NL1008090C2

NL1008090C2 - Plug voor het afsluiten van een traanbuis.

Info

Publication number: NL1008090C2
Application number: NL1008090A
Authority: NL
Inventors: Bernardus Henricus M Lubberman; Charles Johannes Wilhe Vervaet; Gerrit Jan Waayman
Original assignee: Lubberman Bernardus H M
Priority date: 1998-01-22
Filing date: 1998-01-22
Publication date: 1999-07-26
Also published as: AU1985899A; WO1999037260A1

Description

Plug voor het afsluiten van een traanbuis

De uitvinding heeft betrekking op een plug voor het afsluiten van een traanbuis, welke plug voorzien is van tweede uiteinden, van een schacht die aan een van de twee uiteinden is voorzien' van een verbrede kop met een 5 ondervlak en een rand, waarbij het ondervlak een althans gedeeltelijk gebogen vorm heeft, waarbij de schacht een verbreed gedeelte omvat dat in de richting van beide uiteinden schuin afloopt.

Een dergelijke plug is bekend uit het Amerikaan-10 se octrooischrift 5.334.137.

Traanbuisjes dienen voor het afvoeren van traan-vocht van een oog naar de neusholte. Bij elk oog monden twee traanbuisjes uit die meestal een diameter van ongeveer 0,3 mm vertonen en omgeven zijn door een ring van 15 bindweefsel. Via de tiraanbuisopening of punctum en de traanbuisjes of canaliculi wordt traanvocht afgevoerd naar de traanzak en vandaar uit naar de neusholte.

Traanvocht dient onder meer voor het afvoeren van stof en vuil en voor het schoon en vochtig houden van 20 het oog. Ook bevat traanvocht onder meer het enzym lysozym dat werkt als een anti-bioticum en dat het oog beschermt tegen infecties. Per dag produceert een normaal oog ca. 400 druppels traanvocht. Gedurende het slapen is de traan-vochtproductie lager.

25 Een tekort aan traanvocht kan bijvoorbeeld 1 0 0 8 0 9 0 2 ontstaan door overmatige afvoer via de traanbuisjes. Ook kan een ongunstige samenstelling van het traanvocht deze problemen veroorzaken, bijvoorbeeld indien te weinig talg wordt gevormd en het traanvocht te waterig is waardoor het 5 sneller verdampt. Omstandigheden die de verschijnselen van droge ogen kunnen verergeren zijn bijvoorbeeld het werken in droge ruimtes met een lage luchtvochtigheid, zoals airconditioned ruimtes of vliegtuigen, of het werken met computers.

10 Bevochtiging van het oog wordt bevorderd door het volledig knipperen van de oogleden. Deze knipper-reflex is echter bij sommige mensen, bijvoorbeeld contactlensdragers, verminderd, waardoor verschijnselen van droge ogen bij deze mensen eerder optreden. Ook kunnen de ver-15 schijnselen van droge ogen optreden indien te weinig traanvocht wordt geproduceerd. De productie van traanvocht neemt af met het ouder worden. Zo is de traanvocht productie op 65-jarige leeftijd gemiddeld ongeveer 60% lager dan op 18-jarige leeftijd.

20 Door het dragen van contactlenzen wordt de verdamping van traanvocht versneld. Dit kan irritatie veroorzaken of aanleiding geven tot eiwitafzetting of infecties. Omdat in veel verblijfsruimtes, bijvoorbeeld kantoorruimtes, de luchtvochtigheid door middel van kli-25 maatbeheersing-systemen laag wordt gehouden, lijden steeds meer mensen, met name contactlensdragers, aan deze verschijnselen.

Droge ogen kunnen worden voorkomen of althans gedeeltelijk worden verholpen door de afvoer van traan-30 vocht via de traanbuisjes te verminderen door in een van de traanbuisjes, of in ernstige gevallen in beide traanbuisjes, een plugje aan te brengen, waardoor de afvoer van het traanvocht wordt gestremd. Nadelen van de bekende traanbuisplugjes zijn echter dat deze moeilijk zijn aan te 35 brengen en aangebracht dienen te worden door een oogarts of oogheelkundig geschoold personeel.

De traanbuisplug bekend uit het Amerikaanse 1008090 3 octrooi 5.334.137 kan in sommige gevallen zich tijdens gebruik verplaatsen, en blijkt niet altijd de traansbuis voldoende af te sluiten.

Het doel van de uitvinding is een plug voor een 5 traanbuis te verschaffen, dat tijdens gebruik op dezelfde plaats blijft zitten en de traansbuis voldoende afsluit.

Dit doel van de vinding wordt bereikt met een plug van de in de aanhef genoemde soort, dat de verbrede kop een holle welving heeft, en dat de rand van de verbre-10 de kop teruggebogen is in de richting naar het verbrede gedeelte. Met deze maatregel wordt bereikt dat de verbrede kop zich vast zuigt als een zuignap aan het vochtige slijmvlies-weefsel rondom de opening van de traanbuis. De plug wordt daardoor duurzaam en stevig op zijn plaats 15 gehouden na het inbrengen in de traanbuis. De kop van de uit het Amerikaanse octrooischrift bekende plug bezit geen teruggebogen rand, zodat geen zuigende werking verkregen wordt.

De plug is bij een voorkeursuitvoering vervaar-20 digd van een vocht opnemend, niet in water oplosbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld HEMA, waarvan ook contactlenzen worden gemaakt. HEMA is een vocht opnemende kunststof die de ogen en de slijmvliezen niet irriteert. Bovendien is HEMA radio-opaak zodat het waargenomen kan worden 25 met behulp van bijvoorbeeld röntgenapparatuur, terwijl het plug je met het blote oog nagenoeg niet zichtbaar is. Bij voorkeur is het HEMA gemodificeerd en zijn er stoffen aan toegevoegd voor het verhogen van de vochtopname. Een gemodificeerde HEMA kan door vochtopname met een factor 1,4 30 zwellen. Ook kan bij een voorkeursuitvoering aan het materiaal waaruit de plug is vervaardigd een ontstekingsrem-mende stof, bijvoorbeeld heparine, worden toegevoegd.

De plug is gemakkelijker te verwijderen indien het verbrede gedeelte van de schacht aan de naar de kop 35 toe gerichte zijde met een geleidelijk verlopende kromming overloopt in een in hoofdzaak cilindrisch deel van de schacht.

1 0 0 8 0 9 0 4

Bij voorkeur is de traanbuisplug voorzien van een holte die vanaf de verbrede kop in de lengterichting van de plug verloopt. Hiermee wordt bereikt dat de plug op eenvoudige wijze met behulp van een pincet of dergelijk 5 gereedschap kan worden aangebracht of verwijderd. Indien, zoals in de meeste gevallen, de traanbuis volledig afgesloten dient te worden, dient deze holte een blinde holte te zijn. Indien de afvoer via de traanbuis wel verminderd maar niet geheel afgesloten dient te worden, dan kan 10 aansluitend op deze holte een doorlaat zijn aangebracht die doorloopt tot het uiteinde tegenover de verbrede kop.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: i

Figuur 1: een plug volgens de uitvinding in per- 15 spectief;

Figuur 2: een menselijk oog voorzien van een plug overeenkomstig figuur 1;

Figuur 3: een plug in dwarsdoorsnede langs de lijn III-III uit figuur l; en 2 0 Figuur 4: in dwarsdoorsnede een andere uitvoe ringsvorm van een plug volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een traanbuisplug 1 volgens de uitvinding, bestaande uit een schacht 2 met een verbrede kop 3 die dient om aan te liggen tegen het weefsel rondom 25 de traanbuisopening na plaatsing van de plug 1 in een traanbuis. De verbrede kop 3 heeft een rand. Het andere uiteinde wordt gevormd door een verbreed gedeelte 4 dat enerzijds een kegelvormig verloop vertoont en uitmondt in een puntig uiteinde 5. Anderzijds loopt het verbrede 30 gedeelte 4 bij voorkeur met een geleidelijke kromming over in een in hoofdzaak cilindrisch deel 6 van de schacht 2. De verbrede kop 3 is in hoofdzaak schotelvormig, vertoont een holle welving 7, en de rand van de verbrede kop 3 is teruggebogen in de richting naar het verbrede gedeelte 4, 35 zoals duidelijk is waar te nemen uit figuur 3 waarin de plug 1 in dwarsdoorsnede wordt getoond. Door deze holle welving en terugbuiging zuigt de verbrede kop zich als een 1008090 5 zuignap vast aan weefsel rondom de af te sluiten opening of punctum 9 van een traanbuis of canaliculus 10.

In figuur 2 is een gedeelte van een oog 11 weergegeven, waarbij de traanbuisjes 10, namelijk een 5 onderste traanbuis 12 en een bovenste traanbuis 13, in stippellijnen zijn weergegeven. De traanbuisjes 12, 13 bestaan uit een in hoofdzaak verticaal deel 14 van ca. 2 mm lengte en daarop aansluitend een in hoofdzaak horizontaal gedeelte 15 van ca. 8 mm lengte, dat aansluit op de 10 traanzak 16. Om de afvoer van traanvocht via de traanbuisjes 12, 13 in te dammen is in figuur 2 in de onderste traanbuis een plug 1 aangebracht. De verbrede kop 3 steekt daarbij uit de traanbuis 12 en ligt aan tegen het weefsel rondom de traanbuisopening 9. Het verbrede gedeelte 4 15 bevindt zich in de traanbuis 12. Het weefsel van de binnenwand van de traanbuis klemt om het verbrede gedeelte 4, waardoor mede door de zuigende werking van de verbrede kop 3 de plug minder makkelijk uit zichzelf kan verschuiven. Doordat het verbrede gedeelte 4 naar beide uiteinden toe 20 geleidelijk is afgeschuind is de plug zowel makkelijk te plaatsen als te verwijderen.

Doordat de traanbuisplug 1 is vervaardigd van een vocht absorberend materiaal, bijvoorbeeld een gemodificeerde HEMA, zwelt de plug 1 op na het inbrengen in de 25 traanbuis. Door middel van additieven kan de factor waarmee het gemodificeerde HEMA zwelt, worden verhoogd tot een zwelfactor van ongeveer 1,4. In figuur 3 is in stippellijnen de plug 1 weergegeven in de nog niet gezwollen toestand direct na het inbrengen in de traanbuis. In 30 getrokken lijn is dezelfde plug 1 weergegeven nadat deze tot de maximale omvang is gezwollen. Door de gezwollen omvang van de plug blijft de plug 1 veel steviger op zijn plaats zitten in de traanbuis 10.

De plug 1 omvat voorts inwendig een blinde, 35 cilindrische holte 17 die zich vanaf de verbrede kop 3 uitstrekt in lengterichting van de plug 1. Door middel van deze holte 17 kan de plug 1 worden geplaatst of verwijderd 1008090 6 met behulp van een geschikt gereedschap.

In figuur 4 is een andere mogelijke uitvoering van een traanbuisplug volgens de uitvinding weergegeven waarin aansluitend op de holte 17 een doorlaat 18 is 5 aangebracht die uitmondt aan het puntige uiteinde 5 van de plug 1. Een dergelijke plug kan worden toegepast indien afvoer van traanvocht via de traanbuis niet volledig verhinderd dient te worden, maar slechts gedeeltelijk.

5 I

1 0 0 8 0 9 0

Claims

1. Plug (1) voor het afsluiten van een traanbuis (12), welke plug (1) voorzien is van tweede uiteinden, van een schacht (2) die aan een van de twee uiteinden is voorzien van een verbrede kop (3) met een ondervlak en een 5 rand, waarbij het ondervlak een althans gedeeltelijk gebogen vorm heeft, waarbij de schacht (2) een verbreed gedeelte (4) omvat dat in de richting van beide uiteinden schuin afloopt, met het kenmerk, dat de verbrede kop een holle welving (7) heeft, en dat de rand van de verbrede 10 kop (3) teruggebogen is in de richting naar het verbrede gedeelte.

2. Plug (1) volgens conclusie l, met het ken merk, dat de plug (1) is vervaardigd van een vocht opnemend, niet in water oplosbaar materiaal.

3. Plug (1) volgens conclusie 2, met het ken merk, dat de plug (1) is vervaardigd van HEMA.

4. Plug (1) volgens conclusie 2, met het ken merk, dat de plug (1) is vervaardigd van een gemodificeerd HEMA, waaraan stoffen zijn toegevoegd voor het verhogen 20 van de vochtopname.

5. Plug (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plug (1) is vervaardigd van een materiaal waaraan een ontstekingsremmende stof, bijvoorbeeld heparine, is toegevoegd.

6. Plug (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbrede gedeelte (4) van de schacht (2) aan de naar de kop (3) toe gerichte zijde met een geleidelijk verlopende kromming overloopt in een in hoofdzaak cilindrisch deel van de schacht (2).

7. Plug (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plug (1) voorzien is van 1008090 een holte (17) die vanaf de verbrede kop (3) in de lengterichting van de plug (1) verloopt.

8. Plug volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat aansluitend op de holte (17) een doorlaat (18) is 5 aangebracht die doorloopt tot het uiteinde tegenover de verbrede kop (3). -o-o-o-o-o-o-o-o- < j 1008090