NL1007364C2 - Werkwijze voor het toevoeren van tenminste twee fluïda aan een mengkamer, alsmede een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het toevoeren van tenminste twee fluïda aan een mengkamer, alsmede een dergelijke inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 5 het toevoeren van tenminste twee fluïda aan een mengkamer, waarbij elk fluïdum vanuit een fluïdumdoseerinrichting via een leiding aan de mengkamer wordt toegevoerd.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voorzien van tenminste twee fluïdumdoseerinrichtingen die elk via een 10 leiding in verbinding staan met een mengkamer.

Bij het vervaardigen van deeg wordt ondermeer meel gemengd met vloeibare gist en water die elk in een bepaalde hoeveelheid aan de mengkamer worden toegevoerd. Het gist bevindt zich bij voorkeur in een vloeibare vorm, hetgeen het gedoseerd toevoeren van de gewenste 15 hoeveelheid vereenvoudigt. Vloeibaar gist dient bij een relatief lage temperatuur van ongeveer 4 °C te worden bewaard om de werking van het gist te onderdrukken. Pas op het moment dat het vloeibare gist aan het meel is toegevoegd, waarbij het meel een temperatuur heeft van bijvoorbeeld 10-22 °C wordt het vloeibare gist werkzaam.

20 Een bezwaar van het toevoeren van vloeibare gist is dat in de leiding tussen de gekoelde gistdoseerinrichting en de mengkamer, gist in de leiding achterblijft, welke leiding kamertemperatuur heeft. Hierbij bestaat het gevaar dat de vloeibare gist in de leiding werkzaam wordt. Dit kan worden voorkomen door de leiding regelmatig schoon te maken, 25 hetgeen relatief tijdrovend is. Een verder nadeel is dat door het achterblijven van gist in de leiding minder dan de gewenste hoeveelheid gist aan de mengkamer wordt toegevoerd.

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen waarbij een gewenste hoeveelheid fluïdum aan de mengkamer wordt toegevoerd, 30 terwijl nagenoeg geen restanten in de leiding achterblijven.

Dit doel wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding bereikt doordat de met de eerste fluïdumdoseerinrichting verbonden leiding, nabij de eerste fluïdumdoseerinrichting met behulp van een koppeling is gekoppeld met de met de tweede fluïdumdoseerinrichting verbonden leiding, 35 en vanaf de koppeling de fluïdumdoseerinrichtingen via een gemeenschappelijke afvoerleiding in verbinding staan met de mengkamer, waarbij eerst 1 00736 4 - 2 het eerste fluïdum en daarna het tweede fluïdum aan de mengkamer wordt toegevoerd, waarbij met behulp van het tweede fluïdum in de afvoerleiding aanwezige restanten van het eerste fluïdum uit de afvoerleiding worden verwijderd en aan de mengkamer worden toegevoerd.

5 Op deze wijze wordt met het bijvoorbeeld water omvattende tweede fluïdum het bijvoorbeeld gist omvattende eerste fluïdum uit de afvoerleiding gespoeld. Tevens wordt tegelijkertijd dit tweede fluïdum aan de mengkamer toegevoerd zodat de restanten van het eerste fluïdum alsnog in de mengkamer terechtkomen.

10 Een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de temperatuur van de tweede fluïdumstroom wordt geregeld in afhankelijkheid van de temperatuur van de eerste fl uïdumstroom en de in de mengkamer gewenste temperatuur.

De temperatuur van het tweede fluïdum wordt, afhankelijk 15 van ondermeer de hoeveelheid van het eerste en tweede fluïdum en de temperatuur van het eerste fluïdum, bepaald zodat het mengsel in de mengkamer een gewenste temperatuur verkrijgt. Hierbij kan uiteraard ook rekening worden gehouden met de temperatuur van andere in de mengkamer aanwezige substanties.

20 De uitvinding beoogt tevens een inrichting te verschaffen waarbij de problemen van de bekende inrichting worden vermeden.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat de met de eerste fluïdumdoseerinrichting verbonden leiding nabij de eerste fluïdumdoseerinrichting met behulp van een koppeling is 25 gekoppeld met de met de tweede fluïdumdoseerinrichting verbonden leiding, waarbij vanaf de koppeling de fluïdumdoseerinrichtingen via een gemeenschappelijke afvoerleiding in verbinding staan met de mengkamer.

Door de gemeenschappelijke afvoerleiding kan het uit de eerste fluïdumdoseerinrichting afkomstige fluïdum met behulp van het 30 uit de tweede fluïdumdoseerinrichting afkomstige fluïdum uit de afvoerleiding worden verwijderd waarbij tegelijkertijd een toevoer van het tweede fluïdum aan de mengkamer plaatsvindt. Op deze wijze is het regelmatig reinigen van de afvoerleiding niet nodig en wordt verzekerd dat de gewenste hoeveelheid van het eerste fluïdum aan de mengkamer wordt 35 toegevoerd.

1 007364-« 3

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin fig. 1 een schematische weergave van een inrichting volgens de uitvinding toont, 5 fig. 2 een perspectivisch vooraanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding, gedeeltelijk in doorsnede, fig. 3 een uitvergroot gedeelte in vooraanzicht toont van een eerste fluïdumdoseerinrichting.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien 10 van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 toont een schematische weergave van een inrichting 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een eerste fluïdumdoseerinrichting 2, een tweede fluïdumdoseerinrichting 3 en een mengkamer 4. De eerste fluïdumdoseerinrichting 2 is voorzien van een 15 leiding 5 die aan een van de fluïdumdoseerinrichting 2 afgekeerde zijde is verbonden met een koppeling 6. Bij voorkeur ligt de koppeling 6 zo dicht mogelijk bij de eerste fluïdumdoseerinrichting 2 zodat de lengte van de leiding 5 minimaal is.

Op de koppeling 6 is tevens een op de tweede fluïdumdo-20 seerinrichting 3 aangesloten leiding 7 aangesloten alsmede een afvoerlei-ding 8 die aan een van koppeling 6 afgekeerde zijde 9 uitmondt in de mengkamer 4. De tweede fluïdumdoseerinrichting 3 is voorzien van een koud-water-toevoerleiding 10 en een warm-water-toevoerleiding 11. In de mengkamer 4 is in de in fig. 1 weergegeven situatie reeds een substantie 12 25 zoals bijvoorbeeld meel aanwezig. De substantie 12 is via leidingen (niet weergegeven) aan de mengkamer 4 toegevoerd.

De werking van de in fig. 1 weergegeven inrichting I is als volgt. Het in de eerste fluïdumdoseerinrichting 2 aanwezige fluïdum wordt gedoseerd via de leiding 5, de koppeling 6 en de afvoerleiding 8 30 in de mengkamer 4 gebracht. Hierbij blijven restanten van het eerste fluïdum in de leiding 8 achter. Na het toevoeren van het eerste fluïdum, wordt met behulp van de tweede fluïdumdoseerinrichting 3 het tweede fluïdum in de gewenste hoeveelheid en, door een menging van het relatief koude, uit de leiding 10 afkomstige en het relatief warme uit de leiding 11 35 afkomstige water, op een gewenste temperatuur via de leiding 7, de koppeling 6, de afvoerleiding 8 aan de mengkamer 4 toegevoerd. Door het 1 0 0 73 6 4 v 4 water worden alle restanten van het eerste fluïdum die zich in de koppeling 6 en/of de afvoerleiding 8 bevinden gespoeld en alsnog in de mengkamer 4 geleid. Op deze wijze wordt verzekerd dat de gewenste hoeveelheid eerste fluïdum in de mengkamer 4 terecht komt en voorkomen 5 dat restanten van het eerste fluïdum in de koppeling 6 of de afvoerleiding 8 achterblijven.

Fig. 2 toont een perspectivisch vooraanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, die overeenkomt met de schematisch in fig. 1 weergegeven inrichting 1.

10 De doseerinrichting 2 is voorzien van twee containers 13 voor vloeibare gist die elk aan een onderzijde zijn voorzien van een uitstroomopening 14. Op elke uitstroomopening 14 is een koppelslang 15 aangesloten die met een van de opening 14 afgekeerd uiteinde is verbonden met een elektromagnetisch bedienbare klep 16. Aan een van de koppelslang 15 14 afgekeerde zijde is de klep 16 verbonden met een doorvoerleiding 17 die zich tussen de beide kleppen 16 uitstrekt. Tussen de beide kleppen 16 is de leiding 17 via een koppelstuk 18 aangesloten op een zich door een slangenpomp 19 uitstrekkende slang 20. De slang 20 staat met een van de leiding 17 afgekeerd uiteinde in verbinding met een flowmeter 20 waarop 20 aan een andere zijde een elektromagnetische klep 22 is aangesloten. De klep 22 staat verder in verbinding met de leiding 5 die op de koppeling 6 is aangesloten. De gistdoseerinrichting 13 is verder voorzien van een koel inrichting (niet weergegeven) met behulp waarvan de gistcontainers 13 en de kleppen, pomp, flowmeter etc. worden gekoeld tot een temperatuur 25 van bij voorkeur 4 °C. De gistdoseerinrichting 2 is verder voorzien van isolatiemateriaal 23 dat zich uitstrekt om de containers en het gehele pompgedeelte. Alleen de leiding 5 strekt zich gedeeltelijk door het isolatiemateriaal 23 uit om te worden gekoppeld met de koppeling 6.

De mengkamer 4 is voorzien van een mengtrommel 24 die 30 met behulp van een motor 25 wordt geroteerd om een zich verticaal uitstrekkende draaiingsas. De mengkamer 4 is verder voorzien van twee gardes 26 die in de mengkamer 24 worden geroteerd.

De in fig. 2 weergegeven inrichting 1 omvat een waterdoseerinrichting 3, waarin via leidingen 10, 11 toegevoerd koud en 35 warm water tot een gewenste temperatuur worden gemengd en vervolgens in een gewenste hoeveelheid wordt toegevoerd aan de leiding 7 die zich vanuit 7 00 73 R 4-- 5 de waterdoseerinrichting 3 uitstrekt tot de koppeling 6 dat in de gistdoseerinrichting 2 is gelegen.

In de doseerinrichting 3 is verder een regeleenheid 27 voorzien voor het regelen van het toevoeren van gist, het water en het 5 aansturen van de motoren voor het roteren van de mengtrommel 24 en de gardes 26.

De werking van de gistdoseerinrichting 2 zal aan de hand van fig. 3 nader worden toegelicht waarin een uitvergroot gedeelte van de gistdoseerinrichting 2 is weergegeven. Door de regeleenheid wordt 10 de ene klep 16 gesloten en de andere klep geopend tengevolge waarvan vloeibaar gist vanuit een gistcontainer 13, de opening 14, koppelslang 15, klep 16 naar de leiding 17 wordt geleid. Vervolgens wordt met behulp van de slangenpomp 19 het gist door de flowmeter 21 geleid en door de klep 22 naar de leiding 5 gevoerd. Op het moment dat met behulp van de flowmeter 15 een gewenste hoeveelheid gist naar de leiding 5 toe is gevoerd, wordt de klep 22 gesloten. Indien de ene container 13 leegraakt, wordt de daarbij behorende klep 16 gesloten en wordt de klep 16 van de andere container 13 geopend. Daarna wordt de lege container 13 vervangen door een volle container.

20 Door de relatief korte leiding 5 die zich door het isolatiemateriaal 23 tot aan de koppeling 6 uitstrekt wordt met behulp van het door de leiding 7 heen stromende water nagenoeg al het gist dat zich buiten het gekoelde gedeelte van de gistdoseerinrichting 2 bevindt uit de koppeling 6 en de afvoerleiding 8 naar de mengtrommel 24 gespoeld. 25 Indien de inrichting 1 gedurende langere tijd buiten gebruik wordt gesteld, kan het pompgedeelte van de gistdoseerinrichting 2 eenvoudig worden schoongemaakt door op de koppelslangen 15 in plaats van de gistcontainers 13 waterslangen (niet weergegeven) aan te sluiten met behulp waarvan vervolgens al het in de elementen 15-22 aanwezige gist wordt 30 verwijderd.

De uitvinding is toegelicht aan de hand van het toevoeren van gist en water aan een mengkamer 4. Het moge duidelijk zijn dat ook andere bij voorkeur vloeibare substanties op deze wijze aan een mengkamer kunnen worden toegevoerd waarbij met behulp van het ene fluïdum 35 restanten van het andere fluïdum uit de afvoerleiding worden gespoeld en waarbij beide fluïda in de mengkamer worden gebruikt.

1 00736 4 -

Claims (8)

1. Werkwijze voor het toevoeren van tenminste twee fluïda aan een mengkamer, waarbij elk fluïdum vanuit een fluïdumdoseerinrichting 5 via een leiding aan de mengkamer wordt toegevoerd, met het kenmerk, dat de met de eerste fl uïdumdoseerinrichting verbonden leiding, nabij de eerste fluïdurndoseerinrichting met behulp van een koppeling is gekoppeld met de met de tweede fluïdurndoseerinrichting verbonden leiding, en vanaf de . koppeling de fluïdumdoseerinrichtingen via een gemeenschappelijke 10 afvoerleiding in verbinding staan met de mengkamer, waarbij eerst het eerste fluïdum en daarna het tweede fluïdum aan de mengkamer wordt toegevoerd, waarbij met behulp van het tweede fluïdum in de afvoerleiding aanwezige restanten van het eerste fluïdum uit de afvoerleiding worden verwijderd en aan de mengkamer worden toegevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de temperatuur van de tweede fluïdumstroom wordt geregeld in afhankelijkheid van de temperatuur van de eerste fl uïdumstroom en de in de mengkamer gewenste temperatuur.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 20 dat de tweede fluïdumstroom water is.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste fluïdum vloeibare gist omvat.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de mengkamer meel met het gist omvattende eerste 25 fluïdum en het water omvattende tweede fluïdum wordt gemengd.

6. Inrichting voorzien van tenminste twee fluïdumdoseerinrichtingen die elk via een leiding in verbinding staan met een mengkamer, met het kenmerk, dat de met de eerste fluïdurndoseerinrichting verbonden leiding nabij de eerste fluïdurndoseerinrichting met behulp van een 30 koppeling is gekoppeld met de met de tweede fluïdurndoseerinrichting verbonden leiding, waarbij vanaf de koppeling de fluïdumdoseerinrichtingen via een gemeenschappelijke afvoerleiding in verbinding staan met de mengkamer.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 35 de tweede fluïdurndoseerinrichting een waterdoseerinrichting omvat. 1007364 '

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de eerste fluïdumdoseerinrichting is voorzien van een koel inrichting voor het koelen van het eerste fluïdum. 5 1007364-