NL1008826C2 - Fluïdumklep. - Google Patents

Description

Fluïdumklep

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op fluïdumkleppen, bijvoorbeeld kleppen die kunnen worden gebruikt om heet en koud water aan een normale kraan af te geven.

5 Vaak worden drukkleppen gebruikt om een fluïdum- stroming, bijvoorbeeld een waterstroming, vanuit een fluïdum-bron naar een fluïdumuitlaat te besturen. Bij dergelijke in waterarmaturen gebruikte kleppen wordt een steel axiaal bewogen om de klep te openen en te sluiten om de doorgang van 10 water vanuit een waterbron naar een wateruitlaat mogelijk te maken. Aan het uiteinde van de steel is vaak een flens toegepast om het via de klep terugstromen van water te voorkomen wanneer de klep open is.

Dergelijke drukkleppen kunnen van voordeel zijn 15 wanneer de wateruitlaat is voorzien van een in het algemeen door een paar kleppen gevoed mengmondstuk. Op kenmerkende wijze besturen de afzonderlijke kleppen respectievelijk de waterstroming vanuit een heetwaterbron en een koudwaterbron naar het gemeenschappelijke mengmondstuk. Bij deze inrichting 20 worden de kleppen normaliter in zekere mate open gelaten zodat onder druk staand water altijd aan het mondstuk wordt afgegeven, en een waterstroming door het mengmondstuk wordt geactiveerd. Aangezien de kleppen een gemeenschappelijke wateruitlaat delen kan, indien de waterdruk in één van de 25 waterleidingen groter is dan de druk in de andere, water vanuit de leiding met hogere druk zijn weg banen door de andere klep naar de leiding met lagere druk.

De flens op de steel van een drukklep, die de doorgang van water via de klep naar buiten, doch niet daardoor 30 terug, mogelijk maakt, voorkomt in het algemeen het terug-stroomprobleem. In het bijzonder, wanneer water vanuit de leiding met hogere druk door de andere open klep wordt teruggeperst, beweegt de omgekeerde waterstroming de flens om de klepingang te blokkeren en voorkomt deze dat water naar de 35 leiding met lagere druk terugstroomt.

1008826 2

In dergelijke waterstromingssystemen kunnen tevens schuifkleppen worden gebruikt. In een kenmerkende schuifklep zijn aanliggende vlakke cirkelvormige platen in een cilindrisch huis geplaatst en roteren deze ten opzichte van 5 elkaar. De platen bezitten openingen die, afhankelijk van de rotatiepositie van de platen, op één lijn kunnen liggen om de doorgang van water vanaf de ingang van de klep naar de uitgang daarvan mogelijk te maken. De rotatie van de platen in een sluitrichting blokkeert echter de doorgang van het 10 water. Een steel is bevestigd aan één van de platen zodat de rotatie van de steel de plaat roteert ten opzichte van de plaat die niet roteert ten opzichte van het huis.

In tegenstelling tot de hierboven beschreven druk-kleppen bezitten schuifkleppen in het algemeen geen mecha-15 nisme om een omgekeerde waterstroming door de klep te voorkomen wanneer de klep open is. Dienovereenkomstig kan een afsluitklep in de waterleiding, stroomopwaarts van de schuifklep, zijn aangebracht. Als alternatief kan, indien een schuifklep achteraf moet worden aangebracht in een armatuur 20 dat oorspronkelijk is uitgerust met een drukklep, de waterleiding worden doorgesneden om het aanbrengen van de afsluitklep mogelijk te maken.

De onderhavige uitvinding houdt rekening met en richt zich op de in het voorgaande genoemde, en andere, over-25 wegingen ten aanzien van constructies en werkwijzen volgens de stand der techniek.

Dienovereenkomstig is het een doelstelling van de onderhavige uitvinding om een verbeterde fluïdumklep te verschaffen.

30 Het is een andere doelstelling van de onderhavige uitvinding om een schuifklep met een integrale afsluitklep te verschaffen.

Het is nog een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding om een schuifklep met een verbeterde 35 afdichtinrichting te verschaffen.

Deze en andere doelstellingen worden bereikt door een fluïdumklep die is voorzien van een huis met een ingang om een fluïdumstroming in het huis mogelijk te maken en een uitgang om het mogelijk te maken dat het fluïdum uit het huis 1008826 3 stroomt. Een eerste deel is in het huis geplaatst en bepaalt ten minste een eerste doorgang. Een tweede deel is in het huis geplaatst en bepaalt ten minste één tweede doorgang. Het eerste deel en het tweede deel zijn werkzaam in het huis 5 tussen de ingang en de uitgang geplaatst, zodat de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang naar keuze ten opzichte van elkaar positioneerbaar zijn om de doorgang van het fluïdum via de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang vanaf de ingang 10 naar de uitgang mogelijk te maken. Een afsluitklep is werkzaam in het huis tussen de ingang en het eerste en tweede deel geplaatst. De afsluitklep is uitgevoerd om een fluïdumstroming vanaf de ingang naar het eerste en tweede deel mogelijk te maken en om een fluïdumstroming vanaf het 15 eerste en tweede deel uit het huis via de ingang te voorkomen .

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm is het huis voorzien van een in het algemeen cilindrische huls waarin het eerste en tweede deel zijn geplaatst. De afsluit-20 klep is in een eindkap geplaatst die de fluïdumingang bepaalt. De eindkap is aan de huls bevestigd, zodat de afsluiklep werkzaam tussen het eerste en tweede deel en de fluïdumingang is geplaatst.

In een andere de voorkeur genietende uitvoeringsvorm 25 is een steel met één uiteinde met het eerste of tweede deel verbonden en strekt deze zich uit het klephuis uit om aan een handgreep aan het andere uiteinde te worden bevestigd. Een veerkrachtig zittingsamenstel is naast het eerste en tweede deel tegenover de steel geplaatst om door de steel op het 30 eerste en tweede deel overgebrachte axiale krachten te absorberen .

Andere doelstellingen, kenmerken en aspecten van de onderhavige uitvinding worden hierna gedetailleerder besproken .

35 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een in overeenstemming met de onderhavige uitvinding geconstrueerd fluïdumsamenstel; 1008826 4 fig. 2 een dwarsdoorsnede-aanzicht is van het in fig. 1 weergegeven fluïdumarmatuursamenstel, volgens de lijn 2-2; fig. 3 een dwarsdoorsnede-aanzicht is van een uit-5 voeringsvorm van een in overeenstemming met de onderhavige uitvinding geconstrueerde fluïdumklep, en fig. 4 een explosie-aanzicht is van de in fig. 3 weergegeven fluïdumklep.

Herhaaldelijk gebruik van verwijzingscijfers in de 10 onderhavige beschrijving en tekening is bedoeld om dezelfde of analoge kenmerken of elementen volgens de uitvinding weer te geven.

Thans zal in detail worden verwezen naar de momenteel de voorkeur genietende uitvoeringsvormen van de uitvin-15 ding, waarvan één of meer voorbeelden in de bijgevoegde tekening zijn weergegeven. Elk voorbeeld is bij wijze van toelichting van de uitvinding verschaft, niet ter beperking van de uitvinding. In feite zal het voor deskundigen duidelijk zijn dat wijzigingen en varianten mogelijk zijn ten aanzien 20 van de onderhavige uitvinding zonder het kader of de geest daarvan te verlaten. Weergegeven of beschreven kenmerken die deel uitmaken van één uitvoeringsvorm kunnen worden gebruikt bij een andere uitvoeringsvorm om nog een andere uitvoeringsvorm op te leveren. Derhalve is het de bedoeling dat de 25 onderhavige uitvinding dergelijke wijzigingen en varianten omvat wanneer deze binnen het kader van de bijgevoegde conclusies en de equivalenten daarvan vallen.

Onder verwijzing naar fig. 1 is een waterarmatuur 10 voorzien van een huis 12 met een langwerpig lijf 11 en zich 30 radiaal uitstrekkende armen 13 waarin twee schuifkleppen 14 zijn geplaatst. Onder verwijzing naar fig. 2 bepaalt het huis 12 twee waterinlaatkanalen 16 voor het aan de kleppen toevoeren van heet respectievelijk koud water.

Elke klep 14 is voorzien van een in het algemeen 35 cilindrische huls 18 en een eindkap 20. Elke huls 18 is voorzien van tanden 19 die op het buitenste omtreksoppervlak daarvan zijn geplaatst om samen te werken met tegengestelde tanden op de binnenomtrek van armen 13 om de klep in een vaste rotatiepositie ten opzichte het armatuurhuis te hand- 1008826 5 haven. In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm zijn de huls 18 en de eindkap 20 vervaardigd uit een hard kunststof-materiaal.

De eindkap 20 is voorzien van een ringvormige rand 5 (niet getoond) die zich radiaal binnenwaarts vanaf de binnenomtrek van de kap nabij het kapuiteinde, dat een uiteinde 22 van de huls 18 opneemt, uitstrekt. Deze rand wordt opgenomen door een tegengestelde ringvormige groef (niet getoond) die zich rondom het buitenste omtreksoppervlak van de huls 18 10 nabij het uiteinde 22 uitstrekt. Het open uiteinde van de eindkap en/of het hulsuiteinde 22 vervormen enigszins wanneer de rand wordt aangebracht op het hulsuiteinde 22 totdat de rand de omtreksgroef bereikt. De rand en de groef zijn zodanig uitgevoerd dat zij bij elkaar passen, zodat de rand 15 door de groef wordt opgenomen om de eindkap in axiale richting aan de huls vast te maken.

Het dient duidelijk te zijn dat diverse andere grendelmechanismen van het "snap-type" kunnen worden toegepast om de eindkap aan de huls te bevestigen. Bijvoorbeeld 20 kunnen één of meer afzonderlijke tanden die zich vanaf de binnenomtrek van de eindkap uitstrekken, worden gebruikt in plaats van een continue rand. Verder kan, in tegenstelling tot de hierboven beschreven inrichting, de mannelijke component van het grendelmechanisme op de huls aanwezig zijn, 25 terwijl de vrouwelijke component aanwezig is op de eindkap. Bovendien dient het duidelijk te zijn dat diverse geschikte mechanismen kunnen worden toegepast om de huls bij de eindkap te laten passen, bijvoorbeeld schroefdraden, perspassingen, hechtverbindingen en snapringen.

30 Een ringvormige afdichting 24 rust op een schouder 26 die rondom de fluïdimingang aan elke eindkap 20 is geplaatst en deze bezit een binnendiameter die kleiner dan, en een buitendiameter die groter dan de opening 28 van het respectievelijke waterinlaatkanaal 16 is. Derhalve voorkomen, 35 wanneer de kleppen 14 in het huis 12 zijn bevestigd, de afdichtingen 24 een waterstroming vanuit de waterinlaat-kanalen 16 uit de opening 28, behalve door de kleppen.

Water treedt het huis van elke klep binnen vanuit het respectievelijke waterinlaatkanaal 16 via een axiaal gat 1008826 6 (aangeduid door pijlen 30) in verlengingen 32 van de eindkap 20. Elke huls 18 is voorzien van een verdieping 34 die een paar uitlaten 36 bepaalt die zich uitstrekken door de huls-wand. Zoals hierna gedetailleerder wordt beschreven, kan de 5 waterstroming door elke klep vanaf de ingang 30 naar de uit-gangsuitlaten 36 mogelijk worden gemaakt of worden voorkomen door bediening van een klepmechanisme dat is voorzien van een steel 38. Meer in het bijzonder kan de rotatie van elke steel 37 om de klepas 40 het klepmechanisme bedienen vanuit een 10 gesloten positie, waarin een waterstroming vanaf de ingang 30 naar de uitgangsuitlaten is geblokkeerd, naar een open positie, waarin een dergelijke stroming mogelijk is, en omgekeerd. Diverse open posities zijn mogelijk, en het variëren van de open positie regelt de waterstromingssnelheid uit de 15 uitlaten. Water vanaf de uitgangsuitlaten 36 stroomt naar een armatuuruitlaat 42 die, bijvoorbeeld, kan aansluiten op een mengmondstuk.

Elke klep 14 is in het huis 12 vastgemaakt door een respectievelijke moer 44 die op een arm 13 is geschroefd, 20 zoals getoond in fig. 2. Een ring 46 houdt de klep axiaal in de huisarm en dicht het schroefvlak tussen de arm en de moer af om waterlekkage te voorkomen wanneer de klep open is. Een extra afdichting is verschaft door een O-ring 48 en een tus-senring 50.

25 Het in fig. 2 weergegeven waterarmatuurhuissamenstel is slechts bij wijze van voorbeeld verschaft. Dienovereenkomstig dient het voor deskundigen duidelijk te zijn dat elk geschikt armatuursamenstel kan worden toegepast binnen het kader en de geest van de onderhavige uitvinding.

30 Een tweede uitvoeringsvorm van een in overeen stemming met de onderhavige uitvinding geconstrueerde klep 14 is getoond in de fig. 3 en 4. De klep 14 is dezelfde als de klep volgens fig. 2, behalve wat betreft de constructie van het klephuis. Het klephuis volgens de fig. 3 en 4, dat is j 35 voorzien van een huls 18 en een eindkap 20, is vervaardigd uit een metaal, bijvoorbeeld messing. Verder is de eindkap aan de huls bevestigd door een schroefdraadverbinding in plaats van door een grendelmechanisme van het snap-type.

1008826 7

De huls 18 is voorzien van een voorste uiteinde 52 en een achterste uiteinde 22. Het voorste uiteinde 52 is voorzien van een axiale boring 54 voor het opnemen van de steel 38. De steel 38 is voorzien van een axiaal voorste uit-5 einde 55 dat van een spie voorzien is om een handgreep op te nemen. Op de steel 38 in de boring 54 is een O-ring 56 geplaatst om waterlekkage uit het voorste uiteinde van het klephuis te voorkomen. Een cilindrisch gedeelte 58 strekt zich radiaal buitenwaarts vanaf het voorste gedeelte van de 10 steel 38 uit en rust op een onderlegschijf 62 aan de voorste wand van de in het algemeen cilindrische contraboring 60. Een langwerpig flensgedeelte 64 strekt zich achterwaarts vanaf het cilindrische gedeelte 58 en dwars op de contraboring uit, net binnenwaarts van de wand van de contraboring. De flens 64 15 roteert om de klepas 40 en grijpt, wanneer de steel 38 wordt geroteerd, aan op (niet getoonde) aanslagen die op de binnenwand van de contraboring zijn verschaft zodat de rotatie van de steel beperkt is tot een boog van 90°.

De steel 38 eindigt in een schijf 66 en een spie 68 20 die zich achterwaarts van de schijf uitstrekt. Een eerste keramische plaat 70 rust op de schijf 66 en neemt de spie 68 op in een sleuf 72, zodat de steel 38 de eerste keramische plaat 70 qua rotatie om de as 40 aandrijft. Een tweede keramische plaat 74 ligt aan tegen de eerste keramische plaat 70 25 en is qua rotatie ten opzichte van de huls 18 vastgemaakt door pennen 76 die zijn opgenomen in sleuven 78 in het huls-eindgedeelte 22.

De keramische platen 70 en 74 zijn werkzaam tussen de ingang 30 en de uitgangsuitlaten 36 geplaatst. Dat wil 30 zeggen dat zij zijn aangebracht in de baan van de waterstroming tussen de ingang en de uitgang om naar keuze een waterstroming vanaf de ingang naar de uitgang te voorkomen en mogelijk te maken. Bijvoorbeeld is de eerste keramische plaat 70 voorzien van een paar symmetrische 35 doorgangen 80 en is de tweede keramische plaat 74 voorzien van een paar symmetrische doorgangen 82, die zich axiaal door de in het algemeen cilindrische platen uitstrekken. De doorgangen 80 monden uit via het omtreksoppervlak van de 1008826 8 cilindrische plaat 70 zodat zij een verbinding kunnen vormen met de uitgangsuitlaten 36.

De (niet getoonde) uitlaten op de binnenwanden van de contraboring zijn zodanig geplaatst dat wanneer de steel 5 38 zich aan één uiteinde van zijn rotatieboog over 90° bevindt, de doorgangen 82 op één lijn liggen met vaste gedeelten 84 van de eerste plaat 70 en de doorgangen 80 op één lijn liggen met vaste gedeelten 86 van de tweede plaat 74. In deze gesloten positie liggen de doorgangen 82 en 80 10 niet op één lijn. Dienovereenkomstig wordt voorkomen dat water, dat de klep via de ingang 30 binnenkomt, kan passeren naar de uitgangsuitlaten 36.

De doorgangen zijn naar keuze positioneerbaar ten opzichte van elkaar. Bijvoorbeeld zorgt een rotatie van de 15 steel 38 voor een rotatie van de doorgangen 80 ten opzichte van de doorgangen 82, die niet roteren ten opzichte van de huisas 40. Wanneer de steel 38 van de gesloten positie af wordt geroteerd kan water in toenemende mate via de doorgangen naar de uitgangsuitlaten 36 stromen. Wanneer de flens 20 64 de aanslag van de contraboring aan het tegenovergelegen uiteinde van zijn boog over 90° bereikt, liggen de doorgangen 82 volledig op één lijn met de overeenkomstige doorgangen 80 en bevindt de klep zich in een volledig open positie.

De constructie en werking van de schuifkleppen 25 dienen volledig duidelijk te zijn voor normale deskundigen. Dienovereenkomstig dient het duidelijk te zijn dat diverse geschikt constructies mogelijk zijn en dat de platen uit elk geschikt materiaal, waaronder bijvoorbeeld keramische materialen zoals aluminiumoxiden en zirkoonoxiden, kunnen I 30 worden vervaardigd.

De tweede keramische plaat 74 wordt axiaal op zijn plaats gehouden door een beperkte hechting aan de eerste keramische plaat 70 en door een veerkrachtig zittingsamenstel dat is voorzien van een buitenste afdichtingsgedeelte 88 en 35 een binnenste ring 90. In één de voorkeur genietende uitvoeringsvorm is het buitenste afdichtingsgedeelte 88 vervaardigd uit een veerkrachtig rubberachtig materiaal dat op de binnenwand van de schouder 26 van de eindkap rust en zich axiaal voorwaarts uitstrekt teneinde afdichtend aan te ’ 100882e 9 grijpen op de tweede keramische plaat 74. Aldus wordt een afgedichte stromingsbaan vanaf de schouder naar de plaat 74 bepaald.

De tussenring 90, die een tussenring uit DELRIN kan 5 zijn, is een starre of halfstarre tussenring om de ringvormige vorm van het buitenste afdichtingsgedeelte 88 te handhaven en, zoals hierna gedetailleerder beschreven, om een axiale beweging van een afsluitklep vanaf de eindkapverlen-ging 32 te voorkomen. Het buitenste afdichtingsgedeelte 88 10 verhindert een waterlekkage uit de verbinding tussen de eind-kap 20 en de huls 18.

De eindkapafdichting werkt tevens als schokdemper voor het klepmechanisme. Indien bijvoorbeeld een axiale stoot wordt uitgeoefend op het voorste uiteinde 55 van de steel 38, 15 wordt de kracht overgedragen aan het veerkrachtige buitenste afdichtingsgedeelte 88, dat de kracht absorbeert en het klepmechanisme opvangt om beschadiging van de keramische platen te voorkomen. In dit opzicht kan een veerkrachtige zitting worden geplaatst ter plaatse van het axiale grensvlak tussen 20 de steel en de platen, bijvoorbeeld tussen de schijf 66 en de plaat 70.

Een afsluitklepsamenstel is vastgemaakt binnen de eindkapverlenging 32 door een perspassing tussen een O-ring 96, die wordt vastgehouden in een buitenste omtreksgroef in 25 een afsluitklephuis 94, en de binnenomtrek van de eindkapverlenging 32. De afsluitklep is werkzaam tussen de ingang 30 en de keramische platen geplaatst. Dat wil zeggen, dat deze in de waterstromingsbaan is geplaatst, zodat de afsluitklep een waterstroming vanaf de platen naar de fluïdumingang kan 30 voorkomen. De afsluitklep is voorzien van een veer 98 die een afgedichte plunjer 100 axiaal naar achteren belast om de ingang 30 te blokkeren. De druk in de waterleidingen, die normaliter zijn verbonden met de inlaatkanalen 16 (fig. 2), overwint echter de belastende kracht en beweegt de plunjer 35 axiaal naar voren om een waterstroming in de eindkap 20 naar de tweede keramische plaat 74 mogelijk te maken. Indien water door de klep heen in de omgekeerde richting wordt gedrongen (vanaf de uitgangsuitlaten 36 naar de ingang 30), beweegt de omgekeerde waterstroming de plunjer 100 axiaal achterwaarts 1008826 10 om de ingang 30 te blokkeren en een waterstroming in het stroomopwaartse waterinlaatkanaal 16 (fig. 2) en de aansluitende waterleiding te voorkomen.

Het afsluitklephuis 94 is verschaft opdat de af-5 sluitklep voor vervanging gemakkelijk van de eindkap kan worden verwijderd. Het dient echter duidelijk te zijn dat diverse constructies van het afsluitklepsamenstel en het afsluitklephuis mogelijk zijn. Bijvoorbeeld kan het afsluitklephuis worden weggelaten en kunnen de afsluitklepcomponen-10 ten diverse geschikte uitvoeringen omvatten. De afsluitklep kan in het hoofdlichaam van de eindkap worden aangebracht, waardoor de behoefte aan de verlenging 32 wordt vermeden.

De tussenring 90, die axiaal aan het klephuis is vastgemaakt, verschaft een extra axiale ondersteuning wanneer 15 de waterdruk de afsluitklep axiaal naar voren zou bewegen. In het bijzonder is de binnendiameter van de tussenring kleiner dan de buitendiameter van de afsluitklep.

Het zal voor deskundigen duidelijk zijn dat wijzigingen en variaties mogelijk zijn ten aanzien van de 20 onderhavige uitvinding zonder het kader of de geest daarvan te verlaten. Weergegeven of beschreven kenmerken die deel uitmaken van één uitvoeringsvorm kunnen worden gebruikt bij een andere uitvoeringsvorm om nog een andere uitvoeringsvorm op te leveren. Het is de bedoeling dat de onderhavige 25 uitvinding dergelijke wijzigingen en variaties omvat wanneer deze binnen het kader van de bijgevoegde conclusies en de equivalenten daarvan vallen.

I 1008826

Claims (27)

1. Fluïdumkleppatroon, met het kenmerk, dat deze kleppatroon omvat: een zelfstandig patroonhuis voor opname in een waterarmatuur met een ingang om een fluïdumstroming het huis 5 in mogelijk te maken en een uitgang om het mogelijk te maken dat het fluïdum uit het huis stroomt; een eerste deel dat ten minste een eerste doorgang bepaalt; een tweede deel dat ten minste een tweede doorgang 10 bepaalt; waarbij het eerste deel en het tweede deel in het huis werkzaam tussen de ingang en de uitgang zijn geplaatst, zodat de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang naar keuze ten opzichte van elkaar 15 positioneerbaar zijn om de stroming van fluïdum via de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang vanaf de ingang naar de uitgang mogelijk te maken; en een afsluitklep die werkzaam in het huis tussen de 20 ingang en het eerste en tweede deel is geplaatst, waarbij de afsluitklep is uitgevoerd om een fluïdumstroming vanaf de ingang naar het eerste en tweede deel mogelijk te maken en om een fluïdumstroming vanaf het eerste en tweede deel uit het huis via de ingang te voorkomen, en een starre of halfstarre 25 vasthouder die axiaal en verwijderbaar is bevestigd aan het huis tussen de afsluitklep en het eerste en tweede deel ter verhindering van een axiale beweging van de afsluitklep naar het eerste en tweede deel.

2. Kleppatroon volgens conclusie 1, met het kenmerk, 30 dat het eerste en het tweede deel elk een cilindrische plaat omvatten.

3. Kleppatroon volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ten minste ene eerste doorgang zich axiaal door het eerste deel uitstrekt en de ten minste ene tweede doorgang 35 zich axiaal door het tweede deel uitstrekt. 1008826

4. Kleppatroon volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste deel en het tweede deel zodanig in het huis zijn geplaatst, dat het eerste deel tegen het tweede deel aanligt.

5. Kleppatroon volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het huis een in het algemeen cilindrisch inwendig oppervlak bepaalt en dat het eerste deel en het tweede deel binnen het huis coaxiaal ten opzichte van het in het algemeen cilindrische oppervlak zijn geplaatst.

6. Kleppatroon volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat van het eerste deel en het tweede deel er één in het huis in een qua rotatie vaste positie ten opzichte van de as van het huis is geplaatst en dat het andere deel in het huis in een roteerbare positie ten opzichte van de huisas is 15 geplaatst.

7. Kleppatroon volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang zodanig zijn uitgevoerd, dat de rotatie van het eerste of het tweede deel naar een eerste positie, waarin 20 de ten minste ene eerste doorgang op één lijn ligt met de ten minste ene tweede doorgang, de stroming van het fluïdum via het eerste deel en het tweede deel mogelijk maakt en een rotatie van het eerste of het tweede deel naar een tweede positie, waarin de ten minste ene eerste doorgang niet op één 25 lijn ligt met de ten minste ene tweede doorgang, de fluïdum-stroming voorkomt.

8. Kleppatroon volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eerste deel is voorzien van twee zich symmetrisch door het eerste deel uitstrekkende eerste doorgangen en 30 waarbij het tweede deel is voorzien van twee zich symmetrisch door het tweede deel uitstrekkende tweede doorgangen, waarbij elke eerste doorgang op één lijn ligt met een respectievelijke tweede doorgang wanneer het eerste of het tweede deel zich in de eerste positie bevindt.

9. Kleppatroon volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een veerkrachtig zittingsamenstel dat in werkzame verbinding met het eerste en tweede deel in i het huis is geplaatst om op ten minste één van deze delen uitgeoefende krachten te absorberen. 1008826

10. Kleppatroon volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het veerkrachtige zittingsamenstel werkzaam is geplaatst tussen de ingang en het eerste en tweede deel.

11. Kleppatroon volgens conclusie 10, met het 5 kenmerk, dat het veerkrachtige zittingsamenstel een veerkrachtig ringvormig gedeelte omvat dat werkzaam tussen de afsluitklep en het eerste en tweede deel is geplaatst, waarbij het veerkrachtige ringvormige gedeelte afdichtend aangrijpt op één van de delen om een afgedichte fluïdumbaan 10 vanaf de afsluitklep naar één van de delen te verschaffen.

12. Kleppatroon volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het veerkrachtige zittingsamenstel is voorzien van de vasthouder en dat het veerkrachtige ringvormige gedeelte rondom de buitenomtrek van de vasthouder is 15 geplaatst.

13. Kleppatroon volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis is voorzien van een in het algemeen cilindrische huls en een coaxiaal aan deze huls bevestigde eindkap.

14. Kleppatroon volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de ingang wordt bepaald door de eindkap, dat de uitgang wordt bepaald door de huls en dat de afsluitklep in de eindkap is geplaatst.

15. Kleppatroon volgens conclusie 13, met het 25 kenmerk, dat het eerste deel en het tweede deel in de huls zijn geplaatst.

16. Kleppatroon volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de eindkap aan de huls is bevestigd, zodat de eindkap van het eerste deel en het tweede deel ten minste het 30 eerste deel of het tweede deel in axiale richting ten opzichte van het huis vastmaakt.

17. Kleppatroon volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de eindkap door middel van schroefdraad aan de huls is bevestigd.

18. Kleppatroon volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het eerste deel en het tweede deel elk een in het algemeen cilindrische plaat omvatten die coaxiaal in de huls is geplaatst, dat de eindkap is voorzien van een schouder die loodrecht ten opzichte van de as van het huis is 1008826 gericht, en dat de klep is voorzien van een veerkrachtig zittingsamenstel dat zich vanaf de schouder uitstrekt om aan te grijpen op één van de delen om axiale krachten te absorberen die op het eerste deel of het tweede deel worden 5 uitgeoefend.

19. Kleppatroon volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een langwerpige steel die coaxiaal loopt met en zich uitstrekt in de huls vanaf een uiteinde van de huls tegenover de eindkap, waarbij de steel 10 is bevestigd aan het andere deel, zodat de steel het andere deel qua rotatie aandrijft, en waarbij het veerkrachtige zittingsamenstel is uitgevoerd om axiale krachten te absorberen die door de steel worden uitgeoefend op het eerste deel en het tweede deel.

20. Fluïdumkleppatroon, met het kenmerk, dat deze kleppatroon omvat: een zelfstandig patroonhuis voor opname in een waterarmatuur dat een in het algemeen cilindrisch inwendig oppervlak bepaalt met een ingang om een fluïdumstroming het 20 huis in mogelijk te maken en een uitgang om het mogelijk te maken dat het fluïdum uit het huis stroomt; een eerste in het algemeen cilindrische plaat die in het huis werkzaam tussen de ingang en de uitgang in een roteerbare positie ten opzichte van de as van het inwendige 25 oppervlak is geplaatst, waarbij de eerste plaat ten minste een eerste doorgang bepaalt; een tweede in het algemeen cilindrische plaat die werkzaam in het huis tussen de ingang en de uitgang is geplaatst en die aanligt tegen de eerste plaat, waarbij de 30 tweede plaat ten minste één tweede doorgang bepaalt; waarbij ten minste de eerste plaat of de tweede plaat roteerbaar is ten opzichte van de tweede plaat of eerste plaat om de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang naar keuze zodanig te positioneren 35 ten opzichte van elkaar dat de stroming van het fluïdum via de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang vanaf de ingang naar de uitgang mogelijk wordt gemaakt; en 1003826 een afsluitklep die werkzaam in het huis tussen de ingang en de eerste en tweede platen is geplaatst, waarbij de afsluitklep is uitgevoerd om een fluïdumstroming vanaf de ingang naar de eerste en tweede platen mogelijk te 5 maken en om een fluïdumstroming vanaf de eerste en tweede platen uit het huis via de ingang te voorkomen, een veerkrachtig zittingsamenstel dat is aangebracht in het huis tussen de ingang en de eerste en tweede platen die in werkzame verbinding is met de eerste en tweede platen 10 teneinde krachten te absorberen die worden uitgeoefend op de eerste plaat of de tweede plaat, waarbij het veerkrachtige zittingsamenstel een veerkrachtig ringvormig gedeelte bezit dat afdichtend aangrijpt op de eerste plaat of tweede plaat ter verschaffing 15 van een afgedichte stromingsbaan vanaf de afsluitklep naar de eerste plaat of tweede plaat en tevens is voorzien van een starre of halfstarre vasthouder die wordt belemmerd in een axiale beweging naar de eerste plaat of tweede plaat door het veerkrachtige ringvormige gedeelte ter verhindering van een 20 axiale beweging van de afsluitklep naar de eerste plaat of tweede plaat.

21. Kleppattroon volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het huis is voorzien van een in het algemeen cilindrische huls die de uitgang bepaalt en is voorzien van 25 een eindkap die coaxiaal aan de huls is bevestigd en de ingang bepaalt, dat de afsluitklep in de eindkap is geplaatst en dat de eerste plaat en de tweede plaat in de huls zijn geplaatst.

22. Kleppatroon volgens conclusie 21, met het 30 kenmerk, dat de eindkap door middel van schroefdraad aan de huls is bevestigd.

23. Kleppatroon volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de eindkap is voorzien van een schouder die loodrecht ten opzichte van de as is gericht, en dat het 35 veerkrachtige zittingsamenstel zich vanaf de schouder uitstrekt om aan te grijpen op de eerste plaat of de tweede plaat.

24. Kleppatroon volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het veerkrachtige ringvormige gedeelte rondom de 1008826 buitenomtrek van de starre of halfstarre vasthouder is geplaatst.

25. Kleppatroon volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de tweede plaat tegen rotatie is vastgemaakt ten 5 opzichte van de as en waarbij het veerkrachtige ringvormige gedeelte afdichtend aangrijpt op de tweede plaat.

26. Fluïdumarmatuur, met het kenmerk, dat dit armatuur omvat: een huis dat is voorzien van ten minste een 10 fluïdumbaan en ten minste één fluïdumuitlaat, en ten minste één in het huis geplaatste kleppatroon, waarbij elk kleppatroon is voorzien van een zelfstandig kleppatroonhuis met een ingang die in verbinding staat met de fluïdumbaan om een fluïdumstroming 15 het klephuis in mogelijk te maken en een uitgang die in verbinding staat met een uitlaat om het mogelijk te maken dat het fluïdum uit het klephuis naar de uitlaat stroomt, een eerste deel dat ten minste één eerste doorgang bepaalt, 20 een tweede deel dat ten minste één tweede doorgang bepaalt, waarbij het eerste deel en het tweede deel in het klephuis werkzaam tussen de inlaat en de uitlaat is geplaatst, zodat de ten minste ene eerste doorgang en de ten 25 minste ene tweede doorgang naar keuze ten opzichte van elkaar positioneerbaar zijn om de stroming van het fluïdum via de ten minste ene eerste doorgang en de ten minste ene tweede doorgang vanaf de ingang naar de uitgang mogelijk te maken, een afsluitklep die in het klephuis werkzaam tussen 30 de ingang en het eerste en tweede deel is geplaatst, waarbij de afsluitklep is ontworpen om een fluïdumstroming vanaf de ingang naar het eerste en tweede deel mogelijk te maken en om een fluïdumstroming vanaf het eerste en tweede deel uit het klephuis via de ingang te voorkomen, en een starre of 35 halfstarre vasthouder die axiaal en verwijderbaar is bevestigd aan het huis tussen de afsluitklep en het eerste en tweede deel ter verhindering van een axiale beweging van de afsluitklep naar het eerste en tweede deel. 1008826

27. Armatuur volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat het klephuis een in het algemeen cilindrisch inwendig oppervlak bepaalt, 5 waarbij het eerste deel een cilindrische plaat omvat via welke de ten minste ene doorgang zich axiaal uitstrekt, waarbij de eerste plaat coaxiaal in het inwendige oppervlak is geplaatst in een roteerbare positie ten opzichte van de klephuisas, 10 waarbij het tweede deel een cilindrische plaat omvat via welke de ten minste ene tweede doorgang zich axiaal uitstrekt, waarbij de tweede plaat coaxiaal in het inwendige oppervlak is geplaatst en aanligt tegen de eerste plaat in een qua rotatie vaste positie ten opzichte van de klephuisas, 15 en waarbij de ten minste ene eerste en ten minste ene tweede doorgang zodanig zijn uitgevoerd dat een rotatie van de eerste plaat naar een eerste positie, waarin de ten minste ene eerste doorgang op één lijn ligt met de ten minste ene tweede doorgang, de stroming van het fluïdum via de 20 eerste plaat en de tweede plaat mogelijk maakt, en een rotatie van de eerste plaat naar een tweede positie, waarin de ten minste ene eerste doorgang niet op één lijn ligt met de ten minste ene tweede doorgang, de fluïdumstroming voorkomt. 100£526