NL1012109C2

NL1012109C2 - Inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren.

Info

Publication number: NL1012109C2
Application number: NL1012109A
Authority: NL
Inventors: Karel Van Den Berg
Original assignee: Lely Research Holding Ag
Priority date: 1998-12-24
Filing date: 1999-05-20
Publication date: 2000-06-27

Description

INRICHTING VOOR HET VOEREN ΕΝ/OF DRENKEN VAN DIEREN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de preambule van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is beschreven in de nog 5 niet vóórgepubliceerde aanvrage NL-A-1010898 en in de nog niet vóórgepubliceerde aanvrage NL-A-1011799. In de eerstgenoemde aanvrage wordt een voerzuil en/of drinkzuil beschreven voor dieren, zoals koeien, welke is voorzien van voertroggen. De aanvrage NL-A-1010898 is in deze aanvrage in integrale 10 vorm opgenomen. In de tweede genoemde aanvrage wordt een inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren beschreven waarbij de voertroggen elkaar overlappen. De aanvrage NL-A-1010898 is in deze aanvrage eveneens in integrale vorm opgenomen.

15 De constructies, zoals deze in bovengenoemde aanvragen zijn beschreven, kunnen worden uitgebreid met een weeginrichting voor het wegen van de hoeveelheid gedoseerd voer en de hoeveelheid opgenomen voer. Bestaande weeginrich-tingen hebben echter het nadeel dat zij moeilijk zijn te 20 integreren in de inrichtingen zoals beschreven in bovengenoemde aanvragen. Bovendien hebben de bestaande weeginrich-tingen een ingewikkelde constructie en zijn zij erg kostbaar.

Het doel van de uitvinding is om bovenstaande nadelen op te lossen met een inrichting volgens de kenmerken 25 van conclusie 1. Op deze manier kan worden volstaan met slechts enkele weegeenheden voor het wegen van meerdere voertroggen. De besturingseenheid is eveneens geschikt voor het verwerken van de weeggegevens. De weeginrichting is voorzien van ten minste één verplaatsingsinrichting met een aan-30 drijfeenheid, zoals een stappenmotor, voor het verplaatsen van de weegeenheid.

In een voorkeursuitvoering is de weeginrichting voorzien van een centrale as waaromheen de weegeenheid draaibaar is aangebracht. De positie van de weegeenheid ten 35 opzichte van de voertroggen wordt bepaald met een of meer positiesensoren waarvan de weegeenheid is voorzien.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is het raamwerk voorzien van een geleidebaan, zoals een rail of een 1012109 2 goot, en een geleide-element, zoals een wiel of een tandwiel, voor het geleiden van de weegeenheid langs de voertroggen. Wanneer het geleide-element bestaat uit een tandwiel, dan is bij voorkeur een vertanding aangebracht op de geleidebaan. De 5 weeginrichting is bij voorkeur voorzien van een of meer aandrijfeenheden voor het verplaatsen van de weegeenheid. Wanneer de aandrijfeenheid bestaat uit een stappenmotor is een positiesensor niet noodzakelijk voor het vaststellen van de positie van de weegeenheid ten opzichte van de voertrog.

10 Bij voorkeur is de weegeenheid voorzien van een weegsensor, zoals een loadcel of een rekstrookje, voor het registreren van weeggegevens die het gewicht of althans een deel van het gewicht van de voertrog omvatten. In de praktijk blijkt een loadcel uitstekend te voldoen om op goedkope en 15 nauwkeurige wijze het gewicht van de voertrog vast te stellen .

Volgens een laatste kenmerk van de uitvinding is de inrichting voorzien van een besturingseenheid voor het verplaatsen van de weegeenheid.

20 De inrichting zoals hierboven beschreven functio neert volgens de volgende werkwijze. Met de identificatiemiddelen wordt een dier geïdentificeerd dat zich nabij een desbetreffende voertrog bevindt. Vervolgens wordt de weegeenheid naar de desbetreffende voertrog bewogen, waarna met de 25 doseerinrichting voer en/of drinken wordt toegevoerd aan de voertrog, terwijl tijdens en/of na het doseren de voertrog wordt gewogen. Op deze manier kan tijdens of na het doseren van het voer de hoeveelheid voer in de voertrog worden bepaald.

30 Volgens een andere werkwijze wordt met de bestu ringseenheid de hoeveelheid voer en/of drinken in de desbetreffende voertrog bepaald tijdens het toevoeren van voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog, en/of direct na het toevoeren van voer en/of drinken aan de desbetreffende 35 voertrog, en/of tijdens het vreten van het dier, en/of nadat het dier zich van de desbetreffende voertrog heeft verwijderd. Op deze manier is het mogelijk om vast te stellen hoeveel voer een dier heeft opgenomen. Bovendien is het i 1012109 3 mogelijk het vreetgedrag van een dier te analyseren en op grond daarvan conclusies te trekken omtrent de conditie van een dier. Zo kan de snelheid waarmee een dier de desbetreffende voertrog leeg vreet een indicatie zijn voor de gezond-5 heid van het dier.

Volgens een laatste werkwijze wordt met de besturingseenheid de resterende hoeveelheid voer en/of drinken vastgesteld in de desbetreffende voertrog voordat het voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog wordt toege- 10 voerd, waarbij de toegevoerde hoeveelheid voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog afhankelijk is van de vastgestelde resterende hoeveelheid voer en/of drinken. In de praktijk komt het voor dat een dier de desbetreffende voertrog niet geheel leeg vreet. De resterende portie voer en/of 15 drinken in de desbetreffende voertrog kan dan benut worden door een volgend dier, waardoor minder voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog kan worden gedoseerd. Dit levert in de praktijk een aanzienlijke besparing van de hoeveelheid voer en/of drinken op.

20 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de figuren.

Figuur 1 geef een bovenaanzicht van een inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren weer voorzien van een weeginrichting.

25 Figuur 2 toont een doorsnede van figuur 1 volgens de lijn II-II.

Figuur 3 toont een doorsnede van figuur 2 volgens de lijn Ill-m.

De inrichting voor het voeren en/of drenken van 30 dieren is beschreven in de nog niet vóórgepubliceerde Nederlandse aanvrage NL-A-10I0898. De inrichting omvat voertroggen 1, die zijn aangebracht in een raamwerk 2. Op een centrale as 5 die zich in verticale richting uitstrekt is een weegeenheid 4 draaibaar aangebracht voor het wegen van de voertroggen 1.

35 Het raamwerk is voorzien van een geleidebaan 7 voor het geleiden van de weegeenheid 4. De weegeenheid 4 wordt met een 1012109 4 aandrijfeenheid 8 langs de geleidebaan 7 bewogen. De positie van de weegeenheid 4 ten opzichte van de voertrog 1 wordt bepaald met een positiesensor 6. Deze sensor kan bestaan uit een naderingsschakelaar, een ultrasone sensor of een licht-5 sensor.

In figuur 2 is een doorsnede van een detail van de inrichting van figuur 1 weergegeven. De weegeenheid 4 is scharnierbaar aangebracht op de centrale as 5 en steunt af op de geleidebaan 7 met het door de aandrijfeenheid 8 aangedre-10 ven wiel 11. De voertrog 1 is voorzien van een beugel 10 waarmee de voertrog wordt opgetild, zodanig dat een deel van het gewicht van de voertrog rust op de rol 12 die verbonden is met de weegsensor 9. Doordat niet het volledige gewicht op de weegsensor rust moeten de weeggegevens worden verwerkt 15 opdat het gewicht van het voer en/of drinken in de voertrog kan worden bepaald. De positiesensor 6 dient om de correcte positie van de weegeenheid 4 ten opzichte van de te wegen voertrog te bepalen. Wanneer de geleidebaan 7 is voorzien van een vertanding kan gebruikt worden gemaakt van een stappenmo-20 tor als aandrijving in de aandrijfeenheid 8. De bepaling van de positie van de weegeenheid ten opzichte van de voertrog kan dan achterwege blijven.

Figuur 3 toont een detail van figuur 2 volgens de doorsnede III-III. De beugel 10 voor het optillen van de 25 voertrog is voorzien van rondingen waardoor de rol 12 van de weegeenheid 4 gemakkelijk de voertrog 1 kan optillen.

1012109

Claims

1. Inrichting voor het voeren en/of drenken van dieren, voorzien van een raamwerk (2) waarin meerdere voer-troggen (1) zijn aangebracht, een doseerinrichting voor het 5 toevoeren van voer en/of drinken aan de voertrog (1), een weeginrichting (3) voor het wegen van de hoeveelheid voer en/of drinken, een besturingseenheid voor het besturen van de weeginrichting (3) en identificatiemiddelen die nabij de voertrog zijn aangebracht voor het identificeren van een dier 10 en het activeren van de besturingseenheid, met het kenmerk, dat de weeginrichting is voorzien van ten minste één verplaatsbare weegeenheid (4) voor het wegen van de voertroggen (1).

2. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat de weeginrichting is voorzien van ten minste één verplaatsingsinrichting (8), met een aandrijfeenheid, zoals een stappènmötor, voor het verplaatsen van de weegeenheid (4).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat de weeginrichting (3) is voorzien van een centrale as (5) waaromheen de weegeenheid (4) draaibaar is aangebracht.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de weegeenheid (4) is voorzien van een 25 of meer positiesensoren (6) voor het bepalen van de positie van de weegeenheid (4) ten opzichte van de voertroggen (1).

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het raamwerk (2) is voorzien van een geleidebaan (7), zoals een rail of een goot, en een gelei- 30 de-element, zoals een wiel of een tandwiel, voor het geleiden van de weegeenheid (4) langs de voertroggen (1).

6. Werkwijze voor het voeren en/of drenken van dieren met een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met de identificatiemiddelen een dier wordt 35 geïdentificeerd dat zich nabij een desbetreffende voertrog (1) bevindt, dat vervolgens de weegeenheid (4) naar de desbetreffende voertrog (1) wordt bewogen, waarna met de 1012109 doseerinrichting voer en/of drinken wordt toegevoerd aan de voertrog (1), terwijl tijdens en/of na het doseren de voer-trog (1) wordt gewogen.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 5 met de besturingseenheid de hoeveelheid voer en/of drinken in de desbetreffende voertrog (1) wordt bepaald tijdens het toevoeren van voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog (1), en/of direct na het toevoeren van voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog (1), en/of tijdens het 10 vreten van het dier, en/of nadat het dier zich van de desbetreffende voertrog (1) heeft verwijderd.

8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat met de besturingseenheid de resterende hoeveelheid voer en/of drinken wordt vastgesteld in de desbetreffende 15 voertrog (1) voordat het voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog (1) wordt toegevoerd, waarbij de toegevoerde hoeveelheid voer en/of drinken aan de desbetreffende voertrog afhankelijk is van de vastgestelde resterende hoeveelheid voer en/of drinken. 1012109