NL1008580C2 - Filterzakje voor infusiedranken, in het bijzonder koffiefilterzakje. - Google Patents

Description

Filterzakje voor infusiedranken, in het bijzonder koffiefil- terzakje

De uitvinding betreft een filterzakje van de in het inleidende gedeelte van conclusie 1 genoemde soort. Dergelijke filterzakjes zijn bijvoorbeeld bekend uit de internationale aanvrage WO 96/32043.

5 Koffiefilterzakjes worden in grote hoeveelheden, vooral in de huishouding maar ook elders, gebruikt voor het zetten van koffie door een met gemalen koffie gevuld kof-fiefilterzakje in een filterhouder te plaatsen en vervolgens heet water op de gemalen koffie te druppelen of te gieten. Dit 10 kan met de hand gebeuren of automatisch. De filterhouders die in de praktijk worden gebruikt komen voor in verschillende standaardafmetingen, afhankelijk van het aantal koppen koffie dat met één inhoud van een filterzakje dient te kunnen worden gezet.

15 Het blijkt dat in bepaalde supermarkten filters van het type Nr. 4, geschikt voor het zetten van vier koppen koffie, aanmerkelijk meer worden verkocht dan filters van het type Nr. 2 die geschikt zijn voor het zetten van twee koppen koffie. Dit heeft ertoe geleid dat in bepaalde supermarkten de 20 filters van het type Nr. 2 niet meer worden verkocht. De consument is dan aangewezen op filters van het type Nr. 4 die passen in de filterhouders van de eerste standaardafmetingen. Deze passen evenwel niet in de filterhouder van de kleinere tweede standaardafmetingen. Bij gebruik van een koffiezet-25 machine kan dit betekenen, dat het filterzakje te ver boven de filterhouder uitsteekt, waardoor de goede werking van het koffiezetapparaat niet kan worden gegarandeerd. In de bovengenoemde internationale octrooiaanvrage WO 96/32043 wordt daarom voorgesteld om bij de open bovenzijde van het filterzakje een 30 perforatierand aan te brengen met behulp waarvan aan de bovenzijde van het filterzakje een strook kan worden afgescheurd en zodoende de hoogte van het filterzakje kan worden verkleind.

Aan de oplossing die bekend is uit WO 96/32043 kleven verschillende nadelen. Door de speciale vezelstructuur van het 35 filterpapier blijkt het afscheuren langs de perforatieranden 1008580* 2 problematisch te zijn, waardoor het filterzakje zodanig kan worden beschadigd dat dit niet langer bruikbaar is. Bij toepassing van filterzakjes in een filterhouder van de grotere eerste standaardafmetingen dient uiteraard geen deel van het 5 filterzakje bij de perforatierand te worden afgescheurd. Het blijkt evenwel dat het wegwerpen van het filterzakje met zijn inhoud van met water doordrenkte koffie na beëindiging van het koffiezetten door de aanwezigheid van de perforatierand wordt bemoeilijkt. Het vezelmateriaal van het filterzakje is name-10 lijk door het gebruikte warme water aanmerkelijk verzwakt. Bij het met de hand uitnemen van het met natte koffie gevulde filterzakje kan daarom de bovenkant van het filterzakje gemakkelijk bij de perforatieranden scheuren.

’ Een belangrijk nadeel is verder dat het afscheuren t 15 van het bovenste deel van het filterzakje weliswaar de hoogte-afmeting van het filterzakje tot op de juiste mate kan verkleinen, maar daardoor het filterzakje nog niet de gewenste vorm verleent. De filterhouders van de type Nr.s 4 en 2 verschillen namelijk van elkaar niet alleen voor wat de hoogte-20 afmeting betreft, ook de breedte van het filterzakje nabij de bodem en de hoeken waaronder de zijkanten van het filterzakje staan zijn verschillend. Het gevolg is dat een filterzakje van het type Nr. 4 ook na afscheuren van de bovenrand nog steeds niet goed past in een filterhouder van het type Nr. 2. Doordat 25 de bodem niet goed aanligt kan zelfs ten gevolge van het opzwellen van de koffiekorrels de bodem scheuren waardoor het filtereffect van het filter althans gedeeltelijk verloren gaat.

De uitvinding beoogt een filterzakje van de in de 30 aanhef vermelde soort te verschaffen waarbij geen rand langs perforatie behoeft te worden afgescheurd en waarbij een goede aanpassing van de vorm van het filterzakje mogelijk is aan de vorm van een filterhouder van de kleinere tweede standaardafmetingen en wordt gekenmerkt door de kenmerken van conclusie 35 1.

De uitvinding berust op het idee om de afmetingen van het filterzakje niet te verkleinen door verwijderen van delen : van het filterzakje maar door omvouwen van delen van het fil- ' terzakje volgens daartoe aanwezige omvouwlijnen die een juiste ! 40 omvouwing en aanpassing van de afmetingen van het filterzakje 10 0858 0«· 3 garanderen. Op deze wijze kan een filterzakje dat geschikt is voor een filterhouder van eerste standaardafmetingen zodanig worden aangepast aan een filterhouder van kleinere tweede standaardafmetingen dat ook in de aangepaste vorm het filter 5 zijn functie geheel behoudt en een kwaliteit bezit die niet slechter is dan die van een speciaal voor een filterhouder van de kleinere tweede standaardafmeting gefabriceerd filterzakje.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt gekenmerkt door het kenmerk van conclusie 2. Deze uitvoeringsvorm 10 onderscheidt zich door een duidelijk zichtbare indicatie van de aanwezige omvouwlijnen met behulp van een kleurstof, zonder dat ten gevolge van het gebruik van een kleurstof schadelijke effecten voor een consument kunnen optreden.

Een uitvoeringsvorm die in dit verband voordelen 15 heeft wordt gekenmerkt door conclusie 3. Door de omvouwlijnen onderbroken te maken wordt een minimum aan kleurstof gebruikt zodat de onschadelijkheid van het aanbrengen van gekleurde omvouwlijnen verder wordt ondersteund.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt 20 gekenmerkt door conclusie 4. Deze uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de voorkeur omdat in de eerste plaats geen bedrukking van het filterpapier behoeft plaats te vinden en in de tweede plaats de reliëflijnen het omvouwen van de daarvoor in aanmerking komende delen van het filterzakje vergemakkelij-25 ken. Het aanbrengen van reliëflijnen in het filterzakje is productietechnisch gezien een zeer eenvoudige handeling welke in bestaande productieprocessen goed kan worden geïntegreerd.

Bij voorkeur wordt het kenmerk van conclusie 5 gebruikt. Deze maatregel is van belang om de vorm van het fil-30 terzakje in de toestand waarbij deze door omvouwen van delen van het filterzakje is aangepast aan filterhouders van de kleinere standaardafmeting zo goed mogelijk aan te passen.

Met het oog op het gemakkelijk en juist omvouwen is de uitvoeringsvorm welke wordt gekenmerkt in conclusie 6 van 35 interesse. Het belang hiervan zal bij de beschrijving van de uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de tekening nader worden toegelicht.

De uitvinding zal nu op niet-limitatieve wijze en uitsluitend bij wijze van voorbeeld worden toegelicht aan de 1000530¾ 4 hand van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden die in de tekening worden getoond waarin: figuur 1 een aanzicht is op een filterzakje volgens de uitvinding van het type Nr. 4 in platte vorm op ongeveer de 5 helft van de ware grootte, figuur 2 een aanzicht is op een filterzakje van het type Nr. 2 volgens de bekende stand van de techniek en figuur 3 een aanzicht is als in figuur 1 van een voorkeursuitvoering.

10 Het filterzakje volgens figuur 1 bestaat uit een dub bel geslagen stuk filterpapier en wordt getoond in de platte toestand waarin het normaal gesproken door een fabrikant wordt geleverd, waarbij dus twee lagen filterpapier op elkaar liggen. Het filterzakje bezit bij benadering de vorm van een ge-15 lijkbenig trapezium met een boogvormige basis 3 waar de twee lagen filtermateriaal vrij zijn van elkaar. Bij het openen van het filterzakje kan bij deze zijde de koffie in het filterzakje worden aangebracht. Tegenover de basis 3 bevindt zich een althans bij benadering met de basis 3 evenwijdige en kortere 20 filterbodem 5 waar de twee lagen filtermateriaal met elkaar zijn verbonden. Verder zijn twee zijkanten aanwezig waar eveneens de beide filterlagen met elkaar zijn verbonden, namelijk een zijkant 7 die wordt gevormd door een vouw in het filtermateriaal en een daar tegenover gelegen zijkant 9. De bodem 5 en 25 de zijkant 9 zijn op gebruikelijke wijze zonder gebruikmaking van lijm of iets dergelijks stevig met elkaar verbonden door het in reliëf aanbrengen van een patroon van doorgedrukte ribbels of rillen 11. Filterzakjes die op deze wijze zijn opgebouwd zijn uit de praktijk algemeen bekend en zullen derhalve 30 hier niet verder uitgebreid worden besproken, men zie bijvoorbeeld de eerder reeds genoemde internationale octrooi-aanvrage WO 96/32043.

In figuur 1 zijn langs de binnenzijde van de rillenpatronen 11 bij de zijkant 9 en de bodem 5 streeplijnen 13, 35 respectievelijk 15 aangegeven. Bij gebruik van het filterzakje volgens figuur 1 in een filterhouder van het type Nr. 4 dient, volgens voorschrift van de fabrikant van de filterzakjes de linker zijrand 9 volgens de lijn 13 te worden omgevouwen en de bodem 5 volgens de lijn 15. Opgemerkt wordt dat de lijnen 13 40 en 15 uitsluitend denkbeeldige lijnen zijn, deze worden over I 100 858 0'*· 5 het algemeen niet zichtbaar aangebracht op het filterzakje, maar vormen eenvoudigweg de binnenste begrenzingen van het rillenpatroon 11. Bij filterzakjes welke bekend zijn uit WO 96/32043 kunnen lijnen bestaande uit perforatlegaatjes aanwe-5 zig zijn. De perforaties dienen uiteraard niet om de rand 9 respectievelijk de bodem 5 af te scheuren maar om het omvouwen te vergemakkelijken.

Na de voorgaande bespreking van figuur 1 zal figuur 2 slechts zeer summier worden besproken. Getoond wordt zoals 10 eerder gezegd een filterzakje aangeduid met het verwijzings-nummer 17 dat van het kleinere type Nr. 2 is en afmetingen heeft bedoeld voor toepassing van het filterzakje in een kleinere filterhouder van het type Nr. 2. Het filterzakje bezit een basis 19, een filterbodem 21, een gevouwen zijkant 23 en 15 een daar tegenovergelegen zijkant 25. Het patroon van rillen 27 wordt aan de binnenzijde begrensd door de denkbeeldige lijnen 29 en 31. Pas na omvouwen van de bodem 21 en de zijkant 25, volgens de denkbeeldige lijnen 31, respectievelijk 29, bezit het filterzakje 17 precies de uitwendige vorm die geschikt 20 is voor toepassing in de filterhouder nummer 2. Deze vorm wordt dus begrensd door het grootste deel van de bovenrand 19, het grootste deel van de linker zijrand 23, de denkbeeldige lijn 31 en de denkbeeldige lijn 29.

In figuur 1 wordt tussen de bovenrand 3, de linker 25 zijkant 7, alsmede twee onderbroken door kleurstof weergegeven uit stippen 33 gevormde lijnen 35 en 37 een oppervlak ingesloten dat gelijk is aan de vorm die wordt ingesloten door de bovenrand 19, de zijkant 23 en de beide lijnen 29 en 31 in figuur 2. De lijnen 35 en 37 vormen de aanpassingsmiddelen in de 30 vorm van omvouwlijnen nabij de bodem 5 en bij de zijkant 9 voor het aanduiden van de plaatsen waar vouwen door een gebruiker dienen te worden aangebracht voor het verkleinen van de afmetingen van het filterzakje 1 door het omvouwen van de buiten de lijnen 33 en 35 gelegen delen. De stippenlijnen 35 35 en 37 zouden tijdens de productie van de filterzakjes bijvoorbeeld met behulp van een inktstraalinrichting kunnen worden gevormd.

Na omvouwen ontstaat een filterzakje van de gewenste kleinere afmetingen met een bovenkant 3, een zijkant 7, een 40 bodem 35 en een zijkant 37. Door de bovenkant 3 en de zijkant 10Qpc<] 0 6 7 van het aldus door omvouwen verkregen kleinere filterzakje samen te laten vallen met de bovenkant 3 en de zijkant 7 van het grotere filterzakje behoeven slechts twee omvouwlijnen 35 en 37 aanwezig te zijn en worden dus ook slechts twee omvouw-5 handelingen gevergd.

Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van een filterzakje 33 volgens de uitvinding met een bovenrand 35, een tegenovergelegen bodem 37, een gevouwen zijkant 39, alsmede een daar tegenovergelegen zijkant 41. De omvouwlijnen 43 en 45 10 worden in dit geval gevormd door reliëflijnen die zijn aangebracht in het filtermateriaal van het filterzakje. Figuur 4 toont een plaatselijke doorsnede op vergrote schaal van het filterzakje 33 volgens de pijlen IV-IV in figuur 3. De twee op elkaar liggende lagen 47 en 49 van het filterzakje 33 zijn ter 15 plaatse van de omvouwlijn 43 voorzien van in doorsnede ruwweg half cirkelvormige reliëfdoordrukkingen. Dergelijke doordruk-kingen kunnen met hetzelfde gereedschap waarmee het patroon van rillen 51 in het filterzakje 33 wordt aangebracht tijdens de productie van de filterzakjes wordengevormd. Daarbij zijn 20 de reliëflijnen zodanig ontworpen dat het filtermateriaal van de lagen 47 en 49 niet zodanig wordt vervormd, dat deze ter plaatse van de reliëflijn 43 en 45 stevig met elkaar verbonden worden. Daardoor zou namelijk de bruikbaarheid van het filterzakje 33 voor toepassing in filterhouders van het type Nr. 4 25 nadelig worden beïnvloed.

In figuur 3 is te zien dat de omvouwlijn 43 doorloopt vanaf de rand 35 tot aan de rand 37 van het filterzakje. De omvouwlijn 45 loopt vanaf de zijkant 39 evenwel niet door tot aan de tegenover gelegen zijkant 41 maar loopt slechts door 30 tot aan de omvouwlijn 43. Ook bij een dergelijk patroon van omvouwlijnen is gemakkelijk ombuigen mogelijk door eerst langs de ombuiglijn 43 om te buigen en vervolgens langs de omvouwlijn 45. Alternatieven zijn dat alleen de omvouwlijn 45 van de ene kant tot aan de andere kant loopt of dat geen van beide 35 omvouwlijnen 43 en 45 doorloopt tussen tegenover elkaar gelegen randen.

Door de specifieke wijze van aanbrengen van de omvouwlijnen sluiten de omvouwlijnen 37 en 43 een scherpe hoek γ in met de naburige zijkant 9, respectievelijk 41. Zodoende 40 wordt rekening gehouden met het feit dat bij een filterzakje 3 pi Π o Q a— 1 U u * 7 van het type Nr. 4 zoals volgens de figuren 1 en 3 de hoek a tussen de bodem en de zijkanten 7 en 9 kleiner is dan de hoek β tussen de bodem 21 en de zijkanten 23 en 25 bij een filter-zakje van het type Nr. 2 zoals het filterzakje 17 uit figuur 5 2.

Alhoewel de uitvinding in het bovenstaande werd beschreven aan de hand van slechts een tweetal uitvoeringsvoor-beelden is de uitvinding daartoe geenzins beperkt maar omvat in tegendeel iedere mogelijke uitvoeringsvorm binnen het door 10 de bijgevoegde conclusies bepaalde kader. Zo kunnen meer dan twee omvouwlijnen worden gebruikt, bijvoorbeeld door de om-vouwlijn nabij de bodem van het filterzakje evenwijdig aan het filterzakje te laten lopen en een omvouwlijn aan te brengen nabij ieder van de beide zijkanten van het filterzakje. Bij 15 een andere niet getoonde uitvoeringsvorm kan in plaats van een uit punten bestaande onderbroken omvouwlijn 35 of 37 een volle lijn worden gebruikt. Eventueel zou een combinatie kunnen worden gebruikt van een reliëflijn met een gekleurde lijn ter plaatse van de reliëflijn ter betere indicatie van de aanwe-20 zigheid en de plaats van de reliëflijnen.

25 10085801

Claims (7)

1. Filterzakje (1;33) voor infusiedranken, in het bijzonder koffiefilterzakje, omvattende een dubbelgeslagen stuk vezelachtig filtermateriaal, in het bijzonder filter- 5 papier, welk filterzakje in platte toestand met twee lagen op elkaar wordt geleverd en in de platte toestand bij benadering de vorm bezit van een gelijkbenig trapezium met een basis (3,35) waar de twee lagen filtermateriaal vrij zijn van elkaar, een tegenover gelegen althans bij benadering evenwijdige 10 en kortere filterbodem (5;37) waar de twee lagen filtermateriaal met elkaar zijn verbonden, alsmede twee zijkanten (7,9,-39,41) waarvan er een (7/3 9) wordt gevormd door een vouw in het filtermateriaal en bij de andere (9/41) de twee lagen filtermateriaal met elkaar zijn verbonden, waarbij de afmetin-15 gen van het filterzakje zijn afgestemd op gebruik in een fil-terhouder van eerste standaardafmetingen en het filterzakje is voorzien van aanpassingsmiddelen om de afmetingen aan te passen voor gebruik van het filterzakje in een filterhouder van kleinere tweede standaardafmetingen, 20 met het kenmerk, dat de aanpassingsmiddelen bestaan uit omvouwlijnen (35,37/43,45) nabij de bodem (5,37) en/of althans een van de zijkanten (9/41) voor het aanduiden van plaatsen voor het aanbrengen van vouwen voor het verkleinen van de afmetingen van het filterzakje (1/33) door het omvouwen 25 van delen daarvan.

2. Filterzakje (1,33) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat slechts twee omvouwlijnen (33,35/43,45) aanwezig zijn, respectievelijk bij de bodem (5/37) en bij een der zijkanten (9/41) van het filterzakje.

3. Filterzakje (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de omvouwlijnen (35,37) bestaan uit een voor het beoogde doel voor de consument in hoofdzaak onschadelijke kleurstof.

4. Filterzakje (1) volgens conclusie 3, 35 met het kenmerk, dat de omvouwlijnen (33,35) onder- - broken zijn.

5. Filterzakje (33) volgens conclusie 1, r; 1008580*» « met het kenmerk, dat de omvouwlijnen (43,45) worden gevormd door relieflijnen in het filtermateriaal.

6. Filterzakje (1;33) volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat minstens een van de aanwezige omvouwlijnen (35,37,-43,45) een scherpe hoek (γ,*δ) insluit met de naburige rand (5,9,-37,41) van het filterzakje.

7. Filterzakje (1;33) volgens een der voorgaande conclusies , 10 met het kenmerk, dat althans een der omvouwlijnen (35,37;43) doorloopt tussen tegenover elkaar gelegen randen (7,9,3,5,-35,37) van het filterzakje. 15 '3 0 0 8 5 6 ü·^