NL1011140C2 - Werkwijze en inrichting voor het recyclen van materialen. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET RECYCLEN VAN MATERIALEN

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van objecten uit afvalstoffen.

Op het gebied van recycling van afvalstoffen is 5 een aantal processen bekend waarmee de afvalstoffen zodanig te verwerken zijn dat nieuwe objecten te fabriceren zijn. Zo zijn processen bekend waarbij aan afvalstoffen zoals houtsnippers een hoeveelheid lijm wordt toegevoegd. De samenstelling van hout en lijm 10 worden vervolgens objecten, zoals platen e.d. gevormd waarna de samenstelling gedroogd wordt.

Een bezwaar van dergelijke processen is dat naast het gebruik van afvalstoffen tevens lijm wordt gebruikt, dat geen afvalstof is. Bovendien kan de lijm 15 schadelijk zijn voor het milieu. Nog een ander bezwaar van dergelijke processen is dat de aldus vervaardigde objecten niet zonder meer te hergebruiken zijn. Aan het eind van hun levensduur dienen de objecten opnieuw gescheiden te worden in de materialen waaruit 2e zijn 20 opgebouwd, waarna een hernieuwde recyclestap zal worden uitgevoerd. Deze scheiding is echter gecompliceerd en vermindert het milieutechnisch effect van het recycleproces.

Het doel van de onderhavige uitvinding is deze 25 bezwaren te ondervangen en een werkwijze en inrichting te verschaffen voor het verschaffen van objecten die nagenoeg geheel zijn opgebouwd uit her te gebruiken afvalproducten. ____________

Volgens een eerste aspect van de uitvinding 30 wordt derhalve een werkwijze verschaft voor het vervaardigen van objecten uit de afvalstoffen, omvattende: 1011140 2 - het tot een plastische deegmassa verwarmen van een mengsel van een eerste afvalstof met bindende eigenschappen en een tweede vezelachtige afvalstof met versterkende eigenschappen; 5 - het vormen van een of meer objecten door het persen van de plastische deegmassa door een voorgevormd malorgaan heen. Er wordt derhalve een werkwijze verschaft voor het op eenvoudige wijze en uit afvalstoffen vervaardigen van produkten of objecten, waarbij de eerste 10 afvalstof fungeert als binding, terwijl de tweede afvalstof fungeert als versterking. Een bijkomend voordeel is dat er geen eisen gesteld worden aan de mate van vervuiling van de afvalstoffen. Zo zijn er bijvoorbeeld processen bekend waarbij schoon hout 15 verwerkt kan worden. Wanneer echter het hout vervuild is, bijvoorbeeld in het geval van houten dwarsliggers van spoorstaven, met olie en verf bewerkt hout, etc., worden aanvullende milieu-eisen gesteld die een zodanige aanpassing van het verwerkingsproces vereisen dat een 20 dergelijke verwerking economisch niet meer zinvol is.

Volgens voorkeursvormen van de uitvinding is de eerste afvalstof een thermoplastisch materiaal, zoals bijvoorbeeld polyethyleen of polypropeen, en omvat de tweede afvalstof houtvezels.

25 Thermoplastisch materiaal en houtvezels zijn twee afvalstoffen die in grote hoeveelheden beschikbaar zijn. Wat betreft het gebruik van houtvezels is het volgens de uitvinding niet alleen mogelijk schone doch ook vervuilde houtvezels te gebruiken. Er worden volgens 30 deze werkwijze geen aanvullende milieu-eisen gesteld, aangezien er volgens de werkwijze geen ontleding, zoals bijvoorbeeld door verbranding, van de afvalstoffen plaats vindt.

De houtvezels zijn zodanig bewerkt dat deze een 35 lengte tussen de 2 en zo 4 mm en bij voorkeur tussen de 6 en 12 mm hebben. De houtvezels hebben de bovenstaande lengtes om enerzijds te zorgen voor stevigheid in het 1011140 3 eindprodukt (lange vezels) en anderzijds de verwerking van het mengsel eenvoudig te houden (korte vezels).

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een eerste hoeveelheid van de eerste 5 afvalstof en een tweede hoeveelheid van de tweede afvalstof samengevoegd en wordt de samengevoegde eerste en tweede afvalstof gemengd, alvorens met het verwarmen van het mengeel te beginnen. In deze situatie zijn de eerste en tweede afvalstoffen apart voorhanden.

10 Volgens een nog andere uitvoeringsvorm worden objecten, die de eerste en tweede afvalstoffen bevatten, alvorens met het verwarmen te beginnen, in een geschikte deeltjesgrootte gebracht, daarbij het mengeel van de eerste afvalstof met bindende eigenschappen en de tweede 15 vezelachtige afvalstof met versterkende eigenschappen vormend. In deze situatie worden reeds uit de afvalstoffen vervaardigde objecten hergebruikt door deze objecten in de juiste korrelgrootte te brengen alvorens met het verwarmen daarvan te beginnen. De objecten 20 behoeven derhalve niet te worden ontleed in de afvalstoffen waaruit ze zijn opgebouwd of op enig andere wijze te worden bewerkt.

Volgens een voorkeursvorm van de uitvinding is de mengverhouding van de hoeveelheid eerste afvalstoffen 25 en de hoeveelheid tweede afvalstoffen circa 1;1,

Volgens een verdere voorkeursvorm van de uitvinding wordt het mengeel tot een temperatuur van maximaal 250eC en bij voorkeur tot een temperatuur tussen de 180°C en 220°C verwarmd. Deze relatief lage 30 temperatuur is voldoende voor het vormen van een plastische deegmassa die door een malorgaan te persen is.

Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een inrichting verschaft voor het vervaardigen van objecten uit afvalstoffen, omvattende: 35 - een houder voor het houden van het objectmateriaal, welke houder is voorzien van een toevoeropening van objectmateriaal en een afvoeropening van objecten; 1 011140 4 - transportmiddelen voor het transporteren van het objectmateriaal door ten minste een deel van de houder; - verwarmingsmiddelen voor het in de houder 5 verwarmen van het objectmateriaal; - aan de afvoeropening van de houder voorzien malorgaan door welk malorgaan de transportmiddelen het objectmateriaal afvoeren waarbij ten minste een object gevormd wordt.

10 Bij voorkeur omvat de houder een aantal compartimenten, waarbij elk compartiment afzonderlijk tot een voor het betreffende compartiment geschikte temperatuur te verwarmen is. Hierbij is de houder bij voorkeur gevormd van een dubbelwandige buis en tussen de 15 buitenwand en binnenwand daarvan een aantal tussen- chotten geplaatst waarmee twee of meer compartimenten te vormen zijn. Hierdoor is het verloop van de mengsel-temperatuur in de houder op posities tussen de toevoeren afvoeropening daarvan zodanig te regelen, dat op 20 optimale wijze en met een zo laag mogelijke energietoevoer een plastische deegmassa gevormd wordt.

Volgens een voorkeursvorm van de uitvinding omvatten de verwarmingsmiddelen éên of meer in ten minste een compartiment van de houder aangebrachte ver-25 warmingsorganen, waarbij bij voorkeur een verwarmings-orgaan een in het betreffende compartiment uitmondende stoomafgeeforgaan of een brander omvat. Door in elk gompartiment ten minste één verwarmingsorgaan aan te brengen, kan de temperatuur in elk compartiment 30 afzonderlijk op eenvoudige wijze geregeld worden.

Volgens een voorkeursvorm van de uitvinding zijn de verwarmingsorganen gekoppeld met de centrale besturingsmiddelen die de mate van verwarming in de houder besturen. De besturing door middel van deze 35 centrale beaturingsmiddelen kan afhankelijk zijn van de informatie afkomstig van in de houder aangebrachte compartimenttemperatuurvoeler die aan de centrale besturingsmiddelen zijn gekoppeld. Bij voorkeur is elk 1011140 i 5 compartiment voorzien van ten minste één compartiment-temperatuurvoeler.

Volgens een verdere voorkeursvorm van de uitvinding zijn de centrale besturingsmiddelen eveneens 5 gekoppeld met in de houder aangebrachte mengsel-temperatuurvoelers. Door informatie omtrent de temperatuur in de verschillende compartimenten en van het mengsel te vergaren kunnen de besturingsmiddelen de optimale wijze en mate van verwarming bepalen.

10 Volgens een verdere voorkeursvorm van de uitvinding zijn de centrale besturingsmiddelen gekoppeld met de transportmiddelen voor het besturen ervan. Afhankelijk van de soort en/of de kwaliteit van de gebruikte afvalstoffen en eventueel afhankelijk van de 15 temperaturen in de compartimenten en in het mengsel is de snelheid van de transportmiddelen, die bij voorkeur gevormd worden door één of meer wormwielen, door de besturingsmiddelen aan te passen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de 20 uitvinding is het malorgaan zodanig gevormd dat cilindervormige objecten of palletvormige objecten voort te brengen zijn. Hierdoor kan in één stap, dat wil zeggen door het persen van de plastische deegmassa door het malorgaan, bruikbare produkten verkregen worden.

25 Volgens een verdere voorkeursvorm van de uitvinding is de toevoeropening van de houder voorzien van ten minste één ontyangorgaan waarin de object-materialen stortbaar zijn. Door bijvoorbeeld een kegelvormig ontvangorgaan te voorzien aan de toevoer 30 opening kunnen op eenvoudige wijze de verschillende afvalstoffen of het vermaalde objectmateriaal in de houder worden aangebracht.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een samenstel voor het vervaardigen van objecten 35 uit afvalstoffen verschaft, die de bovengenoemde inrichting en een maalinrichting die de afvalstoffen en de van de afvalstoffen vervaardigde objecten vermaalt tot een geschikte deeltjesgrootte, omvat. De combinatie van 101 1140' 6 belde inrichtingen heeft als voordeel dat zowel afzonderlijke afvalstoffen alsmede reeds vervaardigde objecten als toevoer tot de inrichting te gebruiken zijn.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de 5 uitvinding zullen worden verduidelijkt in de navolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan en in de bijgevoegde figuren, waarin tonen: - figuur 1 een schematisch diagram waarin de werkwijze van de uitvinding wordt uiteen gelegd; 10 - figuur 2 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; - figuur 3 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting 15 volgens de uitvinding; en - figuur 4 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Een eerste hoeveelheid afvalstof bestaande uit 20 thermoplastische materialen, zoals bijvoorbeeld polyetheen of polypropeen, wordt vermalen (1) totdat een granulaat met een geschikte korrelgrootte, bijvoorbeeld korrels met een diameter van 1 tot 5 mm, tot stand is gebracht. Ook een hoe-veelheid tweede afvalstof, zoals 25 bijvoorbeeld bestaande uit houten dwarsliggers van een spoorweg, wordt vermalen (2) tot een granulaat. De eerste en tweede afvalstoffen worden samengevoegd en gemengd (3) en vervolgens verwarmd (4) . Het samenvoegen en mengen van de afvalstoffen vindt plaats met een juiste 30 meng verhouding, bijvoorbeeld 1:1, welke mex^gverhouding afhankelijk is van de soort en kwaliteit van de afvalstoffen, Het gemengde granulaat van beide afvalstoffen wordt vervolgens verwarmd (4) tot een temperatuur van circa 220eC, waardoor beide afvalstoffen 35 aan elkaar gebonden worden. Het verwarmde mengsel vormt een plastische deegmassa die onder druk door een voorgevormde mal wordt gevoerd (5). Na afkoeling van de uit de mal geperste deegmassa is een gerecycled eindprodukt 1011140 7 ontstaan, zoals bijvoorbeeld een pallet of een lange rechte staaf.

In figuur 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting weergegeven. Eerste en tweede afvalstoffen 5 of vermalen gerecyclede produkten worden in een trechtervormig opvangorgaan 6 gestort die van onderen van éên of meer openingen is voorzien. Het opvangorgaan 6 sluit aan op een toevoeropening in een horizontale houder 7. De houder 7 bestaat uit een enkelwands buis. In de 10 lengte-richting van de transportkamer van de buis 7 is een wormwiel 8 draaibaar aangebracht. Het wormwiel 8 heeft in deze uitvoeringsvorm een diameter van circa 27 cm en wordt met een snelheid van 18 omwentelingen per minuut aangedreven door een aandrijfmotor 9. Het in het 15 opvangorgaan 6 geetorte granulaat wordt door rotatie van het wormwiel 8 in de richting van de pijl getransporteerd naar een afvoeropening in het tegenover-liggende uiteinde van de buis 7.

Onder de buis 7 zijn vier gasbranders 10, 11, 20 12 en 13 voorzien. Deze gasbranders produceren rookgassen, bij voorkeur met een temperatuur van circa 400eC, waarmee de buis 7 vanaf de onderzijde verwarmd wordt. In een niet weergegeven andere voorkeursuitvoering zijn de gasbranders aangebracht in en rondom de buis 7 voorziene 25 verbrandingscompartimenten, zodat de buis over zijn gehele buitenwand door de rookgassen in de verbrandingscompartimenten verwarmd wordt. De warmte van de branders iO-13 wordt via de wand van de buis 7 overgebracht op het in de buie 7 getransporteerde granulaat. Bij voldoende 30 verwarming van het granulaat treedt een plastische deegmassa op die door de beweging van het wormwiel 8 naar de afvoeropening van de huis 7 getransporteerd wordt. Aan de afvoeropening van de buis 7 is een extrusiemal 20 aangebracht. In de extrusiemal 20 is een negental 35 cilindervormige uit-sparingen aangebracht, door welke uitsparingen de plastische deegmassa geperst wordt. De persdruk waarmee geëxtudeerd wordt in de weergegeven voorkeursuitvoeringen tussen 0,6 en 1,0 bar. Hierdoor 10111/0 8 ontstaat aan de uittreezijde van de extrueiemal 20 een negental cilindervormige staven, welke staven als constructie-materiaal voor een grote verscheidenheid van produkten toepasbaar zijn.

5 In figuur 3 is een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij een andersvormige extrusiemal 20 aan de afvoeropening van de houder 7 voorzien is. Voor het overige komt de werking van deze uitvoeringsvorm geheel overeen met die van de 10 eerste uitvoeringsvorm, waarbij gelijke nummers in de tekeningen verwijzen naar gelijke onderdelen. Door de extrusiemal 20 zoals in figuur 3 uit te voeren, kan de plastische deegmassa zodanig door de mal 20 worden gevoerd dat als eindprodukt een pallet geproduceerd 15 wordt. Een dergelijke pallet ,is duurzamer en goedkoper dan de bekende pallets en is bovendien voor nagenoeg 100% te hergebruiken.

In figuur 4 is een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij is 20 de houder 7 dubbelwandig uitgevoerd, waarbij tussen de buiten- en binnenwand van de buis 7 een aantal compartiment 14, 15, 16, 17 is gecreëerd door het aanbrengen van tussenschotten 18. Aan de onderzijde van de buis 7 is door de buitenwand daarvan een viertal 25 stoomafgeefmonden 10, 11, 12, 13 gestoken, die elk warme stoom in het daarbij behorende, respectievelijke compartiment 14, 15, 16 en 17 voeren. Aan de bovenzijde van de buis 7 ie in de buitenwand daarvan een viertal openingen gemaakt waarop stoomafvoerbuizen 19 zijn 30 aangesloten, die dienen voor het afvoeren van de stoom uit de vier compartimenten 14, 15, 16, 17. Met behulp van niet-weergegeven temperatuurregelaar kan de hoeveelheid door een bepaalde mond 10, 1-1, 12, 13 geleverde stoom gevarieerd worden, zodat de temperatuur binnen de 35 compartimenten 14, 15, 16, 17 te variëren is. Door de variatie van de temperatuur in de compartimenten 14-17 is in het binnenste van de buis 7 een gewenst temperatuur-verloop te realiseren, waarmee de werkwijze volgens de 1011140 i 9 uitvinding op optimale wijze kan worden uitgevoerd. Afhankelijk van het type afvalstof en de kwaliteit daarvan kan het bijvoorbeeld nodig zijn om de temperatuur in de respectievelijke compartimenten 17, 16, 15, 14 (in 5 deze compartiment-volgorde) te laten toenemen, zodat het in de buurt van compartiment 17 binnentredende granulaat eerst goed wordt gemengd alvorens het zodanig wordt opgewarmd dat een plastische deegmassa ontstaat. Zou namelijk een te snelle opwarming plaatsvinden, dan kan 10 dit een inhomogeen eindprodukt tot gevolg hebben.

Volgens niet-weergegeven uitvoeringsvormen zijn in de compartimenten 14-17 tussen de buiten- en binnenwand van de buis 7 en op een aantal plaatsen in de transportkamer van de buis 7 temperatuurvoelers geplaatst 15 die verbonden zijn met centrale besturingsmiddelen. Aan de hand van de gemeten temperaturen in de diverse compartimenten en in de transportkamer van de buis 7 kunnen de centrale beeturingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een microprocessor met bijbehorende elektronische 20 schakelingen, de temperaturen in de compartimenten aanpassen, teneinde een optimale deegvorming tot stand te brengen. Dit aanpassen geschiedt door aansturing van de eerdergenoemde temperatuurregelaar.

De besturingsmiddelen kunnen eveneens gekoppeld 25 zijn met de aandrijfmotor 9 van het wormwiel 8, zodat de draaisnelheid van het wormwiel 8 door de besturings-middelen aangepast kan worden, bijvoorbeeld als functie van de temperaturen in de compartimenten, de temperaturen in de transportkamer van de buis 7 en/of de samenstelling 30 en kwaliteit van de gebruikte afvalstoffen.

In de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm is een extrusiemal 20 voorzien, waarmee staven met een rechthoekige dwarsdoorsnede zijrt te vervaardigen. Uit deze figuur en de vorige twee figuren blijkt, dat, 35 afhankelijk van de gewenste vorm van het eindprodukt, een daarvoor geschikte extrusiemal 20 aan de afvoeropening van de buis 7 worden aangebracht, teneinde het gewenste eindprodukt te verkrijgen.

1011140 10

In de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm is het tevens mogelijk om in plaats van stoomafgeefmonden 10, 11, 12, 13 een aantal gasbranders aan te brengen. De compartimenten 14-17 fungeren dan ale verbrandingsruimte 5 van de respectievelijke gasbranders 10-13. Hiermee kan op eenvoudige wijze de transportkamer van de buis 7 opgewarmd worden.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de eerder beschreven voorkeursvormen uitvoeringsvormen 10 daarvan; de gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

*p» 1011140 i

Claims (25)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van objecten uit afvalstoffen, omvattende: - het tot een plastische deegmassa verwarmen van een mengsel van een eerste afvalstof met bindende 5 eigenschappen en een tweede vezelachtige afvalstof met versterkende eigenschappen; - het vormen van één of meer objecten door het persen van de plastische deegmassa door een voorgevormd malorgaan heen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de eerste afvalstof een thermoplastisch materiaal is.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2. waarbij de tweede afvalstof houtvezels omvat.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de 15 houtvezels zodanig bewerkt zijn, dat deze een lengte tussen 2 en 20 mm en bij voorkeur tussen 6-12 mm hebben.

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, waarbij vóór het verwarmen van het mengsel ondermeer de volgende stappen worden uitgevoerd: 20. het samenvoegen van een eerste hoeveelheid van de eerste afvalstof en een tweede hoeveelheid van de tweede afvalstof; - het mengen van de samengevoegde eerste en tweede afvalstof.

6. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, waarbij vóór het verwarmen van het mengsel ondermeer de stap wordt uitgevoerd van het in een juiste deeltjesgrootte brengen van eerste objecten die de eerste en tweede afvalstoffen bevatten, daarbij een mengsel van een 30 eerste afvalstof met bindende eigenschappen en een tweede vezelachtige afvalstof met versterkende eigenschappen vormend. 101 1140

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de mengverhouding van de hoeveelheid eerste afvalstof en de hoeveelheid tweede afvalstof circa 1:1 bedraagt.

8. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij het in juiste korrelgrootte brengen van de eerste objecten het vermalen van eerste objecten omvat.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het mengsel tot een temperatuur van 10 maximaal 220 graden Celsius verwarmd wordt.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij het mengsel tot een temperatuur van 180 tot 220 graden Celsius verwarmd wordt.

11. Inrichting voor het vervaardigen van 15 objecten uit afvalstoffen, omvattende: - een houder voor het houden van het objectmateriaal, welke houder is voorzien van een toevoeropening van objectmateriaal en een afvoeropening van objecten ; 20. transportmiddelen voor het transporteren van het objectmateriaal door ten minste een deel van de houder; - verwarmingsmiddelen voor het in de houder verwarmen van het objectmateriaal; 2S - aan de afvoeropening van de houder voorzien malorgaan door welk malorgaan de transportmiddelen het objectmateriaal afvoeren waarbij ten minste een object gevormd wordt.

12- Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de 30 houder een aantal compartimenten omvat, waarbij elk compartiment afzonderlijk tot een voor het betreffende compartiment geschikte temperatuur te verwarmen is.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, waarbij de houder een dubbelwandige buis omvat met tussen 35 de buitenwand en binnenwand een' aantal tussenschotten waarmee twee of meer compartimenten te vormen zijn.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de verwarmingsmiddelen één of meer in ten minste 1011140 i een compartiment van de houder aangebrachte verwarmingsorganen omvatten.

15. Inrichting volgenB conclusie 14, waarbij een verwarmingeorgaan een in het betreffende compartiment 5 uitmondende stoomafgeeforgaan omvat. IS. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij een verwarmingsorgaan een of meer branders omvat.

17. Inrichting volgens één der conclusies 14-16, waarbij de verwarmingsorganen gekoppeld zijn met 10 centrale besturingsmiddelen die de mate van verwarming in de houder besturen. 1B. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij de centrale besturingsmiddelen zijn gekoppeld aan één of meer compartimenttemperatuurvoelers die in de houder zijn 15 aangebracht.

19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij elk compartiment is voorzien van ten minste een compartimenttemperatuurvoeler.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, 20 waarbij de centrale besturingsmiddelen zijn gekoppeld met een of meer mengseltemperatuurvoelers die in de houder zijn aangebracht.

21. Inrichting volgens één der conclusies 17- 20, waarbij de centrale besturingsmiddelen gekoppeld zijn 25 met de transportmiddelen voor het besturen daarvan.

22. Inrichting volgens één der conclusies 11- 21, waarbij de transportmiddelen één of meer wormwielen omvatten.

23. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij 30 het malorgaan zodanig gevormd is, dat cilindervormige objecten voort te brengen zijn.

24. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het malorgaan zodanig gevormd -is dat een palletvormig object voort te brengen is.

25. Inrichting volgens één der conclusies 11- 24, waarbij de toevoeropening is voorzien van ten minste een ontvangorgaan waarin de objectmaterialen stortbaar zijn. 1011140

26. Inrichting volgens één der conclusies 11-25, kennelijk bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der conclusies 1-10.

27. Samenstel voor het vervaardigen van 5 objecten uit afvalstoffen, omvattende de inrichting volgens één der voorgaande conclusies 11-26, en een maalinrichting die de afvalstoffen en de van de afvalstoffen vervaardigde objecten vermaalt tot een geschikte deeltjesgrootte, 1011140