NL1011043C2

NL1011043C2 - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een geotube, en vaartuig voorzien van een dergelijke inrichting.

Info

Publication number: NL1011043C2
Application number: NL1011043A
Authority: NL
Inventors: Jacob Gerrit De Gijt
Original assignee: Gemeentewerken Rotterdam Namen
Priority date: 1999-01-15
Filing date: 1999-01-15
Publication date: 2000-07-21

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het vormen van een geotube, en vaartuig voorzien van een dergelijke inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een geotube. De uitvinding heeft voorts betrekking op een vaartuig, voorzien van een inrichting voor het vormen van een geotube.

5 Geotubes (langwerpige lichamen die bestaan uit een in hoofdzaak gesloten omhulling van geotextiel, gevuld met ; een vulmateriaal, zoals zand, specie en/of een ander ! korrelvormig materiaal) zijn algemeen bekend en worden bijvoorbeeld toegepast als (onderdeel van) golfbrekers, 10 dammen of dergelijke.

Bij het vormen van een geotube wordt volgens de stand van de techniek een langwerpige, buisvormige, waterdoor-latende omhulling van geotextiel verschaft, die op regelmatige afstanden is voorzien van vulopeningen. De om-15 hulling wordt gewoonlijk op een rol in platte toestand aangevoerd. Tijdens of na de plaatsing en eventuele verankering van de omhulling op een (onderwater)bodem wordt daarin via de vulopeningen het gewenste vulmateriaal gebracht. Indien het vulmateriaal overtollig water 20 bevat, dan ontwijkt dit uit de aldus gevormde geotube via de omhulling van geotextiel.

Een probleem bij het toepassen van deze geotubes is dat zij relatief duur zijn vanwege de speciale constructie van de vulopeningen. Voorts is het (eventueel onder 25 water) vullen van de geotube, waarbij een persslang van een vulmateriaalpomp op opeenvolgende vulopeningen moet worden aangesloten, gecompliceerd en tijdrovend. Een volgend probleem is dat de vulling van de omhulling meestal onregelmatig is omdat slechts via de discrete 30 vulopeningen in de omhulling kan worden gevuld. Afhankelijk van de aard van het gebruikte vulmateriaal, de diameter van de persslang en de afmetingen van de vulopening kunnen verstoppingen optreden bij de toevoer van het vulmateriaal, 101 104 3 2

In een andere bekende toepassing wordt op een ponton in een zakvormige omhulling van geotextiel een gewenst vulmateriaal gebracht, waarna de omhulling wordt gesloten door de randen van de zakopening met een handnaaima-5 chine aan elkaar te naaien. De aldus gevormde geotube kan bijvoorbeeld met behulp van een splijtbak (een drijvende bak die gedeeld kan worden) worden afgezonken, of kan in een draagbak met behulp van een hijsinrichting worden neergelaten op de onderwaterbodem en aldaar uit 10 de draagbak worden gelost.

Een probleem bij de toepassing van zakvormige omhullingen is dat de inhoud hiervan beperkt is, zodat voor een complete golfbreker, dam of dergelijke de bouwsnel-heid vanwege het in een discontinu proces vervaardigen 15 van een relatief groot aantal benodigde geotubes relatief laag is. Daarbij wordt een relatief grote hoeveelheid geotextiel gebruikt. Bovendien zal een uit een aantal van dergelijke geotubes opgebouwd lichaam onregelmatig van vorm zijn, wat vaak ongewenst is, waarbij 20 de geotubes onvolmaakt op elkaar aansluiten. Bij de toepassing van een splijtbak loopt men het risico dat de omhulling scheurt bij het lossen van de geotube uit de bak. Voorts is bij de toepassing van een splijtbak, van waaruit de geotube in vrije val op de onderwaterbodem 25 wordt neergelaten, de plaatsingsnauwkeurigheid laag, met name in een watergebied waar stromingen en golven heersen. Bij het neerlaten van een geotube in een draagbak tot op de onderwaterbodem kan de plaatsingsnauwkeurigheid hoger zijn, maar blijven de bezwaren van de beperk-30 te inhoud en het grote omhullingmateriaalverbruik onverminderd bestaan.

De uitvinding beoogt de hiervoor genoemde bezwaren althans gedeeltelijk weg te nemen, en verschaft hiertoe een werkwijze voor het vormen van een geotube volgens de 35 onafhankelijke conclusie 1. Tevens verschaft de uitvinding een vaartuig dat is voorzien van een dergelijke inrichting, volgens de onafhankelijke conclusie 3. Voorkeursuitvoeringsvormen zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.

1 n 1 ind , 3

De uitvinding wordt in het navolgende toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 schematisch, in zijaanzicht, en gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, een inrichting voor het vormen van 5 een geotube toont; fig. 2 schematisch, in zijaanzicht, en gedeeltelijk in dwarsdoorsnede een variant van de inrichting volgens fig. 1 toont.

In de verschillende figuren hebben gelijke verwij-10 zingscijfers betrekking op gelijke onderdelen of onderdelen met een gelijke functie.

Fig. 1 toont een watermassa 2 boven een onderwaterbodem 4. Op de watermassa 2 drijft een vaartuig 6, zoals een ponton. Het vaartuig 6 wordt naar behoefte op zijn 15 plaats gehouden of verplaatst met behulp van kabels 8 welke op een niet nader getoonde plaats zijn verankerd, en aan lieren, spudpalen of dergelijke zijn bevestigd. Op het vaartuig 6 is een voorraadrol 10 opgesteld welke een langwerpige baan materiaal 12, in het bijzonder 20 waterdoorlatend geotextiel, met langsranden 12a en 12b, in de langsrichting dubbelgevouwen, in opgerolde toestand bevat. Het is overigens niet essentieel dat de baan materiaal 12 is dubbelgevouwen; de baan materiaal 12 kan zich ook in ongevouwen toestand op de voorraadrol 25 10 bevinden. Aan het vaartuig 6 is scharnierbaar rond een draaipunt 14 een geleiding 16, zoals een goot, bevestigd ten behoeve van de ondersteuning van de omhulling. Het van het draaipunt 14 afgekeerde uiteinde van de geleiding 16 is ondersteund door een op bestuurbare 3 0 wijze op een trommel 18 en daarvan af te wikkelen kabel 20, die om een wiel 22 van een arm 24 is geslagen. De arm 24 kan zwenkbaar aan het vaartuig 6 zijn bevestigd, of kan een instelbare lengte hebben. Door een geschikte besturing van de rotatie van de trommel 18 en/of de 35 zwenkpositie en/of lengte van de arm 24 wordt de gewenste ophanging voor de geleiding 16 verkregen.

1 01 1043 4

De baan materiaal 12 is over de geleiding 16 in de richting van de onderwaterbodem geleid, waarbij een verbindingsinrichting 26, bijvoorbeeld een naaimachine, de langsranden 12a en 12b van de baan materiaal 12 met 5 elkaar verbindt voor het vormen van een buisvormige omhulling van de baan materiaal 12. Het gedeelte van de baan materiaal 12 waarvan de langsranden door de verbindingsinrichting 26 met elkaar zijn verbonden, wordt gevuld met een vulmateriaal 27, zoals een water-zand-10 mengsel, specie en/of ander korrelvormig materiaal, dat wordt aangevoerd door een leiding 28 of een laadschop 30 via een opening die ontstaat door de langsranden 12a en 12b nabij de plaats van de verbindingsinrichting 26 op afstand van elkaar te brengen. Het vulmateriaal 27 be-15 zinkt in de buisvormige omhulling, waarbij overtollig water door de omhulling of een overloop kan ontwijken. Door eenvoudig het vaartuig 6 in de richting van pijl 32 te verplaatsen en in hoofdzaak gelijktijdig nieuw omhul-lingmateriaal 12 van de voorraadrol 10 af te wikkelen, 2 0 een nieuw gedeelte van de langsranden 12a en 12b van de baan materiaal 12 met behulp van de verbindingsinrichting 26 met elkaar te verbinden, en vulmateriaal 27 in de aldus gevormde buisvormige omhulling toe te voeren, kan op de onderwaterbodem 4, met name ook indien sprake 25 is van een grote waterdiepte, met een hoge productiesnelheid in een continu proces een zeer lange geotube 34 nauwkeurig worden geplaatst met in de lengterichting daarvan gezien zeer homogene eigenschappen.

In fig. 2 reikt een geleiding 16a tot aan de onderwa-30 terbodem 4, zodat de geotube 34 vanaf het vaartuig 6 tot aan de onderwaterbodem 4 is ondersteund. Ter vergemakkelijking van de verplaatsing in de richting van de pijl 32 van de geleiding 16a over de onderwaterbodem 4 is voorzien in een rolvormige voet 36.

35 De geleidingen 16 en 16a zijn bestemd om de krachten op de met vulmateriaal 27 gevulde buisvormige omhulling als gevolg van het eigen gewicht, stroming, golfwerking en een onregelmatige profilering van de onderwaterbodem 4 zo klein mogelijk te doen zijn. De geleidingen 16 en 101 10 4 3¾ 5 16a, en bijbehorende inrichtingen 26, 28 en 30, kunnen zich aan de rand van het vaartuig 6 bevinden, maar kunnen ook meer centraal ten opzichte van het vaartuig 6 zijn opgesteld, waarbij een doorgang in de bodem van het 5 vaartuig 6 is verschaft voor het doorlaten van de geotu-be 34 naar de onderwaterbodem 4.

lui . ~ :i

Claims

1. Werkwijze voor het vormen en plaatsen van een geotube, omvattende de stappen van: (a) het verschaffen van een langwerpige baan materiaal met twee langsranden; 5 (b) het onderling verbinden van een gedeelte van de respectieve langsranden voor het vormen van een buisvormige omhulling van genoemd materiaal met een opening aan een einde van genoemd gedeelte; (c) het via genoemde opening in de buisvormige omhul-10 ling brengen van een vulmateriaal; en (d) het neerlaten van de met vulmateriaal gevulde buisvormige omhulling vanaf een vaartuig op een onderwaterbodem ; met het kenmerk, dat de buisvormige omhulling over al-15 thans een gedeelte van de lengte daarvan tussen het vaartuig (6) en de oderwaterbodem (4) wordt ondersteund.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stappen (b) en (c) worden uitgevoerd in een voortschrijdend proces, waarbij genoemd gedeelte wordt 20 verlengd.

3. Vaartuig, voorzien van een inrichting voor het vormen van een geotube, omvattende: een langwerpige baan materiaal met twee langsranden; een verbindingsinrichting voor het onderling verbinden 25 van een gedeelte van de respectieve langsranden voor het vormen van een buisvormige omhulling van genoemd materiaal met een opening aan een einde van genoemd gedeelte; en een vulinrichting voor het via genoemde opening in de 30 buisvormige omhulling brengen van vulmateriaal; gekenmerkt door een geleiding (16, 16a) voor het tussen het vaartuig (6) en een onderwaterbodem (4) ondersteunen van de buisvormige, met vulmateriaal (27) gevulde omhulling.

4. Vaartuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de geleiding (16; 16a) scharnierbaar rond een draaipunt (14) is bevestigd aan het vaartuig (6). 1011043 i

5. Vaartuig volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de geleiding (16a) reikt tot aan de onderwaterbodem (4) , waarbij de geleiding (16a) een rolvormige voet (36) omvat.

6. Vaartuig volgens een van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de geleiding (16; 16a) is uitgevoerd als een goot. 10110 43