ervan afneemt (zie 15a, dat is het einddeel van de ruggen 15).

d 0 12 7 23 4

De dwarse eind wand 12 heeft een gedeelte 12a dat zich tot onder de bodem 9 van het gootvormig lichaam 8 uitstrekt. Aan de buitenzijde van de dwarse eindwand steekt een van ribben 16 voorziene lip 17 uit die ter verankering van de pan aan een panstrip dient. Aan de tegenover gelegen zijde heeft het gootvormig lichaam 8 een lip 18 die vanaf de 5 onderzijde uitsteekt en op een eindrand van de opening 7 in de pan kan aangrijpen.

Figuur 5 laat zien hoe bovenbeschreven dakpannen met gootvormig lichaam 8 als onderste rij pannen 26 zijn aangebracht op een schuin dak met verholen dakgoot 19, dat wil zeggen een dakgoot die door de onderste rij pannen 26 aan het oog is onttrokken. In 10 figuur 5 is het dakbeschot met 20 aangeduid en is de panlat waarop de van openingen 7 voorziene pannen rusten, met 21 aangegeven.

De dakgoot 19 rust op een aantal gootbeugels 22 die bij één einde aan een eindplank 23 van het dakbeschot zijn bevestigd en aan het andere einde aan de panlat 21 zijn 15 vastgemaakt. Ter versteviging van de gootbeugels 22 zijn deze aan een extra lat 24 bevestigd, die op het dakbeschot 20 is vastgezet. Voorbij de onderrand van het dakbeschot is een panlat 25 aan de gootbeugels 22 bevestigd en deze dient voor ondersteuning van een zich dicht bij het ondereinde van de rij pannen 26 aanwezig deel van die rij pannen.

20

De hoekstand van de goot 19 kan met behulp van een instelschroef 35 aan de dakhellingshoek worden aangepast. Ten minste één afvoerpijp 34 sluit op een opening in de dakgoot 19 aan.

25 Van elk gootvormig lichaam 8 steken de onderste treden van de trapvormige ribben 16 van de verankeringslip 17 onder een aan de gootbeugels 22 bevestigde metalen panstrip 29, die eveneens ter ondersteuning van de onderste rij pannen dient.

De bovenste trede van genoemde trapvormige ribben 16 grijpt aan op het ondervlak van 30 de onderste rij dakpannen 26.

Het ondereinde van de op één na onderste rij pannen 27 rust ter plaatse van de gootvormige lichamen 8 op het vlakke gedeelte 11 daarvan.

1012/23 5

In figuur 6 zijn met figuur 5 overeenkomende onderdelen met hetzelfde verwijzingscijfer aangeduid. Bij deze uitvoering is de zichtbare dakgoot 31 voorbij de onderrand van het dakbeschot 20 op een ondersteuning 32 aangebracht. De onderste rij 5 dakpannen 26 is van openingen 7 en daarin aangebrachte gootvormige lichamen 8 voorzien. Elk van deze pannen rust bij het boveneinde op de panlat 21 en op relatief kleine afstand van het ondereinde op een op de panlat 28 aangebrachte vogelmuisschroot 36, die verhindert dat vogels of muizen in de ruimte tussen het dakbeschot en pannen terechtkomen. Deze panlat 28 is op een aantal met onderlinge 10 afstand aangebrachte verhogingen 30 bevestigd. De rij verhogingen kan deel uitmaken van een dakvoet-afwater profiel 33.

Het zal duidelijk zijn dat regenwater door de hemelwatergoten 1,2 van de dakpannen naar beneden stroomt en ter plaatse van de onderste rij pannen in de gootvormige 15 lichamen 8 terechtkomt, over de bodem daarvan in de waterdoorlaatopeningen 14 stroomt, tegen de eindwand 12 botst en door het onderste deel 12a daarvan naar de gewenste plaats wordt geleid, dat wil zeggen in geval van figuur 5 direct in de verholen goot 19 of in geval van figuur 6 op een waterdichte laag op het dakbeschot en vervolgens via de ruimtes tussen de verhogingen 30 van het dakvoetafwaterprofiel 33, 20 in de goot 31.

1 0 Mill

Claims (10)

1 D 1 i 7 2 3

1. Dakpan voorzien van ten minste één waterafvoergoot (1,2) waarin een waterdoorvoeropening (7) is aangebracht, met het kenmerk, dat in de 5 waterdoorvoeropening (7) een gootvormig lichaam (8) steekt, waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van de waterafVoergoot (1,2) en waarvan de bodem (9) een deel van de waterdoorlaatopening (7) bedekt en een ander deel vrijlaat, en dat tenminste het niet door de bodem (9) van het gootvormig lichaam (8) bedekte deel van de opening (7) door tot dat gootvormig lichaam (8) behorende ruggen (15) is verdeeld 10 in kleinere delen.

2. Dakpan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde ruggen (15) zich tevens over de gootbodem (9) uitstrekken.

3. Dakpan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gootvormig lichaam (8) voorbij het niet door de bodem (9) van dat gootvormig lichaam bedekte deel van de waterdoorvoeropening (7) is voorzien van een zich dwars op de langsrichting van het gootvormig lichaam uitstrekkende opstaande eindwand (12).

4. Dakpan volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de genoemde eindwand (12) zich naar beneden toe voortzet met een gedeelte (12a) tot onder de bodem (9) van het gootvormig lichaam (8.

5. Dakpan volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat aan het zich onder de bodem (9) 25 van het gootvormig lichaam (8) uitstrekkend deel (12a) van de eindwand een verankeringslip (17) ter verankering van het gootvormig lichaam aan een profiel (29) is aangebracht.

6. Dakpan volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de verankeringslip (17) van 3 0 trapvormige ribben (16) is voorzien.

7. Dakpan volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gootvormig lichaam (8) in de richting weg van de eindwand (12) een ten opzichte van de gootbodem (9) hoger gelegen overlapstuk (11) heeft.

8. Gootvormig lichaam kennelijk bestemd voor de dakpan volgens één van de voorgaande conclusies.

9. Schuin dak met een onder de onderste rijen dakpannen aangebrachte verholen dakgoot, met het kenmerk, dat één van die onderste rijen dakpannen volgens één van de 10 conclusies 1 t/m 7 is uitgevoerd.

10. Schuin dak volgens conclusie 9, waarbij de dakgoot (19) middels gootbeugels (22) is bevestigd aan het dakbeschot (20) of daarmee verbonden delen zoals panlatten, en dat een aan het gootvormig lichaam (8) van de dakpannen volgens één van de 15 conclusies 1 t/m 7 aangebrachte verankeringslip (17) aangrijpt onder een aan de gootbeugels bevestigde panstrip (29). 1012723