NL1010484C2 - Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf. - Google Patents

Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf. Download PDF

Info

Publication number
NL1010484C2
NL1010484C2 NL1010484A NL1010484A NL1010484C2 NL 1010484 C2 NL1010484 C2 NL 1010484C2 NL 1010484 A NL1010484 A NL 1010484A NL 1010484 A NL1010484 A NL 1010484A NL 1010484 C2 NL1010484 C2 NL 1010484C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
freewheel
drive disc
bicycle
brake according
coaster brake
Prior art date
Application number
NL1010484A
Other languages
English (en)
Inventor
Frank Robert Arentsen
Original Assignee
Sparta Rijwielen Motoren
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sparta Rijwielen Motoren filed Critical Sparta Rijwielen Motoren
Priority to NL1010484A priority Critical patent/NL1010484C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1010484C2 publication Critical patent/NL1010484C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62LBRAKES SPECIALLY ADAPTED FOR CYCLES
    • B62L5/00Brakes, or actuating mechanisms therefor, controlled by back-pedalling
    • B62L5/003Brakes, or actuating mechanisms therefor, controlled by back-pedalling the brakes being arranged apart from the rear wheel hub

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Braking Arrangements (AREA)

Description

Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf
De uitvinding heeft betrekking op een terugtraprem voor een fiets omvattende een op de trapas aangrijpende vrijloopnaaf voor de bediening van de rem met een star met de 5 trapas verbonden aandrijfschijf, een tijdens het in aandrijfrichting verdraaien van de trapas ten opzichte van de aandrijfschijf vrijlopend vrijlooporgaan dat aangrijpt op een bedieningsorgaan van de traprem, en tenminste een koppelorgaan voor het tijdens het in remrichting verdraaien van de trapas koppelen van aandrijfschijf en vrijlooporgaan. De uitvinding heeft tevens betrekking op een fiets voorzien van een dergelijke terugtraprem 10 alsook op een werkwijze voor het achteruitrijden van zo'n fiets.
Het bedieningsorgaan van een dergelijke rem kan bijvoorbeeld een in een wielnaaf ingebouwde rem bedienen, een velgrem bedienen et cetera. De bestaande terugtrapremmen hebben als voordeel dat zij relatief bedrijfszeker en goedkoop zijn. Er 15 bestaat in de markt dan ook een duidelijke vraag naar fietsen voorzien van een door terugtrappen te bedienen rem. Een nadeel van een fiets met een door terugtrappen te bedienen rem werkend op het achterwiel en niet bediend door de ketting waarmee het achterwiel wordt aangedreven is dat bij het achteruitrijden van de fiets het vrijlooporgaan tegen de aandrijfrichting in zal worden verdraaid. Een gevolg hiervan is 20 dat de rem wordt geactiveerd. In de praktijk betekent dit dat een fiets slechts enkele tientallen centimeters achteruit gereden kan worden totdat de rem zodanig is geactiveerd dat verder achteruitrijden onmogelijk is.
Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een terugtraprem met de 25 functionaliteit van de bestaande remmen waarmee een fiets over onbeperkte afstand achteruit te rijden is. Daarnaast is het een doel de terugtraprem zodanig te construeren dat deze een zeer beperkte vrije slag heeft bij het activeren van de rem en die tevens geruisloos, onderhoudsvrij en met weinig weerstand werkt.
30 De uitvinding verschaft daartoe een terugtraprem van het in aanhef genoemde type waarbij het koppelorgaan door borgmiddelen tijdens het in aandrijfrichting verdraaien van de trapas in een in hoofdzaak stationaire positie bevindt ten opzichte van de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan en slepend over een glad oppervlak wordt gevoerd 1 0 1 04 8 4 rtMMOMnl -2- van de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan ten opzichte waarvan de positie niet stationair is, en waarbij de vrijloopnaaf is voorzien van ontkoppelmiddelen voor het tijdens het in remrichting bewegen van de trapas vrij laten lopen van aandrijfschijf en vrijlooporgaan. De ontkoppelmiddelen van deze terugtraprem maken het mogelijk om 5 aandrijfschijf en vrijlooporgaan te ontkoppelen van elkaar ongeacht de draairichting van aandrijfas of aangedreven as. Aldus is het mogelijk aandrijfschijf en vrijlooporgaan te ontkoppelen wanneer een fiets achteruit wordt gereden. Wanneer de ontkoppeling in stand wordt gehouden kan de fiets over een afstand naar keuze achteruit worden gereden zonder dat de rem wordt geactiveerd. Wanneer de ontkoppelmiddelen niet zijn 10 geactiveerd maken de borgmiddelen zowel contact met de aandrijfschijf als het vrijlooporgaan. Zij zullen hierdoor bij het tegen de aandrijfinrichting verdraaien van de trapas dan ook zeer snel in werking treden. Dit betekent dat de terugtraprem overeenkomstig de uitvinding slechts een zeer beperkte vrije slag kent. Een bijkomend voordeel is dat de borgmiddelen slepend over een glad oppervlak worden gevoerd 15 waardoor de terugtraprem tijdens het fietsen een beperkte gelijkmatige weerstand ondervindt en geen ratelend geluid maakt.
In een voorkeursuitvoering is de aandrijfschijf verbonden met een crank en is het vrijlooporgaan bij voorkeur evenwijdig aan de aandrijfschijf geplaatst of bestaat het 20 vrijlooporgaan uit een rond de aandrijfschijf geplaatste ring. Het tenminste ene koppelorgaan is tussen aandrijfschijf en vrijlooporgaan geplaatst. Het voordeel van een vrijlooporgaan evenwijdig aan de aandrijfschijf is dat deze constructie eenvoudig is te construeren en een beperkte inbouwruimte benodigd. Het belangrijkste voordeel van een ringvormig vrijlooporgaan is dat hiermee mechanische belastingen van het 25 koppelorgaan goed kunnen worden opgevangen zonder dat het vrijlooporgaan vervormt.
In een voorkeursuitvoering is het tenminste koppelorgaan opgenomen in een zich vernauwende uitsparing in aandrijfschijf of vrijlooporgaan. Dit koppelorgaan wordt daarbij bij voorkeur gevormd door een hol- of kogellichaam. De vernauwende 30 uitsparing dient zo te zijn aangebracht dat de uitsparing ruimer wordt in aandrijfrichting. Bij het aandrijven van de trapas heeft het koppelorgaan de ruimte om vrij te lopen in de 1010484 -3- uitsparing terwijl bij het tegen de aandrijfrichting in verdraaien van de trapas het koppelorgaan verplaatst wordt naar een nauwer deel van de uitsparing totdat het koppelorgaan is ingeklemd tussen aandrijfschijf en vrijlooporgaan. Door inklemming van het koppelorgaan tussen aandrijfschijf en vrijlooporgaan is tevens een koppeling 5 gerealiseerd tussen deze twee elementen. Aldus zal het vrijlooporgaan eveneens tegen de aandrijfrichting in worden verdraaid. Deze verdraaiing van het vrijlooporgaan leidt ertoe dat het bedieningsorgaan van de rem wordt bediend en de fiets aldus wordt af geremd. Het voordeel van de rol- of kogellichamen is dat deze tijdens het aandrijven van de trapas weinig weerstand opleveren, dat ze makkelijk verplaatsbaar zijn in de 10 vernauwende uitsparing en bovendien relatief eenvoudig losbaar zijn vanuit een ingeklemde positie tussen aandrijfschijf en vrijlooporgaan. Het is echter ook denkbaar om het koppelorgaan anders uit te voeren bijvoorbeeld in de vorm van een wigvormige constructie.
15 In een andere voorkeursuitvoering wordt het tenminste ene koppelorgaan gevormd door een excentrische nok welke zwenkbaar is verbonden met de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan. De ontkoppelmiddelen grijpen daarbij bij voorkeur aan op het tenminste ene koppelorgaan. De zwenkbare nok dient zo te zijn uitgevoerd dat deze slepend over een glad oppervlak wordt gevoerd van de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan waarmee 20 deze niet zwenkbaar is verbonden. Wanneer de aandrijfas echter in tegengestelde richting, dat wil zeggen tegen de aandrijfrichting in, wordt verdraaid dient de excentrische nok wel aan te grijpen op het gladde oppervlak. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door het zwaartepunt van de excentrische nok in aandrijfrichting voor het rotatiepunt te plaatsen. De vorm van de nok kan vrij worden gekozen maar in 25 de praktijk zal deze vaak een afgerond oppervlak kennen alwaar deze in contact komt met het gladde oppervlak. Voor het ontkoppelen van aandrijfschijf en vrijlooporgaan wanneer de trapas tegen de aandrijfrichting in wordt verdraaid is het noodzakelijk de nok te lossen van het gladde oppervlak. Dit kan bijvoorbeeld door een kracht op de nok uit te oefenen middels een direct op de nok aangrijpend bedieningsorgaan. Het is echter 30 ook mogelijk een of meerdere nokken te lossen door deze onder tussenkomst van bijvoorbeeld een ring waarvan de diameter wijzigbaar is te lossen.
1010484 -4-
De ontkoppelmiddelen zijn bij voorkeur bedienbaar met een ontkoppelmiddelbedieningsorgaan dat bijvoorbeeld de vorm kan hebben van een hendel of pal maar het is ook mogelijk de ontkoppelmiddelen met behulp van bijvoorbeeld een electromotor te bedienen.
5
In een bijzondere uitvoeringsvorm omvatten de ontkoppelmiddelen een op het tenminste koppelorgaan aangrijpen behuizing welke behuizing verplaatsbaar is door het ontkoppelmiddelbedieningsorgaan en is verbonden met de vrijloopschijf. Daarbij omgeeft de behuizing bij voorkeur het tenminste ene koppelorgaan. Het is ook mogelijk 10 dat een dergelijke behuizing aangrijpt op meerdere koppelorganen. Een dergelijke behuizing kan bijvoorbeeld worden vergeleken met een kooiconstructie welke in een kogel- of rollager wordt toegepast. De behuizing dient zodanig te zijn uitgevoerd dat het tenminste ene koppelorgaan voldoende vrij ligt om in contact te komen met aandrijfschijf en vrijlooporgaan. Zo blijft het mogelijk dat het tenminste ene 15 koppelorgaan zorg draagt voor koppeling van de aandrijfschijf en het vrijlooporgaan. Door het verplaatsen van de behuizing kan het tenminste ene koppelorgaan naar een positie worden verplaatst, en in deze positie worden gehouden, waarin de koppeling tussen aandrijfschijf en vrijlooporgaan onmogelijk is. In bijvoorbeeld de voorkeursuitvoering waarin een vernauwende uitsparing is aangebracht in de 20 aandrijfschijf of vrijlooporgaan betekent dit dat het tenminste ene koppelorgaan naar een positie wordt gebracht in de uitsparing waar deze zodanig breed is dat het koppelorgaan vrij ligt van tenminste de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan. In deze positie kan het koppelorgaan de aandrijfschijf en het vrijlooporgaan onmogelijk koppelen ongeacht de draairichting van de trapas. Hierdoor wordt de gewenste 25 functionaliteit verkregen van ontkoppeling van de vrijloopnaaf ook wanneer de trapas tegen de aandrijfrichting in wordt bewogen.
De uitvinding verschaft tevens een fiets voorzien van een terugtraprem zoals bovengaand beschreven, welke fiets is voorzien van een hulpmotor. Als hulpmotor kan 30 bijvoorbeeld worden gedacht aan een fiets met een verbrandingsmotor of elektrische motor. Een dergelijke fiets is relatief zwaar en kan daarom moeilijk worden opgetild. In 1010484 -5- het bijzonder is het ongewenst dat een dergelijke fiets moet worden opgetild om deze achteruit te verplaatsen omdat deze veelal wordt gebruikt door oudere of minder valide berijders. Om het toch mogelijk te maken een dergelijke fiets achteruit te rijden, bijvoorbeeld uit een parkeerpositie, zonder dat deze behoeft te worden opgetild 5 verschaft de terugtraprem overeenkomstig de uitvinding de gewenste functionaliteit van het ontkoppelen van de rem tijdens het achteruitrijden.
Tenslotte verschaft de uitvinding tevens een werkwijze voor het achteruitrijden van een fiets met terugtraprem zoals bovengaand beschreven door het ontkoppelen van de 10 vrijloopnaaf alvorens de fiets wordt achteruitgereden. De voordelen hiervan zijn reeds bovengaand beschreven aan de hand van de terugtraprem en fiets.
De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: 15 figuur la een dwarsdoorsnede door een deel van een vrijloopnaaf in een toestand waarin deze in aandrijfrichting wordt belast, figuur lb een dwarsdoorsnede door de vrijloopnaaf zoals getoond in figuur Ia in een toestand waarin deze tegen de aandrijfrichting in wordt belast, figuur lc een dwarsdoorsnede door een vrijloopnaaf zoals getoond in de figuren la en 20 lb in een toestand waarin deze is gedeblokkeerd, figuur 2a een zijaanzicht op een trapas met crank voorzien van een vrijloopnaaf, figuur 2b een dwarsdoorsnede door de trapas en crank getoond in figuur 2a, figuur 3a een zijaanzicht op een variant van een trapas met vrijloopnaaf, figuur 3b een dwarsdoorsnede door de trapas met vrijloopnaaf getoond in figuur 3a, 25 tevens voorzien van een crank, figuur 4a een zijaanzicht op een tweede variant van een trapas met vrijloopnaaf en crank, en figuur 4b een over 90 graden gedraaid zijaanzicht van de trapas met vrijloopnaaf en crank getoond in figuur 4a.
30 1010484 -6-
Figuur la toont een koppelorgaan 1 in de vorm van een kogel welke geplaatst is tussen een deel van een aandrijfschijf 2 en een deel van een vrijlooporgaan 3. Tussen de aandrijfschijf 2 en het vrijlooporgaan 3 is een behuizingschijf 4 geplaatst welke het koppelorgaan I gedeeltelijk omgeeft. Opgemerkt wordt dat het kogelvormig 5 koppelorgaan 1 zodanig wordt vrijgelaten door de behuizingschijf 4 dat deze contact kan maken met aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3. In het vrijlooporgaan 3 is een vernauwende of versmald toelopende uitsparing 5 aangebracht waarin het koppelorgaan 1 gedeeltelijk valt. Middels een veer 6 wordt een trekkracht F1 op de behuizingschijf 4 uitgeoefend. De op de aandrijfschijf 2 uitgeoefende trapkracht is in deze figuur 10 weergegeven middels de pijl F2. De trapkracht F2 draagt er zorg voor dat het koppelorgaan 1 zich tenminste zover naar links in de vernauwende uitsparing 5 zal bewegen (dit wil zeggen naar het bredere deel van de uitsparing) dat het koppelorgaan 1 vrij over de aandrijfschijf 2 kan schuiven. In de in deze figuur weergegeven situatie waarin de trapas wordt aangedreven zijn de aandrijfschijf 2 en het vrijlooporgaan 3 15 aldus niet met elkaar gekoppeld. In figuur lb is de situatie weergegeven waarin een remkracht F3 op de aandrijfschijf 2 wordt uitgeoefend. De remkracht F3 in combinatie met de veerkracht F1 dragen er zorg voor dat het koppelorgaan 1 naar rechts in de vernauwende uitsparing 5 zal worden gevoerd totdat het koppelorgaan 1 ingeklemd zit tussen de aandrijfschijf 2 en het vrijlooporgaan 3. Aldus is er een koppeling tot stand 20 gebracht tussen aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3 en wordt het vrijlooporgaan 3 meegevoerd met een beweging in remrichting van de aandrijfschijf 2.
Figuur lc toont de aandrijfschijf 1 en het vrijlooporgaan 3 in een toestand waarin een ontkoppelkracht F4 op de behuizingschijf 4 wordt uitgeoefend. Deze ontkoppelkracht 25 F4 is tegengesteld gericht aan de veerkracht F1 en is bovendien groter dan deze veerkracht F1. Door de ontkoppelkracht F4 verplaatst de behuizingschijf 4 zich zodanig naar links in deze figuur dat het koppelorgaan 1 naar een breder gedeelte van de zich vernauwende uitsparing 5 wordt verplaatst. Het koppelorgaan I is hierdoor niet ingeklemd tussen aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3 zodat deze twee vrij ten opzichte 30 van elkaar beweegbaar zijn. Zolang de ontkoppelkracht F4 wordt uitgeoefend op de behuizingschijf 4 kan aldus de aandrijfschijf 2 in een richting naar keuze worden 1 01 0484 -7- verplaatst zonder dat het koppelorgaan 1 ingeklemd kan raken tussen aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3. Aldus is een vrijloop gecreëerd van het vrijlooporgaan 3 zelfs wanneer een remkracht F3, zoals weergegeven in figuur lb, wordt uitgeoefend op de aandrijfschijf 2. Het koppelorgaan 1 kan zich immers niet verplaatsen in de uitsparing 5 5 zodat aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3 niet gekoppeld kunnen worden. Hierbij zij overigens opgemerkt dat het principe zoals weergegeven in de figuren la-lc ook mogelijk is zonder de aanwezigheid van trekkracht F1 maar deze extra kracht draagt zorg voor een snellere koppeling van aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3 wanneer de aandrijfschijf 2 in remrichting wordt bewogen zonder de aanwezigheid van een 10 koppel kracht F4.
Figuur 2a toont een aandrijfschijf 2 welke star verbonden is met een trapas 7 en crank 8. Tevens is een ontkoppelkabel 9 weergegeven welke aangrijpt op een in dit aanzicht niet zichtbare behuizingschijf 4 en een remkabel 10 welke aangrijpt middels een nok 11 op 15 een in deze figuur eveneens niet zichtbaar vrijlooporgaan 3.
In de dwarsdoorsnede getoond in figuur 2b is zichtbaar dat de aandrijfschijf 2 middels bouten 12 is verbonden met de crank 8. Het vrijlooporgaan 3 is evenwijdig aan de aandrijfschijf 2 geplaatst en tussen aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3 zijn tevens de 20 koppelorganen 1 zichtbaar. Ook de behuizingschijf 4 waarvan de werking aan de hand van figuur lc is verduidelijkt is in deze figuur weergegeven.
Bij het in aandrijfrichting verdraaien van de aandrijfschijf 2 schuiven de koppelorganen 1 over de aandrijfschijf 2. Het vrijlooporgaan 3 wordt niet door de aandrijfschijf 2 25 meegenomen en staat stil. Bij het in remrichting verdraaien van de aandrijfschijf 2 grijpen de koppelorganen 1 aan op de aandrijfschijf 2 waardoor het vrijlooporgaan 3 in remrichting wordt verdraaid. Het in remrichting verdraaien van het vrijlooporgaan 3 betekent tevens dat de daarmee verbonden nok 11 zich verplaatst waardoor de remkabel 10 wordt bediend. Wanneer het echter niet gewenst is dat het bij het in remrichting 30 verdraaien van de trapas 7 een remkracht wordt uitgeoefend dient de ontkoppelkabel 9 bediend te worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een fiets achteruit wordt 1 01 0484 -8- gereden ook dan zal de trapas 7 enigszins in remrichting verdraaien. Met behulp van de ontkoppelkabel 9 kan er een ontkoppelkracht F4 op de behuizingschijf 4 worden uitgeoefend. Middels een bevestiging 13 grijpt de ontkoppelkabel 9 immers aan op deze behuizingschijf 4.
5
Figuur 3a toont een deel van een vrijloopnaaf waarin een behuizingschijf 14 zichtbaar is alsook een deel van vrijlooporgaan 3. De behuizingschijf 14 heeft een van de behuizingschijf 4 welke is getoond in figuur 2b afwijkende vorm. De koppelorganen 1 zijn niet volledig omgeven door de behuizingschijf 14 maar worden slechts voor een 10 beperkt deel hierdoor omgeven. In deze figuur zijn tevens de vernauwende uitsparingen 5 zichtbaar welke zijn aangebracht in het vrijlooporgaan 3. Tevens is een opstaande omtrekrand 15 zichtbaar welke deel uitmaakt van het vrijlooporgaan 3 welke voorkomt dat de koppelorganen 1 te ver naar buiten worden gedrongen.
15 De nok 11 welke aansluit op de remkabel 10 is star verbonden met de opstaande rand 15 van het vrijlooporgaan 3. Ook is zichtbaar dat de bevestiging 13 aansluit op de behuizingschijf 14. Een uitkragend element 16 is verbonden met het vrijlooporgaan 3 zodat met behulp van de ontkoppelkabel 3 de positie van de behuizingschijf 14 ten opzichte van het vrijlooporgaan 3 instelbaar is. Aldus kan middels de ontkoppelkabel 9 20 de positie van de koppelorganen 1 in de uitsparingen 5 worden gereguleerd.
Figuur 3b toont de constructie getoond in figuur 3a in een toestand waarin deze is samengebouwd met een aandrijfschijf 2 en crank 8. Opgemerkt wordt hierbij dat de koppelorganen 1 ook opgesloten kunnen worden tussen twee min of meer ringvormige 25 constructies van een aandrijfschijf en vrijlooporgaan. De ten opzichte van de trapas 7 koppeling in axiale richting van aandrijfschijf 2 en vrijlooporgaan 3 zoals weergegeven in de figuren 2a-3b wordt dan vervangen door een koppeling in radiale richting. Het principe van een dergelijke koppeling komt echter volledig overeen met het principe zoals beschreven aan de hand van de weergegeven figuren.
30 1010484 -9-
Figuur 4a geeft een andere variant weer van een vrijloopconstructie tussen een vrijlooporgaan 17 en een aandrijfschijf 18. De aandrijfschijf 18 is wederom star verbonden met de crank 8. Op het vrijlooporgaan 17 is zwenkbaar rond een as 19 een excentrische nok 20 aangebracht. Tijdens het in traprichting aandrijven van de 5 aandrijfschijf 18 sleept de excentrische nok 20 over het gladde zijvlak van de aandrijfschijf 18. Het vrijlooporgaan 17 wordt daarbij niet meegevoerd door de aandrijfschijf 18. Bij het in remrichting verplaatsen van de aandrijfschijf 18 grijpt de excentrische nok 20 aan op de aandrijfschijf 18 waardoor het vrijlooporgaan 17 in remrichting met de aandrijfschijf 18 wordt meegevoerd. Aldus zal middels nokken 11 10 een remkracht op remkabel 10 worden uitgeoefend.
Wanneer een fiets achteruit gereden dient te worden zonder dat het vrijlooporgaan 17 met de aandrijfschijf 18 wordt verplaatst zodat de fiets wordt afgeremd dient de excentrische nok 20 gelicht te worden van de aandrijfschijf 18. Daartoe kan met behulp 15 van de ontkoppelkabel 9 een trekkracht op de nok 20 worden uitgeoefend.
Ter verduidelijking is in figuur 4b een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht over 90 graden verdraaid weergegeven van de constructie getoond in figuur 4a. Het moge duidelijk zijn dat in plaats van een enkele excentrische nok 20 eenzelfde constructie kan 20 worden vervaardigd met meerdere excentrische nokken 20. Voor het lichten van deze nokken is het dan gewenst deze zodanig te koppelen dat deze bedienbaar zijn met een enkele ontkoppelkabel. In plaats van een ten opzichte van de trapas 7 aangrijping in axiale richting van de nok 20 op de aandrijfschijf 18 is het natuurlijk ook mogelijk deze op de omtrek van de schijf 18 aan te laten grijpen.
25
Hoewel de uitvinding aan de hand van slechts enkele uitvoeringsvoorbeelden is toegelicht zal het eenieder duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins tot de beschreven en getoonde uitvoeringsvoorbeelden is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor de vakman nog vele variaties mogelijk.
101 048 4

Claims (14)

1. Terugtraprem voor een fiets omvattende een op de trapas aangrijpende vrijloopnaaf voor de bediening van de rem met een star met de trapas verbonden 5 aandrijfschijf, een tijdens het in aandrijfrichting verdraaien van de trapas ten opzichte van de aandrijfschijf vrijlopend vrijlooporgaan dat aangrijpt op een bedieningsorgaan van de rem, en tenminste een koppelorgaan voor het tijdens het in remrichting verdraaien van de trapas koppelen van aandrijfschijf en vrijlooporgaan, waarbij het koppelorgaan door borgmiddelen tijdens het in aandrijfrichting verdraaien van de 10 trapas in een in hoofdzaak stationaire positie bevindt ten opzichte van de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan en slepend over een glad oppervlak wordt gevoerd van de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan ten opzichte waarvan de positie niet stationair is, en waarbij de vrijloopnaaf is voorzien van ontkoppelmiddelen voor het tijdens het in remrichting bewegen van de trapas vrij laten lopen van aandrijfschijf en vrijlooporgaan. 15
2. Terugtraprem volgens conclusie 1, waarbij de aandrijfschijf is verbonden met een crank.
3. Terugtraprem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vrijlooporgaan evenwijdig 20 aan de aandrijfschijf is geplaatst.
4. Terugtraprem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vrijlooporgaan een rond de aandrijfschijf geplaatste ring is.
5. Terugtraprem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tenminste ene koppelorgaan is opgenomen in een zich vernauwende uitsparing in aandrijfschijf of vrijlooporgaan.
6. Terugtraprem volgens conclusie 5, waarbij het tenminste ene koppelorgaan 30 wordt gevormd door een rol- of kogellichaam. 1010484 -11-
7. Terugtraprem volgens een der conclusie 1-4, waarbij het tenminste ene koppelorgaan een excentrische nok is welke zwenkbaar is verbonden met de aandrijfschijf of het vrijlooporgaan.
8. Terugtraprem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ontkoppelmiddelen aangrijpen op het tenminste ene koppelorgaan.
9. Terugtraprem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ontkoppelmiddelen bedienbaar zijn met behulp van een 10 ontkoppelmiddelbedieningsorgaan.
10. Terugtraprem volgens conclusie 9, waarbij de ontkoppelmiddelen een op het tenminste ene koppelorgaan aangrijpende behuizing omvatten welke behuizing verplaatsbaar is door het ontkoppelmiddelbedieningsorgaan en is verbonden met de 15 vrijloopschijf.
11. Terugtraprem volgens conclusie 10, waarbij de behuizing het tenminste ene koppelorgaan gedeeltelijk omgeeft.
12. Terugtraprem volgens conclusie 10 of 11, waarbij de behuizing aangrijpt op meerdere koppelorganen.
13. Fiets voorzien van een terugtraprem volgens een der voorgaande conclusies, welke fiets is voorzien van een hulpmotor. 25
14. Werkwijze voor het achteruitrijden van een fiets met terugtraprem volgens een der conclusies 1-12, door het ontkoppelen van de vrijloopnaaf alvorens het achteruitrijden van de fiets. 1010484
NL1010484A 1998-11-05 1998-11-05 Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf. NL1010484C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010484A NL1010484C2 (nl) 1998-11-05 1998-11-05 Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010484 1998-11-05
NL1010484A NL1010484C2 (nl) 1998-11-05 1998-11-05 Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1010484C2 true NL1010484C2 (nl) 2000-05-09

Family

ID=19768090

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1010484A NL1010484C2 (nl) 1998-11-05 1998-11-05 Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1010484C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2270139A1 (en) * 1974-05-07 1975-12-05 Sirio Sa Prod Rear cycle brake operated by back pedalling - has adaptor around crank spindle and ratchet system pulling brake mechanism
GB2028736A (en) * 1978-08-28 1980-03-12 Foster E Back-pedal brade assemblies for bicycles
WO1984001924A1 (en) * 1982-11-15 1984-05-24 Trama Ab Brake device for a cycle

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2270139A1 (en) * 1974-05-07 1975-12-05 Sirio Sa Prod Rear cycle brake operated by back pedalling - has adaptor around crank spindle and ratchet system pulling brake mechanism
GB2028736A (en) * 1978-08-28 1980-03-12 Foster E Back-pedal brade assemblies for bicycles
WO1984001924A1 (en) * 1982-11-15 1984-05-24 Trama Ab Brake device for a cycle

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6705446B2 (en) Automatic clutch with manual override control mechanism
EP3090190B1 (fr) Actionneur avec systeme vis-ecrou irreversible, frein a tambour et dispositif de freinage ainsi equipes
US8327967B2 (en) Driveline for off-road vehicle
AU628942B2 (en) Stabiliser system for vehicles
US8695775B2 (en) Centrifugal clutch and vehicle provided with the same
US6557671B1 (en) Cable disc brake
CA2303686C (en) Freewheel clutch
FR2813648A1 (fr) Dispositif de roue libre a cliquets
US5657836A (en) Coaster hub with brake
JP2008056237A (ja) 駐車ブレーキクラッチ用の解除機構
NL1010484C2 (nl) Terugtraprem voor een fiets met vrijloopnaaf.
US20030168293A1 (en) Cable disc brake
JPH07277026A (ja) パワー車両の牽引駆動機構のロック装置
EP0148181B1 (en) Brake device for a cycle
EP2256023A1 (en) Bicycle neutral gear structure
FR2600734A1 (fr) Dispositif de reglage automatique pour frein a disque.
US5810139A (en) Bicycle and a friction device for controlling a clamping roller coupling of a bicycle hub of a bicycle
BE1016767A3 (nl) Voertuig met rem.
US5713436A (en) Solenoid operated unidirectional wheel brake
NL1010038C1 (nl) Bedieningsorgaan voor terugtraprem, crank en fiets.
NL2034230B1 (en) Clutch system for a bicycle transmission
SE462279B (sv) Anordning vid cyklar
CA2519699C (en) Pedal-vehicle clutch and drive system
WO2005076986A2 (en) Coaxial helical brake and method of braking
WO2023099090A1 (fr) Système de freinage à actionnement équilibré

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20030601