NL1011568C2 - Tillift met bekkensteun. - Google Patents

Description

Tillift met bekkensteun.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tillift voor het heffen van personen van een zittende positie naar een staande 5 positie en omgekeerd, omvattende een zich in de gebruikspositie verticaal uitstrekkend frame nabij het bovenuiteinde voorzien van een hefarm, welke hefarm beweegbaar aan dat frame is aangebracht en verbonden is met motormiddelen, waarbij het vrije einde van de hefarm voorzien is van een bevestiging voor een draagband, draagvest 10 of dergelijke, waarbij die tillift van afsteunmiddelen voorzien is voor het steunen van het lichaam van die persoon tijdens die hefbe-weging, welke steunmiddelen beweegbaar ten opzichte van dat frame zijn aangebracht.

Een dergelijke tillift is bekend uit DE-A-1.9*14.764. Daarbij 15 wordt een constructie beschreven waarbij tijdens verplaatsing van de zittende naar de staande beweging de mindervalide persoon met behulp van een verplaatsbare kniesteun ondersteund wordt.

In het Europese octrooi EP-0.7Ö2.430 van aanvrager wordt een tillift beschreven waarbij een vaste kniesteun gebruikt wordt.

20 Dergelijke kniesteunen zijn noodzakelijk bij de vervanging van de okselondersteuning van de betreffende persoon bestaande uit een stijve metallische constructie door meer buigzame draagbanden. Dergelijke draagbanden ontzien het gebied onder de armen van de betreffende patiënt, maar brengen anderzijds een zekere instabiliteit mee. 25 Daarom is voorgesteld kniesteunen toe te passen waardoor de te heffen persoon geen onzekerheid verkrijgt tijdens de hefbeweging.

Gebleken is echter dat door het gebruik van een dergelijke kniesteun een grote groep patiënten niet met een dergelijke steun getild kan worden vanwege lichamelijke klachten. Voorbeelden daarvan 30 zijn mindervalide personen met reuma, open benen, slechte bloedcir-Oculatie, stijve benen en verstijfde benen. Echter is dit juist de groep waarvoor dergelijke tilliften beoogd zijn.

Om dit probleem te vermijden wordt in praktijk vaak de kniesteun verwijderd of wordt tussen de kniesteun en de knie van de 35 patiënt een kussen of ander zacht voorwerp geplaatst.

Begrepen zal worden dat daardoor de onzekere positie van de te tillen persoon veroorzaakt door het niet stijf zijn van de draagband weer terugkomt. Bovendien is gebleken dat het ondersteunen aan de 1011588 2 knieën de natuurlijke stabeweging niet benadert, d.w.z. niet stimuleert dat de mindervalide persoon zoveel mogelijk op eigen kracht overeind komt. Dit wordt mede veroorzaakt doordat een aanzienlijke kracht door de kniesteun uitgeoefend wordt op de patiënt. Een deel 5 van deze kracht wordt via het dijbeen overgebracht naar de rug van de mindervalide persoon en kan tot verdere ongemakken leiden.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding de hierboven beschreven tillift zodanig verder te verbeteren dat deze een breder toepassingsbereik heeft en bovendien zoveel mogelijk de oorspronke-10 lijke impulsen om tot staan te komen handhaaft, d.w.z. de mindervalide persoon zoveel mogelijk stimuleert de nog resterende bewegingen zelf uit te voeren of uit te breiden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven tillift verwezenlijkt doordat die steunmiddelen een bekkensteun omvatten.

15 Door aan te grijpen op de scheiding tussen onderbuik en einde van de heupen, hetgeen hierboven als bekkensteun aangegeven is, wordt de belasting van de mindervalide persoon tijdens het tillen aanzienlijk minder. Patiënten met de hierboven beschreven verschijnselen kunnen zonder enig bezwaar getild worden. Ook is gebleken dat 20 indien patiënten een stoma of dergelijke hebben, deze niet of nauwelijks hinder ondervinden van de bekkensteun volgens de uitvinding. De kracht uitgeoefend op de bekkensteun tijdens het tillen is aanzienlijk minder. Bij meting is gebleken dat deze maximaal 25 kg is. Bovendien is de afstand tot de ruggewervel aanzienlijk kleiner en 25 vindt verplaatsing van de krachten door een aanzienlijk sterker deel vein het lichaam plaats waardoor de klachten van mindervalide personen aanzienlijk afgenomen zijn.

Doordat de bekkensteun althans het aangrijpingspunt op het menselijk lichaam daarvan, tijdens het heffen met de patiënt meebe-30 weegt, geeft dit een zeker gevoel. Bovendien grijpt de bekkensteun ongeveer "halverwege" het rustpunt van de voeten van de patiënt en het aangrijppunt van de draagband, draagvest of dergelijke op de patiënt aan. Dat wil zeggen, dat een stabielere ondersteuning wordt verkregen dan bij de kniesteun waarbij weliswaar het onderbeen bij-35 zonder goed afgesteund was maar het deel liggend tussen de knie en de oksels een vrije beweging uit kon voeren en bij slappe patiënten ook een dergelijke beweging uitvoerde.

De hierboven beschreven steunmiddelen respectievelijk bekken- 1011568 3 steun kunnen elke in de stand der techniek voorstelbare constructie omvatten. Bij voorkeur is een en ander als steunarm uitgevoerd. Deze kan enkelvoudig uitgevoerd zijn of dubbel. In het eerste geval zal deze zich bij voorkeur tussen de benen van de te tillen patiënt 5 uitstrekken en in het laatste geval aan beide zijden daarvan. Beweging van de steunarm kan op elke in de stand der techniek bekende wijze verwezenlijkt worden. Zo is het mogelijk een motor aan te brengen of met behulp van enigerlei overbrenging de beweging van de steunarm te koppelen met de beweging vein de hefarm. Volgens een van 10 voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding wordt met behulp van veerdruk de positie van de steunarm bepaald waarbij deze er in het bijzonder naar streeft de positie van het zitten van de patiënt in te nemen. Daardoor zal bij het gaan staan een zekere tegenkracht opgewekt worden welke juist de stabiliteit geeft aan de mindervalide 15 persoon die gewenst is.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is aan het einde van de hierboven beschreven steunarm een steunlichaam aangebracht. Dit kan elke in de stand der techniek bekende constructie omvatten welke afsteunt op het lichaam van de gebruiker. In het 20 geval van een enkele steunarm kan dit bijvoorbeeld een horizontale dwarsstaaf zijn, welke aan de voorzijde, d.w.z. aan de zijde gericht naar de te tillen persoon, voorzien is van een band. Echter kan eveneens een kussenachtig deel aanwezig zijn.

Volgens een verdere van voordeel zijnde constructie is de steu-25 narm scharnierend aangebracht aan het frame en is het scharnierpunt lager dan of op gelijke hoogte als het zitvlak van de betreffende patiënt aangebracht. Dit betekent dat de steunarm reeds in zittende positie zich enigszins schuin naar boven uitstrekt zodat vrij eenvoudig verplaatsing naar een meer verticale positie mogelijk is 30 welke verplaatsing bij het staan van de patiënt optreedt. De steunarm kan elke gewenste vorm hebben en is bij een voorkeursuitvoering als gekromde arm uitgevoerd. Daarbij strekt zich vanaf het frame een meer verticaal deel uit waarop een horizontaal deel aansluit dat eventueel verbonden is met het hierboven beschreven steunlichaam.

35 Volgens een verdere variant van de uitvinding is de steunarm verbonden met een hulparm. Deze hulparm kan bijvoorbeeld aan de hefarm verbonden zijn. Daardoor kan een meer gedwongen beweging van het steunlichaam dat eventueel aangebracht is nabij het uiteinde van 1 G ; 5 6 8 4 de steunarm respectievelijk hulparm verwezenlijkt worden.

Bovendien is het mogelijk zowel in de hierboven beschreven eerste uitvoering als in de daarna beschreven uitvoering de steunarm en in de laatste uitvoering ook de hulparm telescoperend uit te 5 voeren. Indien bovendien naar een verend karakter gestreefd wordt, is het bijzonder eenvoudig deze delen als gasveer uit te voeren.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een draagvest dat op bijzonder doematige wijze zowel aangrijpt op de bevestiging van de hefarm van de tillift als op de bekkensteun volgens de uitvinding.

10 Daardoor ligt de positie van de te tillen persoon bijna volledig vast en wordt een bijzonder brede ondersteuning op het lichaam van een dergelijke persoon gegeven.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het verplaatsen van een persoon van een zittende naar een staande 15 positie en omgekeerd, omvattende het om de rug aangrijpen van die patiënt met een band, vest of dergelijke en het door het naar voren en boven bewegen van die band, vest of dergelijke verplaatsen van de persoon van een zittende naar een staande positie en omgekeerd, waarbij de voeten van die persoon op de bodem rusten en een verder 20 lichaamsdeel afgesteund wordt, met het kenmerk, dat tijdens het heffen het lichaam nabij de scheiding tussen bovenbeen en onderbuik afgesteund wordt.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering vindt deze afsteu-ning dynamisch plaats, d.w.z. beweegt de steun ten minste gedeelte-25 lijk mee met de beweging van de band, vest of dergelijke.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. la schematisch in zijaanzicht een eerste uitvoeringsvorm 30 van de uitvinding bij zittende patiënt;

Fig. lb perspectivisch een detail van het steunlichaam volgens fig. la;

Fig. 2 de tillift volgens fig. 1 met de patiënt in staande positie; 35 Fig. 3 in zittende positie van de patiënt een verdere uitvoe ring van de tillift volgens de uitvinding; en

Fig. 4 de tillift volgens fig. 3 in staande positie van de patiënt.

( ,ί < ' i 5 5 5

In fig. 1 is met 1 in het geheel een tillift aangegeven. Voor details van een dergelijke tillift wordt verwezen naar EP-O.782.43O-Bl. De daarin beschreven uitvoeringen zijn onverminderd toepasbaar bij onderhavige aanvrage met uitzondering van de daar getoonde knie-5 steun. Deze is volgens de uitvinding thans vervangen door een hieronder te beschrijven bekkensteun.

De met 1 aangegeven inrichting is voorzien van een zich in verticale richting uitstrekkend frame 2 dat aangebracht is op een verrijdbaar onderstel waarvan de wielen met 15 aangegeven zijn. Met 10 3 en 4 zijn twee delen van een hefarm aangegeven. Beweging van hef arm 3 wordt gestuurd door motor 10, terwijl de beweging van hefarm 4 door motor 11 gestuurd wordt. Details van de overbrenging van hefarm 4 naar motor 11 blijken uit het hierboven beschreven Europese octrooi Ο.782.43Ο BI. De minder valide persoon kan zijn voeten hetzij 15 op de bestaande vloer plaatsen hetzij op een bodemplaat die op het frame aangebracht is.

Met 7 is een greep getoond waaraan de mindervalide patiënt zich vast kan grijpen. Begrepen moet worden dat het vastgrijpen met de armen niet noodzakelijk is voor het functioneren van de tillift. Met 20 8 is een bevestiging voor een band 13 aangegeven. Deze bevestiging kan uit pennen, haken en dergelijke bestaan. Bovendien is het mogelijk een veiligheidssluiting toe te passen zoals aangetroffen bij veiligheidsgordels in automobielen. Bediening van tillift 1 vindt plaats met behulp van een sturing 16 aangebracht op een console 19· 25 Deze besturing omvat een geheugen waarin behandelingen eventueel gerelateerd aan de patiënt opgeslagen kunnen worden. Bovendien is het mogelijk in het geval van storing bedrijfsgegevens op te slaan. De resultaten kunnen uitgelezen worden met behulp van een met een pc te verbinden uitleesplug 21. Met 18 is een handgreep voor verplaat-30 sing van de inrichting aangegeven.

De bekkensteun volgens de uitvinding is in het geheel met 27 aangegeven. Deze bestaat uit twee armen: een steunarm 28 en een hulparm 29. Steunarm 28 is bij 32 scharnierend met het frame verbonden. Beide armen bestaan uit telescoperende gasveren en de uiteinden 35 zijn verbonden met een drager 30. Deze drager 30 strekt zich over de breedte van het voorlijf van de patiënt uit en is aan de voorzijde, d.w.z. aan de zijde gericht naar de patiënt toe voorzien van een band 26 die tegen de onderbuik respectievelijk bovenbenen van de pa- 10 1". :: 3 6 tiënt aanligt zoals getoond in fig. 1. Deze band 26 kan ongeveer 5 cm inveren ten opzichte van de bevestigingen aan de uiteinden van drager 30.

Indien de patiënt uit de in fig. 1 getoonde zittende positie 5 naar de staande positie getoond in fig. 2 bewogen wordt, zal het hefarmsamenstel 3. 4 een gecompliceerde beweging uitvoeren zoals beschreven in het bovenstaande Europese octrooi 0.782.430 BI. Begrepen dient te worden dat hulparm 29 met elke in de stand der techniek bekende hefarm van enige tillift te verbinden is. Bij het naar boven 10 bewegen van arm 4 zal hulparm 29 mee naar boven bewegen en zal drager 30 in de tekening naar links getrokken worden zoals uit fig. 2 blijkt. Door het uitvoeren als verende constructie kunnen geometrische verschillen gemakkelijk opgenomen worden. De constructie is zodanig uitgevoerd dat bij het gaan staan de patiënt steeds een 15 zekere steun van enkele kilogrammen tot ongeveer 25 kg zal ondervinden van de drager 30 en meer in het bijzonder van de daaraan bevestigde band 26.

In fig. 3 en 4 is een verdere variant van de uitvinding getoond. Daarbij is geen hulparm aanwezig en bestaat de bekkensteun 37 20 uit een gekromde steunarm 38 opgebouwd uit armdelen 39 en 40 waarbij armdeel 39 bij 4l scharnierend is verbonden met frame 2 terwijl armdeel 40 bevestigd is aan drager 30 die op de wijze overeenkomstig aan fig. la uitgevoerd kan zijn. Met pijl 42 is het effect van een niet getoonde veer weergegeven die bekkensteun 37 naar de patiënt 25 toedrijft. Bij het gaan staan zal de patiënt vanwege de aanwezigheid van de bekkensteun een tegenkracht ondervinden waardoor in stabilisatie voorzien wordt. Het is vanzelfsprekend mogelijk in plaats van of naast de niet getoonde veerconstructie de motorische constructie aan te brengen al dan niet gekoppeld met het effect van de bedie-30 ningsmotoren 10 en 11.

Bij de uitvoering volgens fig. 3 en 4 is de draagband met 34 aangegeven. Deze kan voorzien zijn van verbindingsband 35 die op zijn beurt weer verbonden kan zijn met een buigzame heupband 36. Heupband 36 is verbonden met de drager 30. Daardoor ontstaat een 35 soort draagvest. Het is vanzelfsprekend mogelijk verbindingsband 35 stijf uit te voeren. Wezenlijk is slechts voor deze constructie dat een soort vest verkregen wordt waarmee de patiënt van zittende naar staande positie gebracht kan worden. Het is vanzelfsprekend mogelijk ' ; ;· « 7 aan de voorzijde van het lichaam van de mindervalide persoon verdere ondersteuning aan te brengen door passende uitvoering van het vest.

Gebleken is dat met de bovenstaande constructie bijzonder veel mindervalide patiënten met allerlei soorten klachten vanuit een 5 zittende naar een staande positie bewogen worden en daarbij steeds gestimuleerd worden zelf zoveel mogelijk actief te zijn. Begrepen zal worden dat de hierboven beschreven constructie van de bekken-steun bij elk ander soort tillift dat bekend is in de stand der techniek toegepast kan worden zonder buiten het bereik van de con-10 clusies zoals bijgevoegd te geraken.

ή : '' ' O

Claims (14)

1. Tilinrichting (1, 31) voor het heffen van personen van een zittende positie naar een staande positie en omgekeerd, omvattende 5 een zich in de gebruikspositie verticaal uitstrekkend frame (2) nabij het bovenuiteinde voorzien van een hefarm (3, 4), welke hefarm beweegbaar aan dat frame is aangebracht en verbonden is met motor-middelen (10, 11), waarbij het vrije einde van de hefarm voorzien is van een bevestiging (5) voor een draagband (13). draagvest (33) of 10 dergelijke, waarbij die tillift van afsteunmiddelen voorzien is voor het steunen van het lichaam van die persoon tijdens die hefbeweging, welke steunmiddelen beweegbaar ten opzichte van dat frame zijn aangebracht, met het kenmerk, dat die steunmiddelen een bekkensteun (27, 37) omvatten.

2. Tillift volgens conclusie 1, waarbij die bekkensteun een steunarm (28, 38) omvat.

3· Tillift volgens conclusie 2, waarbij die steunarm zodanig veerbelast is, dat deze streeft naar een beweging van het vrije uiteinde in horizontale richting.

4. Tillift volgens conclusie 2 of 3. waarbij het einde van die steunarm een steunlichaam (26, 30) omvat.

5. Tillift volgens een van de conclusies 2-4, waarbij die steunarm scharnierend (32, 42) aan dat frame is aangebracht op een punt gelijk aan of lager dan de hoogte van het zitvlak.

6. Tillift volgens een van de conclusies 2-5, waarbij de steun arm een gekromde arm omvat, waarvan het met het frame verbonden deel zich meer verticaal uitstrekt dan het nabij het vrije uiteinde van de arm liggende deel.

7- Tillift volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 30 die steun een steunarm omvat en een met die steun verbonden, de beweging van die steunarm (28) beïnvloedende hulparm (29) omvat.

8. Tillift volgens conclusie 7. waarbij het uiteinde van die steunarm een steunlichaam omvat welk steunlichaam verplaatsbaar ten opzichte van die steunarm is aangebracht. 35 9· Tillift volgens conclusie 8, waarbij dat steunlichaam tele- scoperend ten opzichte van die steunarm is aangebracht.

10. Tillift volgens een van de conclusies 7~9. waarbij die hulparm is bevestigd aan die hefarm. 1 o · · ' A 8

11. Tillift volgens een van de conclusies 7-10, waarbij die hulparm aan dat steunlichaam is bevestigd.

12. Draagvest te gebruiken in een tillift volgens een van de voorgaande conclusies, welk draagvest omvat een draagband (34) aan 5 te brengen onder de oksels van de gebruiker en te bevestigen aan de hefarm van de tillift, een heupband (36) aan te brengen om de heupen van de gebruiker en te bevestigen aan de bekkensteun van de tillift alsmede een de heupband en draagband verbindend deel (36).

13- Werkwijze voor het verplaatsen van een persoon van een 10 zittende naar een staande positie en omgekeerd, omvattende het om de rug aangrijpen van die patiënt met een band, vest of dergelijke en het door het naar voren en boven bewegen van die band, vest of dergelijke verplaatsen van de persoon van een zittende naar een staande positie en omgekeerd, waarbij de voeten van die persoon op de bodem 15 rusten en een verder lichaamsdeel afgesteund wordt, met het kenmerk, dat tijdens het heffen het lichaam nabij de scheiding tussen bovenbeen en onderbuik afgesteund wordt.

14. Werkwijze volgens conclusie 13. warbij die afsteuning dynamisch plaats vindt. 20 ********

1 G 1 1 3 8